chorre schreeuw om genade Bedreigd bestaan IWARTET ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1974 KUNST T17/K17 door J. van Doorne j Verstegen heeft een roman geschreven die hij 'Een bruine ring om de ziel' heeft genoemd, van een fles is de naar boven welvende bodem waaromheen, nadat de fles is leeggeschonken, iog wel een ring van het vocht dat de fles bevatte overblijft. De ring is bruin, dus zal het wel - fijn geweest. Gelet op het boek mag niet aan Cognac gedacht ivorden is in 1933 geboren; hij is iicus die in 1967 debuteer de roman 'Legt uw hart Daarna heeft hij verschei- .ans geschreven die het an zijn eerste weliswaar likten, maar toch wel be lt hij een ras-schrijver is. :zen tevens dat Verstegen mdig mens is, ieand die bestaande orde ingaat lij gerechtigheid en liefde ich die niet vindt. Dat is j geval in 'Een bruine ring pel'. taande orde is bij hem een begrip dan de orde die de j scheppen. Verstegens re eft een religieüze kern. De heeft een kort woord aan in meegegeven waarin staat boek deels een trieste, deels geschiedenis uit het Am- van de vijftiger jaren is. 3Pt. In de roman wordt een ieste geschiedenis op grof ende wijze verteld. Het is volkomen duidelijk gewor- %rom de droevige geschiede- n' platte, komische wijze ver- est worden. dent van twee en twintig jaar gaat in Amsterdam chemie studeren. De roman geeft een beeld van zijn eerste studie-jaar, ver mengd met herinneringsbeelden van een reis door Frankrijk die de jongen eerder maakte. De jongen, Luuk geheten, is een laffe, gevoeli ge, matig begaafde jongen, hyper- erotisch en behept met een grote aantrekkingskracht bij de vrouwen. Hij gaat een verhouding aan met zijn twintig jaar oudere hospita, een relatie die voor de vrouw fataal wordt. Verder heeft Luuk gemeen schap met enkele andére vrouwen die voor hem bijna fataal worden. Bijna, want hij is een man die alweer bijna tot grote gevoelens in staat is. Aan het einde van het boek breekt pas zijn grote ontroe ring los. Dan ziet hij de bruine ring om de ziel van de fles die hij leeggedronken heeft, Grof Het wordt allemaal met talent ver teld op grof parodiërende wijze. Het komische bevat echter heel wat meer traan dan lach. De getekende relaties zijn on-realistisch in deze zin dat zij de realiteit op ruwe. overdreven wijze uitbeelden. Alles wordt belachelijk, maar zó belache lijk, dat je aan hét einde, van het boek toch een schreeuw uit wan hoop meent te horen. Overdreven is de aandacht die.de hoofdfiguur aan zijn geslachtsdelen geeft, aan uit werpselen, aan de geluiden waarmee dat uitwerpen gepaard gaat, aan kleine dingen die je ten opzichte van grote ongerechtigheden als jeuk zou kunnen kenschetsen. Bij na alle figuren spreken als Verste gen, ongeacht hun milieu of ont wikkeling. Alle spreken ze op welis waar ruwe, maar spitse, sarcasti sche wijze; ze overdrijven op gro teske wijze. Ook de hospita, een eenvoudige, sensuele cheffin bij een wasbedrijf, geeft een nummer liefdeslyriek weg, die menig dichter tot glorie strekken zou. En zo nu en dan breekt er in de roman iets anders los: de schreeuw, de echtè schreeuw. Wie dit boek leest en die schreeuw niet hoort, zal het een smerig, mis selijk boek vinden, een de wereld vertekenend boek, een het leven deflorerend boek. Men zij gewaar schuwd: preutse mensen of mensen die een bepaalde angst (die voor Judicus Verstegen ruwe, vieze en platte woorden) hebben, moeten dit boek maar niet lezen. Ik heb die angst niet. Wel heb ik er afkeer van. Grondige afkeer. Soms is het gebruik van platte woorden functioneel. In deze roman is het gebruik van die woor den zelden