JONGE KUNST UIT
P -NEDERLAND
Zin en onzin over Gerard (Kornelis van het) Reve
Dichten
op water
en brood
■KUNST T19/K19
door R. L. K. Fokkem;
OUW/KWAiRTET ZATERDAG 12 J1ANOAKI 1974
-:i, •- vv ■-<
- -•r j
j -- - - jx
-r;-
De '5 jaarlijkse, jonge kunst uit
pid-Nederland', tot 21 januari
|d liet Stedelijk Van Aibbemuse-
bm te Eindhoven: een overzicht
tan wat er op velerlei gebieden
koal aan de hand is in Brabant
tn Limburg. Is, want al is het
een '5-jaarlijkse', het werk, dat
getoond wordt, kwam voor liet
merendeel in liet afgelopen jaar
tot stand. Vooral interessant
voor liefhebbers uit de Rand
stad, die hun kunstsafari's toch
voornamelijk zullen beperken
tot de galeries in eigen omgeving.
En de meesten van de nu in
Eindhoven gepresenteerde kun
stenaars hebben de laatste jaren
hoofdzakelijk geëxposeerd in ge
legenheden beneden de grote ri
vieren.
Zo'n overzicht kan uiteraard niet
meer zijn dan een keuze: er werden
75 kunstenaars bezocht en daaruit
werden er 21 geselecteerd. Dat lijkt
misschien niet al te veel, maar 't is
zo, dat dc kunstenaars die de vorige
keer vertegenwoordigd waren, op een
enkele uitzondering na, nu niet wer
den uitgenodigd.
't Is overigens erg gemakkelijk om
kritiek te hebben op het samenstellen
van dergelijke tentoonstellingen. Maar
gezien de beschikbare ruimte en je
kunt trouwens zo'n expositie ook
weer niet te uitgebreid maken
móét er wel gekozen worden-
En dat doet iedere commissie op haar
manier.
Zo zijn er altijd wel een paar namen
te noemen van kunstenaars, die er
al naar gelang je eigen instelling dan
hadden moeten zijn, terwijl ze an
deren gerust thuis hadden mogen la
ten.,, Juist doordat de organisatoren
zich volkomen bewust waren van deze
onontkoombare onvolledigheid, kon er
een veelzijdig overzicht en een goede
tentoonstelling tot stand komen.
Persoonlijkheden
Anders dan vaak gebruikelijk
de laatste tijd is de stroom van toch
eigenlijk weinig belangwekkende epi
gonen, die wisselend doorborduren op
kortstondig internationaal gebruikte
thema's, nadrukkelijk ingeperkt en is
er een royale plaats ingeruimd voor
een aantal wellicht minder spectacu
laire, maar in wezen heel boeiende
kunstenaars. Boeiend omdat ze zich in
deze tijd van sterk doorgevoerde, alge
mene massaficatie, als persoonlijkhe
den hebben kunnen handhaven.
Het maken zélf, het métier, het vak
manschap blijkt toch weer voor vele
jongeren de strohalm te zijn waaraan
zij zich kunnen vastklampen als de
kracht van de elkaar steeds weer af
wisselende modieuze stroomversnellin
gen hen te sterk wordt.
Dat beperkt zich overigens zeker niet
alleen tot de1 figuratief werkende kun
stenaars. Dat is maar een vage aan
duiding, want er zijn werelden Van
verschil tussen de kunstenaars voor
wie de 'zichtbare werkelijkheid' nog
steeds een onuitputtelijke bron van
inspiratie blijft.
Soms, wat je noemt, op een heel 'ge
wone' manier. Zoals Ineke Smeets het
doet, eenvoudig, vertellend, stillevens
met seringen of tijgerlelies, met een
veertje of met Meissnerporselein. Eer
lijk, kleurrijk en teder en vooral on-
gecompliceeid. Zo gewoon, dat het
bijna weer uniek wordtOf Ank
Overwcel, die haar 'eigen werkelijk
heid' transparant verfijnd uitbeeldt,
dromerig, met een prachtig in alles
doorgedrongen licht, schilderijtjes die
een sfeer hebben van een afwachten
de, geduldige eenzaamheid.
