f Vc
Wirt
Bijna de helft van
radio's en brommers
verkocht aan jeugd
Nederlandse dienstplichtige
is een burger in uniform
In dienst
te veel
als hond
behandeld
Hoe besteedt jeugd
100 gulden
Twieners
doelwit
industrie
Vandaag geen oorlog, vandaag eigenlijk niets te doen
lOUIW/KmWnETT DI.XiS'DAC 7 MEI 1974
JONGEREN1 KRANT TK.23
VrMM
AMSTERDAM Geld moet rollen. En inderdaad, elk jaar rolt meer geld over de
toonbanken in rinkelende kassa's. We produceren met z'n allen elke tuaalf maanden
wat meer. Maar het zuur verdiende geld gaat als vanzelf weer op want onze be
hoeften zijn nu eenmaal niet te bevredigen. Integendeel, meer en grotere wensen
houden de portemonnee voortdurend krap.
Uitgaven (exclusief vaste
kosten als huur of kostgeld)
jongens
meisjes
Café, cafetaria, dancing
14
6
Kleding, schoenen
11
18
Sparen voor toekomst zonder bepaald doel
11
14
Vervoer: brommer, stalling, trein, bus tram
10
5
Tabakswaren
9
7
Hobbies en sport
8
5
Sparen voor bepaalde dingen
6
12
Cadeautjes
5
8
Bioscoop, theater
4
2
Versnaperingen
4
4
Boeken, tijdschriften etc.
3
3
Grammofooplaten
3
1
Studieboeken, studiekosten
3
2
Haarvcrzorging, kapper
2
3
Cosmetica en toiletartikelen
1
6
Resterende uitgaven
6
5
Bron: 'De onbekende markt, Prad, Twleneronderzoek 1967'.
bedrag aan huishoudkosten.
huur, brandstof, gas. electrici-
teit enz. Wanneer het reste
rende bedrag wordt vergele
ken met het bedrag aan vrije
bestedingen bij twieners valt
op dat de laatsten meer geld
in het handje overhouden.
Een jong gezin houdt p;r
maand ongeveer 230 sulden
vrij uit te geven geld over
voor twee volwassenen en l of
twee kinderen.
De wijze waarop dit geld
wordt uitgegeven verschilt in
sommige opzichten belangrijk
tussen twieners en jonggehuw
den. Er zijn ook overeenkom
sten. De belangrijke post voor
beide categoriëen is het spaar
geld. Twieners sparen iets
meer dan de jonggehuwden,
nl. respectievelijk 22 en 18
procent. Uitgaven aan kleding,
schoenen en tabak zijn percen-
tueel gezien ongeveer gelijk.
De twieners daarentegen be
steden 13 procent van hun
vrije inkomen aan café, dan
cing, bioscoop, e.d. De jongge
huwden maar 3 procent. Ook
de uitgaven aan hobbies en
sport zijn bij twieners aan
zienlijk: 6 5 7 procent
Het huwelijk is volgens het
Prad-onderzoek een breukpunt
in de tijdsbesteding van jonge
mensen. Na het huwelijk
wordt aan het lezen van boe
ken voor ontspanning de
meeste tijd besteed, nl. drie
tot vier maal zoveel tijd als
voor het huwelijk. Aan platen-
draaien komen jonggehuwden
veel minder toe dan twieners.
Op de markt van grammofoon
platen gaat jaarlijks ongeveer
90 miljoen gulden om. De
helft van dit bedrag komt
voor rekening van twieners.
Groot zijn de aantallen draag
bare radio's, fototoe-tellen en
bandrecorders, die twieners
bezitten. Van al deze produk-
ten die in Nederland zijn ver
kocht, bezitten de twieners
respectievelijk 40, 30 en 33
procent.
Na het huwelijk wordt meer
tijd besteed aan breien, naai
en. haken en aan planten, die
ren en tuinieren. Opvallend is
dat jonge mannen na hun hu
welijk minder tijd hebben
voor liefhebberijen, terwijl dit
bij vrouwen juist omgekeerd
is. Vrouwen besteden na hun
huwelijk aanmerkelijk meer
tijd aan kaarten, gezelschap-
spelen, mannen juist minder.