functioneel. Ik bewon der de manier van schrijven van Verstegen in deze roman dan ook allerminst. Ik vind dat Verstegen er niet in geslaagd is op burleske wijze te zeggen wat hij zeggen wilde. Hij parodieert wel, maar met te weinig glimlach en met te weinig goede smaak. Zijn stof eigent zich niet voor het burleske. Hij beschrijft immers de volstrekte ondergang van twee mensen: de hospita en Luuk. Hij legt de smarten bloot van het mensdom. Hij wil schreeuwen. Wie echt schreeuwt uit de diepste benauwdheid die er is, die van de wanhoop om het bestaan, overdrijft niet meer en is niet meer geestig. Kort en goedVerstegen is een geremd mens, die het diepste van zichzelf achter schampere, rauwe, geestige woorden verbergt. Ontroerend Zo ik deze geremdheid al ervaar en de manier van schrijven niet waar deer, ik heb wel degelijk oog en oor voor de goede hoedanigheden van dit boek, waarin de mensheid lijdt. Aan dit lijden geeft Verstegen op bepaalde plaatsen en vooral in het diep-ontroerende slot van zijn ro man gestalte. Hoe meer moderne romans ik lees, hoe meer ik over tuigd raak van de juistheid van de Paulinische uitspraak dat de ganse schepping lijdt als in barensnood. Dat barensnood aan geboorte voor afgaat, is iets dat ik bij Verstegen niet gevonden heb Enkele malen komt in het boek de schijnbaar cynische en blasfemische verzuch ting voor: 'Ik weet dat mijn Ver losser leeft. Maar weet Hij ook dat ik' leef?' Ik schrijf nadrukkelijk 'schijnbaar'. In zijn boek zijn wel meer verwijzingen naar bijbeltek sten te vinden. Ze maakten op mij een trieste, meedogen opwekkende indruk. Nu is het zinnetje 'Ik weet dat mijn Verlosser leeft, maar weet Hij ook dat ik leef' onlogisch. Het begrip Verlosser impliceert immers het weten van wat verlost moet worden. Onlogisch dus. En ook een beetje modieus. Ik denk dat Verste gen het een erg mooi zinnetje ge vonden heeft. Overigens zulk soort van zinnen staan er vele in het boek. Toch proef ik er de quintes- sens in van wat Verstegen heeft willen zeggen. In dit zinnetje schreeuwt de ziel, het hart van de auteur van zijn hoofdfiguur, hoe dom het zinnetje overigens ook moge zijn. Kiezen Dat intrigerende zinnetje gaat voorbij .aan het inzicht dat de mens een vrije wil heeft, kiezen kan, kiezen móét voor het goede. Maar het is toch desalniettemin een wanhopig gebed, want de mens blijft hoezeer hij zich zal trachten te bekeren, voor het raadsel staan van een zich verbergende God. Vanuit de religie kan men hierover veel zinnigs zeggen. Verstegen doet dat niet en ik zal dat evenmin doen. Waarom ook? Ik bespreek een boek en ik houd geen preek. Mij rest te zeggen dat in de roman van Verstegen de mens schreeuwt in barensnood. Alles is mysterie, óók de genade. Ik geloof dat dit een christelijk inzicht is. Hoeveel literaire bezwaren ik ook tegen dit boek moge hebben, zoals daar is het niet voldoende inleven van de verschillende figuren waar door de figuren niet levend worden als mogelijk bestaande mensen en zoals daar is mijn afkeer van sme rig woordgebruik, moet ik toch zeg gen, dat ik dit een goed boek vind, een boek dat mij opnieuw heeft gebracht tot de erkenning, dat het leven een gedurig sterven is, een soms verrukkend, maar tenslotte wanhopig makend geheim, dat niet ontsluierd wordt. De enige uitweg uit de verschrikking is het geloof in een genade, die alle verbeelding, maar vooral ook alle verstand en inzicht teboven gaat. Het is nie mand gegeven, een ander dit uit zicht te geven. Men kan het hem slechts aanbieden. Judicus Verstegen: 'Een bruine ring om de ziel'. Bij 'De bezige bij' te Amsterdam. 