En daar staan dan weer mensen tegen
over als Frans Clement, die je een
'super'- of een 'hyper' realist zou kun
nen noemen en wiens composities van
de meest uiteenlopende alledaagse ou
de en nieuwe voorwerpen en afval,
tot bizarre stillevens worden.
Bewondering'
't Is maar hoe 't ziet: Henny van de
Nieuwenhof wordt op zijn beurt in
tens geboeid door 'verfrommelde, ge
scheurde en bevuilde simpele (ook
weer) alledaagse dingen' en daar
maakt hij dan heel mooie etsen van:
een kroonkurk, een ingepakt dropje,
een blauwselzakje. kan het alledaag
ser? Stukjes werkelijkheid toch, 'rela
tiverend realisme' wordt dit soort
werk soms genoemd, waar door niet
helemaal geroutineerde mu
seumbezoekers (ik merkte het) nog
een beetje vreemd tegenaan wordt ge
keken. Maar tegelijkertijd toch ook
met bewondering: voor goed en dege
lijk vakmanschap, die ons Nederlan
ders nu eenmaal in het bloed schijnt
te zitten.
En wat die 'vervreemding', in ver
band met de objectkeuze, betreft: wat
is het feitelijke verschil tussen zo'n
elegant geschilderd dood vogeltje uit
de 19e eeuw en een precieus weerge
geven vatenkwast van Van de Nieu
wenhof: en is een 16e eeuws vanitas-
stuk vaak niet even bizar als zo'n
compositie van Clement?
En als je dan toch je gedachten de
vrije loop iaat gaan is het niet zo
vreemd dal je via dit werk bij de fo
tografen terecht komt. Want die wor
den gelukkig ook steeds meer
bij dergelijke manifestaties betrokken.
Paul de Nocyer doet er opvallende
enerzijds grafische, anderzijds bijna
filmische dingen mee, eigentijds maar
zeker niet gezocht modieus. Piet Fioo-
le maakte cr een boeiende reeks ont
hullende (over een psychiatrische in
richting) zeefdrukken van en de ande
re twee. Hans Biezen en Hans Joa
chim Schröler zagen ieder op eigen
wijze de stad, zonder daarbij de voor
de buitenwacht vaak zo indrukwek
kend aandoende technische trucjes toe
te passen.
Vakmanschap
Alles overziende is dat dus echt wel
een doorslaggevende tendens op deze
expositie, dat eerlijke, doorwrochte
vakmanschap en de aandacht (liefde
is zo'n groot woord) voor het materi
aal. Vèr doorgevoerd soms: 'Ik houd
van handwerk', licht Bert Munsters
toe, 'snijd het hout om het snijden
van hout, bedruk het papier om het
bedrukken van papier'. En hij zegt er
nog niets bij over de 'beleving van
een landschappelijke ruimte', die hem
daarbij begeleid, maar daar komt niet
veel van over en voor de beschouwer
blijft er alleen een niet oninteressant
en wel estetisch spel van zwarte inkt
op wit papier
'n Spel speelt ook Ria van Eyk, 'n
ernstig spel waarbij het gaat om een
'substructuur* en een 'interne orde'
met een resultaat, herhaald in wit.
zwart en zilver (ook weer nauwkeurig
afgewerkt en goed verzorgd) dat wel
even boeit, maar waar je verder toch
niet veel weet aan te vangen. Even
min trouwens met de 'Symbiosen' en
de 'Simultaanwerking' van Gilbert de
Bontridder, die de kleur zeer weten
schappelijk gebruikt, waardoor zijn
schilderijen zonder toelichting zijner
zijds geen enkele zeggingskracht
(kunnen) hebben.
Zomaar een paar indrukken van een
boeiend overzicht, waar verder nog
werken te zien zijn van Paul van
Dijk, Roel Elzinga, Dick Fluitsma,
Gijs Gijsbers, Thijs van Kimmenade,
Pierre Kissels, Dorien Melis, Margriet
Rood, en Jan Spit/Studio 38.
