Soms weet
een
kerkeraad
het ook
niet meer
Acht jaren zwijgende
kerk in Nederland
h
Vandaag
door dr. W. Nijenhuis
Beroepingswei
Eigen balkon voor;"
bejaarden ge vraagje
Trouw
K wartet
troltv/kw \rtet zaterdag 30 ma art 1974
kjbrik
door A. J. Klei
Aan de zondagmorgendiensten in de gereformeerde Keizersgrachtkerk in Amsterdam neemt ook een trio (piano, fluit, slagwerk met bas)
deel. De foto is genomen tijdens het repeteren met de zanggroep vóór kerktijd.
Een aantal weken terug heb ik op deze pagina gesignaleerd hoe
dapper de Bevqnvijkse doopsgezinden het (toen nog aanstaande)
verlies van hun kerktoren droegen. Blijkens een nieuw gemeente-
bericht in het Algemeen Doopsgezind Weekblad is de slag inmid
dels gevallen. Het wordt enigszins versluierd meegedeeld: het to
renhaantje verliet zijn hoge standplaats. Onze aandacht voor dit
gebeuren is niet onopgemerkt gebleven en de Beverivijkse bericht
gever verbindt hieraan deze conclusie: 'Of ons blad ook gelezen
wordt!'
Zo is het! En om dat te bewijzen
citeren we vandaag uit twéé gemeen-
teberichten, die we onlangs in het
Algemeen Doopsgezind Weekblad aan
troffen. Eerst uit wat in Bussum-Naar-
den te melden viel:
In een nabeschouwing over de her
denking van het 5Q-jarig bestaan van
het kerkgebouw moest de kerkeraad
tot zijn spijt, constateren, dat een
aantal leden geen 'of weinig belang
stelling heeft voor de activiteiten der
gemeente. En juist rondom die feeste
lijke herdenking waren tal van leuke
activiteiten bedacht en uitgevoerd.
Soms weet een kerkeraad het ook niet
meer en kunnen actieve leden moede
loos worden door enerzijds geuite kri
tiek op en anderzijds een volkomen
negeren van alles wat ondernomen
wordt.
Maar onze vrienden in Bussum-Naar-
den moeten gewoon doorgaan. Ook
Paulus en andere apostelen hadden
met deze verschijnselen te maken. En
er gebeurt ook in deze gemeente ge
noeg, wat degenen, die wel meedoen
iets van grote waarde geeft.
Vervolgens neem ik iets over van wat
onder de rubriek Twente-Oost ge
schreven stond:
Ongetwijfeld hield hiermee verband
het onderwerp van de dialoogdienst
op 1 december, waarover Andi den
Held schrijft'De toekomst van onze
gemeente', ingeleid door br. A. P. van
der Molen. Er waren maar weinig
viensen, want Wim Kan was in de
Twentse Schouwburg. Er waren maar
twee jongeren en volgens Andi stelde
br. v.cL Molen de toekotnst van de
gemeente zeer negatief voor. Uw re
dacteur, die in zijn vakantie nog al
eens in Hengelo kerkte en daar altijd
een zeer grote opkomst aantrof, kent
br. v.d. Molen als een zeer trouw én
toegewijd lid der gemeente. Soms is
het voor de trouwsten het moeilijkst.
Zij. die wegblijven, lijden er niet
onder en worden niet beproefd. God
gaat ook met enkelingen en gemeen
ten door diepten, waar het donker en
stil is, maar Hij laat ons niet los.
Deze stukjes geef ik niet door om te
beweren dat het uitgerekend bij de
doopsgezinden zo'n beroerde toestand
Is. In elke kerk en in ieder kerkblad
kom je klaagzangen tegen, overal
heerst een gevoel van malaise. Maar
ik koos het Algemeen Doopsgezind
Weekblad omdat daarin de zaak onbe
vangen bij de naam genoemd wordt
en niet verpakt is in een ferm betoog
over funktieverlies van de kerk of in
opwekkingen om voortaan meer zus
en minder zo te doen.
