Dr. F. Boerwinkel
wil de mensen
boven hun
verontrusting
uit krijgen
Vader Bomans en het (grote) gezin
Vandaag
Personalia
Beroepingswen
Trouw
Kwartet
TR0UW/KW.4BTET ZATERDAG 8 JUNI 1974
KERK T2/K2
NED. HERV. KERK
Beroepen: te Genève G. J. v. d. Sluy.
te Moerkapelle, die bedankte voo
Zetten-Andelst.
Aangenomen: naar Drachten P. H
Borgers te Oostelijk Flevoland, wijt
gem. Dronten.
GEREF. KERKEN
Beroepen: te Hoorn J. P. E. Verheul
te Wijihe en H. W. B. Ottevanger t
Gorredijk.
Bedankt: voor Roden F. J. v. d. Wa
te Nijverdal.
GEREF. KERKEN (VRIJGEM.)
Beroepen: te Leem J. A. v. d. Veld
te Enschede-N.f voorheen missionnaii
pred.
GEREF. KERKEN (VRIJGEM. BV.)
Beroepen: te Delft O. Mooiweer tt
Enschede-N.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen: te 's Gravenpolder, Haai
lem, Meliskerke, Poortugaal en Wesl
zaan A. Moerkerken, kand. te Rotter
dam; te Herkingen, Meeuwen, Oud
Beijerland, Stolwijk, Zwijndrechl
Nieuwer-Ter-Aa, te Gorinchem, Poort
vliet, Breda, Benthuizen, Hilversum
Hoogeveen, Hoofddorp en Nieuwer
kerk (Zld) E. Reinders, kand. te Rot
terdam.
VRIJE EVANG. GEM.
Benoemd: tot leraar g.o. aan de chi
MAVO te Hattem H. Onderstal ti
Hattem.
REM. BROEDERSCHAP
Aangenomen naar Eindhoven: F
Palmboom te Dordrecht
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
Uitgaven van
B.V. De Christe.ijke Pers
Directie:
Ing O. Postma,
F. Diemer
Hoofdredactie:
J Tamminga.
Hoofdkantoor: NZ. Voor
burgwal 280, Postbus
859, Adam. Telefoon
020-22 03 83. Postgiro:
26 92 74. Bank: Ned.
Midd. Bank (rek.nr.
69 73 60 768). Gem.giro
X 500.
Over een paar weken komt bij uitgeverij Ambo in Bilt hoven een
nieuw boek uit van de cultuurhistoricus dr. F. Boerivinkeloud-di
recteur van Kerk en wereld' en Inter van de academie 'De Horst'.
De titel daarvan is: 'Einde of een nieuw begin'. Voor de NCRV -
microfoon had Daan Buddingh een paar gesprekken met dr. Boer
winkel over diens boek. Dank zij de goede zorgen van de secreta
resse van de heer Buddingh kunnen we een fragment uit een van
deze gesprekken publiceren. Hier volgt het:
D Buddingh: Wat wilt u precies met
dit boek?
F. Boerwinkel: In de eerste plaats zou
ik willen proberen een concrete ver
heldering teweeg te brengen en daar
bedoel ik dit mee: op dit ogenblik
hebben heel veel mensen het gevoel,
dat het in allerlei opzichten misgaat
met deze wereld. Mis met de gods
dienst, mis met de moraal, mis met
het gezag, mis met het milieu, maar
ook mis met de economie en de
ethiek. Dit alles brengt een zeker
paniek teweeg. Zó zelfs, dat velen
zeggen: ja maar dat kan zo niet lang
meer duren; het loopt met deze we
reld op een eind. De Jehova's getui
gen doen dit bijvoorbeeld, maar ook
andere mensen, die alleen bij de ge
dachte aan een nabij wereldeinde le
ven. Eigenlijk leeft dit bij velen, bij
christenen van verschillende groepen,
maar ook in de kerk en ook bij niet-
christenen. Dit heeft vaak tot gevolg,
dat men zijn handen aftrekt van deze
wereld, omdat men alle pogingen om
er nog wat aan te doen eigenlijk
zinloos acht.