In 1957 verscheen de laatste bun
del gedichten van Ad den Besten,
getiteld 'Tegen mijn verlies'. Kort
geleden is een nieuwe verschenen
onder de titel 'Een stem boven het
water uit'. In de jaren liggend tus
sen beide lundels heeft Den Be
sten vooral gewerkt aan het Lied
boek der Kerken. Dat is wederom
goed te merken, want niet alleen
wordt Huize De Pietersberg, waar
veel liedteksten ontstonden, in een
gedicht beschreven, maar ook
staan in de bundel weer enkele
liedteksten en die zijn ontstaan na
de verschijning van het Liedboek.
De overige gedichten zijn geschre
ven met het oogmerk de woestijn
van het leven opnieuw leefbaar te
maken 'in de stad van het woord'.
Zo wordt het gedicht een 'Huis van
bestaan' of een 'hulk van heil', zo
als een kerk dat is (bij voorbeeld
die van Oosterbeek). De dichter
heeft ten allen tijde een 'David on
der de leden', en zoals vroeger aan
i'e doden een obool werd medege
geven om de overkant te bereiken,
zo draagt de dichter een scherf on
der zijn tong: een lied dat gewag
maakt van het gebroken bestaan
maar ook getuigt opdat de dorre
takken volschieten met nieuw le
ven. Ook het heilige vuur is hier
aanwezig dat 'de molm van ons
angstig behoud' dient te verteren
tot wij als ster tussen de sterren
staan. Variërend de bijbelplaats,
noemt de dichter zich één gras
mus, een hese zanger/ van een
schichtig verschiet een mens met
een grashalm moed'.
Deze poëzie spreekt aldus voor
zichzelf, voortbouwend op de oude
beeldspraak, maar ook voor ons al
len, aangezien Den Besten toch
kans ziet moderne hoop te vertol
ken.
De nieuwe bundel van Willem
Barnard bevat 'schrijfschraapsels
uit de jaren 1969 t.e.m. 1972'. Deze
mededeling combinerend met het
geboortejaar van de dichter (1920)
begrijpt de lezer de titel van de
bundel 'Na veertig' allereerst als
een leeftijdsaanduiding. Essenti
eier evenwel is de symboliek van 't
getal veertig in bijbels licht èn het
feit dat veertig het begin van de
tweede wereldoorlog aanduidt. Zo
bepalen symboliek en realiteit deze
bundel: gaande als Mozes door het
leven weet hij een grens bereikt te
hebben, uitkijkend naar het beloof
de land, maar deze ruimte en tijd
wordt voor een groot deel bepaald
door 1940, en de daarbij behorende
dood en verschrikking. Sinds die
tijd zijn de klank en de zin (van
het Nederlands, maar ook van het
leven) zoekgeraakt: 'geen woord
staat meer rechtop'. In deze grijze
tijd, die genoeg woorden heeft 'om
alles goed te praten', verheft de
dichter zijn stem tegen de grauw
heid door te wijzen op wat werke
lijk goed is. Zo dicht hij 'op water
en brood', in eenzaamheid dus,
maar verbond met hen die de
symboliek willen verstaan.
Met het afleggen van zijn pseudo
niem Guillaume van der Graft
heeft Barnard ook grotendeels af
stand gedaan van beeldspraak. Dat
wil zeggen: de eenvoud ervan is
toegenomen. Wel herkent men de
oude dichter, maar nieuw is toch
wel de natuurlijkheid waarmee hij
nu het leven plaatst tegen de ach
tergrond van de schepping en in
hoopvol perspectief. Poëzie is voor
Barnard nu 'een gebaar van stand
houding' dat de enkeling probeert
te bereiken. Zr formuleert hij in
getogen toekomstverwachting met
'meer dan stenen in het vooruit
zicht', terwijl hij de pastorale vroe
ge ochtend laat verstoren door de
eerste bromfiets die een 'inktzwar
te streep door de tekening* is. Ook
leggen vogels het weer af tegen de
straaljagers en worden 'eerlijke
schepselen', na de eerste motori
sche geluiden, verdreven. Voor
hen treden in de plaats 'gelovigen
met ijzeren geraamtes', op gezag
van de 'Afschaffer, de grote god
mens van de voorpagina'.
Zo moet hij leven in een wereld
die de zijne niet is en die het
woord laat leeglopen, al uitziende
naar het land Kanaan waar nie
mand zijn waarschuwingen meer
kan en behoeft te lezen:
Het valt te hopen dat Barnard aan
deze zijde nog wordt gelezen omdat
zijn getuigenis ogen kan openen.
