Is filosofie-onderwijs op
vho niet te pretentieus?
De memoires van koning #||SésW
Herodes: scherp portret Nieuweboeken
Steun voor verzoek van
Tunesiër om politiek asyl
Roman van Abel J. Herzberg
Vlammende
lofzang op
de zomer:
toortsen
'Goud' voor Paul van Vliet
Oppositie tegen examenvak lijkt te verdwijnen
TROUïW/KWARTET ZATERDAG 6 JUiLI 1974
BINNENLAND TPN0US14/K.14
beschreven bomen is vanzelfsprekend
niet geschikt voor de meestal kleine
Nederlandse tuinen, eigenlijk meer
voor parken, plantsoenen en heel gro
te tuinen bij buitenhuizen. Maar geen
enkele tuin is compleet zonder een
mooie struik of kleine boom en zelfs
voor kleine tuinen zijn er bomen die
niet te veel schaduw geven en niet te
hoog of te breed worden. Het zijn er
meer dan uit de beschrijving valt op
te maken. Een aantal Zuideuropese
soorten is opgenomen die hier wel als
oranjerieplant worden gekweekt in de
winter binnenshuis 's zomers buiten.
De beschrijving is geheel afgestemd
od ons land, waarbij vermeld is welke
soorten hier niet winterhard zijn en
hoe ze behandeld moeten worden als
men ze toch wil kweken. Beide delen
vormen een heel bruikbaar tuinboek.
mede door het algemeen gedeelte over
keuze, cultuur en verzorging van
houtgewassen, maar evengoed kunnen
ze de wandelaar dienen die de namen
en bijzonderheden wil weten van bo
men en struiken die zijn aandacht
trekken. Een groot aantal wilde in
heemse soorten ontbreekt natuurlijk
niet. -
H. v. H.
Göran Bergman: Waarom doet mijn
hond dat? Vertaling Margo Bakker.
Uitg. Meulenhoff, Amsterdam. 176
blz., ƒ13.50.
Er bestaan heel wat boeken over het
hooiden en verzorgen van honden. Per
slot van rekening behoren honden tot
de meest geliefde, zij het niet de
eenvoudigste huisdieren. Vaak de
trouwste makker van de mens ge
noemd wordt van diezelfde mens
verwacht dat hij het die vriend aan
niets laat ontbreken. Dat is allemaal
wel uit hondeboeken te leren, maar
met het opvoeden is het een andere
zaak. Ook daarover is veel geschreven,
jammer genoeg vooral hoe de honde-
bezitter handelen moet om van zijn
hond gedaan te krijgen wat hij wil,
Lorenz en Trumlcr waren dc eersten
die het grote publiex meer begrip
voor het gedrag en het innerlijk van
de hond hebben trachten bij te
brengen. Kennis van hondegedrag
maakt de omgang gemakkelijker en
wijst de weg tot een goede opvoeding,
die bij het ene ras gemakkelijker zal
verlopen dan bij het andere. Ook van
de ahnd van de Zweedse violoog en
toegewijd hondfoleker Bergman ver-
cheen een boek met dezelfde inten
ties: verklaring van de gedragdingein
van de hond in voor iedereen begrij
pelijke termen. Volgens zijn eigen
zeggen, in het voorbericht, het eerste
boek dat een gemakkeijk te begrijpen
schets geeft van hondegedrag en de
factoren die bepalen hoe men in ver
schillende situaties met honden om
gaat. Dat is niet waar: Eberhard
Trumjers boek geeft minstens zoveel
achtergroden van doen en laten ban
de hond en het verscheen een jaar
eerder in ons land. Toch, al hebt u
TTumlers boek ten toon mischien ge
kocht, Bermans werk volgt Trumler
niet op de voet en is veel oerzichte-
lijker en daadoor praktischer al shulp
bij de opvoeding. Ook bevat het een
aantal waardevolle aanvullingen op
wat Lorenz en Trumit-r schreven.
H.v.H.
Eenheid en vrede. Ondertitel: uitnodi
ging tot gesprek. Brochure van het
diocesaan pastoraal centrum aartsbis
dom Utrecht (adres: Amersfoortseweg
10, Huis ter Heide, prov. Utrecht).
Bevat vier toespraken van kardinaal
Alfrink, waaraan een aantal discussie
vragen is toegevoegd. Prijs ƒ3,50.