Men heeft dc moed al opgegeven?
Ja, men heeft dikwijls de moed al
opgegeven en men denkt dat er toch
niets meer aan te redden valt. Ik
dacht zonder nu te zeggen, dat de
situatie niet zo ernstig is, want de
situatie is wel degelijk een crisis
situatie dat ik juist zou willen
laten zien, dat het niet zo zeer gaat
om de vraag: is het einde van de
wereld in zicht? als wel om de vraag:
beleven wij misschien het einde van
een bepaald tijdperk, misschien zelfs
van meer tijdperken!
U komt In uw boek zelfs op zes van
die tijdperken.
Ja, ik kom tot zes tijdperken: het
einde van het Constantijnse tijdperk,
van het agrarisch tijdperk, van het
individualistisch-liberalistisch tijd
perk, het einde van de blanke supre
matie, het einde van de mannensupre-
matie en ook het einde van de joodse
ballingschap na tweeduizend jaar.
Eén van de twee bedoelingen van uw
boek Is dacht ik verhelderend
beschrijven wat er precies aan de
hand is met de tijd, waarin wij leven
in verband met de zes tijdperken. U
wilt een analyse geven van deze tijd?
Inderdaad, een analyse, maar toch ook
wel iets meer. Ik wil toch ook laten
zien dat wij niet alleen te doen
hebben met het einde van een be
paald tijdperk, maar dat er ook aller
lei mogelijkheden zijn voor een nieuw
begin. Zonder dit nu te overdrijven of
dat is ook een heel typisch verschijn
sel.
Tenslotte noem ik nog een heel bij
zonder boeiend verschijnsel: tot Con-
stantijn zijn de geestelijke gaven, de
charismata, over het algemeen levend.
Profetie, genezing, tongentaai, uitdrij
ving van boze geesten enz. Tijdens
Constantijn (het tijdperk dan) is dit
praktisch verdwenen op enkele heili
gen na. Wat zien we nu? Ook in dat
opzicht is er weer die oorspronkelijke
inspiratie van de eerste christelijke
gemeenten. Niet dat wij daarnaar te
rug kunnen, dat is bepaald niet de
bedoeling, maar misschien komt er
weer die inspiratie van toen.
En dót bedoel ik met het Constantijn
se tijdperk en het einde daarvan en
dan zeg ik: maar beste mensen, dat is
helemaal niet iets verschrikkelijks, dit
is toch niet het einde! Het is mis
schien het einde van bepaalde vor
men, van bepaalde normen die in die
tijd ontsaan zijn, maar misschien
krijgen wij nu weer een tijd, waarin
juist veel meer aandacht is voor het
oorspronkelijke
Ik denk aan Bomans die in het televi
siestuk 'Stroomt er nog water in Ro
me' zegt: het wordt stil in de winkel,
maar men vraagt wel weer naar het
oorspronkelijk produkt! Dat is, zoals
Bomans dat kon doen, in een notedop
weergegeven.
Maar het Is begrijpelijk, dat er men
sen zijn in deze overgangssituatie,
waarin wij nog met een aantal uiter
lijke vormen vooral uit dit Constan
tijnse tijdperk te maken hebben, een
bedreiging zien en zich onzeker gaan
voelen.
Zeker, ik zal een paar hele duidelijke
voorbeelden noemen: bijvoorbeeld de
Bede in de troonrede. Dat is nog een
typisch element uit het Constantijnse
tijdperk en men ziet in het weglaten
ervan het einde van het christendom.
Dat hoeft toch helemaal niet. Ik zeg
hiermee niet, dat wij als christenen
niet meer voor de overheid moeten
bidden juist wel, maar déze vorm
die het had behoorde nog tot het
Constantijnse tndperk!
Neem nu een ander voorbeeld: het
randschrift van de gulden. Dat hoort
er eigenlijk ook bij. Ik zeg dus niet,
dat wij met ons geld geen rekening
moeten houden met God. Wel dege
lijk, maar deze vorm waarin wij het
uitten, die is eigenlijk nog een ele
ment uit het Constantijnse tijdperk.