Getuigenissen
Van belang in dit verband is ook
de verschijning van het 'Klein
handvest', gebeden van Maria de
Groot. Zoals de gedichten van Den
"^este en Barnard houvast kunnen
geven in dit wankele bestaan, zo
kunnen de teksten van Maria de
Groot liturgiscl van waarde zijn.
Dit lees- en luisterhoek is geboren
uit de praktijk van de dichteres-
predikante en kan zijn dienst doen
in gezin, huisgemeente, kerk of
waar dan ook. De teksten zijn be
lijdenissen en getuigenissen van
Recht in een onrechtvaardige we
reld. En alhoewel woorden in deze
context daden zijn, een werke
lijke daad gesteld tegenover het
onrecht en werkelijk in vuur heeft
gestaan Jan Palach, die verteerd
werd door verterend vuur, men
kent zijn naam en grafplaats haast
niet ueer Tegen die vergetelheid
heeft Wim Ramaker een monu
ment in taal opgericht met behulp
van tal van Nederlandse dichters
in de bundel 'Je zult van vuur
2ijn', ter nagedachtenis. Ook al een
goed boek.
Ad den Besten Een stem boven
het water uit. Bosch Keuning
N.V. Baarn 1973. 5 2blz. 6,25.
Willem Barnard. Na veertig. U M
Holland, Haarlem 1973, 80 blz.
8,90.
Maria de Groot. Klein Handvest.
Gebeden. U. M. Holland, Haarlem
1973. 112 blz. £,90.
Je zult van vuur zijn. Gedichten
over het verzet van een mens. Sa
mensteller Wim Ramaker. J. H.
Kok B.V. Kampen 1973. 40 blz.
5,9J.
Frans Clement: Zonder titel' 1973 (rechtsboven)
Ank Overweel: 'Mijn mooiste eieren1972 (rechtsonder)
Het milieu-project Water-aarde-lucht(1973) van Jan Spit
Studio 38 uit Tilburg onder
VFJMJIIJMi
IS
ÜITHJITING
-AMMTVtfMItMllriUXfl
|UU ttMK H M»ium tt
MUOtiKIWA 1
door T. van Deel
Omdat ,G. K. van het Reve, zich thans Ge
rard Reve noemend, vorig jaar vijftig
is geworden, zijn er een aantal boeken
verschenen aan zijn persoon en werk ge
wijd. Dat werd hoog tijd, want hoe men
ook over Reve denkt, zijn oeuvre behoort
tot het belangwekkendste uit onze mo
derne literatuur ,en ook zijn persoonlijk
optreden is niet onopgemerkt gebléven.
Je zou dus mogen verwachten' dat er al
flink studie van hem gemaakt was, maar
het tegendeel is waar. Hij hoeft zich dat
niet persoonlijk aan te trekken, want van
de meeste belangrijke Nederlandse au
teurs ik noem maar: Hermans, Mu-
lisch, Vestdijk, Boon, Koolhaas be
staan geen of nauwelijks uitgebreidè
studies. Het is daarom een verrassing
het ruim driehonderd bladzijden tellende
essay van Hedwig Speliers, geheel aan
Reve gewijd, in handen te krijgen.
Maar het is, laat ik dat er meteen aan toevoe
gen, een bittere teleurstelling voor wie deze
ruim driehonderd bladzijden uit heeft. Ner
gens is Speliers in staat enige helderheid te
verschaffen met betrekking tot zijn visie op
Reve, waarin dier.s homosexualiteit centraal
staat. De 'groene anjelier' uit de ondertitel
van Speliers' boek. is het symbool van de ho
mosexualiteit, dat Speliers aan Oscar Wilde
ontleende. Reves boeken zouden 'taalgewor-
den homosexualiteit' zijn. Het kan best waar
zijn wat Speliers beweert, maar hij maakt die
beweringen niet wa^r. Hij verkondigt kennis,
die wij allang uit andere, ook door hem te
kennen bron. over Reve en zijn werk bezit
ten, alsof hij er zelf de uitvinder van is. We
liswaar heeft hij gemeend nauwelijks secun
daire literatuur over Reve (essays, interpreta
ties. recensies e.d.) te moeten raadplegen,
omdat hij anders in eigen vitaliteit geremd
Gerard Reve
zou worden, maar dat voornemen heeft dan
ook desastreuze gevolgen gehad.
