KUNSTENAARS PLEZIERIG KIJKEN NAAR KUNST EN Tussen verlossing en geheim Portretten in de 'Zonnehof' en kunst aan de E8 door G. Kruis Intieme handelingen, intrigerende bundel van Kees Ouwens KliOUW WVRTRT ZATHKDAG 2 FEBRUARI 1974 KUNST T13/K15 \o zag een van de zeventien kunstenaars, Sierk Schroder, de acteur '{enk van Ulsen in 'Het dagboek van een gek'. (De Zonnehof, imersfoort). Het portreteen beeld van de ïiens, gezien door de ogen ran een medemens. Het portret: een onderwerp, dat Eeuwenlang een van de meest belangrijke facetten van de beeldende kunst is geweest. [htder de grootste kunstwerken, lie ooit zijn voortgebracht ben inden zich talloze portretten. Maar hoewel liet portret door alles heen ook steeds deel bleef uitmaken van de moderne kunststromingen tot de allernieuwste, zoals het super realisme. toe zijn er toch maar weinig kunstenaars, die er zich nog werkelijk in Specialiseren. In Amersfoort, in de 'Zonnehof' nog steeds een van de fraaiste expositiegelegenheden van ons land, vind ik is er een aantal van hen bijeengebracht op een bijzondere tentoonstelling. t Is een expositie, die hoewel er veel meer te zien is, toch voornamelijk werd gegroepeerd om portretten van Henk van Ulsen, die gemaakt zijn naar aanleiding van zijn optreden in gogols 'Het dagboek van een gek'. Portretten van een acteur, van Van rtJlsen zelf dus, maar vooral van Van (Ulsen als Aksenti Iwanowitsj Proprischtschin, de titulairraad die door te veel zorgen eri het piekeren over zijn steeds uitblijvende promotie krankzinnig wordt. Hij waant zichzelf dan Ferdinand, koning van Spanje. Een ongelooflijke creatie, die vooral ook door de tv-presentatie 'n grotere weerklank heeft gevonden, dan je ooit voor zo'n zeker niet op populariteit gericht stuk solo-toneel voor mogelijk zou hebben gehouden. 'k Kan me heel goed voorstellen, dat zo'n presentatie een boeiende opgave is voor een beeldend kunstenaar, 't Is niet nieuw uiteraard, acteurs in bepaalde rollen te schilderen. Denk maar aan Breitners grandioze portret van mevrouw Mann-Bouwmeester als Trancillon' of aan Willinks schilderij van Ank van der Moer als 'Niobe'. Een aquarel Toch zou je kunnen zeggen, dat het in dergelijke gevallen meer 'stills' betrof, portretten toch hoofdzakelijk van de acteurs, maar dan gekleed in de costuums waarin ze waren opgetreden. Ontmoeting Ze hebben er speciaal voor geposeerd, ze zaten tegenover de schilders, mens tegenover mens, ze keken elkaar aan, spraken met elkaar, er ontstond contact, interesse, er was een ontmoeting, er ontstond een wisselwerking, allemaal uiterst belangrijke facetten om te komen tot die wonderlijke expressie, die de afbeelding van een bepaald persoon tot een 'portret' maakt. Op een paar uitzonderingen na, de tekeningen bijvoorbeeld van Paul Citroen of Erika Visser en een brons van Pieter d' Hont, geven deze portretten niet direct de indruk dat er speciaal voor geposeerd zou zijn. 't Lijken meer registraties, momentopnamen al§ het ware, uit het stuk en uiteraard speelt de waanzin van de door Van Ulsen uitgebeelde Proprischtschin daarin een overwegende rol. Naast de weergave van de vertolking zelf, de gelaatsuitdrukking, de houding, is er gretig gebruik gemaakt van het bij dit stuk gebruikte decor, dat bestond uit grof geweven netten, die niet alleen een duidelijk symbool waren de ingesponnenheid van deze psychisch gestoorde mens, de mazen, die toch geen uitweg boden maar dat evenzeer grote compositorische mogelijkheden inhield. Sommigen, zoals Joop Sjollema of Sierk Schröder, varieerden daarop, de geportretteerde