VOGELEILAND KAN WANDELING OVER 'T WAD VERVOLGEN BROED- EN PLEISTERPLAATS VOOR DUIZENDEN VOGELPAREN Samenvoegen van scholen: een geweldig experiment Operatie9 is gelukt Vroeger ook woon- plaats van mensen Rijkswaterstaat gaf Griend steuntje in de rug BlROOT/KmUtTETT ZATERDAG 2 FEBRUARI 1974 BINNENBAND T17/K17 schepen die door het Vlie voeren. Bij de St. Luciavloed in 1287 werd de ne derzetting nagenoeg weggevaagd. Er bleven een paar huizen staan- Ook daarna zijn er echter wel bewoners gebleven. Eind veertiende eeuw was het eilandje nog altijd 165 hectare groot. Daarna werd het steeds kleiner, waarna aan het eind van de vorige eeuw nog een 25 hectaren restten. De laatste jaren gaat het echter hard achteruit met het eiland. Mogelijk :s de afsluiting van de Zuiderzee, die ge wijzigde stromingen ten gevolge had, in vereende kracht met stormvloeden (vooral die in 1953 en 1954), daar oorzaak van. Feit is in ieder geval dat snel ingrijpen geboden was om ook de laatste veertien hectare niet onder de golven te zien verdwijnen. Die in greep kwam er en het schijnt politiek ook nog niet eens zo moeilijk te heD- ben gelegen. Geld kwam er Volgens de heer Sloet van Natuurmo numenten gingen de ministeries van CRM en Verkee*- en Waterstaat zon der moeilijkheden te maken akkoord met het terbeschikking stellen van- geld. Augustus vorig jaar werd begon nen. Een paar maanden later was het karwei zo goed als geklaard. Aan de rand van de Blauwe Slenk werd driehonderdduizend kubieke me ter zand uit de Wadbodem gezogen. Het werd aan de zuidwestkant van griend opgespoten tot een soort zand dijk. Dat zandlichaam is daarna ver sterkt met schelpen, biestarwegras, helm en een gevarieerde begroeiing. Bovendien werden rijen met honder den palen de grond in geslagen, haaks op het eiland. De bedoeling daarvan is het zand tegen te houden. Het zandlichaam is op een hoogte van drie meter plus NAP gebracht (was onge veer twee meter), de kruinbreedte is vijftig meter, de 'zooibreedte' tegen de tweehonderd meter. Gelukt De beschermende zanddijk met toebe horen heeft inmiddels de eerste stor men doorstaan. Het ziet er naar uit dat de operatie is gelukt, zij het dat de palen hier en daar wat dieper de grond in moeten. Een deel van de kruin van het nieuwe zandlichaam sloeg ook meteen al weer weg. Maar dat was ook geheel volgens verwach ting. Rijkswaterstaat heeft namelijk niet dat degelijke werk afgeleverd dat we van deze rijksdienst gewend zijn. Op zettelijk niet. Het zou een klein kunstje zijn om het eiland voorgoed te vernagelen. Daarmee zou dan ech- milieu heeft, verloren zijn gegaan. Vanouds is het eiland aan de éne kant afgekalfd en aan de andere kant weer aangegroeid. Zo moet het blij ven, althans voor zo ver mogelijk. Rijkswaterstaat heeft daarbij een handje geholpen. 'We hebben een bescherming aange bracht, niet een verdediging', zegt ïr. Van Well. De zaak wordt nu verder in de gaten gehouden en eventueel wordt opnieuw geholpen. Rijkswaterstaat heeft ook de vorm van het eiland onverlet gelaten. Het eiland heeft de vorm van een ba naan, Barchan noemen ze dat in vak termen. Die vorm is ontstaan door de werking van water en wind. De 'bolle' ter ook de waarde die het voor het kant van de banaan is gericht naar ue meest bedreigde kant. Daar brokkel den water en wind het eiland af on aan de andere 'holle' kant. bezinkt het zand weer dat behoort het althans te doen, maar het heeft de Griend de laatste jaren wat in de steek gelaten. Door het werk van Rijkswaterstaat is het eiland niet stabiel geworden. Het blijft wande'en, hoewel misschien iets minder. We laten het eiland de vrije loop, zegt Van Well toepasselijk. Overigens is het met dat wandelen wat merkwaardig gesteld. De wandel richting wordt vooral door de wind richting bepaald. Omdat het eiland vroeger van noord naar zuid kuierde, naderhand de koers wijzigde naar zuidoost en nu zo goed