700.000 BROMMERS
Alle 16 tot 24 jarigen samen
in Nederland bezitten ruim
700.000 bromfietsen. Het totale
bromfietsenpark is 1.7 mil
joen. Jongens brommen meer
dan meisjes, dat is bekend.
Minder bekend is, dat de jong
ste twieners meer brommers
bezitten dan de oudere. Onge
veer de helft van alle tweetak-
ters, die in het bezit van jon
geren zijn, zijn door de jonge
ren zelf betaald.
Dat mascara en ogenschaduw
veel vaker door meisjes wor
den gebruikt dan door jongge
huwde vrouwen zal geen ver
bazing wekken. Minder be
kend is misschien dat lippen
stift naar verhouding veel
meer gebruikt wordt door
jonggehuwden, terwijl op de
vingers van twiener^meisjes
vaker en meer nagellak prijkt.
Het gebruik van cosmetica en
toiletartikelen door jongens
blijft nog wat achter. Terwijl
meisjes sommige produkten
vaker gebruiken dan jonge
vrouwen, zijn de gebruiksper-
centages bij jongens altijd een
stuk lager dan bij jonggehuw
de mannen. Uitzonderingen
zoals middelen tegen jeugd
puistjes daargelaten, zo merkt
het Prad-onderzoek voorzich
tigheidshalve op.
Cola blijkt vooral een drank
te zijn voor jongens, tonic en
up-dranken vooral voor jong
gehuwde vrouwen. Wijn, ver
mouth, port, sherry en ook
mc'k zijn dranken die in het
huwelijk een stuk populairder
zijn dan daarvoor. Patates fri
tes, kroketten, chocola en
chips doen het goed bij twie
ners: zoute pinda's en haring
eerder bij jonggehuwden.
llit protest tegen de slechte slaapgelegenheid sliepen soldaten van de legerplaats te Garderen in de openlucht.
in dienst niet beter op gewor-
den is.
LEEGLOOP
De geringe interesse in het
werk en de geringe moeilijk
heidsgraad van dat werk (57
procent ervaart zijn werk als
(veel) te gemakkelijk) leidt
tot de in dienst beruchte
'leegloop', waarbij wat rond
wordt gehangen, omdat er
nauwelijks (zinvol) werk te
doen is. De VVDM heeft over
die 'leegloop' eens in een een
discussienota geschreven:
'5 Ochtends na het appel weet
hij (de dienstplichtige, red.)
het al: vandaag geen oorlog,
vandaag eigenlijk niets te
doen'.
APATISCH
Elders in die WDM-nota
('Motivatie dienstplichtigen',
1972) wordt over het pro
bleem van die 'leegloop' opge
merkt: 'De belangrijkste oor
zaak van de 'negatieve' hou
ding van de dienstplichtigen
is gelegen in het ontbreken
van zinvol werk, en, als er
geen oorlog is, is er voor de
meesten geen werk. Ze kun
nen uit hetgeen ze doen, geen
zin putten; dat maakt apa
thisch. Hierdoor moet een
commandant er bijna wel van
uit gaan, dat de dienstplichti
gen een afschuw hebben van
wer'cen en zeker van het dra
gen van verantwoordelijkheid:
dat het werk gedetailleerd
voorgeschreven en duchtig ge
controleerd moet worden. Wil
de krijgsmacht aan zijn taak
kunnen voldoen en wil men
ook daar naar een menswaar
dig bestaan, dan zal men iets
aan de leegloop moeten doen'.
Bij het door Roggeveen ver
richte onderzoek werd de
vraag gesteld: 'Hoe vaak hebt
u vergeleken met voor u in
dienst kwam het gevoel dat u
echt iets gepresteerd hebt?'
Op deze vraag antwoordde 72,7
procent: '(veel) minder vaak',
18 procent zei: 'even vaak", en
maar 9,3 procent antwoordde:
"(veel) vaker'. Op een andere
vraag antwoordde precies 50
procent dat in dienst eigen ini
tiatief (sterk) wordt tegenge-
werkt. En ook dat 'maakt apa
thisch', om met de WDM te
spreken.
De negatieve waardering die de
dienstplichtige voor zijn eigen
werk in het leger heeft, hangt
mogelijk ook samen met t vij-
fel aan het bestaansrecht van
dat leger. Ten niet gering per
centage van de dienstplichtige
soldaten en korporaals (38,5)
vindt het riet nodig dat Neder
land een leger heeft. Nog niet
de helft (46,5 procent) vindt
een leger noodzakelijk. En
maar liefst 73,8 piocent is van
mening dat het bestaan van
het Nederlandse leger geen in
vloed heeft op de kans op oor
log.
