VAN ACHTER HET PLUCHE
EN HET IJZEREN GORDIJN
De negentiende
eeuw als decor
DE HOBBY VAN HANS VE RVOORT
door G. Kruis
Werk van drie columnisten gebundeld
teOUiW/KWARTET ZATERDAG 5 JAAUAKI 197
KAAST
T13/K11
Tijdens die wat vreemde dagen
tussen kerst en nieuwjaar waar
in je gewoon werken moet en
tocli een beetje vakantie-achtig
gevoel hebt, heb ik, zoals zo ve
len dat doen zomaar enkele ten
toonstellingen bezocht.
Zo heb ik, na jaren, weer eens wat
meer gezien van Alexander Hugo Bac
ker Korff, die uit de toon vallende
negentiende eeuwer, van wiens werk
ze in de Leidse Lakenhal een kleine
herdenkingstentoonstelling hij
werd 150 jaar geleden geboren
hebben ingericht.
Geen groots opgezette manifestatie
1 (dat zou niet bij deze kunstenaar pas
sen trouwens) hoofdzakelijk samenge
steld uit eigen bezit, maar toch veel
zijdig genoeg om een duidelijke in
druk te geven van dit bijzondere oeu
vre.
't Begint met de veertiger jaren van
de vorige eeuw, met een paar voor
beelden uit Bakker Korffs stijdietijd
aan de Antwerpse academie, bij de ró-
mantici zeer in tel toen, en de jaren
direct daarna, uit Den Haag, waar hij
zich gevestigd had als kunstschilder.
De destijds gebruikelijke en zeer po
pulaire pathetische en dweperige reli
gieuze voorstellingen, die aan het 'ro
mantisme mystique' van Arie Scheffer
doen denken ('Een non en een meis
je, beide in aandacht') of de toen
eveneens in zwang zijnde theatraal
sentimentele toestanden als bijvoor
beeld 'Het sterfbed van Frederik Hen
drik' en 'Aesopus'. Kennelijk zag Bak-
;ker Korff het zelf toen niet meer 70
i zitten, want in 1853 trok hij zich min
of meer terug, hij ging bij een boer
jin Noordwijk wonen.
Wat hij daar precies deed is niet be-
Ikend er wordt wel eens gezegd dat
hij er aardappels teelde maar er jS
uit die jaren, tot 1859 in ieder geval
maar heel weinig werk van hem be
waard gebleven. Dat hij gedurende de
ze periode niet heeft stilgezeten is ove
rigens zeker, want als hij daarna weer
gaat deelnemen aan exposities van 'le
vende meesters' komt er een schilder
tevoorschijn, die over ongelooflijke
technische vaardigheid bleek te be
schikken.
Minutieus
Ongelooflijk in de ware zin van het
woord dan: in onze tijd wordt bij een
•j dergelijke minitieuze techniek direct
gedacht aan fotografische hulpmidde-
|.l len.
In 1970 heeft het Centraal Laboratori
um voor Onderzoek van Voorwerpen
van Kunst en Wetenschap het werk
van Bakker Korff nog eens nadrukke
lijk onder de loep genomen, maar er
bleek niets van dien aard. Dat was
ook eigenlijk niet te venvachten,
want met de nog vrij primitieve foto
grafische mogelijkheden van die tijd
was het gewoon niet mogelijk geweest
datgene vast te leggen wat Bakker
Korff nodig had.
"Die uitermate gecompliceerde, half
donkere interieurtjes bijvoorbeeld,
die meestal de achtergrond vormen
voor zijn vaak bijna miniaturistische
paneeltjes, salonnetjes, bevolkt door
Hoeveel aandacht Bakker Korff aan het interieur besteedde, blijkt tvel uit dit schilderij 'De Bijbelle
zing(Haags Gemeentemuseum.)
Rudolf Bergander:
'Prof. Otto Dix'
seerd. Je kunt echt niet spreken van
een specifiek Oostduitse kunst.
Zelfs het 'proletarisch-revolutionaire'.
door Werner Schmidt, directeur van
de prentenkabinetten, waaruit deze
prenten afkomstig zijn, als karakteris
tiek aangeduid voor de Dresdener
kunst, is eigenlijk verreweg in de
minderheid.
