EEL STATENLEDEN VERKIJKEN ICH OP DE HOEVEELHEID WERK 1 Vroeger was ik gast in provinciehuis, nu van mijn vrouw 'Verloop' het grootste in Noord- en Zuid-Holland Zes oud-ministers onder commissarissen 'RECHTSE GEDEPUTEERDE VAN DER SLUIS: BETER VOORLICHTEN Leeftijd van statenleden en duur van hun lidmaatschap Oudste statenlid (A. Vlasblom, 76) weer kandidaat iW/KWAKTET ZATERDAG 23 Mi AART 1974 BINNENLAND T11/K13 t een onzer verslaggevers RECHT Veel mensen, die zich kandidaat laten stellen voor het lidmaat- ip van de provinciale staten verkijken zich lelijk op de hoeveelheid werk leze functie meebrengt; zij moeten vóór de verkiezingen over dit punt veel r voorgelicht worden, meent mr. W. R. van der Sluis, gedeputeerde van irovincie Utrecht. sn der Sluis, die het lidmaat- van de provinciale staten om- t als 'zéker een kwart baan als [goed wilt doen', wijst erop dat gekozen statenleden van de ran het provinciaal bestuur wel inlichtingen krijgen maar die atie zou veel eerder gegeven worden. Zijn suggestie: breng verantwoordelijkheid van de ike partijen vóór de kandidaat allé voorgestelde kandidaten grote vergadering bij elkaar en iar door mensen die al van het ciaal bestuur déél uitmaken in- gen geven, zodat men vooraf uidelijker beeld krijgt van de Se men op zich neemt. JFDBEROEP wart van alle Utrechtse statenle- eeft mr. Van der Sluis in de nu afgelopen zittingsperiode zien of zien aftreden. 'Behalve genvallen van het werk dat het idmaatschap meebrengt (van ille statenleden horen we dat ze )ch wel wat verkeken hebben op Staal van alle statenvergaderin- ommissievergaderingen, contac- et de bevolking en andere taken) daarbij in veel gevallen ook het Ier worden van het hoofdberoep 1 gespeeld'. Dat zelfs zij, die het idmaatschap denken te ambië- o'n verkeerd beeld van deze kunnen hebben, verklaart mr. er Sluis uit de typische 'tussen- van de provincie, die tot heeft dat zij betrekkelijk wei de publiciteit komt. nt altijd een tweede instantie, tgever delegeert de zaken aan gemeesters en houders in - eilijk parket 'C iovincie en meestal horen de n er daarna weinig meer over. er ineens moeilijkheden ont- bver bijvoorbeeld een milieuhef- lan schrikken de mensen en ze verwonderd: hebt u als provin- ar eigenlijk wel het recht toe? goed als de gemeente, die haar ng'en mag innen, antwoorden a. ir dat de mensen zo vaak een :d beeld hebben van de provin- innelijk vaak nog de ouderwet- rstelling van een stelletje oude die vanuit hun ivoren toren ht uitoefenen op grondaanko- dergelijke besluiten van de itebesturen), terwijl de provin- ch zo veel kunnen doen en ook Haast de belangrijkste functie provincie zou je kunnen om en als: het vormen van een tussen het rijk en de gemeen- at van groot belang is voor iide 'partijen'. Als erg belang- i ik ook: het optreden tegen atralisatiedrang* van Den Haag verduidelijken van veel zaken ver de gemeenten. En in veel treden wij op als gangmakers nepen bijvoorbeeld de gemeente en samen om te bereiken dat de tromen in goede banen geleid n) maar helaas dringt dat alle- niet voldoende tot de mensen G BIJ HUIZEN als voorbeeld van wat een pro- kan doen de gang van zaken ie plannen om een brug te tussen Huizen en de. nieuwe Hlmere in zuidelijk Flevoland. Noord-Holland (het Gooi) als it (Baarn etc.) hebben veel be- ij een spoedige bouw van deze en diverse ministers hadden igezegd dat hij er zou komen, t een