Couperus: beperkt en groots
WILLINK (73) WARS VAN
WAZIGE INTERPRETATIES
'Boek van de
Maand' en
overzichts
tentoonstelling
door G. Kruis
Foto links boven:
C. Willink: zelfportret 1973
Foto onder:
C. Willink: 'Het gele huis'
1928
Foto rechts boven:
C. Willink: 'Gezicht op een
stad', 1946
:estiger jaren
erd het werk van Albert Carel Willink door de toenmalige moderne kunst-
iepten in hoofdzaak gezien als een stuk geschiedenis, als een afspiegeling
,in een stroming, die eens was, als een curiositeit eigenlijk: de kunst van de
mge jaren dertig.
i
ul 1960 was er een tentoonstelling
t die titel, 'De bange jaren dertig',
al een soort terugblik in de histo-
Ik schreef toen, dal 't werk van de
it gepresenteerde schilders, Willink
■toch, Ket en Mekkink, een kal
en zeer consequente ontwikkeling
zien: 'het rièó-réaïisme is nog
geschiedenis, maar een kunst-
ting, die juist in onze tijd van
onder belang zal blijken te zijn.
e kunstenaars zijn, ondanks de ve-
protesten en ondanks alle misken-
g, mensen van deze tijd, die in
werk een afspiegeling geven van
tijd'.
ligt niet in mijn bedoeling, laat
dat vooral even voorop stellen, de
feet uit te hangen; met dat 'van
onder belang voor onze tijd' be
dde ik, dat dit soort werk een ar-
iek tegenwicht zou kunnen vor-
n, t.o.v. de activiteiten van de des-
Is zeer actieve 'informelen'.
had zeker niet durven voorspellen
in 1973 aan Willink het 'Boek van
Maand' gewijd zou worden, een ge-
irtenis, die gekoppeld is aan een
rzichtstentoonstelling, die tot 20
uari in het Museum Boymans- Van
iningen te Rotterdam wordt gehou-
Een expositie waarvoor een enor-
belangstelling blijkt te bestaan.
(jkboek
IS
10,70 t
0 Al
170
20
2? ij
•c 'n
boek over 'een van de belangrijk
kunstenaars van onze tijd', jawel,
n de eerste plaats bedoeld als kijk-
je kunt er bijna het gehele oeu-
van Willink in terugvinden, 220
eeldingen. waarvan 40 inkleur,
vus^ter Kramer stelde het samen
werkte er tien jaar aan en kon
rbij steeds de kunstenaar raadple-
Geen kunsthistorisch gefiloso-
veel (zakelijke) gegevens en
•al Willink zelf: zijn herinnenn-
opvattingen. de manier waarop
tot zijn schilderijen komt. Daarbij
uvelen dan nog al eens wat hoog-
ende interpretaties.
'Boek van de Maand' is een uitga
van B V. Uitgeverij Nijgh en Van
mar. 's-Gravenhage en het kost, tot
januari 1974 11.90; daarna wordt
prijs 21,- en dat is #nog geen
tentoonstelling in het Museum
p*É>"mans-Van Beuningen is een over
s' it dat precies een halve eeuw om-
het eerste stuk is een abstracte
npositie van 1923, het laatste een
X (ffportret uit 1973. Willink begon ei-
ilijk al veel eerder met schilderen,
jongen trok hij er met zijn vader.
niet onverdienstelijke zondag-
nlder. op uit om buiten te werken,
het boek zijn nog de afbeeldingen
Henomen van schilderijtjes vanaf
M
Tijdverdrijf
Düsseldorf, waar ze hem niet op de
academie wilden toelaten omdat hij
'te modern' was. Op de Staatliche
Hochschule in Berlijn kon hij wel te
recht, maar daar hield hij het niet
langer dan vier weken uit. Hij kon
zich daar niet verenigen met het bij
na fotografisch uitgevoerde werk, dat
daar verlangd werd 't Werd uitein
delijk de vrije tekenschool van Hans
Balutschek, ook in Berlijn, hij werd
daar lid van de 'November-gruppe' en
stelde er grote abstracte doeken ten
toon, waarin de invloeden van Kan-
dinsky en Klee zeer duidelijk merk
baar waren.
Geordend
Er zijn twee schilderijen uit die eer
ste tijd op de tentoonstelling te zien.
De bekendheid met Willink's latere
werk, houdt min of meer in dat je de
ze composities, experimenten met
vorm en beweging, eigenlijk niet
meer echt onbevangen kunt bekijken.
In ieder geval is er niets in deze
schilderijen dat er ook maar even op
wijst, wat er later zou gaan gebeuren.
De geordendheid is niet meer dan de
coratief. de kleur zwak en het doet al
les- bij elkaar nogal geforceerd aan.
'k Raak dat gevoel ook nog niet hele
maal kwijt bij de doeken uit '25-'26
(waarvan het boek uiteraard meer-
voorbeelden geeft dan de expositie)
maar hier zie je, door de Léger-in-
vloeden heen, toch al iets van de late
re Willink.
Die invloeden hebben overigens al
leen maar iets met het vorm-idioom
te maken. Want bij Léger, heb je zel
den het gevoel van literaire of symbo
lische bijgedachten, hij bracht de
door hem uitgebeelde mensen en din
gen in een organisch en vooral zinvol
verband te samen.