Natuurlijk komt het hard aan voor de
mensen, die daarbij zijn grootge
bracht. dat dit allemaal verdwijnt,
maar ik wil proberen om te laten
zien, dat er nog mogelijkheden zijn.
Nu krijgen we wel het gevolg, dat
een aantal mensen in hun verontrus
ting blijft leven, blijft doorleven, ter
wijl je juist door die signalering
probeert de mensen boven de veront
rusting uit te krijgen.
Ik zou het bijzonder prettig vinden,
de mensen boven deze verontrusting
uit te krijgen.' Het was in ieder geval
mijn bedoeling.
DE TIEN PLAGEN
We zijn nu, met de leaing van Exoduj
toege'komen aan de zg. tien plagen, m
Exodus staan ze alle tien onder ëlOcaai
en volgens een bepaald 'Literair sche-'
ma verteld, ml. aüs aankondiging, het;
gebeuren zelf en de verfiardimg vat
Farao. Of het er tien geweest zijn;;
Het aantal schijnt willekeurig als imei>
let op Psalm 105 (8 plagen). Vele zij:1
de natuurlijke verklaringen die dn del
loop der eeuwen beproefd zijn. Niw
mand kan uitmaken wat daar preciö
van waar is. DaaT komt bij dat de
verschillende bronnen van Exodus]
hier sterk door elkaar heen gewerkt
zijn. De plagen hebben iets van et:
gestyfleerd verhaal van wat er dn het
gedenken van Gods grote daden ge
beurd is. Ze staan aan het begiin vat
de uittocht en hebben de duidelijk!
bedoeling te laten zien hoe God over-
machtig is. Niet de Farao bepaalt
ondanks zijn keihard standpunt, y/z
er uiteindelijk gebeuren zal, maar we!
Jahwe, de HEER, de God der Hebree
ën. Voor de Farao zijn ze in hui
groeiende hevigheid uiteindelijk eet
macht aan tekenen waar hij niet meei
tegen op kan en waardoor hij tenslot
te moet toegeven aan de eds die aat
hem gesteld wordt: de uittocht vac
het volk Israël. Voor dat volk zeil
zijn het tekenen van Gods hand ove?
hen. Zij kunnen die uittocht zelf niet
forceren, maar God strijdt aan hut
kant. God heeft de kant van dü
verdrukte siavenvolk gekozen en dal
is een duidelijke zaak die aan d(
kinderen verteld moet worden. Dal
daarbij de eerste van de tien plaget
al meteen voor een aantal onoplosba
re vragen zorgt is niet belangrijk
Misschien is er inderdaad niet 'meet
gebeurd dan wat God in Exodus
vers 9 opdroeg, hl. N ijlwat er op di
grond Laten lopen. Dan alleen kunnen
de tovenaars proberen dat na te doen.
In het verhaal van Exodus blijft vooi
hen nergens meer water over dat it
bloed veranderd kan worden. Maai
dat is allemaal onbelangrijk vergele
ken met de prediking van deze pla
gen. Een prediking die wij bij al om
Sleutelen aan uittochten en bevrijding
niet kunnen missen: God staat aan de
kant van de te bevrijden mens. Ec
onderdrukking leidt tot niets, tot de
dood. (Exodus 7, 14-25).
Dr. F. Boerwinkel
er teveel van te verwachten zou ik
willen zeggen: mensen, er zijn ook
andere dingen aan de gang. In die zin
zou ik, behalve te verhelderen, ook
willen proberen wat te bemoedigen
met dit boek Heel veel mensen
denken dat het met de godsdienst, bij
ons met het christendom, hollend ach
teruit gaat en wij zien dan voor ons
en onze kinderen een slechte toe
komst. Nu geloof ik, dat het einde
van het Constantijnse tijdperk niet
betekent het einde van het christen
dom.