als naar het oosten loopt, zou men kunnen conclu deren dat do overheersende windrich ting gewijzigd is in de loop van -!e eeuwen. Volgens ir. Van Well is dat ook best mogelijk. Men verkeert ero ver in onzekerheid. Oude kaarten Bovendien moet de wandelroute van het eiland worden afgelezen van oude kaarten en wie zegt dat die gezien ook de gebrekkige metingen van vroe ger. altijd betrouwbaar zijn? Het zijn meest kaarten van militaire waarde, waarop de Griend voorkomt. Sinds de dertiende eeuw zou het eiland een af stand van ongeveer vier kilometer hebben afgelegd. De afgelegde weg is achteraf niet meer te reconstrueren, bijvoorbeeld door opgravingen. Onder het eiland bevindt zich zuivere wadbodem, op zich zelf overigens wel een bewijs dat het eiland daar oorspronkelijk niet heeft gelegen en dus van elders moet zijn gekomen. Voorlopig kan het ei land zijn eenzame tocht voortzetten, omringd en vaak overspoeld door het water van het Wad. Een klein stukje grond, eigendom van de Staat der Ne derlanden en in erfpacht bij de Vere niging tot behoud van natuurmonu menten. De Griend is opvallend rijk aan vogels. De man die dat met name heeft kunnen constateren is drs. J. Veen, bioloog te Groningen, de Robinson Crusoe die 's zomers van 1965 tot en met 1972 de enige menselijke bewoner van de Griend is ge weest. Het betrekkelijk kleine eiland telt in de broedtijd ruim 7500 broedparen. Bovendien is het eiland in de trektljd pleisterplaats voor tien duizenden steltlopers, meeuwen en eenden De aantrekkelijkheid voor vogels zit 'm vooral in de gunstige ligging bij de rijke voedseigronden van het «ad en de grote rust doordat mensen er moeilijk kunnen komen. De geïsoleerde ligging brengt ook mee dat landroofdieren er niet kun nen komen. Het eilandje is vooral belangrijk voor de grote stern. De aantallen van deze vogels zijn de laat ste jaren na een hoogtepunt van ruim 21000 paren in 1935 echter drastisch afgenomen. Vorig jaar waren er nog tweeduizend paren. Volgens de heer Veen herbergde ons land in de jaren dertig nog tweederde van de Noordwesteu- ropese populatie van deze soort, waarvan Griend met ruim twintigduizend paren de helft voor zijn rekening nam. Nog steeds is Griend de groot ste kolonie. In 1965 is er een dieptepunt geweest van 650 pa ren. De schrikbarende afname van het aantal was het gevolg van vergiftiging door bestrij dingsmiddelen, zowel als van ernstige vervuiling door chemische industrieën. Het afvalwater hier van kwam vooral uit de Nieuwe Waterweg en kwam via de Noordzee in het Wad terecht. Door betere zuivering is er nu weer een herstel. Er zijn ook andere bedreigingen. Zo kunnen ho ge waterstanden volgens de heer Veen een cata strofe veroorzaken door het wegspoelen van de eieren van diverse soorten vogels. Ook buiten het broedseizocn cn dan vooral tijdens de trek- tijd is Griend een belangrijk vogeleiland. Tij dens de top van de voor- en najaarstrek zijn er aantallen van veertig- tot vijftigduizend vogels per dag geteld, die op het eiland vertoeven. Het eiland is behalve bij de grote stern vooral ook in trek bij de Noordse stern (de dwergstern is verdwenen), de kokmeeuw, de scholekster, de tu reluur en de visdief. De Griend met zijn uitkijkpost wordt soms overkoepeld door een scherm van vogels. Eén van de rijen palen die het nieuw opgespoten zand moeten tegen houden. i door Jan Sloothaak tochtje kan niet iedere dag. Het hangt af van de waterstand, die gunstig moet zijn. Over het wad lopend zie ie in de verte twee bouwsels, op palen: Het verblijf van een soort Robinson Crusoë, die daar in de zomer vertoeft om het vogelleven te observeren. Van 1965 tot en met 1972 is de Groningse bioloog drs. J. Veen daar zomers een geregelde eilandbewoner geweest. Vo rig jaar werd dit werk overgenomen door een plaatsvervanger. Er is een nieuwe observatiepost in aanbouw. 