Echt of niet-echt, dat is de vraag De mens als tragisch wezen ClfflROCIW/KlWiAiRniET ZAflTERDlAG 8 JUNI 1974 KUNST T17/K15 door G. Kruis Ary Scheffer: Maria Magdalena aan de voet van het kruis' (eerste helft 19e eeuiv). 'Kunst', schreef de bekende Weense kunstgeleerde Werner Hofmann in 'De schilderkunst van de twin tigste eeuw', 'is niet meer een schilderkunstig bravourstukje, doch een instrument voor existentiële bevrijding, waarin het 'ik' zich rechtvaardigt en bevestigt en zich één wil maken met de wereld'. En ook: 'De aanvaarding van het leven vindt op dit ogenblik (dat was 1958, G.K.) in het kader der figuratieve I schilderkunst geen enkele overtuigende interpretator meer onder de jongere generaties'. In de catalogus van de tentoonstelling 'Kijken naar de werkelijkheid', Mu seum Boymans-Van Beuningen, Rot terdam. die een overzicht geeft van het werk van 17 Amerikaanse hyper realisten en 28 Europese realisten, heb ik de geboortedata van de kunste- I naars eens nagekeken: van de 45 expo- santen blijken er 16 ouder te zijn dan veertig, de 'jongere' generatie dus, I waarover Hofmann het had, en van de I rest zijn er maar twee jonger dan dertig. En wat schilderkunstig bravour be treft overtreffen Je meeste van deze schilders want ook bij de aanwezi ge 'beeldenmakers' speelt de kleur een zeer grote rol de kunstenaars die op een kwartiertje lopen afstand in het Lijnbaancentrum 'De vergan kelijkheid van de roem' hangen te vertegenwoordigen. Drie 19e eeuwse grootheden als Scheffer, Tadema en Roehussen, die, al waren hun uitgangs punten tegengesteld, ook zo schilder den, dat het publiek de handen in j elkaar sloeg van verbazing. Want dat staat (en kennelijk niet alleen bij liet 'grote publiek') nog steeds aan: het nèt- echte. Het marmer bijvoorbeeld zoals I Tadema het schilderde en een heel j nadrukkelijk voorbeeld van nu zo'n 'Winkelbezoekster in Florida' van Duane Hanson, 'n Klein, wat, gezet, oud, opgetut vrouwtje, triest-jeugdig j gekleed in bermudashorts, versierd _J met goedkoop-opzichtige kettingen, 'n paar plastic tassen aan haar arm en zo echt, als je ze in geen enkel wassenbeeldenmuseum vindt. Hanson gaat voor deze plastieken, evenals een groot deel van de hier aanwezige schilders van foto's1 uit en de (originele) kleding speelt in zijn jwQoi.WQKTH'S: SSEbtóW-; Richard Estes: Gordon's gin', 1968 (olieverf op paneel). werk een zeer belangrijke, want: ex pressieve rol. John de Andrea doet het heel anders. 'Er is niets', schreef hij, 'dat zoveel over iemand onthult als zijn naakt heid. Zijn figuren zijn directe polyes ter afgietsels van de 'werkelijkheid', die hij, zou je kunnen zeggen, be schouwt èn gebruikt als de schilder zijn linnen. Hij experimenteert al ja ren om de huidskleuren zo juist mo gelijk weer te geven en de laatste tijd bereikt hij resultaten die tegen het griezelige aanleunen. En 't is niet alleen het lichaam; je staat bijvoor beeld voor die tegen een tafel aan leunende vrouw (die eigenlijk meer onbeschermd 'bloot' is, dan mooi naakt) en je verwacht, dat ze je op een gegeven moment eindelijk eens zal vragen, waarom je haar zo aan staart 'n Vreemde manier van 'kunst' bekij ken, daar ben ik me van bewust, maar 't is niet anders. Wat de maker verder ook bedoelen mag, hij is, en dat is aan geen enkele twijfel onder hevig, uitgegaan van een zo reëel mogelijke' 'kopie' van de werkelijk heid. En omdat die plastisch is, drie-dimen sionaal, komt dat toch anders aan dan bij de schilderijen, die afbeeldingen van de werkelijkheid zijn op een plat vlak. Soms, zoals bij Chuck Close gaat het erom, een foto, zij het sterk vergroot, helemaal na te bootsen, tot en met de optische vertekening en de variatie in diepte-scherpte toe. Als je deze zeer grote ('Bob', een portret naar een zwart-wit foto is 275 x 213 cm) schil derijen op hun beurt weer fotogra feert, herken je ze niet meer als zodanig. Dan moet je wéten dat het foto's van schilderijen zijn, anders zou je ze voor foto's (van de werke lijkheid) houden. Anderen, Richard Estes, Don Eddy, Robert Cottingham of Noel Mahaf- fey, om er maar een paar