poosje geleden minister rterp zei: ik heb wel eens ge- dat mijn voorgangers iets toe- hebben maar voorlopig kan er Van komen. De statenvergaderin- m Utrecht en van Noord-Hlland heus niet op initiatief van Meerden daarop moties aan zij aandrongen op spoedige en herinnerden aan gedane toe gen. Het resulta&t: Westerterp toegezegd dat de brug in 1975 lbouw zal zijn en (een belofte idere ministers niet gedaan had dat de bouw gefinancieerd zal n uit de 'knelpuntenpot'. Ik heb mis een minister horen zeggen: ee provincies het eens zijn sta >r het blok'. E GEVALLEN ze vraag of hij het feit dat veel leden ook in andere vertegen- igende lichamen zitting hebben adeel vindt, maakt mr. Van der onderscheid tussen drie geval- tatenleden hebben ook zitting in nteraden, statenleden maken eel uit van colleges van burge er en wethouders en statenleden >ok lid van Eerste- of Tweede r. inste moeilijkheden ziet mr. Van Mr. W. R. van der Sluis (49) heeft sinds 1962 zitting in de provinciale staten van Utrecht In 1967 werd hij gedeputeerde, nadat hij één jaar het lidmaat schap van de Tweede Kamer met het lidmaatschap van de Staten had gecombi neerd. Eerder (van 1951 tot 1953) was mr. Van der Sluis werkzaam op de af deling wetgeving van het toenmalige ministerie van Oorlog en (van 1953 tot 1957) als juridisch adviseur van het CNV. Van 1957 tot 1966 was hij secreta ris van de A.R. Partij. Een héél volle baan. Zo karakteriseert mr. W. R. van der Sluis zijn functie als lid van het college van gedeputeerde staten (het dagelijks bestuur, door de provinciale staten gekozen) van Utrecht. Hij vindt dat cr in de zeven jaar dat hij deze bestuursfunctie vervult, op dit punt erg veel veranderd is. 'Toen ik in 1967 gedeputeerde werd, werd een lid van het college, als hij op zijn kamer op het provinciehuis kwam, nog als een soort gast begroet Je kreeg van veel mensen zelfs een hand. Nu ben ik eerder tc gast bij mijn vrouw als ik thuis ben. De laatste jaren is het werk verveelvoudigd, er is een veel inten siever contact met de bevolking ontstaan, er moet bijvoorbeeld met allerlei actiegroepen gepraat worden. Reken alleen al hoeveel méér werk de voorbereiding en vaststelling van een streekplan meebrengt. Dat werk bestaat nu uit drie fasen, en in twee daarvan moet je om te beginnen alle gemeenten die erbij betrokken zijn af om de zaak te bespreken. Als er uiteindelijk een voorontwerp is, ben je weer een hele dag bezig met het aanhoren van alle bezwaren. Je kunt haast wel zeggen dat de omvang van dit hele werk vertienvoudigd is. Om een voorbeeld te noemen: het streekplan Midden-Utrecht is twintig maal aan de orde geweest in de vergade ring van de statencommissie voor advies en bijstaand. Een heleboel extra werk krijg je er nog bij als je, zoals ik, erg 'verantwoor- dingsgezind' bent: ik houd ervan dat alle statencommissies, die maar iéts met zo'n zaak te maken hebben, erin gekend worden. Als je de baan van gedepu- teerde-nü vergelijkt met dezelfde baan toen ik begon, is er een enorm verschil: toen ik begon werd er zelfs nog gediscussieerd over een verhoging van het gedeputeerden-salaris tot twaalfduizend gulden'. Mr. Van der Sluis zou er, om deze uitbreiding van werk beter op te vangen, vóór zijn dat het aantal gedeputeerden per provincie uitgebreid mag worden als de bevolking toeneemt, een situatie die te vergelijken zou zijn met die in de gemeenten waar het