is gevangen in warrelingen van beweging en kleur. Dick Stapel had genoeg aan de creatie van Van Ulsen allèèn, hij zet hem, sterk en puur geschilderd tegen een lege achtergrond. Thijs Overmans is eigenlijk een van de weinigen, die een volkomen eigen visie geeft, bij hem zijn het hoge, onoverkomelijke muren, die de tragische ambtenaar insluiten. Peter Vos doet het op zijn eigenzinnige, maar sterk aansprekende wijze. Hij mag dan geen portrettist zijn, maar zijn tekening van Proprischtschin als koning van Spanje, brengt de sfeer van Van Ulsens creatie wel heel nadrukkelijk in je herinnering terug. Doeve maakte er een wat opgelegde bizarre vertoning van, heel strak geschilderd in knetterende kleuren, wel waanzinnig, maar verre van overtuigend. Traditioneel Verder veel goede, traditionele portretten, niet alleen van Henk van Ulsen, maar ook van vele anderen, 'n Opvallend mooie tekening bijvoorbeeld van Albert Mol, door Erika Visser: niet de altijd maar weer zo nodig moetende lolbroek van de televisie, maar gewoon een aardige, wat weemoedige man met een expressief gezicht. Van Paul Citroen, die ik om veel van zijn werk zeer bewonder, maar die voor mijn gevoel wel eens wat te veel hooi op zijn vork neemt, vooral door zijn 'optreden in het openbaar', is er hier een hoogtepunt te zien: het portret van Paul Steenbergen. Clemens Merkelbach van Enkhuizen is vertegenwoordigd met een aantal degelijk geschilderde, goed gelijkende, maar een beetje fantasieloze portretten; Herman van Elteren met o.a. een paar costuumontwerpen voor de Nederlandse Comedie; Hans Royaards is er, Cees Bantzinger. Hubertus de Jong, Nico Rolle, Eric van Terwisga en als enige fotograaf G. H. J. Bijwaard. fit—*. van G. Munlhe (Galerij R. Lenten, Epse). Alles bij elkaar een heel prettige, ongecompliceerde kijk-tentoonstelling, niet alleen voor kenners dit keer, maar gewoon voor iedereen. Kunst aan de E8 Evenals trouwens de langzamerhand traditie geworden tentoonstelling van aanwinsten, die de Galerij R. Lenten ieder jaar weer laat zien, sinds enkele jaren in die prachtige expositieruimte in Epse (aan de E 8) bij Deventer. Dit keer niet alleen maar de Romantische en Haagse-, maar nu ook de Amsterdamse en Bergense scholen, aangevuld met eigentijdse kunstenaars: Nederlandse schilderkunst van 1800 tot nu. Er is veel onder dat je toch met een zeker gevoel van heimwee bekijkt: die nog bijna onaangeraakte landschappen, nog niet verminkt door een steeds verder om zich heen grijpende mechanisatie. Je beleeft er nog even de droom van een kunst die nog verbeelding kón zijn van purp schoonheid alleen. En hoewel, je steeds meer hoort, dat het bijna ondoenlijk wordt uit die iets verder voorbije tijd nog met iets goeds te komen, komt Lenten toch iedere keer weer met zeer attractieve exposities. Al is er nog wel een rijtje op te noemen Jozef Israëls, Willem Witsen, Willem de Zwart, Marius Bauer, Coba Ritsema, Akkeringa 't is geen tentoonstelling van louter grote 'namen'. Want juist door de schaarsheid van die super-groten, werden de zogenaamde 'kleinere' meesters ontdekt, kleinere meesters, wier werk soms heel groot blijkt te zijn. kunstenaars bijvoorbelde als W. G. F. Jansen, Jan van Vuuren of Munthe wiens beste werk voor mijn gevoel kan wedijveren met dat van Mesdag. 