MENIGTE
't Is waar, je krijgt geen menigten op
de been als het gaat om het jubileum
van een kerkgebouw of om een ver
haal over de toekomst van de gemeen
te. Jongeren, die alles hardop zeggen,
en ouderen, die zwijgend naar de
rand van de kerk glijden, laten het
afweten. Ze zijn er niet voor honderd
procent zeker van dat er een God is
die naar mensen omkijktJezus, ja,
die zien ze wel zitten, maar niet aan
de rechterhand Gods, eerder als een
inspirerend voorbeelden de
kerkdie hoeft voor hen niet meer.
Zo lopen er heel wat rond en de
vraag is: hoe kijkt de kerk tegen deze
mensen aan? Je kunt met een be
droefd gezicht afscheid van hen ne
men, je kunt ze onder het motto:
beter wat dan niks, tot kerk-buiten-
de-kerk promoveren, of je kunt met ze
aan de praat blijven. Ik dacht dat dit
laatste zondagsmorgens gebeurt in de
gereformeerde Keizersgrachtkerk in
Amsterdam.
Dit wil vooral niet zeggen dat daar
met de nodige uitsloverij nog wat
halve of aanstaande heidenen bij el
kaar geharkt worden, maar dat in
deze kerk door de aard en opzet van
de dienst mensen terecht kunnen die
alles niet meer zo op een rij hebben
staan, die er geen vanzelfsprekendhe
den (meer) op na houden.
Kortgeleden koerste ik op zondagmor
gen naar de Keizersgrachtkerk: een
verrukkelijk doleantiegebouw waar
van de ingang met gereformeerde
grondigheid verpest is bij een verbou
wing, maar waarvan het interieur on
gerept bleef, al ligt het eerlijke bruin
bedolven onder vrij afgrijselijke pas
teltinten. Dominee E. Pijlman han
teert er de herdersstaf. Hij betrekt
bij de voorbereiding èn bij het verloop
van de zondagochtendbeurten een
paar kerkeraadsleden plus een aantal
jonge mensen, van wie de inbreng
heel wat meer voorstelt dan dat zij
een tekst mogen opgeven of met het
zakje rondgaan.
Vóór in de kerk kun je de groep
vinden. Veel lange haren, spijkergoed
en debarbeurtjes. Een jonge man laat
ons een paar liederen oefenen. Een
meisje opent de dienst en licht toe
waarom het gaat: wat heb je vandaag
aan zo'n verhaal over de verheerlij
king op de berg? Pas als we een heel
eind op streek zijn komt dominee
Pijlman voor de dag om z'n preek te
houden. Na afloop is er, zoals elke
week, avondmaal en bij de viering
De gereformeerde Kei
zersgrachtkerk in Amster
dam.
daarvan zijn de jongeren opnieuw in
de weer.
Geen opwindende boel, zegt iemand.
Nee en ja. Wilde toestanden kom je
niet tegen, maar het is toch op.zln
minst opmerkelijk dat een vorm ge
vonden is die jongere en oudere men
sen er toe brengt op zondagmorgen
naar de binnenstad te gaan en zich
samen zonder stichtelijke omwegen te
zetten aan de vraag wat je anno 1974
méér met het evangelie kunt doen dan
het plechtig te beamen of er schou
derophalend langs te lopen. De kracht
van zo'n morgendienst in de Keizers
grachtkerk zit naar mijn indruk hier
in, dat er geen modieus of nadrukke
lijk gedoe bij is. De zaak verloopt
ontspannen (bijna zei ik: vanzelfspre
kend, maar we hebben eerder in dit
stuk de vanzelfsprekendheden al bui
ten de deur gezet) en als van de
welgebaande wegen afgeweken wordt
vloeit dat organisch uit het geheel
voort. Niemand mikt op het pikante.