Als je daar tenminste niet ieder por
tret van een 'Oude leer-arbeider', een
'Oude boerin' of van een of andere
politicus onder rekent En het zijn
waarachtig niet alleen maar de prole
tarische revolutionairen, die bezwaren
hebben tegen de atoombom of tegen
het fascisme, of die solidair zijn met
Vietnamese en Chileense volk
Internationaliserings dus. Ook de kun
stenaars in de D.D.R. zijn als gevoig
van de steeds intenser wordende tech
nische communicatiemiddelen volko
men op de hoogte, kunnen dat al
thans zijn, van wat er in het 'Wes
ten', in de wereld aan de orde is, en
zij verwerken dat. Het enige Dresden-
se is, dat deze stad soms het onder
werp is van bepaalde bladen en het
enige Duitse, dat de landschappen
meestal Duits zijn. In ieder geval
boeiend 'kijk'-werk, dat in veel geval
len gedragen wordt door een grondige
beheersing van het métier. En dat is
ook niet iets, waar je iedere dag mee
geconfronteerd wordt.
Namen noemen heeft hier weinig zin,
de in 1969 overleden Otto Dix, duide
lijk gebracht als paradepaardje, is de
enige, werkelijk Internationaal beken
de kunstenaar van dit gezelschap
het hier van hem getoonde werk
springt er bepaald niet uit.
Dit eerste contact doet nog wat aarze
lend aan, zo van: wie kunnen we
zonder een bepaald gezichtsverlies
laten zien en wie niet? Wellicht zul
len er door het geplande uitwisse
lingsprogramma nog heel andere fa
cetten aan het licht komen.
door J. van Doorne
Dieuwke Winsemius (mevrouw D. Bakker-Winsemius) heeft een
historische roman geschreven. 'De wachter aan het Hollandsch
Diep' geheten.
De roman is geschreven, aldus lees ik in het boek, naar het authen
tieke dagboek van meester Johannes van Wijngaarden, (1823-1903)
burgemeester van Willemstad van 1858 tot 1867. Dat schept ver-,
wachtingen. Nu zijn die verwachtingen bij mij zeker niet beschaamd
geworden. Maar ik heb toch wel enkele bedenkingen, die ik hier,
voor ik de positieve kwaliteiten van dit boek aanduid, onder woor
den brengen wil.
oude dametjes, bezig doende in een
zeer eigen wereldje, dat beheerst
wordt door veel glanzend mahonie,
rood trijp, fonkelend koper, gesteven
mutsen met dwarrelende linten, reti-
cuultjes en warme stoven.
Dat intieme wereldje wordt delicaat
uitgebeeld in verrukkelijk verfijnde
kleuren, sober en voornaam, met een
diepe aandacht voor welke materie
dan ook en dat alles wordt dan nog
eens benadrukt door een warm en
flonkerend spel van licht en donker.
'Keurige hatelijkheid'
Toch leiden die interieurs, hoe boei
end ook, nooit af. Ze zijn alleen maar
'omgeving', 't gaat om die oudere da
mes, die meer en meer de hoofdrol
gaan spelen in Bakker Korffs werk.
Hij beschouwde ze meestal met een
zachte, elegante ironie, die soms wel
eens plaats maakt voor gen veel pitti
ger karaktertekening, die dan duide
lijk een domme zelfvoldaanheid en
een schijnheilige onwaarachtigheid
aan de kaak stelt. Prof. J. N. van
Wessem schreef eens dat de kunst
naar dat met een 'keurige hatelijk
heid' deed.
De details van deze paneeltjes, de ma
nier waarop de dametjes zitten, staan,
bewegen, luisteren, praten, lezen, tafe
reeltjes die meermalen ook nog eens
minzaam bekeken worden door ue-
pruikte voorvaderen, wier portretten
in ovale lijsten de wanden sieren, ver
sterken die sfeer van zelfverzekerde
goedheid en pure verwatenheid.