1974. Paperback. Aan tal pagina's 332. Prijs 19,50. Filmkroniek door H. S. Visscher In verband met Coppola's film 'The Conversation' wordt nogal eens gewezen op de overeenkomst met Antonioni's 'Blow up'. Die vergelijking ligt voor de hand: in Antonioni's film is het hoofdgege- ven de poging van een fotograaf om een door hem gemaakte foto met alle verfijnde technische middelen zodanig te vergroten 'opblazen' luidt de technische term dat hij er een bevestiging van zijn vermoeden dat er een misdaad gepleegd zou zijn, in kan ontdekken; in 'The Conversation' gaat het om een man, Harry Caul, die met een uiterst subtiele elec- tronische apparatuur de 'ruis' van het straatrumoer uit z'n geluids banden wegwerkt om op die ma nier bepaalde onduidelijke delen uit een door hem opgenomen dia loog te kunnen volgen. Ook bij hem gaat het om éen vermoeden van misdaad, en ook hij meent in het resultaat van zijn onderzoe kingen dat vermoeden bevestigd te zien. In beide films vomt de observatie van de gevolgde procé dés, met name door de telkens gevarieerde herhaling van de 'ge vangen' beelden van de werkelijk heid. een adembenemende en hoogst intrigerende passage. Toch roept Coppola's film bij mij veel sterker herinneringen op aan een heel andere film: 'Klute' van de regisseur Pakula. En wel om een heel andere reden: om het klimaat van onbehagen, om de voortdurende bedreigdheid van het menselijk bestaan, om de to tale gedesoriënteerdheid in een werkelijkheid die de mens zichzelf geschapen heeft en waaruit hij zich niet meer weet los te worste len. In 'Klute' gaat het om de beroepsdeformatie van de call-girl Bree: een meisje, dat als een goed geoliede machine sexuele emoties oplevert en verwerkt, maar daar mee tegelijk zóveel uit de werke lijkheid losmaakt, dat zij onder een voortdurende dreiging leeft en zich verschanst in een isole ment dat nauwelijks meer enige werkelijke communicatie kent. Ook bij Harry Caul, de hoofdper soon van 'The Conversation', gaat het om een beroepsdeformatie. Hij leidt een klein particulier bu reau. dat in opdracht mensen schaduwt en afluistert, en hij maakt daarbij gebruik van dik wijls door hem zelf bedachte en vervaardigde electronische appa ratuur van ongekende verfijning. Daarmee staat hij model voor werkwijze en psychologie van al die afluister- en aftaptechnieken die met name door de Watergate- affaire en wat daarmee samen hangt aan het daglicht zijn geko men en eerst toen de mensheid hebben duidelijk gemaakt in wel ke mate de privacy van het indi viduele menselijke bestaan door de moderne techniek is aange rand. Pikant is daarbij te weten, dat Coppola het script voor zijn film al in 1967 gereed had, dus lang voordat er van Watergate sprake was Lagen Coppola's film heeft verschillende lagen. Allereerst dient hij zich aan als een geladen thriller, waarvan de oplossing opzettelijk wat ondoorzichtig blijft, maar in ieder geval volkomen verrassend en onverwacht is. In een andere laag kan men de film duidelijk lezen als een aanklacht tegen de geperfectioneerde moderne afluis- tertechnieken die onbeschaamd en gevoelloos ierdere vorm van menselijke privacy en intimitiet doorbreken. En in de derde laag is het de studie van de on-mense- lijke psychologie achter de hante ring van deze technisch perfekte afluisteringsprocédés. Harry Caul ontkent het menselijk bestaan. Hij voert zijn opdrachten nauw keurig uit hij wordt in de film 'een van de beste afluisteraars' genoemd zonder zich bezig te houden met de menselijke conse te maken zouden zijn. Maar uit het fragment dat gewijd is aan Cauls contact met andere 'afluis teraars' hij bezoekt