te noemen, gaan wel van de fotografie uit, wer ken ook wel met een uiterste precisie, maar voegen toe, laten weg. Ze ge bruiken de foto dus op dezelfde wijze als Breitner het al deed, om snel iets te kunnen vastleggen, wat later ui-tgcV werkt kan worden. Je krijgt de indruk, dat voor de meeste Amerikaanse hyper-realisten het onderwerp op zichzelf niet zo belangrijk is. Don Eddy: 'Het kern probleem van een schilderij is, geloof ik, een schilderkunstig probleem en geen probleem wat betreft de voor stelling'. Daarom veel stadsbeelden, met alle details van de overal aanwe zige reclame, autokerkhoven (moder ne stillevens zou je die kunnen noe men), mensen, op tentoonstellingen, conferenties, bij zwembaden, in hotels, op het strand Hoewel de Amerika nen onderling veel meer verwant- Duane Hanson: 'Toeristen'. 1970 (polyester en stof). schap vertonen dan de Europese deel nemers aan deze expositie, is toch ook bij de laatsten in veel gevallen de fotografie belangrijk. Maar 't is, heel algemeen gesteld, niet zo herkenbaar, schilderachtiger, minder star. Toen ik voor het eerst uitgebreid geconfron teerd werd met het hyperrealisme Documenta 5, Kassei 1972 schreef ik te verwachten dat deze manier van werken veel navolging zou vinden. Omdat le kunsthistorici er al veel indrukwekkende beschouwingen aan gewijd hadden; 2e het grote publiek nog altijd in de eerste plaats naar musea gaat om plaatjes te kijken; 3e de rijke snobs, waarvan iedere nieuwe stroming (al is die nog zo tegen het establishment) het hebben moet, nu eens geen zaken behoefden te kopen, waar ze eigenlijk in hun hart wel mee in zaten, nu dolgelukkig zijn met dingen die erg veel op hun eigen kleurenfoto's lijken en tóch kunst zijn Dagelijks leven Als je het zo bekijkt, merk je hoe weinig er wezenlijk veranderd is. Lees wat G. Knuttel schrijft in 'De Nederlandsche Schilderkunst van Van Eyck tot Van Gogh: 'In de 17e eeuw krijgt de schilderkunst echter ook de de zeer groote vraag naar afbeeldingen van de verschijnselen uit het dage- lijksch leven, van den mensch zelf, van zijn omgeving, zijn huis, zijn stad, zijn land, zijn rijkdommen, zijn schepen, zijn levenswijze, zijn dit'ren, afbeeldingen zonder commentaar, een voudige weerspiegelingen van wat het oog aanschouwt, als document van het eigen leven, als pronk of als suggestie van begeerde heerlijkheid'. En in de 19e eeuw nu weer even naar de tentoonstelling van Scheffer, Tadema en (zij het in mindere mate) Roehus sen ontstond er ook weer zo'n vraag. Het was de tijd dat de machine pas goed om zich heen begon te grijpen. Harde en handige jongens, die het zagen (en durfden) grepen hun kansen en werden veel te snel rijk en bouwden zichzelf paleizen. En in paleizen, ook in parvenupalei zen horen schilderijen. Daarvoor zorg den (ook) de kunstenaars. Schilderij en, waarmee je moest kunnen pron ken, die je gasten verbaasd moesten doen staan. Schilderijen ook, die aan toonden, dat je niet zo maar een gewone jongen was, maar dat je thuis was in alle vormen van de voorge schreven cultuur. Dat betekende in de 19e eeuw: Schoonheid. Klassieke schoonheid als het even kon. En een schilderij met een religieus thema maakte ook een goede indruk, vooral als je, zoals bij 'Magdalena aan de voet van het kruis' alleen maar met een fraaie, gave vrouw geconfronteerd werd, drie dramatisch ophlikt, naar wat je dan zelf niet hoefde te zien 'De Verpleegster' (van Tadema) is gekleed in rijke gewaden en leest, gezeten in een monumentale stoel een patiënt voor, die dan wel mooi bleek ziet, maar waarachtig geen tubercu leuze weefster is, uitgeput door de onmenselijke lange arbeidstijden in de stoffige fabrieken van die tijd. En je staart je blind op de stofuit drukking van het marmer in 'Vol verwachting' en je let eigenlijk niet eens op de vrouw in een soort Grieks gewaad, waar het om gaat. Die ziet er zo levenloos uit, dat ze evengoed van die steensoort gemaakt had kunnen zijn. (Roehussen is een hoofdstuk apart en die hoort voor mijn gevoel helemaal niet zo in dit gezelschap thuis). Dan sta je plotseling weer midden in je eigen