Met het Constantijnse tijdperk be
doelt u de periode sinds Augustinus,
de derde eeuw na Christus
Ja, ik bedoel er dit mee: tot aan 313
na Christus is het christendom eigen
lijk een vervolgde minderheid ge
weest. In 313 geeft keizer Constantijn
het Edict van Milaan uit en daarin
bepaalt hij dat het christendom voor
taan vrijheid van godsdienst zal genie
ten. Niet alleen vrijheid van gods
dienst, maar Constantijn gaat al gauw
de christenen bevoorrechten het
wordt een bevoorrechte godsdienst.
En dan krijg je het symptoom, dat
wat vóór die tijd een vervolgde min
derheid was al spoedig een heersende
meerderheid gaat worden: dat de kerk
van onmondig klein groepje wordt tot
mondig groot instituut, een heersend
instituut.
Voorheen was het een keuze om toe
te treden tot een kerk. Het kostte
veel, het kon zelfs je leven kosten.
Nu wordt het steeds minder een keu
ze, maar meer een vanzelfsprekend
heid. Wat ik heb willen laten zien is,
dat die periode, die daarmee is begon
nen en die eeuwen duurde, in deze
tijd eindigt: Niet het christendom ein
digt, maar de vanzelfsprekendheid van
het christendom de machtspositie van
de kerk, en dat heb ik proberen aan
te tonen aan de hand van allerlei
uitingen.
Ik wil niet zeggen, dat die periode
afgelopen is in die zin, dat er niets
meer van over is, integendeel, er zijn
nog allerlei symptomen over. maar ik
wil hièrmee wel zeggen dat die perio
de snel aan het aflopen is. En dan
krijg je in de eerste plaats dit, dat
het christendom weer opnieuw een
keuze gaat worden. Wat heel belang
rijk is.
Voor ieder persoonlijk.
Voor ieder persoonlijk U bent dus
niet meer vanzelf in een christelijk
door A. J. Klei
'Mijn ouders, die in 1909 op de inval kwamen een gezin te stichten...' Zó
begint Godfried Bomans een verhaal dat onder de rubriek 'Herinnerin
gen' te vinden is in het onlangs bij Elsevier uitgekomen derde deel van het
nagelaten werk van Bomans, met als titel 'Een mooie tijd' (175 pag., met
illustraties, prijs ƒ9,90).
milieu geboren cn 'dus' ook christe
lijk. Daarmee hangt ook samen, dal
een hernieuwde belangstelling ont
staat voor de doop op belijdenis. Tot
aan Constantijn is er in het algemeen
een doop op belijdenis. Ook een kin
derdoop, maar in hoofdzaak doop op
belijdenis.
Tijdens dit Constantijnse tijdperk is
er alleen kinderdoop en nu zie je
bijvoorbeeld bij een man als Buskes,
die in zijn laatste boek 'Het humanis
me van God' duidelijk zegt: ik geloof
toch, dat deze doop op belijdenis een
zaak is waarover we weer heel ernstig
moeten nadenken.
Het wordt dus weer een keuze. Dat is
het einde van het Constantijnse tijd
perk en daarmee is nog iets verbon
den. Vóór Constantijn was er de re
gel. dat een christen riiet in militaire
dienst ging, maar mét Constantijn
wordt het regel en ik zou haast
zeggen: bevel dat een christen wel
in militaire dienst gaat. Dienstweige
ring wordt door de kerk veroordeeld.
Welnu, op dit moment zijn wij ook
weer aan het einde hiervan: dienst
weigering wordt door de kerk als een
legitieme mogelijkheid gezien. Er
komt een veel grotere afstand tussen
kerk en staat, die tijdens Constantijn
veel meer met elkaar samenhingen.
De kerk steunde moreel de staat en
Godfried Bomans heeft met de geci
teerde omschrijving de nagedachte
nis van zijn vader voortreffelijk ge-
eerd. Want voor mensen als mr. J.
Bomans, in zijn dagen een niet on
vermaard rooms-katholiek politicus,
betekent trouwen vóór alles: een
gezin stichten. En dan liefst een
groot gezin.
Mr. Bomans vindt dat de overheid
'met open oog en warm hart' de
grote gezinnen moet steunen, want
die zijn voor de inwendige kracht
van de maatschappij onmisbaar. In
Amsterdam bestaat in die tijd de
Vereeniging van Ouders en Gezins
hoofden (met o.m. de hervormde dr.