namelijk een tentoonstelling van de aller modernste afluisterapparatuur kan men ook opmaken, dat de eerste impuls louter het fascine rende spel met de electronica is. De meest lepe instrumenten wor den getoond en gedemonstreerd met het enthousiasme waarmee andere mensen de mogelijkheden van hun blinkende Hifi-installa ties tonen. Men zou kunnen zeg gen: in volkomen onbevangen heid. Maar ook zonder enige ver antwoordelijkheid. Zonder enige emotionele binding met wat er dan uiteindelijk zo nauwkeurig uit de werkelijkheid gevangen en ge reproduceerd kan worden. Al die mensen op het wat zielige feestje op Cauls atelier maken de indruk gevoelsarm te zijn. Bij Caul zelf is dat het sterkst: terwijl hij de technische mogelijkheden heeft om de hele wereld bij zich te laten binnenstromen, komt hij in geen enkele situatie tot echte communicatie: hij zit in zichzelf opgesloten, kan niemand deelge noot maken van wat hij eventueel voelt, stuntelt in gesprekken die hem wat dieper zouden raken en leeft in een schrijnende een zaamheid. Het treffendste sleutel beeld van die eenzaamheid is een scène waarin Caul op z'n saxo foon meespeelt met een grammo foonplaat die hij heeft opgezet. Het is kennelijk een recording van een of ander jazzfeest: aan het slot applaudisseert een hele zaal, maar Caul zit in de volstrek te eenzaamheid van zijn apparte ment. De film zit vol signalen van communicatiestoring: liftdeuren die zich telkens automatisch wil len sluiten, de maar van één kant doorzichtige ramen van de auto waarin Caul en zijn medewerkers hun afluister-opdracht verrichten, de microfoon in Cauls atelier, waar een vrouw met haar hoofd tegen aanbotst, stalen hekken Ook de mlse-en-scène werkt hele maal op die eenzaamheid: de gro te, lege ruimte achter Cauls ate lier, dieptebeelden die Caul duide lijk in 'een andere ruimte' zet ten Harry Caul kan a.h.w. al leen nog met de werkelijkheid communiceren via 'media': niet toevallig staat tijdens de meest schokkkende scène tegen het slot een televisieapparaat aan, waar Fred Flintstone juist allerlei hevi ge emoties doormaakt. Harry Caul kan alleen leven in een abstrakte, een gereproduceerde werkelijk heid, hij is een man die uit zijn werkelijkheid gevallen is. En hij eindigt in een totale katastrofe: zélf via de telefoon als prooi be dreigd, breekt hij zijn hele wo ning af en open: niemand weet beter dan hij hoe leep inmiddels al een microfoon kan zijn aange bracht Beklemmend Coppola's film werd prijswinnaar in Cannes. Terecht, want het is een enorm knappe, beklemmende film waarin Gene Hackmann een prachtige vertolking geeft. Met name in de 'dode momenten' waarin Caul dus eigenlijk niets doet, is hij weergaloos. Zoals ook de kleinere rollen de colle ga-afluisteraars enorm goed getekend zijn. De film keert dat zit in het verhaalgegeven op gesloten telkens tot dezelfde scène 'de conversatie' terug, en Coppola weet op een intrige rende manier de beeld- en hoor- aspecten van die scène in telkens wisselende verhouding tegen el kaar uit te spelen. Het is als het ware een soort van bestorming van een werkelijkheid waar Caul nooit aan zal kunnen reiken. En dat is dan het meest beklemmen de van de film: dat je via het innerlijk leven van Caul inder daad zélf het gevoel krijgt van een bedreigde menselijkheid, een ont-menselijkte of onmenselijke werkelijkheid, waarnaar we hard op weg lijken te zijn. Een werke lijkheid zonder intimitiet, zonder privacy, een wereld van elec tronica. Coppola's script was, ach teraf gezien, een profetie zijn film is een waarschuwing. quenties van zijn werk. Uit een gesprek tijdens een