Maar steeds blijft de 'hatelijkheid
keurig', de vormgeving en kleur
smaakvol, de kunstenaar bleef boven
dit alles staan, maakte er zich kenne
lijk toch niet echt druk om, be
schouwde alleen maar.
Ook wat je noemt grappige situaties
zijn nooit nadrukkelijk uitgebeeld, al
les geeft de indruk van een min of
meer toevallige ontmoeting, een kor
te, nog net bescheiden blik in de le
vens van anderen.
Er is ook nog een groep tekeningen
op deze tentoonstelling, waarvan voor
al het achttal 'caricaturale' penteke
ningen laat zien, dat Bakker Korff
ook zonder loep en met een enkele
sterke lijn, uitstekend uit de voeten
kon.
Grafiek uit de DDR
Van Leiden naar Schiedam, iets heel
anders, in het Stedelijk Museum daar
'D.D.R.-Graphik aus Dresden', 78 bla
den van een dertigtal kunstenaars, af
komstig uit het bezit van de Staats-
musea in die stad. Het is de eerste
tentoonstelling uit de Duitse Demo-
cratische Republiek die na de officiële
erkenning in Nederland te zien is en
het begin van een uitwisselingspro
gramma tussen beide landen. Bijna
dertig kunstenaars, drie generaties,
de oudsten zijn van 1889, de jongsten
van 1939.
Maar aan het hier getoonde is over
het algemeen niet te zien, wie nou .Ie
ouderen of wie die jongeren precies
zijn. Daar heb je de biografieën in de
catalogus voor nodig. En dan merk je,
dat er (een paar) oude èn jonge ab
stracte of min of meer constructivis
tisch werkende kunstenaars zijn, ue-
jaarde en jeugdige (ook weer min of
meer) socialistische realisten, aange
vuld door (neo-)expressionisten, jl-
leen-maar-esteten en modieuzen van
zeer verschillende leeftijden. Net als
overal dus.
Eigenlijk nog onnodig om extra te be
nadrukken. De in de koude oorlog
ontstane gewoonte alles wat afkomstig
was van achter het IJzeren Gordijn
over één kam te scheren, is immers al
lang achterhaald. Dat geldt zeker voor
de beeldende kunst. Wat dat betreft
hebben de diverse presentaties van
bijvoorbeeld Poolse, Hongaarse en
Roemeense kunst vooral in de gra
fische sector veel duidelijkheid ge
bracht.
Niet specifiek
Zo is ook de kunst uit de D.D.R.
zij het nog niet in extreme zin ei
genlijk volkomen geïnternationaii-
-
feil!
P|lp?rpSfi^jj6
A. H. Bakker Korff
9Vrede en oorlogpentekening
Het schrijven van 'n historische roman
is geen kleinigheid. De auteur moet
zich zoveel als mogelijk aan de histo
rie houden. Daar waar de bronnen
geen uitsluitsel geven, moet de auteur
inventief bezig zijn, hij moet in de
huid van zijn persoon of personen
kruipen en zoveel mogelijk zijn toe
voegingen (die eigenlijk aanvullingen
zijn) in overeenstemming brengen
met de hem overgeleverde stcf.
Ook is het wel gebruik, de gebeurte
nissen een de auteur ten dienste
staande volgorde te geven, zo die volg
orde de historische waarheid geen
geweld aandoet- Zo kan een ge
sprek of een gebeurtenis later of eer
der worden gesteld, teneinde het
beeld van de geschiedenis te compri
meren. Dit werd vaak gedaan. Per
soonlijk ben ik de mening toegedaan,
dat zelfs dat niet geoorloofd is.
Maar goed. De auteur van een histori
sche roman, zo hij zich vrijheden ver
oorloofd heeft of zich heeft moéten
veroorloven omdat de bronnen hem
in de steek lieten, moet in een 'Ver
antwoording* zijn lezers rekenschap
geven.
Aan 'De wachter aan het Hollands
Diep' is zulk een verantwoording niet
toegevoegd, alhoewel zulks zeker
noodzakelijk zou zijn geweest.