C. P. Gunning in het bestuur)., die
in een adres naar de Tweede Kamer
betoogt dat gelijk loon voor gehuw
den en ongchuwden onrechtvaardig
is en 'beperking van het kinderbe-
zit' als onvermijdelijk gevolg heeft.
Vader Bomans signaleert dit met
genoegen, maar zijn geestdrift neemt
nog toe als hij zijn lezers kan
attenderen op een artikel in De
Familiebode, het blad van de al
genoemde bond van grote gezinnen.
Hierin wordt uiteengezet dat ener
gieke mensen uit grote gezinnen ko
men. Daar heeft Bomans sr. nog niet
aan gedacht, dit is 'een zijde van
het vraagstuk tot heden in deze
brochure niet bekeken'. Het slaat
wel aan bij mr. Bomans:
De strikte rechtvaardigheid vloeit
voort uit den ivil Gods, Die in de
natuur der menschen planmatig de
neigingen en eigenschappen gelegd
heeft waaraan de mensch gevolg
moet geven, wil hij aan zijn eind
doel geraken Wij spreken zelfs van
den collectieven huwelijksplicht en
de gezinsvermeerdering
Bomans meent dat de echtelijke ge
meenschap 'onnatuurlijk verdierlijkt
(wordt) door kunstmatige kinderbe
perking'. Deze visie wordt later, in
1929, door pater Henri de Greeve in
zijn met toejuichingen begroete rede
'De gruwel der verwoesting' zeer
retorisch onder woorden gebracht.
De Greeve houdt zijn verhaal op
een congres tegen het neo-malthusi-
anisme, dat door regeling van het
kindertal overbevolking wil tegen
gaan en kinderbeperking bepleit.
Een groot gezin, maar het zou in de jaren dertig lang niet groot genoeg zijn geweest om een plaats
je te verdienen in de fotogalerij van de Katholieke Illustratie.
Hier komt één reusachtige volzin
van Henri de Greeve:
De huwelijksband bindt ze niet, en
niet de liefde, maar de misdaad, de
zonde. Dat is het cement tussen
twee menschen, tussen twee neo-
malthusianisten. Wat tusschen die
twee is en uitgewisseld wordt is niet
hun eigen persoonlijkheid, niet hun
hart, is niet een blijde overgave, is
niet het heerlijke in elkaar opgaan,
dat heeft niets van de bruid en den
bruidegom, waarover ze zoo ont
roerd waren op hun trouwdag, dat
heeft niets van de voorbestemming
tot groote mogelijkheden, maar wat
tussen die twee omgaat is iets wal
gelijk-vulgairs, bij de pleging waar
van ieder van hen innerlijk op het
moment van de misdaad, in plaats
van een geluksextase, een alle
vreugde ontbindende, brandende ge
waarwording krijgt van, permitteer
mij het ivoord, een gore daad, zon
der meer. Het is alsof hun ziel
afzijdig blijft en toeziet en dan het
hoofd afwendt.
In protestantse kring leven ook ster
ke bezwaren tegen het neo-malthu-
sianisme. Foldertjes van deze kant
verdwijnen zó uit de brievenbus in
de kachel. (Moeder, wat is dat?
Niks, kind. geef hier en ga maar
fijn verder spelen). In 'Het huwe
lijk. Een boek voor het Christelijk
gezin' van de gereformeerde arts A.
Dupont staat:
.beperking van den kinderzegen
(is) in lijnrechten tegenspraak met
Gods Woord. 'Een kunstmatige be
perking is onder alle omstandighe
den tegennatuurlijk; want het na
tuurlijk einddoel der paring is en
blijft bevruchting, voortplanting.
Nu is echter het voorbehoedend
handelen in den echt, niettegen
staande Gods geboden en de wetten
der natuur, op zulke wijze gemeen
goed der beschaafde volken gewor
den, dat het nodig is deze vraag
nader te bespreken en na te gaan,
uit welke bronnen de wensch naar
willekeurige- beperking van het kin
dertal opkomt Over te gaan
tot het gebruik van neo-malthusi-
aansche middelen is in geenen deele
geoorloofd.