Geschiedenis van de beide Limburgen,
deel II, door prof. dr. W. Jappe
Alberts, 315 blz., lngen. 29.50. Uit
gave Van Gorcum en Comp., Assen.
In de serie Maaslandse Monografieën
verscheen het tweede deel van Jappe
Alberts' handboek over de geschiede
nis van Nederlands en Belgisch Lim
burg, die vele eeuwen min of meer
één gebied gevormd hebben, maar
sinds 1839 als twee provincies een
eigen weg gaan. Dit tweede deel be
strijkt de tijd van 1632 tot 1918. De
schrijver toont aan dat de Limburgen
de internationale politiek aan den
lijve te gevoelen kregen op een wijze,
die duidelijk afwijkt van de terugslag,
die deze politiek in dc noor
delijke Nederlanden had. Niet alleen
de oorlogsgebeurtenissen, maar ook
de staatkundige gevolgen daarvan
beïnvloedden de sociale, economische
en kerkelijke toestanden in Limburg.
Territoriale versplintering, grenscor
recties en verschuivingen in de soe-
vereiniteitsrechten vergrootten lange
tijd de rechtsonzekerheid. Terecht
wijst Jappe Alberts erop dat de bestu
dering van de regionale historie het
veelal mogelijk maakt meer details te
voorschijn en met elkaar in samen
hang te brengen dan de algemene
Nederlandse geschiedenis dit kan
deen. Het waardevolle boek besluit
met een indrukwekkende lijst onder
werpen waarover nadere studie wense
lijk is.
W. F. S.
Oedipus in het Paradijs. Sonnevillc,
Brugge/Nijgh Van Ditmar 323
blz JF20,-. Trlagnose van een mythe
deel 2.
Er worden in ons taalgebied zelden
studies gewijd aan het totale oeuvre
van één hedendaags auteur, vaker aan
één of meer werken uit deze tijd. De
jonge essayist Wildemeersch heeft het
eerste geprobeerd, met het werk van
Hugo Claus, maar hij is blijven ste
ken tussen beide genoemde opzetten.
Enerzijds volgt hij chronologisch
Claus' leven en kunstenaarschap van
1945-1970 en wijst hij hierin een ont
wikkeling aan. Anderzijds houdt hij
zo strikt vast aan deze chronologie
dat allerlei opmerkingen het hele
boek door terugkomen, telkens alsof
het de eerste keer is dat Wilde
meersch ze ten beste geeft. Nu lijkt
zijn boek wel een aantal losse studies
die aan elkaar geplakt zijn, zonder
naar elkaar te verwijzen.
Toch is het boek geen falikante mis
ser geworden. Wildemeersch kent zijn
onderwerp door en door; hij verschaft
informatie over de vele citaten die
Claus in zijn geschriften heeft ver
werkt; hij ontmaskert Claus als mysti-
ficator; hij geeft aan dat Claus geen
eigen mythen schept, maar brokstuk
ken uit allerlei mythen door elkaar
gooit, waardoor er toch een 'mythisch'
idioom ontstaat: de lezer wordt dan
overdonderd door een schijnbare diep
gang.
Wildemeersch besteedt aanzienlijk
meer aandacht aan de poëzie van
Claus dan aan diens proza of toneel:
ook de beeldende kunst van Claus
komt ter sprake. Jammer is dat Wil
demeersch bij geen enkel citaat van
derden aangeeft wie zijn bron is. Wat
dat betreft gaat hij net zo te werk als
mythen- en citatenhamsteraar Claus.
Tegen Sint-Jan (24 juni) be
ginnen de toortsen te bloeien.
Ik heb er maar twee soorten
van: de zwarte toorts Verbas-
cum nigrum, die je nog wel
eens in Zuid-Limburg kunt te
genkomen, en het mottekruid
Verbascum blattaria, een zeld
zame plant van vochtige zand
grond. Maar ik hoop het er
niet bij te hoeven laten en ook
nog eens de paarse en de me
lige toorts uit te zaaien.
Vanwaar mijn enthousiasme voor
toortsen? Een van hun aantrekke
lijkheden is hun lange bloei. Vorig
jaar kwam de zwarte toorts in de
laatste week van juni in bloei,
waaraan een stormnacht in de bes
te dagen van juli een eind maakte.
De lange bloeistengel werd geveld,
maar was de dag ervoor nog één
vlammende ode aan de zomer. Hij
had het misschien nog wel een
maand uit kunnen houden, zelfs in
de herfst nog wat nabloei kunnen
geven.