Ja maar, klinkt een tegenwerping, let
eens op als straks het nieuwtje er
van af isVan zo'n opmerking
raken dominee Pijlman en de zijnen
stellig niet van slag. Uit de preek
citeer ik: 'De kerk gaat met horten en
stoten vooruit, het loopt niet gladjes,
het moet ook niet te lang achter
elkaar hetzelfde gaan, dan roest de
boel vast en komen schijn-zekerheden
voor de dag'. Zo ongeveer zei dominee
Pijlman het en hij lijkt me vinding
rijk genoeg om schijn-zekerheden
ook in de .vorm van de kerkdienst
geen kans te geven. Zijn discipelen
lijken me trouwens ook geen lieden
aan vormen-
Temidden van het rumoer over een her
druk van Hitiers "Mein Kampf" en tij
dens opnieuw oplaaiende discussies
over het lot van de "drie van Breda" is
een boek verschenen dat ons bepaalt bij
de voorgeschiedenis en het begin der
Duitse bezetting. De schrijver, dr. G. van
Roon, doceert aan de Vrije Universiteit
te Amsterdam de nieuwste geschiedenis.
Door zijn dissertatie en andere publikaties
had dr. Van Roon zich reeds doen kennen als
bewaam onderzoeker van de geschiedenis van
nazi-Duitsland en bepaaldelijk van het Duitse
verzet tegen het Hitler-regime. Het was dus
niet vreemd dat de archivaris van de Neder
landse Hervormde Kerk hem enige jaren
geleden vroeg, een historisch onderzoek in te
stellen naar de betrekkingen tussen deze kerk
en de Belijdende Kerk in Duitsland. De
auteur heeft deze opdracht ruimer opgevat en
uitgewerkt door ook de andere protestantse
kerken alsmede een aantal protestants-christe
lijke organisaties op godsdienstig en maat
schappelijk gebied bij zijn studie te betrek
ken.
Om drie redenen was het van belang de
periode van 1935 tot 1941 aan een nader
onderzoek te onderwerpen. In de eerste plaats
was zij in vele opzichten een afsluiting van
het in 1815 begonnen tijdperk: de eerste
aarzelende symporaen van vernieuwing lieten
zich waarnemen. De relatie met de Belijden
de Kerk in Duitsland kon in zekere zin als
toetssteen van de kracht, de eerlijkheid en de
invloed dezer vernieuwingssymptomen be
schouwd worden.
In de tweede plaats mag men de in dit boek
beschreven geschiedenis beschouwen als de
laatste voorbereiding van en als de overgang
tót de fundamentele heroriëntering der kerken
in belijden, apostolaat, diaconaat en oecume
ne in en na de tweede wereldoorlog. Men
moet de door Van Roon beschreven periode
goed kennen om de naoorlogse situatie op
haar waarde te kunnen taxeren.
In de derde plaats is het zinvol, dat niet de
hele bezettingstijd maar de laatste vooroor
logse periode en het eerste bezettingsjaar
onderzocht zijn. Tot aan mei 1940 bestond er
immers, hoe moeilijk doorgaans ook. nog
enige communicatie tussen kerkelijk Neder
land en kerkelijk Duitsland. Men had in
Nederland nog de gelegenheid, de nodige
informaties over Duitsland te ontvangen.
Niemand kon toen zeggen: 'Wij hebben het
niet geweten'. In de oorlogstijd daarentegen
moest men veelal genoegen nemen met ge
ruchten en schaars illegaal binnengekomen
nieuws dat niet gepubliceerd kon worden.
Van echte betrekkingen kon toen nauwelijks
meer sprake zijn.
Onthullend
Het boek van Van Roon telt twaalf hoofd
stukken. In de eerste drie wordt de reactie
op de gebeurtenissen in Duitsland beschreven
van een groot aantal Nederlandse kerken, van
de oecumenische organen en van enige pro
testants-christelijke godsdienstige en maat
schappelijke organisaties. Reeds dit deel van
het boek is onthullend en ontnuchterend. In
het algemeen keek men in Nederland de
andere kant uit: men kon weten maar wilde
liever niet weten wat zich in Duitsland af
speelde. Men wilde allerminst medeverant
woordelijkheid tonen. In Van Roons boek
vallen gerenommeerde theologen en politici
door de mand. Irreguliere organisaties als die
van de Vrijzinnig-Protestanten en de Reli
gieus Socialisten 'Kerk en Vrede', ds. F. .1.