't Prettige van die exposities bij Lenten is, dat al dat werk er hangt, zoals je het 't beste kunt genieten, je kunt er zonder meer en heel rustig naar veel fijne dingen kijken, 'k Zag er o.a., eci nu noem ik alles door elkaar, niet minder dan drie Filarski's en een paar mooie doeken van Harrie Kuyten, twee boeiende vertegenwoordigers van de Bergense School, enkele Van Herwijnens en een naakt van Ton Kelder, ik 'ontdekte' een gevoelig bloemstuk van Jan Voerman en een Conrad Kickert. En mensen van vandaag, teveel om op te noemen, kunst dus van 1800 tot nu in een klein museum, dat als extra heeft, dat alles wat cr hangt, ook te koop is. Soms, in de nacht, lezend op je ka mer, lioor je plotseling het suizelen van de stilte. En dan word je je be wust, dat liet bestaan een geheim is. Een heerlijk geheim, maar ook een vreesaanjagend geheim. Wat is het heerlijk om te leven, om te bestaan. Denk aan de wonderen van de weten schap, aan de liefde, aan het gesloten wonder van de schoonheid, die im mers ervaren kan worden maar niet doorgrond. Het leven is echter ook een vreesaanjagend geheim. Wij kunnen veel weten, veel kennis vergaren, maar wij kunnen niets doorgron den. Het diepste van het voortbestaan is ons verborgen. Hoe is het mogelijk, dat er ook maar het geringste bestaat? Waar kwam het leven, ingebed in de stof vandaan? En waar toe dient het? Heeft het enige zin? Men kan zeggen, dat alles door God geschapen is. Maar daarmee is redelijk niets beantwoord. Want ons verstand vraagt dan waar God vandaan kwam en waarom Hij clan, de grote Zelfgenoegzame, geschapen heeft. Ons ver stand kan een 'a,4ijd bestaan hebben' van God niet bevatten. En ook geen enkele Hem toegedachte eigenschap. Er ia nog veel meer. Hoe te denken over het kwaad, de schennis, het lijden. Hoe kon het kwaad ontstaan in een heelal waarin een vclmaakt, almachtig en liefdevol God regeert? Het was vroeger gebruik in christelijke kringen, de ze vragen als 'ongtloofsvragen' af te doen. Men mocht ze niet stellen. Daar denken we tegenwoordig anders over. Gelukkig maar. Want het bestempelen als ongeloofsvragen van wat het verstand niet nalaten kan te vragen, heeft zeer velen tot wanhoop gebrach'. Ik bedoel in dit artikel beslist niet, het geloof aan te vallen. Eerder is het tegendeel waar. Het erkennen dat het verstand de levensgeheimen niet ontraadse len kan. geeft de beperktheid van het ver stand aan. Buiten de rede om is er een groot gebied van denken en voelen, een speelveld voor de menselijke geest, waar •liet onredelijk, maar wel bovenredelijk, be ter gezegd, buitenredelijk geleefd kan wor den. Ook tracht de mens niet alleen buiten zich zelf, maar ook in zichzelf te zoeken naar de diepere lagen van zijn bestaan. Hoe komt het dat de mens is zoals hij is? Is hij ver- door J. van Doorne antwoordelijk voor zijn daden? En vanwaar dan die vrije wil, die mogelijkheid tot kie zen? Of is die vrije wil bedrog? Maar dan zou de mnns niet verantwoordelijk gesteld kunnen worden voör zijn doen en laten. De Golem Al deze vragen tn overwegingen stormden op me af toen ik opnieuw en met weer wat oudere ogen 'D» Golem' van Gustav Mey- rink gelezen had. Het is niet, dat het boek een poging doet om al die vragen te beant woorden. Meyrink (natuurlijke zoon van de Wecnse actrice Marie Meyer) schreef het boek al in 1915. Het boek is verscheidene malen in het Nederlands vertaald. Na vijf tien jaar is opnieuw een vertaling van dit hoogst merkwaardige, fascinerende werk verschenen. Ik vind dat zó belangrijk dat ik de aandacht nadrukkelijk op dit boek vesti gen wil. De titel is ontleend aan een jcods- mythische overlevering. De legende stamt uit de zestiende eeuw. Rabbi Löw zou na een openbaring van God gekregen te heb ben, uit klei een mens gemaakt hebben, een knecht, die hem, ac rabbi, behulpzaam zou kunnen zijn bij het vernietigen