Ook op andere punten die
niet rechtstreeks met het ei
gen 'leef- en werkklimaat' te
maken hebben, is er veel kri
tiek. Zo vindt ruim 70 procent
het (heel) onredelijk dat
slechts een deel van de goed
gekeurde dienstplichtigen on
der de wapenen wordt geroe
pen. Ruim 85 procent gelooft
dat er in het leger (veel)
meer verspilling voorkomt
dan in andere bedrijven
(slechts 1,1 procent vindt dat
er minder verspild wordt). In_
het algemeen is driekwart van
de dienstplichtige soldaten en
korporaals van mening dat de
meeste dingen in het leger
('heel) slecht geregeld' zijn.
Zorg dat je er niet bij komt:
dat is eigenlijk de kern van
wat blijft hangen ais dienst-,
plichtigen gaan spreken. Niet
iedereen vindt dat, natuurlijk,
en ook is het niet allemaal
kommer en ellende. Over de
onderlinge verhoudingen, bij
voorbeeld, en zelfs over de
verhouding met de zogeheten
meerderen, is de dienstplichti
ge eigenlijk wel te spreken.
WIJZIGINGEN
De hierboven al ten tonele ge
voerde wrevelige sergeants
blijken het er in de ogen van
de dienstplichtigen beter af te
brengen dan de buitenstaan
der waarschijnlijk vermoedt.
De vertiouding tussen deze 'di
recte meerderen' en de solda
ten is, zo stelt Roggeveen in
zijn rapport vast, 'redelijk
goed.' Hij voegt er in een toe
lichting aan toe: 'In de afgelo
pen jaren is grote aandacht
besteed aan het leiderschap.
Vermelding verdienen in dit
verband de ingrijpende wijzi
gingen, die sinds kort in de
opleiding van reserve-officie
ren en dienstplichtig kader
zijn aangebracht en in het bij
zonder de sinds enkele jaren
in herziening zijnde opleiding
van beroepsonderofficieren op
de Koninklijke Militaire
School te Weert'.
Ook de compagniescomman
dant (CC, in het militaire jar
gon) wordt door de maats ta
melijk vriendelijk beoor
deeld, al moet daarbij worden
aangetekend dat zij weinig
contact met de man hebben
en eigenlijk niet weten wat
hij uitvoert (dienstplichtigen
hebben dus niet alleen weinig
invloed, ze weten vaak niet
eens wat er gebeurt).
De onderlinge verhoudingen
laten weinig te wensen over.
De meeste dienstplichtigen
hebben er weinig moeite mee
aansluiting met collega's te
vinden; de onderlinge hulp
vaardigheid is zeer groot. Rog
geveen wijst er terecht op dat
het zeer waarschijnlijk is dat
de groepssolidariteit onder
dienstplichtigen een tegen
wicht vormt voor het gevoels
matig onbehagen dat bij velen
door het militaire leefklimaat
wordt opgewekt.
Bij de presentatie van het rap
port 'dienstplichtigen spre
ken', in december 1973, zei de
toenmalige staatssecretaris van
defensie, mr. J. A. Mommer-
steeg, dat de ongemakken die
uit dienstplicht voortvloeien,
niet allemaal weggenomen
kunnen worden. Met het rap
port zal de opperofficier per
soneel wel iets gaan doen (al
valt daarvan op het ogenblik,
zoals ons bleek, nog niets te
zeggen), maar, zei Mommer-
steeg, 'al het onbehagen krijg
je niet weg'. Een militair in
uniform zal de dienstplichtige
wel nooit worden.
Met dit euvel kampt niet al
leen het volwassen deel van
de natie, ook de werkende
jeugd heeft zijn consumptieve
problemen: het loonzakje dekt
bij lange na niet de verlan
gens naar pop-platen, cosmeti
ca om foutjes die de natuur
zich kennelijk rijkelijk veroor
looft, te maskeren, naar het
uitje in het weekend, om er
maar een paar te noemen. Ook
de recente verhoging van de
jeugdlonen zal geen zoden aan
de dijk zetten. Onze hartgwen-
sen hebben allang weer een
forse voorsprong op de beurs.