Krop en zijn Internationale Broederbond en
de Zendingscorporaties toonden solidariteit
met de Belijdende Kerk m Duitsland. De
protestants-christelijke partijen daarentegen,
de VU, het CNV en het Nederlands Jonge
lingsverbond, hielden zich afzijdig. Enerzijds
voeren sommige theologen in de Nederlandse
oecumene een bedenkelijke koers, anderzijds
reageerden niet-theologen als Kohnstamm, G.
H. Slotemaker de Bruïne, P. Scholten en, na
zijn terugkeer in Nederland, H. Kraemer wel
alert. Daartegenover stonden dan weer de
Evangelische Maatschappij, de Protestantse
Wereldbond en van der Vaart Smit met zijn
Nederlands Christelijk Persbureau, die hun
sympathieën voor het Derde Rijk niet onder
stoelen of banken staken.
Ander beeld
In het vierde hoofdstuk schetst de schrijver
een enigszins ander beeld van dé studenten
wereld. Hier was meer belangstelling en ver
antwoordelijkheidsbesef te vinden. In dit ver
band worden ook de beschamende gebeurte
nissen verhaald rondom het bezoek van Karl
Barth aan ons land in maart 1939: Nederland
op zijn smalst. Het totale beeld van kerkelijk
en protestants-christelijk Nederland toont een
menging van naïviteit en struisvogelpolitiek,
resulterende in een karakterloze neutraliteit.
In de volgende hoofdstukken wordt ingegaan
op de rechtstreekse contacten met de Belij
dende Kerk, de moeizame door angstig o\rer-
heidsbeleid geremde, hulpverlening aan Duit
se, vooral Joodse, vluchtelingen, de communi
catie in de grensgebieden en de rol der
Duitse predikanten hier te lande. Uit het
hoofdstuk over de pers valt op te maken dat
deze zowel in haar positieve reacties op
Hitiers machtsovername - zulke positieve re
acties waren niet gering in aantal! - als in
haar negatieve de ontwikkelingen in Duits
land tamelijk gedistantieerd volgde.
Uit de beschrijving van 'de discussie op het
grondvlak' blijkt dat het niet organisaties
doch vooral individuen waren, die het wezen
van het nationaal-socialisme tijdig hebben
onderkend en tegen de gevaren hebben ge
waarschuwd. Het boek wekt de indruk, dat
het naast de medestanders van Karl Barth
ook leden van kleinere vrijzinnige geloofsge
meenschappen waren (Remonstranten komen
herhaaldelijk ter sprake), die waakzaam Ava-
ren. Maar ook onder hen die theologisch
bepaald niet eens geestes met de grote theo
loog van de Belijdende Kerk waren, was
menigmaal een bijzonder helder inzicht in de
situatie waar te nemen, b.v. bij J. C. Wissing,
prof. Ph. Kohnstamm, en de herhaaldelijk
genoemde Utrechtse nieuwtestamenticus prof.
A. M. Brouwer. In de laatste twee hoofdstuk
ken worden behandeld de periode vanaf het
uitbreken van de tweede wereldoorlog tot aan
het begin van de bezetting in ons land en de
eerste fase der bezettingstijd. Tot de meest
contrasterende verschijnselen behoort wel
een zich ook dan nog manifesterend neutra
lisme.
De schrijver heeft een omvangrijk speurwerk
verricht. Hij heeft tal van kerkelijke, oecu-
Dr. G. van Roon presenteert zijn nieuwe
boek.
menische en overheidsarchieven in binnen-
en buitenland geraadpleegd. Maar hij heeft
ook archieven van de ARP (waarom niet van
de CHU?) van jeugdverbanden en maatschap
pelijke organisaties en tal van familiearchie
ven onderzocht. Het boek is goed geschreven,
de ordening van het omvangrijke materiaal is
overtuigend. Een brede lezerskring zal het
verhaal geboeid lezen. De ouderen die de
beschreven periode zelf hebben beleefd, zul
len menigmaal geschokt en, naar wij hopen,
beschaamd worden. Hoe hebben wij in een
strijd oi) leven en dood van christendom en
cultuur dc dingen zo gemakkelijk op hun
beloop kunnen laten? De jongeren moeten
beslist van deze geschiedenis kennisnemen
om de problematiek waarmee zij vandaag
geconfronteerd worden, in het juiste perspec
tief te kunnen zien.