Ik neem dat de schrijfster een beetje
kwalijk. Het boek is namelijk niét
naar het authentieke dagboek geschre
ven. Het bevat slechts bepaalde gege
vens uit het dagboek, misschien wel
vele gegevens, maar het geeft geen
beeld van het leven van Johannes van
Wijngaarden.
Niet waar
Hoe ik dat weet? Wel, het is heel
eenvoudig. Al lezende dacht ik, vooral
in de tweede helft van het boek: 'Dat
kan niet'. Dat kan niet waar zijn. Ik
heb toen de schrijfster opgebeld, die
mij vertelde, dat zij het slot van de
roman geromantiseerd had omdat zij
met haar hoofdfiguur geen raad wist
Er was geen blij einde en dus heeft
zij het maar gemaakt Kijk, dat had
zij in een verantwoording moeten la
ten weten.
Dieuwke Winsemlus heeft een roman
tisch verhaal geschreven maar het als
een historische roman de wereld inge
stuurd. Dat mèg niet Echt niet Als
de lezer verteld wordt dat de roman
geschreven is naar een authentiek
dagboek, moet hij op de authenticiteit
van de roman aankunnen. Dat kan hij
bij 'De wachter aan het Hollands
Diep' niet
Twee opmerkingen nog. Niet iedere
lezer heeft zin of is in de gelegen
heid, een schrijver op te bellen ten
einde inlichtingen te verkrijgen. Dat
feit alleen al tekent de fout die de
schrijfster en haar adviseurs hebben
gemaakt. De tweede is, dat een werke
lijk dramaturg ook zonder een blij
Hans Vervoort (34) is een wei
nig aan de weg timmerende
schrijver van korte verhalen.
In november 1970 verscheen
zijn eerste bundel 'Kleine stuk
jes om te lezen'.
Het bundeltje telt slechts 95 bladzij
den en de inhoud was al eerder te
lezen in De Nieuwe Linie en Pro
pria Cures. Uitgever Rap, die voor
honderd procent achter Vervoort
staat, heeft van dit drie jaar oude
boe'kje nog tweehonderd exemplaren
in voorraad, zodat niet gezegd kan
worden dat Vervoort vlot verkoopt.
Dat bezwaar heeft Rap er niet van
weerhouden een tweede bundel van
Hans Vervoort uit te geven. 'Heden
mocsclen. morgen gij' (117 blz -
ƒ10.— bevat veertien verhalen
waarvan er twee een voor Vervoort
ongewone lengte hebben. Een aantal
van de verhalen werd eerder afge
drukt in Nieuwe Linie, Propria Cu
res en Vrij Nederland. Voor De
Nieuwe Linie schrijft Vervoort eens
in de maand een column, voor VN
wanneer het hem uitkomt, terwijl
hij voor dit laatste weekblad ook re
gelmatig boeken bespréekt.
Hoe komt het dat Vervoort zo'n ge
ringe produktie heeft, zo'n luie in
druk maakt? In een interview in de
Haagse Post (1-12-73) vertelt hij dat
hij de schrijverij als een hobby uit
oefent. Hij rangschikt zichzelf on
der de mensen 'die af en toe de be
hoefte hebben om eens iets van zich
af te schrijven of gewoon een keer.
in een beetje melancholieke bui,
iets op papier te zetten'. Daarbij
komt dat Vervoort marktonderzoe
ker van beroep is «?n getrouwd.
Vooral de laatste rustgevende
status, zo meldt hij, heeft hem de
behoefte om veel te schrijven ontno
men. Ik moet zeggen dat al deze om
standigheden, en de zelfkritiek van
de schrijver natuurlijk, er dan maar
mooi voor gezorgd hebben dat hij
alleen maar opgeschreven heeft wat
de moeite waard was. AI de genoem
de oorzaken samen, eigenlijk onder
te brengen onder het hoofd tijdge
brek. hebben als een filter gewerkt.