Gelukkig is de zwarte toorts een
vaste plant, al gedragen sommige
exemplaren zich wel als een twee
jarige, bloeien dus in het jaar na
het ontkiemen en sterven af na de
vruchtzetting. Overblijvend zijn
verder alleen Verbascum chaixii
en de vele kruisingen tussen de
verschillende soorten. Die hybri
den zijn overigens vrijwel de enige
toortsen in de handel, onder fraaie
cultivarnamen als 'blozende bruid'
('Blushing Bride'), 'koningin van
Cotswold' ('Cotswold Queen'),
'nieuw vertrek' ('New Departure'),
'Mars', 'Pink Domino' en ga zó nog
maar een tijdje door. Ik houd het
meest van de oorspronkelijke wil
de soorten en daar behoren de
twee in mijn tuin bij. Zoekend in
'Het nieuwe vaste planten boek'
van Mien Ruys vond ik alleen de
zwarte, figurerend op tal van kleu
renfoto's, en een aantal hybriden.
Dat klopt, want de andere zijn
allemaal een- of tweejarig: de paar
se V. phoenieeum met violette
bloemen, die ik altijd nog eens wil
hebben, het mottekruid, de roede-
toorts V. virgatum, de melige
toorts V. lychnitis, de windbloem-
toorts V. phlomoides, de stalkaars
V. thapsiforme en de koningskaars
V. thapsus. De beide laatste zijn
nog wel in het wild aan te treffen,
de stalkaars langs de grote rivie
ren, de koningskaars heel veel in
de duinen.
De soorten van het geslacht Verbas
cum hebben een zuidelijke ver
spreiding. Ze horen eigenlijk alle
maal thuis langs de oostelijke kus
ten van de Middellandse Zee. Ze
houden zonder uitzondering van een
droge, zonnige standplaats, liefst
met veel kalk in de bodem en
puin of zand, maar bij mij groeien
ze ook in vochtiger grond, die zelfs
wat aan de zure kant is.
Je ziet maar weinig insekten op de
bloemen, want honing hebben ze
niet of nauwelijks te bieden. Hoog
stens komen wat stuifmeel etende
vliegen en ik heb ook wel eens
een wesp op de melige toorts ge
zien.
Zwarte toorts
Maar laten we terugkeren tot de
zwarte, waarvan in het voorjaar de
bladeren opgerold .uit de grond
komen. Eerst lijkt de groei niet zo
hard te gaan, maar in april rekken
de grove, geschulpte bladeren zich
meer en meer en wordt de plant al
gauw een halve meter hoog. Dan
begint de bloeistengel zich te ont
wikkelen en begin juni is die on
geveer een meter lang. Hij groeit
nog verder uit tot ongeveer ander
halve meter en is dan net een
lange kattestaart. Eerst gaan de
onderste bloemen in de tros open.
Zwart is er niet aan te bekennen:
de vijftallige kroon is heldergeel
met een roodbruine 'keel', maar
het mooist zijn de meeldraden met
hun lange lichtpaarse beharing.
Als je de bloei van deze toorts
volgt, zie je dat die eigenlijk in
twee etappes verloopt. Eerst is de
bloemtros lang en smal, van onde
ren af ontluiken steeds meer bloe
men tot na een week de hele tros
er als een gele vlam bij staat.
Meestal zijn dan de onderste
kroontjes al lang afgevallen, maar
de fakkel vlamt niet leeg, integen
deel. Van onderen af komt hij
opnieuw in bloei, nu aan snel
groeiende zijtakjes vol bloemknop
pen, waardoor de tros ineens veel
breder, maar ook rommeliger
wordt. Niet altijd verloopt die
bloei precies zo: soms komen kort
na de onderste bloemen ook met
een de zijtakken in bloei en staat
omstreeks half juli de volle tros in
lichtelaaie. Dat in twee etappes
bloeien is het geheim van de lange
glorietijd van de toorts.