van de vij anden der joden. Die knecht was de Golem. Dat wezen kon echter niet spreken, was dus onvolkomen. De Golem kon slechts gehoor zamen. Door een noodlottig misverstand dat jr hier verder niet toe doet, viel de Golem na enige tijd weer in kleibrokken uiteen. Die Golem nu heeft in de zeventiende eeuw door heel wat volksverhalen heengespeeld. Aan zijn bestaan was en werd geloof ge hecht. Menigeen had hem ontmoet. Op ge zette tijden placht hij te verschijnen. Hij is de belichaming van het verlangen van de mens. zélf een mens te scheppen, een twee de Adam (immers Adam was ook uit stof geschapen). Voor de Joden speelde er de ge dachte aan de Messias mee. de verlosser. De roman 'De Gojem" speelt in de joodse wijk van Praag omstreeks de eeuwwisseling. De Golem wordt er soms gezien en veroorzaakt angst en vrees. Want hij is tot een duistere, gevaarlijke figuur geworden. Men kan de roman op twee manieren lezen. De eerste en eenvoudigste is. de roman, die Een van de litho's die Hugo Steiner- Prag bij de eerste uitgave van 'Der Golem' maakte. niet anders dan een droom is. te lezen als een fantastische roman, een grillig verbeeld- set van een geniale zij het verwarde geest. En dan is de roman al boeiend genoeg. Het décor, de joodse wijk van de oude stad Praag, is verrassend goed opgetrokken. De figuren zijn scherp getekend en de gebeur tenissen houden d? lezer in hun greep. Maar men kan de roman ook trachten te duiden. Dat valt nie* mee, want het verhaai zit vol symboliek. Wat is het geval? Een man ligt in bed in een hotelkamer en krijgt een droom. In die droom is hij een ander; een dom toeval heeft hem in die situatie ge bracht: hij heeft in een koffiehuis de hoed van een ander meegenomen en nu droomt hij het leven van die andere mens. Die an der, Athanasius Pernath geheten, is een ge nezen krankzinnige, die zich slechts een deel van zijn vroegere leven kan herinne ren. In die droom nu komt die Pernath tot ontsluiering van zijn verleden en tot bevrij ding van zijn boze lusten. Alle in de droom optredende figuren zijn gestalten van die Pernath. Het verhaal sluit hiermede aan bij een theorie over do droom die zegt dat in elke droom alle figuren dc dromer zélf zijn en facetten van zijn wezen verbeelden. Per nath ontmoet de Golem en komt tot de ont dekking dat hij zélf de Golem is. En ook weer dit: uit dio Golem schept hij zichzelf als een bevrijd en gelouterd mens. Hij is als het ware een rabbi Löw die niet mis lukt. Hier stuiten we op de boodschap van de als Boedhist gestorven Meyrink. De mens kan méér dan langs kabbalistische weg een knecht makeD. Hij kan zijn boze lusten overwinnen. In hem leven goed en kwaad. Hij moet kiezen en het goede kiezen en daardoor bereikt hij het paradijs. Meyrink schetst een fase in het proces van de mens wording. Hij noem' het lagere 'boze' lusten en niet 'dierlijke' lusten. VerklareD doet hij dat niet; hij is niet als wijsgeer bezig maar als romanschrijver Hij erkent de realiteit zonder die te kunnen doorgronden. Aan de vraag: hoe komt de mens aan die boze lus ten, komt hij niet toe; hij erkent slechts dat de mens ze heeft. En hij gelooft dat ze te overwinnen zijn. Het slot van de roman is verrassend en verwarrend. De dromer wordt wakker, beseft d8t hij Pernath niet is en gaat naar de -*na:i op zoek om hem zijn hoed terug te geven. Dat gelukt hem óók nog. Pernath blijkt te wonen in een lusthof met een beeldschone jonge vrouw, die de dromer overigens kent vanuit de droom. Maar de dromer mag het lusthof niet binnen gaan. Wel merkt hij tot zijn diepe en blije