tijd, waarin je allerlei dingen ziet gebeuren. Bravour Hoewel dat een goed decennium gele den volkomen uitgesloten bleek, wordt er nu weer met evenveel en soms nog meer bravour geschilderd dan in die veel gesmade vroege 19e eeuw. Met onderwerpen, die dan weer net als in die roemrijke 17e eeuw, alleen maar een registratie lijken van de gewone dingen die je iedere dag weer om je heen kunt zien. Alleen maar registratie? Dan had je genoeg gehad aan de foto's. Misschien kunnen we bij het bezoeken van deze tentoonstelling eens een keer alle diepgaande filosofieën laten voor wat ze zijn, en een variatie voorstellen op het befaamde l'art pour l'art-principe, de kunst om de kunst, hier: het schilderen om het schilderen De tentoonstelling in Boymans duurt tot 18 augustus, die in het Lijnbaan centrum loopt nog tot 24 Juni. Johan Fabricius is een groot verteller. Het komt niet zo vaak voor dat de zoon van een algemeen gewaardeerd schrijver even eens een gewaardeerd schrijver wordt. Bij Johan Fabricius is dit het geval. Zijn vader Jan, die zich in Engeland vestigde en later Engelsman werd, schreef toneelstukken die hem bekendheid gaven. De zoon heeft tal van romans geschreven die alle met graagte gelezen werden. En terecht. Johan werd in 1899 te Bandung geboren, waar zijn vader als journa list werkzaam was. Hij. woont sinds 1935 in Londen; hij kreeg mede bekendheid door zijn medewerking aan de B.B.C. tijdens de tweede wereldoorlog. Maar zijn grootste be kendheid kreeg hij toch door zijn romans, die men het best kan karak teriseren door ze boeiende verstrooi ingsromans te noemen. Maar dan echt wel van gehalte. Zijn boeken worden door zowel niet literair ge schoolden als door literair wél ge schoolden gelezen. Er wordt vaak gebruik gemaakt van het begrip lite ratuur in engere zin. Dan bedoelt men te zeggen dat er een elitaire literatuur is. Een literaire top die zich kenmerkt door een zeer indivi duele problematiek. Daar is geen bezwaar tegen. Als men dan maar wat niét tot die top behoort, min derwaardig acht En dat wordt maar al te vaak gedaan. Echter, en dat is troostvol, de gemiddelde lezer loopt niet in die val. En tot die gemiddel de lezers behoren, althans dat is mijn ervaring, vele intellectuelen. Verteller Mensen met werkelijke beschaving kijken al spoedig door de moderne met schuttingwoorden versierde ver halen heen. Zij lezen graag boeken die aan de wezenlijke, grote mense lijke problematiek gestalte geven. Man kan het werk van Johan Fabri cius niet op een lijn stellen met dat van bij voorbeeld Jan de Hartog. Ook Johan Fabricius is een vertel ler, maar zijn inzicht in de mens en zijn taalgebruik zijn van een beslist hogere klasse dan die van Jan de Hartog. Dat blijkt ook uit Johans laatste boek 'Het gordijn met de ibissen', dat onlangs verschenen is. Laat ons hopen dat het niet zijn laatste blij ven zal. door J. van Doorne De roman speelt in het voormalige Nederlands-Indië uit de laatste jaren van de negentiende eeuw. Een Ne derlands jong jurist wordt door zijn familie naar Indië gestuurd. Hij is in Holland mislukt. Op verrassende wijze maakt hij in de Oost carrière in een niet genoemd stadj'd, dat de hoofdstad is van een van de vorsten landen. Midden Java dus. Hij leert in Batavia een mooi Chinees meisje kennen dat hem tot minnaar neemt. Ik zeg het goed; niet hij neemt haar doch zij neemt hem. Zij weet wat ze wil. Deze Li is naast Louw de Visser, de jonge jurist, de hoofdper soon van de roman. Zij, een wegge lopen prostituée uit Singapore, is een hoogstaande, begaafde vrouw, die infeite bezeten is van afkeer. Afkeer van de maatschappelijke drab waarin zij als kind heeft moe ten leven en die zij door weg te vluchten met een Noorse zeeman is kunnen ontgaan. In Batavia verruilt zij haar zeeman met de jonge blauw ogige en blonde Louw de Visser. Zij besluit met die nieuwe vriend heel haar omgeving te trotseren. En die omgeving is vijandig: Javanen, halfbloeden en blanken vinden haar minderwaardig. Maar Louw niet. Hij krijgt haar lief en zij krijgt hem lief. Samen nemen zij het óp tegen een samenleving die