Wie de uitlatingen van Bomans sr.
en anderen bekijkt, krijgt wel eens
de indruk dat de socialisten in deze
jaren wildebrassen zijn op het ge
bied van de sex. Maar dat valt
tegen (of mee). Om te beginnen is
men (ook) in de. arbeidersbeweging
erg preuts. Een tekening op de
voorpagina van het mei-nummer
1921 van Het Jonge Volk, waar in
gestyleerde vorm een blote jonge
man op staat, volstrekt sexe-loos en
met bovendien nog bloesemtakken
op de kritieke plekken, geeft zoveel
aanstoot dat het blad vrijwel onver
koopbaar is. En in een aflevering
van VARA's 'Open en Bloot' vertel
de een bejaarde man dat zijn vrouw
uit de Rein Leven-beweging kwam: ze
wilde eerst alleen dan met hem naar
bed als het de bedoeling was een
kind te verwekken.
Die éne zin van Godfried Bomans
heeft me inmiddels een heel eind uit
de buurt van 'Een mooie tijd' ge
bracht. Toch is dit artikel in de
wieg gelegd als een hartelijke aan
beveling van dit nieuwe deel van
Bomans' nagelaten werk. Persoonlijk
genoot ik ook erg van 'Schoolherin
neringen'. Ik citeer daaruit:
Een school ruikt vuns, zuur, ver
schaald en zweterig. Het is een
veilige lucht. De uitwasemingen van
zelden gewassen kinderlijfjes ver
dicht de dampkring tot een stinken
de beslotenheid. Men maakt daar
deel van uit. Daarbuiten is het ont
zettende leven der grote mensen,
waarvan niets te begrijpen valt.
Hier stinkt het wel. maar er is iets
liefs aan alles. De dingen zijn te
overzien. Daar is de barst in de
muur naast het schoolbord, hier is
mijn lessenaartje. In het gevlamde
hout valt een opspringend hondje te
onderscheiden. Dag hondje. We zijn
er weer.
Voor de klas staat juffrouw Olt-
mans. Juffrouw Oltmans draagt bel
len in haar oren en een wat laag
uitgesneden hals. Ofschoon juffrouio
Oltmans in het bezit is van een stok
met een gummidopje, waarmee zij de
Nuttige Dingen aanwijst, kan dit
toch niet verhinderen dat zij vrouio
is. Er is een zoet en bang geheim
om haar en wij mogen dit niet
toeten. Soms ziet zij uit het raam en
zucht. Juffrouw Oltmans heeft scho
ne, vochtige ogen en een vochtige
stem.
In het rijke roomse leven zijn ze tuk
op grote gezinnen, je hebt ook de
Nederlandse R.K. Bond voor Groote
Gezinnen. Wie op z'n minst vijftien
kinderen heeft, mag met zijn gezin
op de foto in het weekblad Katho
lieke Illustratie, en er komt dan
onder te staan: 'De heer X te IJ
heeft een echt Roomsch gezin. Het
bestaat uit zestien gezonde kinderen'.
Vader Bomans werpt zich vol vuur
in de-strijd om wat genoemd wordt
het gezinsloon. Kindertoeslag, zeg
gen wij. Mr. Bomans schrijft er in
1919 een brochure over onder de
titel: 'Het gezinsloon en de groote
gezinnen'. Hij zegt daarin:
Moet de vader van het groot gezin
per se gestraft worden? Of durft
men ontkennen dat hij de natuur,
zijn plicht, Gods gebod volgde?
De vader van Godfried Bomans: de man met de witte dasmr. J.
Bomans.
-
PROMOTIE
Aan de technische hogeschool in Del
is ir. J A. Battjes gepromoveerd te
doctor in de technische wetenschap
pen.
Rotterdam (ErasmusU): gepromo
veerd tot doctor in de economisch
wetenschappen P. S. H. Leeflang;
Gepromoveerd tot doctor in de ff
neeskunde Z. C. van Vuuren.