Niettemin heeft de stijgende
welvaart de jeugdlonen niet
onberoerd gelaten. Waren de
uitgaven van de jeugd een
jaar of vijftien geleden nog
maar een fractie van de totale
bestedingen in ons land, mo
menteel is de groep teenagers
en twens van 16 tot 24 jaar
goed voor een bedrag aan ge-
zamenlijke uitgaven van ruw
weg 2 Va miljard gulden per
jaar. Een bedrag, dat de groep
jeugdigen hoogst interessant
maakt voor hel bedrijfsleven.
Daarbij komt nog dat jonge
ren minder verplichte uitga
ven hebben. De bestedingen
van volwassenen zijn welis
waar beduidend hoger dan die
van de jeugd, maar volwasse
nen kunnen naar verhouding
in hun uitgaven minder be
weeglijk zijn dan jongeren.
Zij hebben namelijk minder
verplichte uitgaven aan wo
ning, huur auto, onderwijs,
opvoeding en onderhoud van
kinderen. Het vrije besteedba
re inkomen van jongeren is
dus naar verhouding groot.
KOOPKRACHTIG
Jongeren hebben samen een
betrekkelijk hoog bedrag te
verleren. Dat maakt hen tot
reclame-doelwit van het be
drijfsleven. De jongeren-markt
is voor bedrijven om nog een
andere reden interessant Zo
beïnvloedt de jongere in be
langrijke mate ook de uitga
ven van zijn ouders, terwijl -
het gezin nu buiten beschou
wing gelaten, de groep jeugdi
gen ook een niet te verwaarlo
zen invloed uitoefent op het
koopgedrag van jonge volwas
senen. En tenslotte: is de jon
gere van vandaag niet de vol
wassene van morgen, zo vraagt
hel bedrijfsleven zich vol
strekt logisch redenerend af.
Hoe verwerft de jeugd zich
een inkomen en waaraan
wordt hel uitgegeven? In
welke mate wijkt de jeugd af
van het consumentengedrag
van volwassenen? Het Amster
damse reclamebureau 'Prad'
vond het merkwaardig dat er
in ons land zo weinig con
creets over jeugdigen als
groep bekend is en heeft daar
om een aantal jaren geleden
een onderzoek door de Neder
landse Stichting voor Statis
tiek laten doen naar het koop
gedrag van ongehuwde jonge
ren tussen 16 en 24 jaar. Voor
deze groep, die ongeveer 17
procent van alle Nederla-.dcrs
van 16 jaar en ouder betreft)
hanteert het reclamebureau de
term 'twieners'.
Ruim 60 procent van de 'twie
ners' heeft een beroep, is dus
werkende jeugd. Een deel van
deze groep geeft het loon ge
heel thuis af en krijgt daar
voor zakgeld in de plaats. De
vrouwelijke twieners hebben
gemiddeld 225 gulden netto-in
komsten uit beroep per
maand, terwijl de jongens ge
middeld 250 gulden verdienen.
Deze bedragen dekken de wer
kelijkheid met, omdat 35 tot
40 procent van de twieners
geen beroep heeft en dus ook
geen loon ontvangt. Hieruit
volgt dat de netto-inkomsten
van werkende jongeren in fei
te flink hoger liggen dan de
genoemde 225 en 250 gulden
Een twintigjarige verdient nu
minimaal ƒ571,- netto per
maand.
F 100,- PER MAAND
In plaats van het gemiddelde
netto-inkomen om na te gaan
wat jeugdigen uitgeven, is het
beter om van het vrije be
schikbare inkomen uit te
gaan. Volgens het 'Prad'-on-
derzoek, dat intussen alweer
een paar jaar o' d is (met als
gevolg dat de bedragen wat
aan de lage kant zijn), maar
niettemin een aanwijzing
geeft van hoe jeugdigen hun
geld uitgeven, heeft de twie-
ner gemiddeld 105 5 110 gul
den per maand om vrij uit te
geven. Dit bedrag is, gevonden
door alle inkomsten (d.w.z. in
clusief zakgeld, bijverdiensten
en verdiensten uit vakantie
werk) bij elkaar op te tellen
en te verminderen met ver
plichte uitgaven, zoals kost
geld. huur enz.