Vervoort schrijft uitsluitend over za-
door J. Huisman
Ilans Vervoort
ken die hij heeft medgemaakt, wat
weer remmend werkt want, zo rede
neert hij, je kunt moeilijk over je
kantoor schrijven en de toestanden
die er heersen, als je er zelf nog
werkt. Eigen ervaringen dus: mili
taire dienst, Indonesië, kantoor en
herinneringen. Dat alles in de ik
vorm. Heel zuinig proza, waar de on
zekerheid vanaf spat en dat, lijkt me,
niet gemakkelijk op papier is geko
men.
Bij Vervoort vervangt 'n zinnetje vaak
dat. waar een ander een bladzijde
aan zou besteden. Ik moest, toen ik
zijn bundels las. vaak aan die ande
re weinig-schrijver, Crone, denken.
EJ.i man die, toen hij zijn misnoe
gen onder woorden wilde brengen
over het aanwezig zijn van de pers
bij begrafenissen maar weinig woor
den nodig had: 'De pers komt op de
dodenakker ook een kijkje nemen'.
Datzelfde vermogen heeft Ver oort.
Ik heb het ettelijke malen in zijn
verhalen ontdekt. Een voorbeeld,
dat meer zegt over de ik-figuur dan
tien bladzijden, is dat regeltje op
bladzijde 55 waar de ik-figuur een
afschuwelijk bezoek aflegt bij een
inmiddels getrouwde ouwe vlam. Als
het bezoek bijna afgelopen is en er
niets zinnigs is gezegd, plaatst hij
een bittere opmerking met daar
op volgend: 'Laat het maar rustig
aan mij over om anderen hetzelfde
humeur te bezorgen als ik zelf heb'.
Het argeloze spelen met de taal gaat
hem ook goed af ('een ongevraagd
en toch gekregen pilsje' - blz 67),
terwijl zijn ingehouden humor, die
veel informatie geeft over de ik-fi
guur, mij erg aansprak. Van de twee
langere verhalen in deze bunddl
('Heden mosselen, morgen gij' en
'Kogels en bananen') vond ik het
eerste het sterkst, omdat je merkt
dat er veel eigen kantoor-ervaringen
in verwerkt zijn. Hoewel Vervoort,
als ik de Haagse Post mag geloven,
Elsschot niet tot zijn favoriete
schrijvers rekent, neem ik toch
maar aan dat dat een vergissing is
of dat Vervoort de naam stomweg is
vergeten op te sommen. Ik had ver
wacht dat de naam van Elsschot er
als eerste uit zou komen, zo als ik
ook vermoedde dat Carmiggelt zich
in zijn bewondering mag verhèugen.
Hoe het ook zij. Vervoort hoort
voor mij tot de categorie schrijvers
die zich juist door et'n klein oeuvre
bewijzen.
Dorpsschetsen
Een andere columnist wiens stukjes
een boekje worden is Eelke de Jong.
Hij schrijft helemaal achterin de
Eelke de Jong
Haagse Post, ver van al het politie
ke gewoel. Na 'Ginds' gaf De Bezige
Bij ook zijn tweede bundel 'Dorps-
schetsen' uit (153 blz - ƒ18,90 - teke
ningen Peter van Straaten).
Eelke de Jong, die in Giethoorn
woont, schrijft een proza dat zo so
ber is als 't maar kan. Aan titels bo
ven de stukjes doet hij niet. Het
merkwaardige aan zijn breekbare
proza is dat je het bewondert, maar
toch met enige reserve. Hij schrijft
ontegenzeglijk prachtig proza, mij
blijft het helaas te fragmentarisch.
Te vetfl ervaar je z'n schetsen als
mooie teksten, waar later nog eens
wat aan gesleuteld kan worden. Op
zichzelf zijn die details mooi, maar
zonder verder verband komt het op
mij wat bloede'oos over. Zijn be
schrijvingen van wat er allemaal op
het platteland kan gebeuren en ge
beurt gaan over merkwaardige men
sen en gebeurtenissen. De Jong ver
telt het ons zo onopgesmukt moge
lijk, zelf komt hij er niet of nauwe
lijks aan te pas. Zijn economisch
woordgebruik, dat hij ook toepaste
in de beide sprookjesbundels die hij
met Hans Sleutelaar bij De Bezige
Bij uitgaf, doet op de duur de aan
dacht verflauwen. 'Dorpsschetsen'.
dat fraai geïllustreerd werd door Pen
ter van Straaten. is dan ook een
bundel die met kleine teugjes moet
worden geconsumeerd. De saaiheid
door die woordeconomie doet zich
het minst gelden in de schetsen
die in en rondom het ouderlijk huis
van de schrijver spelen.