verwondering, dat hij, de dromer, als het ware zichzelf ziet, zózeer lijken ze op elkaar. De dromer ziet dus zijn toe komst. Het slot van de roman, dat zoge naamd realistisch wil zijn, is even symbo lisch als de droom, die als vertelling realis tischer is dan de niet-droom. Gewezen moet worden op de onnavolgbaar-komische, spot zieke slotzin, die Meyrink na de spanning van het schrijven van deze diepzinnige ro man geweldig genoegen moet hebben ge daan. Een dienaar geeft de dromer diens hoed terug en zegt dan: 'Uw hoed, moet ik overbrengen, heeft hij (Penrath) niet opge zet aangezien de verwisseling hem meteen is opgevauen. Hij hoopt alleen maar dat de zijne u geen hoofdpijn heeft bezorgd'. En zo'n zin na zulk een boek. Parallellen Nogmaals: de roman geeft geen speculaties over de menswording. Hoe de mens aan zijn D kwade lusten komt (niet geïntegreerd dier lijke instincten of zondeval) beantwoordt Meyrink niet Hij gaat uit van de mens zo als hij is en van de stelling dat de mens zich bevrijden kan En Meyrink doet zeker niet aan dieptepsychologie; hij benadert het menselijk leven ethisch. Over God spreekt hij dan ook niet Er zijn bij hem parallellen ts vinden met net christelijke denken. Ook Christus was een realist, beslist niet een mysticus. Hij trachtte het menselijk kwaad niet psychologiscn te verklaren en de zon daar een wapen in de hand te geven tot verweer tegen beschuldigingen, maar Hij zei: 'Bekeert u', ervan uitgaande dat de mens zich bekeren kón. Dat is een vorm van zelf-verlossing, zij het dan, dat de christelij ke geloofsleer zeg', dat zonder de overigens voor ieder beschikbare goddelijke hulp, die verlossing tot mislukking gedoemd is. Theo logisch valt hierbij nog heel wat meer te zeggen. Ik wijs slechts op een zekere paral lellie in benadering van verlossing van het kwaad bij Christus en Meyrink. Waarmee niet gezegd is, dat ze vergelijkbare figuren zouden zijn. Zó dom ben ik niet. 'De Golem' is een verbeelding van een tocht door het onderbewuste in de mens, boeiend geschre ven. in hoge male ontdekkend en vertroos tend voor wie verder denken druft dan Meyrink: namelijk, het geheim volledig durf', te aanvaarden. Gustav Meyrink: 'De Golem'. Oorspronkelij ke titel: 'Der Golein'. Vertaald door Wouter Donath Tleges. Meulenhoff Editie. Bij Meu- lenhoff te Amsterdam. Paperback Aantal pa gina's 253. Pr.,s 19,50. En van de weinige bundels van de afgelopen jaren die de aan dacht blijft boeien, is 'Arcadia' van Kees Ouwens (Querido 1969). In de bundel zoekt de ikfiguur sn een arcadisch landschap, dat hij doorkruist als de plek waar droom en tverkelijlcheid samengaan, naar een vrouwelijk wezen. Dit zoeken valt te interpreteren als het zoe ken naar de Vorm der verbeelding, dat telkens mislukt. In zijn nieuwe bundel treedt een ik op met een verzorgd uiterlijk, een prettig voorkomen, een decen te verschijning en met een keurige regenjas. Ook wat zijn getailleerde gestalte en zijn aanvallige slank heid betreft valt er niets op deze figuur aan te merken. Men zou niet verwachten dat hij 'ongetwij feld zeer bang' is, behept is met veel verbeelding en gedreven wordt door een turbulent verlan gen. Toch is dat het geval sinds de ontmoeting met 'een dunne jon gen'. Deze ontmoeting heeft geleid tot vrees en ontreddering en tot 'ik moest zo nadenken'. In de nacht spoedt hij zich nu in dunne kledij, telkens weer, zoekend naar iets, terwijl een brandende begeer te hem op de been houdt. Er ont staat een gevoel van ontreddering en eenzaamheid, waarin hij zich ook verlustigt. Er dreigt telkens iets te