'Bemoeizucht' Het wereldje van de observator ligt ieder jaar zeven meter verder naar het oosten. Dat is namelijk de jaar lijkse afstand dis Griend, althans vat daarvan over gebleven is, aflegt. De oppervlakte bedroeg vorig jaar nog maar veertien hectare. Dat is dankzij de bemoeienissen van Rijkswaterstaat nu weer achtentwintig hectare. De enige reden voor deze bemoeizucht was de wil om een stukje uniek na tuurlijk milieu te behouden. Het is als enige eilandje midden in de Wad denzee én vluchtplaats én broed plaats voor enkele vogelsoorten, voor al sternen, grote stern, de Noordse stern, en onder meer ook de scholek ster en de tureluur, om de belangrijk ste maar te noemen. Vogels zijn rle enige nog overgebleven vaste bewo ners van het eiland. Dat is niet altijd zo geweest. De Griend heeft een bewogen geschiede nis achter de rug. Eéns hebben er mensen gewoond. Dat is al lang gele den. In de encyclopedie van Friesland wordt gewag gemaakt van een 'om muurd stadje.' Daarvan moet men zich volgens sommige historici waarschijn lijk echter niet zo erg veel voorstel len. Hoe dat ook zij, er zou volgens sommige onderzoekers een flinke ne derzetting zijn geweest. Het eiland 'bivakkeerde' toen nog er gens tussen het huidige dorp West- Terschelling en de tegenwoordige Vliestroom, voordat het eerst in zui delijke, later in zuidoostelijke richting en allengs zo goed als oostelijke rich ting aan het zwerven ging. In de dertiende eeuw bevonden zich er vermoedelijk vestigingen van de kloosters Mariërgaard en Lundiga- kerk. Er werd tol geheven van de 5 GRIEND Het eilandje Griend wandelt niet zo snel dat je liet niet bij kunt houden. Tocli dreigt liet uit liet oog te verdwijnen. Op zijn tocht door de Waddenzee, met een kostbare lading aan vogels op de rug, ver magert Griend zienderogen. Het piepkleine stukje land zou mo gelijk al onder de golven ver dwenen zijn, of dit anders bin nenkort doen, als liet niet letter lijk een steuntje in de rug bad jj gekregen. Rijkswaterstaat is het eilandje te hulp geschoten en heeft het voldoende ver sterkt om het, naar wordt gehoopt cn aangenomen, nog een twintig tot der tig jaar vol te houden. Wat dan? Het zit er in dat dan wéér de helpende hand wordt geboden en dat dit moge lijk van tijd tot tijd wordt gedaan, zegt ir. F. J. van Well van het arron dissement Friesland West van Rijks waterstaat. Wat heeft Rijkswaterstaat eigenlijk bewogen om dit onherbergzame mini- eilandje te behouden voor 1,6 miljoen gulden? Alleen al om er te komen is er een hele organisatie nodig. Het was op een nogal grauwe ochtend om een uur of half twaalf dat we in Har- lingen in de 'Riepel' stapten, één van de Rijkswaterstaatboten die veelal zijn genoemd naar de geulen, slenken en zandplaten met namen, waarvan de herkomst vaak moeilijk te herleiden is. Aan boord de bemanning, ir. Van Well, de heer H. Evenhuis, ook van Rijkswaterstaat, de heer F. H Sloet. directie-assistent van de Vereniging voor Behoud van Natuurmonumenten en uw verslaggevei Ongeveer tegelijk voer vanaf Terschel ling, een kleiner bootje uit, de 'Vlie stroom', met een forse roeiboot op sleeptouw. Aan boord van de Vlie stroom bevond zich onder meer ing. H. de Jong, hoofd van de diénst- kring Terschelling. Ongeveer ter hoogte van het eilandje ontmoetten de boten elkaar. De eilandvaarders van de Rie- pel moesten overstappen op de Vlie- ing. H. de Jongh, Terschelling. stroom en vervolgens in de roeiboot. Alléén zó is het mogelijk om redelijk dicht bij Griend te komen. Je bent dan dankbaar voor de lieslaarzen die Rijkswaterstaat ter beschikking heeft gesteld, want je moet ook nog een stuk door het water waden. Zo'n ir. F. J. van Well Van onze onderwijsredactie AMSTERDAM 'Het wordt een levensgroot experiment', zegt de heer M. Baaijens, voorzitter van de pas ingestelde commissie voor de vernieuwing van kleu ter- en basisonderwijs. 