aantal wethoudrs verhoogd mag worden als er meer inwo ners komen. Nu ligt het aantal gedeputeerden wettelijk vast op zes, een uitbrei ding zou dus via wetswijziging moeten gebeuren. Mr. Van der Sluis vindt het onbegrijpelijk dat er landelijk nooit over deze zaak gesproken is. Anderen voelen er kennelijk niet zoveel voor, terwijl hij er toch van overtuigd is dat alle colleges van gedeputeerde staten overbelast zijn. En met ül te veel gedelegeerden moet je ook weer oppassen, vindt mr. Van der Sluis! Je moet daarmee niet zo ver gaan dat je er persoonlijk niet genoeg meer bij betrokken bent! Behalve voorkomen van overbelasting zou mr. Van der Sluis nog een ander voordeel in uitbreiding van het aantal gedeputeerden zien: meer politieke groeperingen zouden dan een geestverwant in het dagelijks be stuur van de provincie kunnen hebben. der Sluis in eerst- en laatstgenoemde mogelijkheden. Wat de combinatie met het raadslidmaatschap betreft, het kan wel veel verschil maken of men raadslid van een grote of een kleine gemeente is. Een raadslid van een stad als Utrecht krijgt enorme pakken stukken thuisgestuurd en is ook verder veel meer tijd kwijt aan zijn raadswerk. Goed te combineren vindt mr. Van der Sluis het lidmaatschap van de staten en dat van de Eerste Kamer, maar wat moeilijker wordt het al met dat van de Tweede Kamer hoewel het van de kant van de provincie gezien aantrekkelijker kan zijn om een paar (als regel goed- geïnformeerde) kamerleden in de sta ten te hebben. Voor (bijvoorbeeld jongere) kamerleden uit grotere frac ties zal het (als je het even van de kant van het landelijke parlement beziet) ook minder bezwaar ople veren: een jonger lid komt in zo'n grotere fractie toch vaak minder aan Burgemeesters inruilen voor Tweede-Kamerleden het woord. En dan maakt mr. Van der Sluis nog een opmerking van de kant van de provincie: 'ik zou best een aantal burgemeesters uit de sta ten willen inruilen voor een aantal kamerleden'. B. EN W. Het moeilijkst ligt volgens mr. Van der Sluis (dat is hem ook wel geble ken) de combinatie van het lidmaat schap van een college van burgemees ter en wethouders met dat van de provinciale staten. Helemaal afgezien van de persoonlijke capaciteiten van de mensen en ook van de eisen die partijen aan hun kandidaten stellen: (met die laatste kan een gedeputeerde zich natuurlijk niet inlaten): het is mogelijk dat men bij deze combinatie blinde vlekken krijgt, dat men tegen strijdige belangen moet dienen. Als bijvoorbeeld de provincie de groei van een gemeente wil afremmen en het gemeentebestuur wil juist het tegendeel, wat moet dan de burge meester of de wethouder van zo'n gemeente in de staten doen, pleiten voor de groei van een óndere ge- "meente soms? In ieder geval heeft zo iemand de schijn van niet objectief te zijn en soms 'klikt' het inderdaad niet als men als lid van provinciale staten het belang van het grotere geheel moet behartigen. Overigens heeft mr. Van der Sluis de indruk dat er bij de politieke partijen bij de kandidaatstelling wel meer dan vroeger gelet wordt op de functies die mogelijke kandidaten reeds vervullen. En het lijkt erop dat veel partijen de combinatie van functies (die zo ge makkelijk in cumulatie kan ontaar den) trachten tegen te gaan. Het is ook al verscheidene keren voorgeko men dat statenleden aftraden omdat zij zagen dat hun functies praktisch niet te combineren