feestje op zijn atelier blijkt dat een paar jaar voordien een bijzonder geslaagde opdracht drie moorden tot gevolg had. Waarschijnlijk is dat de diepste oorzaak dat hij terzake van zijn huidige opdracht gaat twijfelen en er zich bij hem een soort gewetenswroeging gaat openbaren. Veel belangrijker is de vraag, of Caul nu jager dan wel prooi, slachtoffer of moordenaar is. In de aanvang van de film volgen we door een telescoopvizier een jonge man: bekend beeld uit politie- en gangsterfilms maar al gauw blijkt dat het vizier niet op een geweer gemonteerd is doch op een hypergevoelige microfoon, die over een afstand van honderden meters de conversatie van de man met een jonge vrouw kan regi streren. Toch blijft de associatie met het geweer hangen: als tegen het eind van de film Caul in een schokkende scène 'droom' of 'echt?' in een ogenschijnlijk Harry Caul, de hoofdpersoon van 'The Conversation' hygiënische W.C.-pot enorme hoe veelheden bloed ziet opwellen, zo dat de pot zelfs overstroomt, dan lijkt het op dat moment toch het zichtbare resultaat van de 'moord aanslag' uit het begin. Toch is Caul zelf van het eerste begin af ook prooi: zijn appartementen heeft hij met vier veiligheidsslo ten afgegrendeld, en hij wordt razend als hij bemerkt dat zijn hospita over een reservesleutel beschikt. Het onbehagen, de be dreigdheid van zijn bestaan, wordt in dezelfde passage heel duidelijk doordat we achter hem door het raam vaag een graafma chine bezig zien die zijn stalen klauw telkens naar Cauls hoofd lijkt uit te steken overigens zonder dat Caul zelf het in de gaten heeft. Gevoelsarm Hoe komt Caul, een kleine, onbe tekenende burger, tot zijn beroep? In een van de droomscènes wor den bepaalde jeugdtrauma's ge suggereerd, waaruit bepaalde psychologische gevolgtrekkingen romeerd paard uit India, 18e eeuw Floyd T. Dewitt: 'Pegasus' ;n ark vol paardek n vierhonderd paarden fc, dat is dan Galerij De sfeervolle expositiezaal l, waar nu al ruim een •acht wordt allerlei vor- i beeldende kunst wat lijker in de aandacht meer mensen te bren- rs, de eze n niet zo duur-exclu- meer voor de hand lig- at ndaar ook deze zomerten- pg tot 9 september (n de kunst'. Het paard is tijd populairder dan ooit, zenlijke betekenis van dat k: het paardrijden is geen Jen een) élite-sport meer. ngstelling voor het paard e daar in Boxtel duidelijk pen om weer eens een an- jek te bereiken. En uiter en daar wel veel 'plaatjes- h-iij zijn. Maar wat is daar astegen? de museumbezoekers tenslotte toch ook tot die Dat blijkt wel uit de belangstelling voor ten- 2-ngen van het fotografisch u- die op het ogenblik aan van de dag zijn. et ïstaande de grote bewon- te 'oor de daarbij toegepaste ,n m werpt dit soort realisme s de nuchtere maar wél ide vraag op, wat pre- iut' is van dat nauwkeuri- ïilderen van foto's. nd omdat zelfs voor die beetje denigrerend aange- aatjeskijkers 'kunst' toch ook nog net even iets dan een zo getrouw mo- fbeelding van de zichtbare heid Gewoon beginnen en dus, dan begin je al der te kijken dan je neus En wat dat betreft biedt toonstelling in Boxtel ide- ïmateriaal. dig de grote veelzijdigheid samenstelling, wat overi- wel inhoudt, dat rijp en lijeengebracht zijn. Voor voel wel wat al te veel Ifs. i-alles-wat'-opzet moet na- ook plaats bieden aan het n diverse amateurs, maar wat uit de hand, als die cld, wat meermalen voor- vertegenwoordigd worden dan tien stukken de man. Is het zaken betreft, waar n de lijstenwinkels de neus den ophalen. diversiteit is ook doorge- op andere terreinen. Naast ndaagse kunst, de hoofd- )n er ook belangwekkende 'n paar