Het mottekruid blijft veel lager
dan de zwarte toorts, wordt hoog
stens een halve meter hoog. De
tros is eenvoudig vergeleken bij
die van- de zwarte: gewoon een
lange bloeistengel boven een grond-
rozet van gekartelde blaadjes, met
hier en daar verspreid een blad
eraan en. in de oksel van kleine
schutbladen steeds eën lichtroze
bloem met even mooi behaarde
paarde meeldraden. Ook deze toorts
begint van onder af te bloeien,
elke dag met een bloem of vier,
die in de vroege morgen opengaan
en op het heetst van de dag alweer
verwelkt zijn. Eenmaal uitge
bloeid laat je de plant natuurlijk
staan om zaad te vormen, wat hij
gemakkelijk doet. Hij zaait zich
zelf uit en overal tussen de tegels
vind je later de jonge rozetjes.
Maar soms verrast het mottekruid
ook op een andere manier. Dan
schieten in de herfst zijtakken uit
de inmiddels *rijpe zaaddozen dra
gende bloeistengel op, die nog wel
een maand lang kunnen bloeien.
En dat is in de bepaald niet met
bloemen gezegende oktobermaand
allicht meegenomen.
Het is geen toeval dat ik in 'Het
nieuwe vaste planten boek' neusde,
want dat is kortgeleden verschenen
als een geheel nieuwe versie van
het bekende 'Vaste planten boek'
dat al in de jaren zestig uitver
kocht raakte. Er is sindsdien zo
veel veranderd in de "opvattingen
over tuinarchitectuur, naamgeving
en plantensortiment, dat een vol
komen gewijzigde uitgave nodig
was. Mien Ruys geeft naast botani
sche informatie veel nuttige tips
voor toepassing van planten in al
lerlei soorten tuinen, waarvan ook
plattegronden in het boek voorko
men. Handige lijstjes maken in
één oogopslag mogelijk planten te
kiezen naar hoogte, bloeitijd en
kleur. Iedereen heeft wat aan dit
standaardwerk: de liefhebber met
onbeperkte mogelijkheden in zijn
tuin, maar ook de man die het
maar met 60 m2 moet doen, zoals
ik zelf. Je kunt er steeds opnieuw
een idee uit opdoen waar je echt
wat aan hebt. De vele kleurenfo
to's die het boek illustreren, zijn
van redelijke kwaliteit, maar soms
is het groen wat te hard en dat is
wel jammer.
Mien Ruys: Het nieuwe vaste plan
ten boek. Uitg. Moussault, Amster-
dani-Baarn. 358 blz., 69,50-
deze faculteit op een grote teleurstel
ling uit. Als leerlingen van het vwo
met vragen inzake sociaal-politieke
probleemstellingen worden geconfron
teerd en zij de wijsgerige achtergron
den hebben leren kennen, die voor
een helder begrip van maatschappij
problemen noodzakelijk zijn, dan zou
dit zonder twijfel de opheffing van de
politieke en maatschappelijke ongeïn
teresseerdheid in de (hand kunnen
werken, maar ook en vooral het ele
ment van een zuiver-kritische benade
ring van deze sociale problematiek
kunnen versterken.
Hiervan is Leeuwarden een bewijs.
Het feit dat velen dat vanuit het
atheneum naar de sociale wetenschap
pen komen (sociale filosofie behoert
in Leeuwarden tot een verplicht on
derdeel van de filosofie!) kan een
doorslaggevend argument vormen
voor het belang van de filosofie in ddt
schooltype.
Niet amateuristisch
Het experiment-Leeuwarden moge
duidelijk hebben gemaakt, dat het
filosofie-onderricht geen amateuris
tisch karakter draagt Dit kan het ook
niet Filosofie heeft niets van doen
met een romantische zweverigheid of
mystieke vaagheid. Deze opvatting
doet afbreuk aan het wetenschappelijk
raam waarbinnen de filosofie zich
dient te bewegen of vertekent tot op
het potsierlijke haar beeld. Filosofie
is niet alleen maatschappijkritiek,
waarover ieder wel zijn zegje kan
zeggen, vaak zonder kennis van zaken,
maar zij omvat ook logiica en argu
mentatieleer, ethiek en antropologie.
Als het havo zich wil bezinnen op de
complexiteit van het vak filosofie, zou
het de filosofie kunnen opnemen in
zijn toekomstig rooster.