Bij alle lof die men de schrijver moet
toezwaaien, mogen wij een zekere teleurstel
ling over enkele aspecten van zijn werk niet
verhelen. De schrijver is historicus, geen
theoloog. Hij beschrijft echter een stuk kerk
geschiedenis. Hij is als historicus met een
theologisch onderwerp bezig. Welnu, ondanks
het feit dat Van Roon zijn tekst vóór de
publikatie aan enige bekwame theologen
heeft laten lezen, mist men er toch het
nodige theologisch onderscheidingsvermogen
in, die de kerkgeschiedenis, ook deze donkere
periode, zo boeiend maakte. Wij denken nu
niet alleen aan vage termen als 'kerken van
de middengroep' (blz. 13) of aan een consta
tering als die volgens welke 'het Nederlandse
Protestantisme in de jaren dertig ondanks
alle verschillen nog als een zekere eenheid
werd beschouwd' (blz. 12), een mededeling
waarmee we niet goed weg weten.
Wij vallen soms over onjuiste interpretaties
van theologische uitspraken. Zo constateert
de auteur b.v. volstrekt ten onrechte dat het
juli-nummer (1940) van 'Woord en Wereld'
'een overmaat van voorzichtigheid' (blz. 299)
aanprijst. Daartoe licht hij uit hun verband
enkele zinnen uit een prachtig artikel van
Noordmans, uit een pleidooi van Scholten
voor een strijd voor tolerantie, vrijheid van
opvoeding en onderwijs als bevestiging van
de oude vrijheidsstrijd (tegen Spanje!) en
van Van Walsum met een pleidooi voor
herstel van het koningshuis en van de demo
cratische regeringsvorm. In het algemeen ko
men er ons inziens teveel citaten van één zin
in het boek voor, waarvan de lezer eerst de
context wel eens rustig zou willen bekijken.
Dat de theologische context als geheel buiten
beschouwing gebleven is, achten wij veel
bezwaarlijker. Dr. W. Th. Boissevain, de
Leidse predikant, NSB-er en uiterst begaafd
theoloog, passeert vele malen vluchtig de
revue, maar aan het door hem gelegde ver
band tussen zijn theologische en zijn politie
ke opvattingen wordt geen aandacht geschon
ken. Miskotte wordt zeven keer genoemd.
Maar dat hij met zijn, later door de germa
nist en nazi-sympathisant prof. Jan de Vries
zo onbehoorlijk veroordeelde 'Edda en Thora'
in dit land in 19-39 de belangrijkste bijdrage
aan 'de scheiding der geesten' (aldus het
laatste hoofdstuk van dit boek) heeft gele
verd, verneemt de lezer niet. En wat waren
de eigenlijke drijfveren van de Lunterse
kring? Wat bewoog Kraemer? Men moet er
naar raden. Door het ontbreken van de
theologie-historische dimensies krijgt het ver
haal hier en daar het karakter van een
oppervlakkige opsomming van feiten.
Tenslotte hebben wij er bezwaar tegen dat
ook de historische context is verwaarloosd,
doordat Van Roon de periode geïsoleerd van
de voorgeschiedenis heeft beschreven. Hij
valt zo maar met de deur in het hervormde
huis van 1933. Maar het hele complex van
door hem beschreven gebeurtenissen is niet
anders dan een laatste uitloper van een
geschiedenis die in 1815 is begonnen. Zoals
de internationaal-politieke neutraliteit voort
vloeide uit een lange traditie, mede in leven
gehouden door een flinke dosis provincialis
me, zo vloeide de kerkelijke neutraliteit even
eens voort uit een traditie van meer dan een
eeuw. Hoe droevig de geschiedenis van 1933
tot 1941 ook was, men kan zich moeilijk over
haar verwonderen. Was er iets anders te
verwachten? De weigering zich met de Duitse
kerkstrijd in te laten, betekende in wezen
niets anders dan de machteloosheid der Her
vormde Kerk om tot reorganisatie te komen.