gepolychro- paarden uit India bijvoor- Mirjam Verhoeff: 'Race' beeld uit de achttiende eeuw, Bam- bara-paardjes uit Afrika, allerlei voorwerpen met paardeversieringen van de Dogon en nog een Perzische miniatuur. Er zijn een paar erg mooie Russische ikonen, waaronder zelfs een zeventiende eeuwse (nog te koop ook), er is zilver, dat uiter aard ook in het teken van het paard staat, rijzwepen en een wijn kan met paard als dekselbekroning, en speelgoed. Duur speelgoed Oud speelgoed is a'l een tijdlang erg in, dus schaars, dus duur. Dingen, die vroeger bij zolderopruimingen voor niks aan de voddenman wer den meegegeven wat niets zegt over de cultureel-historische waar de die ze nu kunnen hebben zijn soms onbetaalbaar geworden. Het meeste speelgoed, dat hier te zien is, komt uit particuliere collecties en is niet te koop, maar de paar nog verkrijgbare uitzonderingen spreken boekdelen Een houten carousselpaardje uit de vorige eeuw staat voor 1600,- ge noteerd, terwijl een met huid over trokken speelpaard op een onder stel 1500,- moet opbrengen. Dat kun je toch zonder twijfel wel schaarsheidswaarde noemen. Dan de eigentijdse Nederlandse kunst wat er aan oude kunst is, kun je verwaarlozen vrij veel plastieken, logisch eigenlijk voor een tentoonstelling met het paard ais onderwerp. Verder schilderijen, tekeningen, aquarellen, grafièk, ce ramiek (tegels), penningen e.d. van meer dan zeventig kunstenaars. Vliegende paarden en zeepaarden, werk- en renpaarden, Arabische ruiters en kinderen op ponies, paarden in de zoftier en paarden in de winter, amazones en cavalerie, paarden in de poesta en paarden voor de ploeg, ridderpaarden en paarden-voor-de-schillenkar. Op enkele uitzonderingen na, is het uitgesproken figuratief werk. 't door G. Kruis Veroaast je dan ook telkens weer hoe weinig er feitelijk veranderd is in de beeldende kunst van eeuwen. Daarom was het erg aantrekkelijk geweest als men daar ook eens de aandacht op gevestigd had. Heel eenvoudig, bedoel ik, door middel van een serie foto's bijvoorbeeld, foto's van de alleroudste beeldende uitingen, de 'rotsschilderingen, wat afbeeldingen uit dë klassieke oud heid en zo verder: Niet geleidelijk Vooral ook omdat de ontdekking van die rotsschilderingen de kunst historische opvattingen destijds nogal drastisch veranderd heeft. Omdat men daaruit kon conclude ren dat er eigenlijk helemaal geen sprake is geweest van een geleide lijke ontwikkeling in de vormge ving, van onbeholpen en gebrekkig tot een uiterlijke volmaaktheid, wel van een op- en neergang, van een wisseling van bepaalde idealen. Want juist bij' die rotstekeningen van paarden vooral ook word je gefrappeerd door het vermogen een houding, beweging of vorm met een nadrukkelijke natuurgetrouw heid weer te geven en ook kun je er al elementen in terugvinden, die we nu 'abstract' zouden noemen. Wat zich wel ontwikkelde was het ordenende facet, het gevoel voor verhoudingen, voor compositie en voor de logische samenhang van een afgebeeld tafereel. Het ver stand achter de kunst dus. Terug naar deze expositie: al zou ik er graag een paar uitlichten, na men van kunstenaars noemen zou hier een onbegonnen zaak worden. Tussen het vele middelmatige dui ken steeds weer hoogtepunten op, bekend werk van oude rotten en plezierige verrassingen die soms (nog) vrijwel onbekende namen dragen. Alles bij elkaar, ook door de verde re entourage zoals o.a. de tuigage van de Gouden Koets, prachtig be werkte zadels en meer van dat voor paardeliefhebbers aantrekkelijke gerei, zeer de moeite van een be zoek waard.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 17