We hebben er altijd voor gepleit, dat
de wijsbegeerte aansluiting zo-u moe
ten 'vinden bij de vragen die onder de
leerlingen zelf leven, bij de eigen
kritische stellingname der leerlingen
ten opzichte van hetgeen hun vanuit
de schoolvakken geboden wordt, met
name bij de kritische vragen- van de
leerlingen over het vormingsonder
wijs. Simpele vragen als de vraag
naar het 'waarom' en het 'waartoe'
van een speciaal vak kan tot vele
filosofische discussies aanleiding ge
ven. Dat is het ook wat wij onder
'integratie' van het vak filosofie wil
len verstaan: het dient te worden
gegeven zoveel mogelijk in aanslui
ting van het onderwijs in de empiri
sche vakken. Als centrumvak kan het
filosofie-onderwijs licht werpen op de
vragen inzake onderstellingen, zin en
doel van het betreffende vak. Onge
twijfeld kan het hoger algemeen vor
mend onderwijs hiertoe een belangrij
ke bijdrage leveren.
Van een onzer verslaggevers
AMSTERDAM Een aantal organisaties, waaronder de Raad van
Kerken in Nederland en de Partij van de Arbeid, heeft zich gesteld
achter de asylaanvraag van de Tunesische vluchteling Ben Kassem
Daieb.
Deze 28-jarige Tunesiër heeft door fel
le kritiek op de regering-Bourguiba
het ongenoegen van de autoriteiten in
zijn land opgewekt. Aangezien leden
van organisaties die in Tunesië zelf
protesteren, in de gevangenis verdwij
nen, vreest Daieb bij terugkeer voor
zijn veiligheid, schreef hij vorige
maand in een open brief aan minis
ter-president Den Uyl.
De Raad van Kerken wijst er in een
brief aan de premier op, dat Daieb
ook ernstige religieuze redenen heeft
aangegeven 'die bij zijn terugkeer in
Tunesië hem in grote geestelijke moei
lijkheden zouden kunnen brengen'.
Daieb is ex-moslem; volgens de Tune
sische grondwet is de Islam staats
godsdienst Gezien de politieke activi
teiten van Daieb meent de Raad van
Kerken dat een eventuele uitlevering
aan de Tunesische autoriteiten 'on
menselijk zou zijn en levensgevaarlijk
voor de betrokkene, en daarom onder
alle omstandigheden voorkomen dient
te worden'.
Daieb vindt met nalne de steun van
de PvdA politiek belangrijk. Het is
niet ongebruikelijk dat individuele
Kamerleden zich voor het lot van
vluchtelingen inspannen, maar een
stellingname door een politieke partij
als zodanig is uitzonderlijk.
Paul van Vliet kreeg gistermiddag in Amsterdam twee gouden pla
ten voor 35.000 verkochte dubbel-langspeelplaten van zijn show
'Noord West'. Tevens kwam gistermiddag zijn lp 'Truth behind the
dikes' van de persen.
Abel J. Herzberg De memoires van
koning Herodes. Querldo, Amsterdam,
29.90.
Herodes de Eerste, ook wel Herodes
de Grote genoemd, regeerde van 374
voor Christus als vorst in Jeruzalem.
De geschiedenis dicht hem de kinder
moord in Bethlehem toe, maar dit is
zo betoogt Abel J. Herzberg
wetenschappelijk niet bewezen. Be
kend is, dat Herodes z'n memoires
heeft geschreven, die verloren zijn
gegaan. Ook is bekend, dat de ge
schiedschrijver Flavius Josephus deze
onder ogen heeft gehad, ze droegen
het karakter van een rechtvaardiging
van een mens, die terreur en intrigue
zeer minde.
Herzberg heeft op de hem zorgvul
dige en veelal literaire wijze die
memoires doen herleven, niet echter
als een apologie, maar als een voor
het nageslacht bestemde autobiogra
fie. De koning, oud en ziek, dicteert
deze aan z'n trouwe secretaris, de
filosoof Nicolatls uit Damascus. Gelei-
delijkaan ontstaat een reeks van
schuldbekentenissen.
Deze bron, die thans tot Herzbergs
geschiedschrijving heeft geleid, is ech
ter niet in vele opzichten authentiek.
De auteur laat Herodes voortdurend
aan het woord een vertelling in de
ik-vorm. Het is niet in de eerste
plaats het kleurrijke beeld van die
tijd, dat in dit boek tot ons komt,
maar het is vooral ook het politieke
beeld, dat wordt opgeroepen. Een
bijzonder boeiend element vormt de
relatie, die Herodes met Cleopatra
van Egypte onderhield een soort
liefde-haat-verhouding.