De zwijgzaamheid ten aanzien van Duitsland
ligt geheel in het verlengde van de zwijg,
zaamheid der kerken ten aanzien van door
industrialisatie en urbanisatie opgeroepen
maatschappelijke problemen. Hier liggen his
torische en sociologische verbanden die even
eens aangetoond hadden moeten worden. De
historicus dient namelijk niet allen de feiten
te verhalen, maar ze ook door te lichten.
Wij geven overigens volgaarne toe, dat zulk
een werk te veel is voor één enkele geleerde.
Hiertoe is teamwork van historici, sociologen
en kerkhistorici-theologen nodig.
Waardering
Deze kritische opmerkingen willen allerminst
tekort doen aan onze waardering voor de
door Van Roon geleverde prestatie. Hij heeft
in alle nuchterheid een indrukwekkende hoe
veelheid materiaal aan het licht gebracht. In
zijn beschrijving heeft hij nogal wat machti
gen van hun tronen getrokken, dist ook
anderen in hun moed en trouw in het licht
gesteld. Misschien zullen wij na aandachtige
lezing van dit boek toch over een herdruk
van Hitiers 'Mein Kampf' en over de invrij-
heidsstelllng van de 'drie van Breda' iets
ingetogener oordelen. Zijn wij met onze ver
ontwaardiging niet veertig jaar te laat?
Dc kerkhistoricus dr. W. Nijenhuis, weten
schappelijk hoofdmedewerker Universiteit
van Amsterdam, bespreekt 'Protestants Ne
derland en Duitsland 1933-1941' door dr. G.
van Roon. Aula paperback nr. 24 van uitg.
Het Spectrum, Utrecht; 414 pag. prijs 24,50.
die zich gemakkelijk
dienst overgeven.
GEWILD
Twee aanmerkingen heb ik. Het énige
wat me gewild aandeed was de aan
duiding 'beroep op God' voor een
gebed. Dat klinkt me te hocus-pocus-
achtig. Verder zou dominee Pijlman
bij dit soort happenings geen toga
moeten dragen, het staat zo potsier
lijk, zo'n lange jurk. Misschien kan er
een gek pak voor mevrouw Pijlman
uit gemaakt worden. Wat ik het mooi
ste vond? De pauze! Dat kan bar
onvriendelijk lijken, maar ik bedoel
dit: voor het eerst in zijn leven
hoorde ik een dominee in de kerk
dienst zeggen: 'Er is nu een korte
pauze', en dit onderstreepte voor mij
de plezierige.manier waarop hier kerk
gehouden wordt. Die pauze was vóór
de avondmaalsviering, je kon je col
lectegeld opvissen, je buurvrouw ge
nietend toeknikken, je keel schrapen,
een plasje doen en wat niet al.
Ik wou tegenover allerlei klaagliede
ren maar vaststellen dat er nog ge
noeg beweging in de kerk zit, als je 't
er maar uithaalt.