zijn. Als voorbeeld noemt mr. Van der Sluis de Utrechtse wethouder ir. T. Harteveld. Voor zo ver hij de kandidatenlijsten heeft kunnen nazien (het kan niet meer dan een vluchtige indruk zijn) stelt mr. Van der Sluis al vast dat er verscheidene gemeentebestuurders uit de staten zullen verdwijnen. OFFERS Financiële motieven blijken zelden een rol te spelen bij het tussentijds opgeven van een statenzetel: kennelijk heeft men zich in het algemeen wel gerealiseerd dat het dienen van de publieke zaak een financieel .offer met zich mee kan brengen. En in het maken van het statenlidmaatschap tot een 'echt' gehonoreerde functie (nu krijgt men alleen maar 'presentie geld', per bijgewoonde vergadering aus) ziet mr. Van der Sluis weinig mogelijkheden. Er zou een volledige rechtsgeldigheid tussen alle leden (ook de huisvrouwen die gekozen worden, bijvoorbeeld) moeten zijn en het zou toch altijd een nieUvolledig bezoldigde functie zijn, zodat er tóch inkomstenderving zou blijven. Wat vindt mr. Van der Sluis van de 'doorstroming* in de colleges van pro vinciale staten? 'In het algemeen kun je zeggen dat er een zekere continuïteit nodig is; het zou niet goed zijn na vier jaar met een geheel nieuwe statenvergadering te beginnen. Voor de gemeentebestu ren zou het moeilijk worden: telkens zou er mogelijk een totaal andere aanpak zijn. Aan de andere kant zijn er wel voortdurend nieuwe leden no dig, die het beleid kritischer bezien. Die noodzakelijke continuïteit geldt eigenlijk ook voor andere bestuursla- de slaaf van de technici en de deskun digen wordt Toen ik juridisch medewerker van het CNV werd, leerde ik van Ruppert: LANDELIJK je hebt vier jaar nodig om je in te werken, je kent de wettelijke regels wel maar nu moet je de zaken leren aanvoelen. Na die vier jaar ging ik weg bij het CNV en als secretaris van de ARP had ik wéér vier jaar nodig om de zaak in mijn vingers te krij gen. Toen mijn begintijd als gedepu teerde: ik kreeg te maken met góed- ingewerkte ambtenaren in hoge func ties. Om met Ruppert te spreken: ik deed het in zeven broeken tegelijk, ik voelde me als een dirigent van een orkest die zelf geen enkel instrument kon bespelen, ik kon weini ganders doen dan veel naar anderen luisteren. De laatste vier jaar heb ik veel meer echt 'beleid' kunnen voeren, omdat ik veel beter ingewerkt was. Al met al vind ik continuïteit dus wel van groot Hieronder staan een overzicht van de leeftijden van alle leden van de elf Provinciale Staten èn een overzicht van het aantal jaren dat zij deel van PS uitmaken. De in maart 1970 gekozen leden waren op 3 juni van dat jaar geïnstalleerd. Leeftijd tot 29 jr. 30—39 jr. 40—49 jr. 50—59 jr. 60—69 jr. ouder dan 70 jr. Aantal leden Aantal jaren lid van PS na 3-6-70 4—10 jr. 10—20 jr. meer dan 20 jr. Gr. Fr. Dr. Ov. Geld. Utr. NH ZH Z NB L totaal 1 1 1 0 2 0 2 1 0 0 2 10 6 10 6 8 9 8 12 10 3 11 7 90 19 15 13 24 21 14 20 29 18 24 19 216 22 22 19 20 30 23 28 23 19 26 24 256 6 7 8 6 9 12 15 18 6 14 7 108 1 0 0 1 0 2 2 2 1 0 0 9 55 55 47 59 71 59 79 83 47 75 59 689 Gr. Fr. Dr. Ov. Geld. Utr. NH ZH Z NB L totaal 12 8 10 10 16 10 21 21 8 10 8 134 31 37 26 37 46 32 48 45 29 46 37 414 11 8 7 11 8 13 8 12 9 13 11 111 1 2 4 1 1 4 2 5 1 6* 3 30 (ADVERTENTIE) belang al zou ik niet in het algemeen een grens durven noemen'. Vindt mr. Van der Sluis het als provinciaal bestuurder geen onpretti ge ervaring dat de verkiezingen voor de provinciale staten zozeer in hét landelijke politieke vlak getrokken worden? 