Vierde Tamar-bundel
De vierde bundel met Tamar-kolom-
men van Renate Rubinstein is er.
Met voor de vierde keer ook weer
een tekening van Peter Vos op het
omslag. (Meulenhoff -240 blz -
ƒ16.50). Het is een keuze uit haar
produktie van de laatste vier jaar.
Aan de geselecteerde Tamar-kolom-
men uit Vrij Nederland zijn drie
stukken toegevoegd: een artikel over
de Japanner Okamoto dat in Avenue
stond; een stuk over Jan Emmens in
het nummer van Tirade dat aan
hem gewijd was en een autobiogra
fisch verhaal dat in Avenue ver
scheen. Ik moet zeggen dat dat laat
ste verhaal, dat 'Niet dc woorden
maar de stem' heet, het sterkste uit
de bundel is. Je moet, zoals Renate
Rubinstein zelf in het voorwoordje
ook schrijft, eigenlijk met dat stuk
beginnen, dan wordt het resterriide
proza nrg duidelijker dan het al is.
Mijn bewondering voor haar werk
Renate Rubinstein
wordt gevoed door het ontbreken
van het veelvuldig in deze sector de
kop opstekende verschijnsel kom
kommertijd. Daar doet ze niet aan.
Waar ze over schrijft, het is altijd
zinnig. Leuterpraat krijgt ze, ook in
tijden van copy-nood, niet uit haar
pen. Zelfs in voor haar doen vrijblij
vende stukjes zoals over kamerplan
ten, verhuizen en geschenken voor
de bruid, zitten te veel originele
vondsten om het als gelegenheids
stukje te kunnen afdoen. Daarenbo
ven functioneren ze in d£ bundel als
buffer tussen het zwaardere werk.
Maar nogmaals: het laatste zestien
bladzijden tellende verhaal méékt
de bundel. Wie z'n ouders nog
heeft zal het veel te denken geven.
Maar ik ben, er zeker van dat het
stuk het best overkomt bij wie
zoals de schrijfster geen ouders
meer heeft. Een grandioze analyse
van de verhouding kind-ouders
einde of een dramatisch einde een ein
de schrijven kan, dat de lezer boeit.
Kwaliteiten
Maar nu iets over de goede kwalitei
ten van het boek. Toen ik gelezen
had, dat de hoofdfiguur van het boek
op doorreis naar Parijs Brussel aan
deed, en daar, omdat hij zich verveel
de, langs de oevers van de Schelde ge
wandeld had, was ik bevrijd van te
moeten geloven aan de authenticiteit
van het verhaal. Ik kon daarna genie
ten van wat ik de grote verdienste
van het boek vind, namelijk het beeld
van de negentiende eeuw dat dit boek
geeft.
Wat is het verhaal? Een jonge patri
ciër studeert in Utrecht en krijgt
kennis aan een modiste. Die jonge
man is Johannes van Wijngaarden.
De modiste is een lieve hoogstaande
vrouw, die in Utrecht bij een sympa
thieke couturière werkt. Zij wordt
zwanger en bekent dit haar (officiële)
verloofde. In zijn wanhoop, want hij
moet nog afstuderen, vraagt hij of zij
er wel zeker van is, dat het kind van
hem is. Deze diepe vernedering neemt
zij niet, die vernedering doodt haar
liefde, en geholpen door haar werk
geefster, verhuist zij naar Parijs,
waar haar een zoon geboren wordt
Johannes van Wijngaarden doet geen
moeite, haar adres te vinden, alhoe
wel het hem gelukt zou zijn. Zijn gro
te liefde verstikt in zijn ambities. Hij
wordt meester in de beide rechten,
wordt burgemeester (en een heel goei
de) van Willemstad en later notaris.