Deze roman in zes onderdelen
geeft een scherp analitisch portret
van de potentaat, die z'n vrouw ver
moordde en Jezus voor z'n politiek
bedrijf offerde. Rfs
Abel J. Herzberg
Thijs Vriends: Prisma grasparkieten-
boek (Prisma 1581). Uitg. Het Spec
trum, Utrecht. 208 blz, 4.
Parkieten behoren ongetwijfeld tot
onze populairste kooivogels. Door hun
vrolijke aard, hun beweeglijkheid,
nogal eenvoudige verzorging en ge
makkelijke voortplanting zijn ze bij
uitstek geschikt vcor beginnende vo
lièrehouders en geliefd bij kinderen.
Er is al heel wat verschenen over het
houden, verzorgen en fokken van
grasparkieten, maar de meeste boeken
geven te veel theorie, met name over
de erfelijkheid, die bij het doelbewust
fokken erg belangrijk is. Ze bevatten
meest te weinig bruikbare gegevens
voor dagelijkse toepassing, nodig om
grasparkieten op een verantwoorde
wijze te kunnen houden. Dat het ook
anders kan, bewijst dr. Thijs Vriends
in deze Prisma-pocket. Deze redacteur
van het tijdschrift 'De Vogelgids' en
bekend publicist op het gebied van
kooi- en volièrevogels, heeft een ge
slaagde tussenweg gevonden en geeft
een uitgebreide handleiding voor het
fokken, verzorgen en huisvesten naast
een niet te ingewikkeld gepresenteer
de genetica met betrekking tot de
vererving. Twintig eenvoudige zwart-
wittekeniingen en acht kleurenfoto's
illustreren de prettige tekst
H. v. H.
Eigil Kiaer: Tuinheesters en -bomen
in kleur 1 en 2. Kleurenillustraties
van Verner Hancke. Bewerking van
G. den Hoed. Uitg. Moussault, Baam.
216 en 234 blz, 15.50 per deel
Twee sidsen in zakformaat, waarin
een bekend Deens tuinarchitect 89
naaldbomen. 104 altijdgroene houtge
wassen. 207 bladverliezende loofbo
men en -struiken, 72 rozen en 21
houtige klimplanten beschrijft. De
naaldbomen en altijdgroene bomen en
struiken vindt men ji het eerste de
overige in het tweede deel. Ze zijn
alle prachtig afgebeeld in zeer natuur
lijke kleuren. Een groot deel van de
Men kan zich afvragen of het onderwijs in het vak filosofie op de scholen van voorbereidend hoger
onderwijs wel zinvol is. Over deze vraag is lang in allerlei kringen gediscussieerd. Het schijnt nu, dat
de oppositie die bij vele onderwijsinstanties bestond tegen deze voor Nederlands besef bijzonder
ingrijpende vernieuwing, bezig is te verdwijnen. Dat blijkt vooral uit de talrijke positieve reacties die
de filosofie-enquête, die onder auspiciën van de wijsgerige sectie van de Academische Raad in 1971
werd gehouden onder de directeuren van scholen voor v.w.o. en h.a.v.o., opleverde: van de 549 on
dervraagden stelde zich 94 procent zeer positief op tegenover de invoering van filosofie op deze scho
len.
Leeuwarden heeft de spits van deze
vernieuwing afgebeten: dit jaar is
voor het eerst In ons land een eind
examen in de filosofie afgenomen
aan het Stedelijk Gymnasium aldaar.
Dit experiment (het experiment-Leeu
warden, zoals dit wordt genoemd, is
al een begrip!) was werkelijk geen
sinecure: aan het schriftelijk eindexa
men dat op 20 mei jl. werd afgeno
men, gingen drie schooltoetsen en een
scriptiebespreking vooraf. Het examen
bestond dus uit vijf gedeelten, waar
van de eerste drie de gehele geschie
denis der wijsbegeerte betroffen.
Het officiële examen bestond uit een
toetsing van het inzicht aan de hand.
van een fragment uit het nagelaten
werk van de Nederlandse filosoof
prof. H, J. Pos, getiteld 'Het dal der
na-oorlogse filosofie'. Het was een
beschouwing die gewijd was aan de
vraag van de verhouding van filosofie
en wetenschappen in de periode na de
tweede wereldoorlog. Begrip van dit
stuk moest door de beantwoording
van negen vragen worden geverifie
erd. De scriptie-onderwerpen die de
leerlingen gekozen hadden logen er
niet om: er waren er die lagen cp het
gebied van de historische filosofie
onder meer Sartre, Bergson de syste
matische onder meer: Wat is de norm
van het normale, existentialisme en
protest, macht, ontsoholing van de
samenleving, maar ook die op de
grens van de filosofie te situeren
waren, bijv. Freud.