De jong gehuwden die een ge
middeld netto-maandinkomen
hebben van 700 per gezin,
besteden tweederde van dit
soneel van de Koninklijke landmacht. Het rapport,
'Dienstplichtigen spreken' geheten, bevat de uitkom
sten van 'een onderzoek naar het leef- en werkklimaat
van dienstplichtige korporaals en soldaten dienende
is het Eerste legerkorps'.
Wrevelige sergeants hebben het natuurlijk altijd al
geweten (en gezegd), maar het is nu eindelijk ook
wetenschappelijk vastgesteld: de Nederlandse dienst-
l plichtige is een burger in uniform. Met zoveel woor
den staat dat te lezen in een rapport dat een klein half
jaar geleden is uitgebracht aan de opperofficier per-
Lezing van het rapport zou
een cynicus de uitspraak kun
nen ontlokken dat het ook, of
misschien beter, 'Dienstplich
tigen balen' had kunnen he
ten. Maar weinig jongens, zo
moest de onderzoeker, drs. C.
Roggeveen, concluderen, zitten
voor hun plezier in dienst. De
cijfers in het rapport spreken
duidelijke taal. Ruim 45 pro
cent van de ondervraagden
voelt zich vaker eenzaam dan
vó6r de diensttijd, ruim 78
procent verveelt zich vaker,
en bijna 65 procent voelt zich
niet ingeburgerd in dienst. De
opper-officier personeel moet
aan het verslag van het onder
zoek weinig vreugde hebben
beleefd.
De uitspraken van de dienst
plichtige soldaten en korpo
raals werden opgetekend in
1970, to 1971 en in 1973. In
laatstgenoemd jaar, bij het
herhalingsonderzoek, bleek de
kritiek op het 'leef- en werk
klimaat' sterker te zijn gewor
den dan iin 1970 en 1971. (hoe
wel er toen, merkwaardig ge
noeg, 'een tendons to de rich
ting van een afnemend lid
maatschap van de WDM' te
constateren viel). In het rap
port wordt dan ook geconclu
deerd dat in 1973 'in bepaalde
gevallen de problematiek zich
heeft verscherpt'.
GEEN INVLOED
Hoe kijkt nou die 'burger in
uniform' tegen de militaire
dienst aan? Een van zijn be
langrijkste grieven is dat hij
vindt in dienst te veel als
ktod te worden behandeld. De
meeste dienstplichtigen vin
den dat zij ten onrechte geen
of weinig invloed 'omhoog'
hebben. In het rapport wordt
opgemerkt dat behoefte aan
meer invloed 'niet verwonder
lijk' is. 'In de eerste plaats',
aldus een toelicht tog, 'heeft
men hier te maken met het
rechtstreeks doorwerken van
een tendens, die in de heden
daagse samenleving als geheel
duidelijk te onderkennen is.
Vervolgens is het verklaar
baar, dat deze behoefte sterker
leeft naarmate de jonge mens
in een door hem als sterk
hiërarchisch ervaren leef- en
werksfeer terecht komt. En de
KL is ook op functionele
gronden terecht te beschou
wen als een organisatie met
duidelijk hiërarchische ken
merken'.
VERLOREN TIJD'
Verwonderlijk of niet, het ge
voel als kind te worden be
handeld is er mogelijk mede
oorzaak var. dat zeer veel
dienstplichtigen (niet minder
dan ruim 82 procent) de
dienst als 'volkomen verloren
tijd' beschouwen. Bijna drie
kwart van de dienstplichtigen
vindt dat je heel weinig ge
mist hebt als je niet in dienst
bent geweest. De identificatie
met de krijgsmacht blijkt ge
ring te zijn: meer dan 71 pro
cent voelt zich (veel) meer
burger dan militair.
De 'verloren tijd' brengen de
dienstplichtigen door met
werk dat meer dan de helft
van hen zowel van weinig be
lang als van weinig nut vindt.
Veel dienstplichtigen vinden
dat ze er to dienst geestelijk
op achteruit gaan. Daarnaar
gevraagd, bleken ze minder te
zijn gaan lezen en meer te
zijn gaan drinken. Opmerkelij
ker is dat veel dienstplichti
gen van mening zijn dat ook
hun lichamelijke conditie er