'Ik weiger in het algemeen eraan mee te werken de provinciale verkiezingen tot een soort voorverkiezing voor de Tweede Kamer te maken. Hoewel ik niet zo ver zou willen gaan als bij voorbeeld de CHU in Gelderland; ik zou de landelijke politici niet van de vergaderingen willen weren. Maar on derschat de belangstelling van de kie zer voor de provinciale zaken niet Ik heb een vergadering meege maakt waar staatssecretaris Van Rooijen en ik als sprekers waren. Overeengekomen was dat hij de vra gen over de landelijke én ik de vra gen over de provinciale aangelegenhe den zou beantwoorden. Uiteindelijk bleken er voor mij méér vragen te zijn. Straks moet ik weer naar een politieke vergadering, maar ik ben ervan overtuigd dat de landelijke po litiek daar vrijwel onbesproken zal blijven. De kiezer is kiener dan wij vaak denken. Onder de elf commissarissen van de Koningin, die weliswaar niet verkozen doch benoemd worden maar wél als voorzitter van de verkozen provinciale staten en gedeputeerde staten optre den, bevinden zich zes oud-ministers; mr. E. H. Toxopeus (commissaris van Groningen), mr. W. J. Geertsema^ (Gelderland), mr. P. J. Verdam (Utrecht), mr. M. Vrolijk (Zuid-Hol land) mr. J. van Aartsen (Zeeland) Bijna eenvijfde van statenleden voortijdig vervangen en mr. Ch. J. M. A. van Rooy (Lim burg). In het gezelschap van ^lf be vindt zich bovendien één oud-staatsse cretaris: mr. F. J. Kranenburg (Noord-Holland). Ook het burgemees terschap blijkt een 'springplank' naar deze post te kunnen zijn: onder de huidige elf commissarissen bevinden zich vier oud-burgemeesters: mr. H. Rijpstra (Friesland), mr. K. H. Gaar- landt (Drente), en de reeds genoemde mr. Geertsema (Gelderland) en mr. Van Rooy (Limburg). Drie van hen zijn wethouder geweest: de onlangs benoemde J. D. van der Harten (Noord-Brabant), de Zuidhollandse mr. Vrolijk en de Zeeuwse mr. Van Aartsen. Ook zijn er twee oud-journa listen onder hen: de reeds genoemde heren Vrolijk en Van der Harten. Wat de leeftijd van de commissarissen betreft: zij vormen samen geen erg Het 'verloop' in de colleges van Provinciale Staten is sinds de laat ste verkiezingen in 1970 aanzienlijk geweest: in totaal hebben 134 Statenleden (bijna een vijfde deel van de 689 in 1970 gekozenen) bun zetel voortijdig (moeten) verlaten. gen. Het feit dat de ambtenaren zo'n groeiende 'vierde macht' vormen kon wel eens te maken hebben met de ministerswisselingen: na zo'n wisse ling laten de ambtenaren de op gang gebrachte trein gewoon doorrijden. Ik heb nu als gedeputeerde met drie kabinetten te maken gehad: De Jong, Biesheuvel en Den Uyl, maar je merkt deksels goed of een minister goed ingeschoten "is. 'VERKOPEN' Als gedeputeerde heb ik hier gewerkt met vier achtereenvolgende hoofden van een belangrijke afdeling van de griffie. Tegenover de staten ben ik als gedeputeerde nu juist de continuïteit,- terwijl de ambtenaren wisselen. Je wordt als bestuurder wel geconfron teerd met het feit dat, naarmate je medewerkers wetenschappelijker wor den. je meer moeite kunt hebben met het 'verkopen' van het beleid aan de staten, je moet oppassen dat je niet Vooral in Noord- en Zuid-Holland was het 'verloop' groot: in beide provincies werd ongeveer een vierde deel van de in 1970 gekozenen sindsdien al door anderen vervangen (in