gebeuren. Vaak gebeurt er niets, maar één gebeuren grijpt hem heftig aan: 'n soort kosmische coïtus op de akker, hij dringt dien door het vagijn van de nacht, 'maar ik vond geen blijdschap'. In een groot zelfverliezen zoekt hij heil terwijl hij heilloos zoekt naar 'jou of naar iets anders'. Nu staan er in de bundel 'Intieme handelin gen' ook een aantal wij-gedichten, waarin gesuggereerd wordt dat het buiten de tijd te vinden is of dat men ergens 'schitterende vrouwen van louter adem, doorzichtig cn stofloos kon waarnemen'. Ook k wil verdampen 'en in planten trek ken en ook in bomen, en vervoeg in eindeloze lucht'. Maar hij valt overal buiten, zijn verbeelding speelt hem parten, omdat hij een gevallen 'krachtige god' lijkt ie zijn. Als licht waren die, maar duistere nachten ontwaakten in ons, daarom, daarom!' Ook toen cl overigens misten zij de u, die toch aanwezig moest zijn, 'maar zo on eindig verdund, als damp en wij weenden om u, gelegen op pijnlijk asfalt o tere en weldadige huid'. De dichter geeft toe 'het is slechts Poëziekroniek door R. L. K. Fokkema beeldspraak en al wat gezegd is. het moet zo zijn'. Nu is het altijd moeilijker symbolische vertellingen te duiden. Dais ook hier het ge val, de gedichten zijn enerzijds tochten der verbeelding op zoek naar het ongrijpbare die ander zijds weer dwalingen worden wan neer het grijpbaar wordt. Ze zijn aangrijpend in hun niet begrijpen, zoekend' naar openbaring en ver lossing uit angst en verlorenheid (de bundel eindigt met: 'Red mij. Heer, want niemand redt mij.'), zonder dat zij direct spreken van een waarlijk existentiële angst De symboliek is ook vormgeving om de vormgeving; zo is 'Intieme hande lingen' in zekere zin, evenals 'Ar cadia', poëzie pro forma Buitengewoon is trouwens die vormgeving: de gedichten zijn lang, de zinnen ervan ook, ze ma ken een stuntelige indruk lie schijn is: tastend, omtrekkende be wegingen makend, redenerend ge ven zij 't zoeken aan: 'Soms keerde ik/mij af. huiswaarts, tot ik neer viel/of juisi van plan was op te staan en/wat gebeurde had mijn zegen/maar wat mij overkwam, ik onderging/het gelaten, niets ver stoorde mijn gedrag/maar ook dat schonk geen vreugde, daarom/be woog ik mij wild en schreeutode.' Dergelijke zinnen vergen aandacht van de lezer en het werk dat Ou wens onderneemt is dan ook niet gemakkelijk: op weg zijn naar haar tederheid en daarbij verteerd worden van angst 'alsof ik voor iets gestraft werd'. Intieme handelingen zijn ook han delingen die Tiaar het gevoelen van de meesten het daglicht niet kunnen vei dragen, en ja, sommige verzen hebben de allure van een erotisch spiegelgevecht, zoekend deelachtig te worden de unieke er varing van samen met het denk beeldige Een samenzijn dat slechts en dan nog ternauwernood in de verbeelding en in eenzaamheid ge noten kan worden. Behalve het symbolisch-erutische element bevat deze bundel juist door de taal ook heel wat humoristische wendingen door de onverwachte botsing van beweging en tegenbeweging die in vrijwel ieder gedicht voorkomt, of door eenvoudig constaterende zin netjes als 'Want zo zat dat' na al lerlei ingewikkeldheden, of door de botsing van logische en irratio nele gedachtenconstructies. 'Intieme handelingen' is een bun del waarover nog veel te zeggen valt, die om een verdergaande analyse eenvoudig vraagt; de bun del is binnen het veelal oppervlak kige van deze tijd bijzonder intri gerend. Kees Ouwens, Intieme handelin gen. Athenaeum-Polak Van Gen nep. Amsterdam 1973. 48 blz. 12,50

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 15