Chaos
Even op een rijtje wat er tegen Speliers' werk
wijze al dadelijk valt in te brengen. Hij ci
teert teveel, uit iouter verkneukeling om.
's Meesters stijl en zeggingskracht. Hij be
steedt geen grondige aandacht aan Reve vóór
'Op weg naar het einde', omdat hij de eerste
Reve veel minder waardeert dan de tweede
(na '63). Hij rommelt met begrippen en
spreekt zichzelf voortdurend tegen. Hij struc
tureert zijn essay volgens het door hem bij
Reve zo bewonderde 'desultorisch schrijfpro-
cédé', hetgeen zoveel betekent als: alles wir
war, van de hak op de tak, en ga je gang
maar. Hij analyseert niet écht, maar put zich
in feite voornamelijk uit in het roepen of
stellen van dingen die nu juist redenering en
argumentatie behoeven. En dan is er nog
het allergrootste bezwaar, het bezwaar dat ei
genlijk alle andere bezwaren overbodig maakt
Speliers' stijl, die zo'n abjecte imitatie is
van Reve's stijl, met hoofdletters op de meest
onmogelijke plaatsen en interrupties van lan
ge duur, dat er niet door te komen valt. Spe
liers onderkent en imiteert alleen de buiten
kant van Reve's stijl en vervlaamst die nog
tot overmaat van ramp. Deze, zichzelf 'crea
tief essayist' noemende Speliers maakt goede
sier met Reve. die hij in alle talen lof toe
zingt, maar hij doet dat in een chaos die ik
onmogelijk kan beschrijven. Men zou een
paar bladzijden uit zijn Huldeboek moeten le
zen om aan den lijve te ervaren wat een vol
slagen-gebrek aan ordenende creativiteit deze
Vlaamse Reve-aanbidder opbrengt. Het lijkt
er tenslotte meer op dat dit böek ter meerde
re glorie van Speliers geschreven is, zo ego
centrisch gaat deze essayist te werk. Een van
de meest beschamende passages is wel deze.
waarin Speliers aan een Reve-citaat tussen
haakjes toevoegt: 'Mijn God, waarom komen
de tranen weer in mijn ogen? Wat bezit Mijn
Schrijver toch dat hij er in slaagt met de
simpelste woorden de Diepste Ontroering te
wekken? Komt het door de bijbelse allusies?
Kop op, jongen! draag er zorg voor dat je es
say niet door tranen wordt uitgewist!' Wij
hadden mogen hopen dat Speliers eens flink
was gaan uithuilen, dan hadden wij niet met
de treurige warhoofderij van zijn boek geze
ten. Misschien, misschien schuilt er in zijn
tekst wel het een en ander waarmee secuur
dere Reve-lezers, die de helderheid van taal
van hun Meester beter evenaren, goed werk
kunnen verrichten. Dat is best mogelijk.
Maar vooralsnog lijkt niemand me met Spe
liers' Reve-benadering gediend. Reve zelf al
in de allerlaatste plaats.
Dan doen Klaus Beekman en Mia Meijer met
hun 'Kort Revier' een heel wat beter en
waardevoller werk. Ook zij brengen in zekere
zin Reve hulde, inzoverre zij nijver al het
materiaal dat over zijn werk en persoon be
staat, de reacties op Reve, verzameld en tot
een leesbaar boek verwerkt hebben. Dat zij
beiden niet alleen Reve, maar vooral ook de
Reve-studie op het oog hebben, bleek al uit
hun voortreffelijke monografie 'Gerard (Kor
nelis van het) Reve' in de serie 'Ontmoetin
gen'. Daarmee leverden zij onbetwist de beste
introductie tot Reves werk. In kort bestek be
handelen zij daar de biografie en bibliografie
van Reve, en besteden zij aan elk afzonderlijk
verschenen werk een kort analyserend hoofd
stuk. Vooral viel bij dit boekje op hoe gede
gen de samenstellers zich van materiaal had
den voorzien. In de voetnoten en de biblio
grafie schuilt een schat aan gegevens. Met
'Kort Revier' breiden zij die bibliografie van
reacties op Reve nog sterk uit.