Noord-Holland 21 van de in totaal 79 statenleden, in Zuid-Holland 21 van de in totaal 83). Dicht op deze beide Hollanden volgen op dit punt'de provincies Groningen (twaalf van de 55 statenleden voortij dig vervangen, nog steeds niet ver van een vierde deel) en Gelderland (zes tien van de 71,ook niet véél minder dan eenvierde). Geen tijdgebrek Ook het 'verloop' in de andere provin cies vermelden we volledigheidshalve hieronder, waarbij we er wel op wij zen dat er in veel gevallen geen sprake was van een bedanken voor het statenlidmaatschap wegens tijdge brek of iets dergelijks; er kan ook sprake geweest zijn van omstandighe den als overlijden of verhuizen naar een andere provincie. In Friesland werden acht van de 55 statenleden de laatste vier jaar tussentijds vervan gen. Overijssel. Utrecht en Limburg Overijssel en Utrecht beide tien van de 59, in Zeeland acht van de 47, in Noord-ferabant tien van de 75 én in Limburg acht van de 59. Ook de 'stoelvastheid op langere ter- Deself provinciale staten tellen in totaal 'slechts' negen leden die zeven tig jaar öf ouder zijn. De alleroudste is de 76-jarige heer A. Vlasblom, die al sinds 1946 voor de SGP in de staten van Zuid-Holland zitting heeft (en in de gemeenteraad van zijn woonplaats Delft). Hij wordt op de voet gevolgd door de hoe S. J. van den Bergh (75), oud-minister van de fensie, die voor de VVD in de Zuid- Hollandse staten zit. Van deze twee oud-gedienden heeft de heer Vlasblom gemeend zich opnieuw kandidaat te moeten stellen. Hij is tevens lijstaanvoerder van de SGP in Zuid-Holland. Zijn collega Van den Bergh komt nret meer op de kandida tenlijst voor. mijn' van de statenleden blijkt in de verschillende provincies uiteen te lo pen. Uit de boven aan deze pagina geplaatste tabel blijkt dat in Gronin gen, Overijssel Utrecht en Limburg een opvallend groot deel van de sta tenleden al tussen de tien en twintig jaar in de staten zitting heetft: in Groningen elf van de 55 leden (één vijfde deel), in Overijssel elf van de 59 (iets minder dan eenvijfde), in Utrecht dertien van de 59 (méér dan eenvijfde) en in Limburg elf van de 59 (iets minder dan een vijfde). De stoelvastheid op nog langere termijn (meer dan twintig jaar) blijkt het grootst in Drente en Noord-Brabant (in beide provincies is ongeveer een twaalfde deel van het aantal leden langer dan twintig jaar lid), terwijl ook Utrecht er op dit punt mag zijn (ongeveer eenvijftfende deel heeft er al meer dan twintig jaar statenlid maatschap op zitten). Groningen Aparte vermelding verdient het 'ver loop' in de colleges van gedeputeerde staten. In Groningen wisselde na 1970 tussentijds de helft van het hele colle ge van GS: drie leden traden af en werden vervangen. In Overijssel. Utrecht en Noord-Holland traden elk twee leden van gedeputeerde staten tussentijds af (eenderde van het colle ge werd dus vervangen) en in Noord- Brabant en Limburg trad elk één lid van GS af. Mr. J. L. M. Niers jeugdig gezelschap. Hun leeftijd blijkt hoofdzakelijk tussen de vijftig en 65 -jaar te liggen. Slechts die van de vrij recent benoemde Overijsselse commis saris, mr. J. L. M. Niers, ligt ónder de vijftig: hij is 48. Daartegenover staat de leeftijd van de ook pas benoemde commissarissen van Brabant en Gelderland, de heren Van der Harten en Geertsema, die beiden 56 jaar zijn of dat dit jaar worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 13