Zo wil Ik aangeroepen worden
De vorige keer hebben we gel
hoe God aan Mozes zijn naam bel
maakt. Die naam bestaat in het
letterwoord: JHVH, Ik zal met u
Dat moet Mozes tegen de Israëli
zeggen: Ik ben heeft mij tot u
den. Nu volgt er een uitweiding
deze naam. Duidelijk een gedeelte
een andere bron. Mozes moet zeg
de HERE (JHVH), de God uwer'
ren, de God van Abraham, de
van Isaak en de God van Jakob, 1
mij tot u gezonden; dit is mijn j
voor eeuwig en zo wil Ik aangeroi
worden van geslacht tot geslacht
dan volgt er een herinnering
eerder gesproken woorden. Eige
worden we hier meteen geïnform
omtrent de vraag waarvoor God
naam bekend maakt. NI. om aangi
pen te worden. Misschien zouden
zeggen: om te bidden. Of, wat wi<
gezegd: voor de omgang. Waar t
maakt een mens zijn naam aan
ander bekend? Om op die manie
omgang direkter te maken. Hij
nu genoemd, opgeroepen, aangeroi
worden. Er kan kommunikatie
staan. Daarvoor geeft God zijn i
om aangeroepen te worden. Zo
Hij dan ook voor eeuwig aangeroi
worden. Hoe? Als die God die
zijn volk meegaat door de gesch
nis. Met de mensen Met mensen
ze ook wonen en wanneer ze
leven. Dat is een belangrijke zaak1
wil dus niet anders aangeroepen
den. Een beetje eigenmachtig als j
ik wat allemaal. Vroeger hadden
over het Opperwezen, of de Al-en
de Algeest Dat zijn allemaal
beetje eigenmachtige namen,
luistert Hij niet naar. Mensen kui
Hem niet voor alles en nog 11
uitmaken. En vooral niet als ze din
bloed-serieus menen en daarmee i
ken Gods wezen beter te kuif
omschrijven dan Hij het zelf d[
Dan maken we van God iets anoe
Hij is die God van de vaderen. Dibc
zo lang met mensen meetrekt, i;
kent ons. Dat is een hele gerust
ling. En dat is ook een aanspo: ;a
(Exodus 3, 15-17). r
i
NED. HERV. KERK
Beroepen te Bellingwolde-Blijhaml
W. Beks, kand. te Zandvoort.
Bedankt voor H.I. Ambacht en j
Vlaardingen: G. Post te Arnemuigi
GEREF. KERKEN
Beroepen te Doesburg (kadei_
mingswerk Midden-Java: W. M. JA
baan miss. pred. van Rotterdam-Ei'
gersberg, die dit beroep heeft a$
nomen.
Aangenomen naar Vlissingen: L
Hoogerwerf, voorheen (kadef
mingspredikant op Zuid Sumatra;
nende te Bennekom; naar Era
Compascuum Emmenerfscheidemi
A. J. Verhoog kand. te Schoonhei
die bedankte voor Genemuidcn, a
horst-Rouveen en voor Hontum/j
naard.
GEREF. KERKEN (VRIJG).
Beroepn te Leek: K. J. Kaptey^
Spakenburg-Noord.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepn te Wageningen: Chr.
Poel te Yerseke; te Nieuwer-Tel
en Wolfaartsdijk: J. Karens te
heusden, die bedankte voor Beek
gen.
Van onze pa riem ent5 redactie
DEN HAAG Het Tweede Kamel
mevrouw Van Leeuwen (ARP) jar,
graag zien, dat hij het ontwerpen |ko
verzorgingstehuizen voor bejaag
meer aandacht wordt besteed aai&er
aanwezigheid van een eigen balko*
terras bij iedere wooneenheid. Ini z
huidige voorschriften voor het feel
werpen van dergelijke tehuizen, sj Z£
dat bij elke woonlaag van elke %r
gel een gemeenschappelijk balko^
terras aanwezig moet zijn. kei
Mevrouw Van Leeuwen Arraagt m^
ter Gruijters (Volkshuisvestingu
Ruimtelijke Ordening) de voorscf
ten en wenken zo te wijzigen.
Zie voor synode-nieuws pag ït
Kil te
Ud<
d
k
ker
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
Uitgaven van
b.V. De Christelijke Pers
Directie:
Ing. O. Postma,
F. Diemer.
Hoofdredactie:
J. Tammlnga.
Hoofdkantoor B.V. De
Christelijke Pers: N.Z.
Voorburgwal 276 - 280,
A'dam. Postbus 859.
Telefoon 020-22 03 83.
Postgiro: 26 92 74. Bank:
Ned. Midd. Bank (rek.nr.
69 73 60 768). Gem.giro
X 500.
c
Dl
g<
Drd
iied
Sa
t w
st
F g'
I k;
0 a
ni