'Het is nauwelijks een vraag of de kleu ter- en basisschool moeten wor den samen gevoegd tot één school. Daarover zijn we het wel eens. Maar hoe je dat bedrijf van zeventigduizend kleuterleid sters en onderwijzers, van zo veel verschillende scholen en schoolbesturen op elkaar af stemt: dat wordt een geweldig experiment'. Gelukkig is de heer Baaijens niet ie mand die gauw bij de pakken neer zit. Hij is een optimist en heeft groot vertrouwen in de vernieu wingsdrang van zijn collega's voor de klas. Dat viel al meteen op toen hij na de' installatie van de commis sie door minister Van Kemenade als voorzitter zijn taak aanvaardde. Ei genlijk praatte hij toen over de hoofden van de aanwezige ambtena ren heen direct de schoien in. Sa men met de 'collega's' zou hij het werk klaren: 'Van Groningen tot Cadzand en van Texel tot Maastricht liggen de signalen van een positieve, instelling voor het oprapen'. De heer Baaijens kent het onderwijs van binnen en van buiten. In 1936 begon hij zijn loopbaan op een lage re school in Schagen. Hij haalde de lager onderwijs-acten landbouw, Duits, Frans en Engels, de M.O.-A- acte Frans, de acte M.O.-B. pedago giek; hij is leraar geweest bij het MULO, aan eeri lyceum en tenslotte Zwakkere leerlingen lopen stuk op breuklijn tussen kleuter- en basisonderwijs aan de christelijke pedagogische aca demie in Sneek. Sinds 1970 leidt hij de afdeling kleuter- en basisonder wijs van het Christelijk Pedagogisch Studiecentrum en in die kwaliteit heeft hij alvast ervaring kunnen op doen met de vernieuwing die nu of ficieel gaat beginnen. De taak van zijn commissie is door de minister omschreven als de voor bereiding en begeleiding van de 'in tegratie van kleuter onderwijs en gewoon lager onderwijs voor de leef- door Piet Hagen tijdsgroep van ongeveer 4- tot 12-ja- rigen'. Onze eerste vraag: Waarom moeten die 8200 basisscholen en die 6600 kleuterscholen met elkaar fuse ren? Baaijens: 'Er zit een breuklijn in het onderwijs bij zes jaar. Naarmate steeds meer kleuters de kleuter school bezoeken (nu is dat al 96 procent van alle vijfjarigen) is dui delijker dat de overgang van kleu ter- naar basisschool moeilijk ver loopt. Organisatorisch bestaat er een scheiding tussen kleuter- en basis school die niets te maken heeft met de voortgaande ontwikkeling van het kind. Voor de goede leerlingen is dat zo erg niet. Die "doorstaan alle aanvallen die door het schoolsy steem op hen gedaan worden. Maar de zwakkere leerlingen zijn zo ge voelig dat ze die breuklijn niet zon der kleerscheuren over komen. Het resultaat: ongeveer tien procent van de eersteklassers blijft zitten'. Maar het percentage zittenblljvers is de laatste jaren wel gedaald. Baaijens: Er is iets heel griezeligs gebeurd. Op een deel van de scholen is namelijk het zittenblijven vermin derd zonder dat gelijktijdig werd ge zorgd voor een goede aansluiting op het kleuteronderwijs en een goede doorstroming. Ik ben bang dat kin deren die op die manier overgaan naar de tweede en derde klas en daar vast lopen, minstens even erg de vernieling indraaien als de kinde ren die vroeger in de eerste klas bleven zitten. Een andere ontwikke ling was de snelle groei van het L.O.M.-onderwijs. Hoewel de L.O.M.- scholen allerminst propaganda maak ten, eerder probeerden de boot af te houden, kwamen er steeds meer kin deren naar het buitengewoon onder wijs. Je mag je wel afvragen of het gewoon onderwijs zich kan veroor loven zoveel kinderdn buiten te slui ten, met alle gevolgen van dien'. Bij uw installatie hebt u gezegd dat de grote toeloop van onderwijzeres sen en schoolhoofden naar de speel- M. Baaijens leer-klas-cursus de bereidheid tot vernieuwing bij de leerkrachten de monstreert. Die speelleerklas was ook bedoeld om de overgang van kleuter- naar basisschool te verge makkelijken. Was dat geen succes? Baaijens: Die speelleerklas-cursussen worden nog steeds druk bezocht. Al leen in het christelijk onderwijs zijn er elk jaar bijna