gekenmerkt wordt door racistische vooroordelen. Zij winnen aanvankelijk hun strijd. Over het verloop van dit tenslotte tragisch eindigend verhaal wil ik niets meer vertellen. Dit hartver warmend boek moet de lezer zelf maar tot het niet vermoede einde lezen. Verziekt Wat ik wel vertellen mag, is dat het boek een indringende beschrijving geeft van het leven in de vorsten landen, waar inlandse vorsten een suzerein gezag uitoefenden dat zo corrupt was als het maar wezen kon. In de kraton, de paleisstad in de stad, leefde de vorst die in dubbel opzicht in schijn regeerde. Ten eer ste was er het Nederlandse gezag dat zoveel als mogelijk alles bij het oude liet en ten tweede was er de hoge adel en de kraton-raad die het volk uitzogen en de sultan slechts nauwelijks enige macht lieten. De roman verbeeldt een totaal ver ziekte samenleving. Een samenle ving, niet zozeer verziekt door het koloniaal bewind als wel door een feodaal bewind, toegelaten door de Nederlandse bewindhebbers. Asje blieft geen ellende met adat en traditie. Daarbij waren er de oude plantersfamilies, schatrijk, die zich de echte meesters voelden van het land. Tussen die beide groepen kon een Nederlands bestuursambtenaar van goeden wille of een verstandig mens als Louw de Visser, die zich als jurist een goede plaats veroverd had, slechts weinig uitrichten. Duidelijk staat in 'Het gordijn met de ibissen' de hopeloze situatie gete kend van een Westers formeel gezag dat in een volstrekt vreemde samen leving zich wil doen gelden. Integra tie is onmogelijk. Oost is Oost en West is West Voor ik de verdiensten van de hier besproken roman op een rijtje zet, wil ik wijzen op een storend ele ment van het boek. Een element dat mij meer stoort dan ik wel zou willen. Ik heb dit boek namelijk met groot genoegen gelezen. Maar de beide hoofdpersonen zijn mij, hoe symphatiek ook, vreemd geble ven omdat er iets in hun leven is dat ik niet begrijpen kan. Het meis je Li wil niet trouwen met Louw, hoezeer ze hem ook liefheeft. Dat kan ik begrijpen. De roman maakt dit duidelijk. Men leze zelf. Maar zij leven samen zonder dat er kinderen komen. Zij maken geen gebruik van voorbehoedsmiddelen. Ook dat kan. Een van de twee kan onvruchtbaar zijn. Uit het boek blijkt echter, dat ze beiden wel degelijk in staat zijn nageslacht te krijgen. Alweer: men leze. Dit maakt de roman onwezen lijk. Johan Fabricius heeft op onver geeflijke wijze ingegrepen in het leven van zijn figuren. Dat maakt zijn boek tot een moeilijk te begrij pen, romantische vertelling, hoe boeiend die ook moge zijn. Tragiek Maar dóSrom is het huwelijk van Li en Louw nog niet onaanvaardbaar. Li beseft dat een huwelijk tussen een Chinese en een Hollander niet gelukkig kan zijn. Aan de tragiek van een liefde tussen mensen van een heel verscheiden ras geeft de roman gestalte. Dat is een verdien ste. Echter, is hierover niet iets méér te zeggen? Li en Louw zijn religieus gezien kinderen. Geen van beiden weet iets af van wat werke lijk religie is. Dat religie werkelijk in staat is, rassen-onderscheidingen en dat betekent ook culturele onder scheidingen en verschillen te over bruggen, komt in de roman niet aan de orde. Oost is werkelijk Oost en West is werkelijk West. Maar er is slechts één mensheid. Men kan elkaar liefhebben niet óndanks verschillen maar óm die verschillen. Dat heb ik als inzicht in de roman gemist. Helaas moet ik dit punt laten rusten, omdat het de beperking van d't artikel te buiten zou gaan. De roman is in uitstekend Neder lands geschreven. Het geeft een Johan Fabricius: 'Het gordijn met de ibissen.' Leopold, Den Haag. 293 blz. Met een ONvoliedige woordenlijst van Maleise en Indonesische woorden. 18,50. boeiend beeld (ook van de natuur) van Nederlands-Indië tijdens de eeuwwisseling. Hij is ook voor poli tici en maatschappelijk-sociale wer kers belangrijk. De tragiek van twee mensen die elkaar liefhebben en niet weten dat rasverschil en cul tuurverschil niet een onoverbrugba re barrière vormen tot totale harmo nie, is in deze roman duidelijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 15