Dan, na zeventien jaar, herinnert hij
zich zijn grote liefde, krijgt haar
adres, gaat naar Parijs, en verovert
haar.
Nu is niets op aarde onmogelijk.
Maar in een roman moet dat toch wel
aannemelijk worden gemaakt, juist als
het gaat om een historische gebeurtd
nis. Ik heb de schrijfster niet opgei
beid voordat ik het boek ten einde ge
lezen had. Had de schrijfster het slot
psychologisch aannemelijk gemaakt lk
zou niet aan de authenticiteit van het
verhaal getwijfeld hebben. Er staat
nu eenmaal in het boek, dat er een
authentiek dagboek aan ten grondslag
ligt
Nu moet ik tot de conclusie komen,
dat 'De wachter aan het Hollands
Diep' geen historische roman is, maar
ook als romantisch verhaal niet ge
heel geslaagd is. De roman is onge
loofwaardig. Hij overtuigt niet Ik er
voer het einde als 'goedkoop' Dat is
jammer.
Subtiel
Toch heb ik de roman met veel ge
noegen gelezen. Waarom? Omdat het
beeld van de negentiende eeuw bij
mij zo overtuigend is overgekomen.
De schrijfster weet historische gege
vens op een dusdanige wijze te ver
werken, dat de gedachte aan opzette
lijkheid niet opkomt.
'De wachter aan het Hollands Diep' is
niet een verhaal, waaraan historische
gegevens zijn toegevoegd. Die gege
vens zijn geïntegreerd. De beschrij
vingskunst van Dieuwke Winsemius is
subtiel, zij weet die trekjes aan het
beeld toe te voegen, die kenmerkend
zijn, zonder te geraken tot volledige
beschrijving. Zij roept veel meer op
dan zij vertelt daar heb ik van geno
ten. Zij kan heel goed vertellen. Zij is
in dit boek niet bezweken voor de
verleiding, haar huidige inzichten in
te brengen in de figuren die zij voor
het voetlicht zet Haar negentiende
eeuwse figuren grijpen niet vooruit
naar de twintigste eeuw, ook al voelt
men de 'ligging* van de schrijfster.
De negentiende eeuw was een eeuw
van beginnende sociale onrust Ook
van kerkelijke onrust en dat niet al
leen omdat in toenemende mate de
bevoogding van de staat als ondrage
lijk werd beschouwd. Er was ook
ethische onrust De namen van Hel
dring en Gezelle Meerburg spreken
hier boekdelen. Die onrust krijgt in
Dieuwke Winsemius' boek mede een
plaats. Dat het sociale vraagstuk voor
al ook een politiek vraagstuk was,
drong niet zo door. Aan structuurver
andering werd buiten de kring van de
sociaal-democraten nog niet gedacht
Maar wèl was er binnen de kring van
de kerkelijk-gelovigen hier en daar
echte onrust Men dacht eigenlijk niet
negentiende eeuws, maar achttiende
eeuws. De kerk werd heel langzaam
wakker. Nogmaals, de schrijfster is
niet bezweken voor de verleiding om
een getuigenis roman te schrijven. Zij
wilde een boeiend, romantisch verhaal
schrijven, Maar zij heeft haar stof op
dusdanige wijze uitgelicht uit het
dagboek, dat het boek wel degelijk
een aanklacht geworden is.
Dat vind lk knap. Die aanklacht ligt
niet zozeer in beweringen als wel in
feiten. Ik neem nu aan, dat de ver
melde feiten alle historische feiten
zijn. Helaas heeft de schrijfster er
voor gezorgd, dat ik van niets in dit
boek helemaal zeker ben.
Maar haar beeld van de negentiende
eeuw overtuigt mij- Het moet een
verschrikkelijke tijd geweest zijn: ver
kapte slavernij, een blinde kerk en
een achterlijke burgerij. Een tijd, die,
na onrecht gebaard te hebben, zwan
ger werd van wanhoop en geweld.
Dieuwke Winsemius: 'De wachter aan
het Hollands Diep'. Bij J. H. Kok te
Kampen. Aantal pagin's 300. Prijs
15.90.