Opvallend was de enorme betrokken
heid van de leerlingen op hun onder
werp, waaraan ze onder leiding van
hun filosofieleraar geruime tijd ent
housiast hadden gewerkt. Onvallend
was eveneens de wijze waarop ze
betrekkelijk moeilijke thema's onder
woorden wisten te brengen. In
Trouw-Kwartet van 22 juni hebt u het
verslag van de onderwijsredactie van
de gesprekken met de leerlingen over
hun bevindingen terzake van de filo
sofie kunnen lezen. Wat in de analen
van het gymnasiale onderwijs neg
door prof. dr. R. Bakker
Hoogleraar in de wijsbegeerte aan de
-Rijksuniversiteit te Groningen.
nooit te vinden was, was wel de door
het departement voor dit doel toege
stane kwijtschelding van een der oude
talen als onderdeel van het eindexa
men der A-leerlingen. Vele leerlingen,
die filosofie in hun eindexamenpakket
hebben uitverkoren, gaan niét filoso
fie studeren maar hebben haar naar
hun zeggen nodig voor de studie die
zij straks aan de universiteit willen
beginnen. Alleen al deze opvatting
onderstreept de noodzakelijkheid van
het wijsgerig onderricht op de scho
len van middelbaar onderwijs.
Misverstand
Er zijn nog velen, die menen, dat
filosofie een vak is, dat voor een
jeugdige leeftijdsgroep als middelbare
scholieren minder relevant is. Deze
opinie is het gevolg van een verbreid
misverstand als zou het filosoferen
een privilege van oude, ervaren wijze
mannen zijn, die na volbrachte levens
taak de wijsgerige inventaris van
hun werkzaamheden en geestelijke
verworvenheden opmaken. Tevens ac
centueert deze gedachte een volstrekte
miskenning van de belangstellingsge
richtheid en de kritische vaardigheid
der jeugd. Wijsbegeerte is in vele
gevallen het stellen van vragen.
Het komt niet zelden voor, dat jonge
mensen, niet gebarricadeerd door
vooroordelen en gevestigde overtui
gingen, die ze vaak van huis uit
hebben meegekregen, vragen stellen
van een grote wijsgerige betekenis.
Men onderschatte daarbij de kritische
instelling van middelbare scholieren
niet. Deze instelling ds een belangrij
ke voorwaarde voor de mogelijkheid
van kritische respons die een klas van
twintig tot dertig leerlingen, vaak in
een hecht teamverband, eerder biedt
dan een kollegezaal van enige honder
den studenten. Filosoferen is niet al
leen vragen, maar ook zaken ter dis
cussie stellen. In wie zou een leraar
(wat hebben we goede, vakbekwame
en didactisch opgeleide leraren nc-
digü) een weliswaar minder geëqui
peerde, maar vaak meer geëngageerde
discussiepartner vinden dan in de he
dendaagse, kritisch ingestelde jeugd?
Maar welke jeugd?
Ik meen, dat voor het filosofie-onder
richt in de allereerste plaats het
gymnasium en het atheneum in aan
merking komen. Het gymnasium, om
dat dit instituut de musische kunst
der filosofie kan geven in nauwe
aansluiting aan het klassiek onder
richt. alhoewel dit lang niet altijd het
geval is. Ik schreef hierover een arti
kel in 'Wijsgerig Perspectief' (maart
1967) onder de titel: 'Gymnasium en
Cultuur'. Het is mijn stellige overtui
ging dat de commissie-Sicicing m.b.t.
het leerplan oude talen in dit opzicht
veel kan bereiken.
Toeloop
Zoals bekend, heeft sinds enige tijd
de toeloop naar de faculteiten der
soaiale wetenschappen een geweldige
vlucht genomen. Maar vaak gaat men
psychologie of sociologie studeren op
grond van uiterst vage doelstellingen.
In vele gevallen zelfs vanuit geen
andere motivatie dan vanuit de onkri
tische overweging dat er wat aan de
mens en maatschappij 'gedaan' meet
worden. Vaak loopt dan een studie in
I