Het boek bevat een overzicht van hoe Reve
vanaf zijn debuut is beoordeeld. Niet zoals
Speliers stellen Klaus Beekman en Mia Meij
er hun eigen oordeel op de voorgrond, maar
zij verzamelen in korte hoofdstukjes de meest
interessante reacties. Op het eerste gezicht
lijkt zo'n collage van de kritiek maar een saai
en alleen voor literatuurbestudeerders belang
wekkend boek te kunnen opleveren: heel wat
saaier dan de persoonlijke benadering van
Speliers, in elk geval. Maar wat blijkt: Kort
Revièr is een boek dat in één adem uit is te
lezen. En je leert er ontzaglijk veel over Re
ve uit. Net als Speliers' essay is Kort Revier
ingedeeld in hoofdstukken per Reve-publica-
tie. Weliswaar bestaan de meeste hoofdstuk
ken uit een leesbaar verslag van de meest re
levante reacties, maar telkens komt toch in
de tekst een persoonlijke uitbreiding van in
formatie voor, waarmee de samenstellers zich
verdienstelijk maken voor de Reve-interpreta-
tie. Zo kunnen zij ook niet nalaten sommige
oordelen tegen elkaar af te zetten. Zij doen
dat met de nodige humor. Vooral waar bio
grafische kwesties in het geding komen,
blijkt hun vlotte hantering van het materiaal:
men denke aan de Melancholia-affaire, het
Ezel-proces, de Pannekoek-mystificatie en de
Allerheiligste Hartkerk-show. Zeldzame docu
menten, van of over Reve, drukken zij inte
graal af. Zo bevat Kort Revier de meesterlij
ke recensie van Vestdijk op Werther Nieland
in extenso. Ook hebben zij H. van den' Bergh
bereid gevonden een nog weinig belicht as
pect van Reves werk, de humor, aan een na
dere analyse te onderwerpen. Hij heeft dat
helder en overzichtelijk gedaan door een aan
tal humoristische procédé's te onderscheiden
in De Avonden, die dikwijls in later werk
van Reve zijn uitgebouwd: stadhuistaal, iro
nie, archaïsme, komische vergelijking, cliché,
contrast, inlossing, absurdisme, leedvermaak,
taboeverbreking, lezersvoorsprong, detailop
somming, herhaling en herkenning. Wie Van
den Berghs artikel 'Humor als noodsprong'
heeft gelezen, leest Reve bepaald scherper, en
dat is iets waartoe Speliers niet in staat
bleek.
Naast een overzicht van Reve-reacties is Kort
Revier natuurlijk ook een overzicht van mo
gelijke literatuur-reacties. We zien in het
boek van hoeveel standpunten uit men over
literatuur oordeelt, en we zien uit de con
frontatie dat niet elk standpunt even zinnig
is. Kort Revier is wat mij betreft het enige
Reve-boek van de twee. Speliers moet nie
mand aanschaffen, want niemand wordt er
wijzer van. Kort Revier moet iedereen die
van Reve houdt of zich voor oordeelsvorming
interesseert aanschaffen, want dat is een boek
waarvan je, door veel onzin van anderen
heen, wèl wijzer wordt. We hebben die hel
derheid in de gecompliceerde materie dan
wel uitdrukkelijk te danken aan de secure sa
menstellers, die zich te bescheiden hebben
opgesteld en daarom een (hoogstnoodzakelij
ke) index achterwege lieten.
Hedwig Spellers. Gerard Kornelis van het Re
ve de groene anjelier. NIJgh Van Dit-
mar/Sonnevtlle, 's-Gravenhage/Brugge, 1973.
309 blz. 20,—.
Mia Meijer Klaus Beekman. Gerard (Kor
nelis van het) Reve. Desclec dc Brouwer,
1973. Ontmoetingen-serie, deel 104. ƒ3,- (53
blz.).
Kort Revier. Gerard Reve en het oordeel van
zijn medeburgers. Samengesteld door Klaus
Beekman en Mia Meijer. Erven Thomas Rap,
Athenaeum-Polak Van Gennep. Amster
dam, 1973. 253 blz. (Met foto's) 18,50.