duizend nieuwe cursisten. Ik begrijp niet waar dat geluid vandaan komt dat de speel- leerklas geen succes is. Ik ken scho len waar dtf kleuterleidster en de juffrouw van de eerste klas goed contact hebben, waar de speelleer klas goed werkt, waar bijvoorbeeld ook het hoofd van de school zelf die cursus gevolgd heeft, en dan zijn de overstapproblemen voor het kind in derdaad veel kleiner. Maar dan hangt het wel af van de verhouding tussen die paar mensen. Als er een andere onderwijzeres of een ander hoofd komt zakt dat contact tussen kleuter- en basisschool soms zomaar in. Daarom is mijn conclusie dat je naar één school toe moét met een doorlopend schoolwerkplan van vier tot tenminste twaalf jaar. Is het geen nadeel voor de kleuters dat zij dan vanaf hun vierde meer in de 'ieer-situatie- van de basis school komen? Baaijens: Inderdaad is de kleuter school wel eens bang voor een te strakke leersfeer, zoals omgekeerd door basisscholen nog wel eens ge waarschuwd wordt voor 'infantilise- ring'. Beide gevaren zijn ondervan gen als er een doorlopend speel-leer- werkplan is'. Een van de grootste problemen Is waarschijnlijk de opleiding en sala riëring van leerkrachten die bevoegd zijn om les te geven aan de jongste groep van de nieuwe basisschool, aan de vier- tot tot achtjarigen. Kunnen leerkrachten zich nu al bij scholen? En gaat het veel kosten? Baaijens: Je kunt natuurlijk begin nen met een klein aantal enthousias telingen die gewend zijn vernieu wing op te vatten als liefdewerk. Maar wanneer je dit wilt doorvoe ren in het hele onderwijs, moet je inderdaad de rechtspositie goed re gelen. Maar een nieuwe opleiding is er nog niet. Kleuterleidsters en on derwijzers die zich vast willen bij scholen kunnen ook nog niet een bepaalde cursus volgen waardoor ze vast bevoegd worden voor het nieu we basisonderwijs. Dat moet wel gauw komen. En dan' moet ook de salariëring worden aangdpast. Hoe veel het kost om kleuterleidsters op te trekken tot het niveau van onder wijzers is mij nog niet bekend. Kinderen die in de eerste klas van de huidige lagere school achterop raken stranden meestal op taal. Als ze in de periode tussen september en kerst, uiterlijk pasen het lezen niet onder de knie hebben raken ze steeds verder achterop. Wordt dat probleem opgelost door kleuter- en basisschool één te maken? Baaijens: Inderdaad is vooral het le zen een struikelblok. Met rekendn zijn de meeste scholen veel lank moediger, daar worden de eisen pas in de tweede klas strenger. Onge veer de helft van de kinderen in de eerste klas heeft met kerst het lezen onder de knie. Een deel van de kin deren is met pasen nog niet zover. Dan hangt het af van de opzet van die school of de onderwijzeres gele genheid heeft zich te concentreren op de kinderen die het lezen langza mer leren. Ik ken scholen die het zo georganiseerd hebben dat er bij wij ze van spreken niemand in de eer steklas op lezen hoeft te blijven hangen. Hoe snel wilt u de eenwording van kleuter- en basisonderwijs doorvoe ren? Baaijens: We beginnen dit jaar met ongeveer tien experimenteerscholen. Hoe snel we daarna kunnen uitbrei den hangt vooral af van de begelei ding die de schooladviesdiensten en de opleidingsscholen van onderwij zers en kleuterleidsters kunnen ge- We gaan nu twee scholen samenvoe gen. Maar verbeter je met een nieu we organisatie automatisch het on derwijs? Baaijens: Gelukkig heet onze com missie niet integratie-commissie maar vernieuwingscommissie. Onze taak is niet alleen twee scholen sa men te voegen, maar het onderwijs te vernieuwen door één speel-leer- werkplan te maken voor vier- tot twaalf-jarigen. Dat stelt hoge eisen aan de leerkrachten die nog opge leid zijn voor klassikaal onderwijs. Deze vernieuwing kan alleen slagen wanneer we nieuwe werkvormen toepassen en de kinderen meer indi vidueel onderwijs geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 17