In omgevingen met schoorstenen, kra
nen en semaforen, waar Léger arbei
ders zou situeren, zette Willink
(soms) zoetelijke vrouweportretjes
neer, vooral van het type, dat je in
die jaren op prentbriefkaarten zag. Ze
hebben al iets van die niet helemaal
thuis te brengen sfeer, die zijn latere
werk zou kenmerken. Er zit ook al
iets van een verre vingerwijzing in de
richting van de pop-art in
Toen kwamen 'de bange jaren dertig"
en over de schilderijen van die tijd,
werd (later) onophoudelijk geschre
ven als over de onheilspellende voor
boden van wat komen zou. Zelf heeft
hij meermalen verklaard het belache
lijk te vinden, dat hij om die dreigen
de wolkenluchten, 'die geschilderde
donderkoppen', werd gedoodverfd als
een profeet. Die luchten zijn, na de
oorlog gewoon gebleven. Wel schreef
hij eens: 'Ons zien is niet meer dan
de 19e eeuwse copiëerlust des dagelijk-
sen levens. Het is de confrontatie met
de nooit geruststellende, nooit geheel
kenbare verschijningswereld waarin
het kleinste en meest vertrouwde
voorwerp plotseling een vreesaanja
gend 'ding' kan worden, een wereld
vreemder en afschuwelijker in haar
hooghartige geslotenheid dan de be-
nauwdste angstdroom'.
Op zoek naar de zin van de dingen,
stuitte Willink juist op de absurditeit
daarvan. Hij gaf zich echter niet ge
wonnen, maar ging duidelijk houvast
zoeken bij een niettegenstaande al
les interpreteerbare, leesbare wer
kelijkheid.
Daar was toen moed voor nodig.
Het boek vermeldt b.v. het bezoek,
dat Du Perron in 1930 in gezelschap
van de Franse schrijver André Mal-
raux aan. Willink's atelier bracht. Mal-
raux zag in het realisme van Willink
een teruggrijpen op de schilderkunst
uit de 17e eeuw en gaf mem de raad
eens wat meer kunstenaars als Miro
en Masson in de gaten te houden.
Maar Willink ging zijn eigen weg,
door alles heen. Het métier werd
steeds belangrijker voor hem. Zijn
werk trekt in eerste instantie al di
rect de aandacht door zijn wijze van
schilderen, scherp en uiterst minu
tieus, de manier waarop hij de stof
uitdrukt is ronduit meesterlijk. En al
is ook zijn werk, zoals iedere vorm
van kunst, voor velerlei uitleg vat
baar, je kunt niet onder de gevoelens
uit, die hij er in blootlegt.
Ook een volkomen 'ongetrainde' mu
seumbezoeker, zal bij zijn vele land
schappen op zijn minst iets 'onge
woons' opmerken. Misschien dat hij
naar de oorzaak ervan zal trachten te
zoeken. Ik geloof niet, dat hij die zal
vinden.
Wat is de dreiging van de landschap
pen, die je, als je ze in 'werkelijk
heid' zou zien, verheerlijkt in je zou
opnemen? Misschien dat getemperde
en toch ook weer harde licht, de ver
latenheid, het heimwee naar hetgeen
verloren ging en nog verloren zal
gaan? Van te voren gewild of niet?
gebouwen steentje voor steentje, zijn
bomen blaadje voor blaadje, zijn rots
landschappen brok voor bemost brok
opbouwt moet toch wijzen op een on
definieerbare dwang van binnenuit,
een niet anders kunnen.
Over de vele door hem geschilderde
portretten hangt Willink evenmin wa
zige filosofieën op. Hij zegt eerlijk, dat
ze voor hem de rol gespeeld hebben
die de contraprestatie nu heeft. Het
uiterlijk van de geportretteerden was
voor hem doorslaggevend: 'Je hebt
een tijd schilders gehad die psycholo
gische portretten maakten, dat vind
ik een enorme humbug- het wordt of
een karikatuur of een braaf portret
van de werkelijkheid. In beide heb ik
geen zin'.
Copieerlust
Verbeelding'
Maar wat betekent 'willen' bij deze
kunstenaar, die zich het liefst een 'ima
ginaire realist' noemt, die zijn
werk kenschetst als 'uit de verbeel
ding geschilderde werkelijkheid'. Je
verbeelding immers heb je niet in de
hand. Van het een komt het ander en
Willink is de eerste die dat zal toege
ven. 'Nou ja, de wereld is niet alleen
een blauwe lucht maar kan ook vol
spanning zijn. Als de mensen nou
denken dat ik opstond en een span
nend schilderij ging maken het
ging gewoon vanzelf, zelfs met een ze
ker plezier
Ook de manier waarop Willink zijn
Bij de meeste van die portretten word
je vooral waar het de kleding betreft
en geportretteerden laten die kle
ding achter op een paspop gecon
fronteerd met een bijna frenetieke
copieerlust. Over een van die portret
ten. dat van de dichter A. Roland
Holst, in pullover, schreef een criti
cus eens dat Willink beter recht-
averechts kon breien, dan schilde
ren De hernieuwde belangstelling
voor de kunst van Willink en van
Hynckes en Koch en andere weer
'nieuwere' realisten toont wel aan
dat je waar het de ontwikkeling van
de kunst betreft nooit weet waar het
precies heen gaat.
'Wie nog realist was', lees ik in Wen-
tinck's 'De Nederlandse schilderkunst
sinds Van Gogh' uit 1959, 'verdween
nagenoeg in die nevel (van de chaos);
de magische realisten hielden zelfs op
officiëel te bestaan'. En in 1928 riep
Du Perron uit: 'O Willink! O Willink!
Welk soort van een oude heer zal je
worden? Een kromgetrokken hypo
chonder die de verloren poëzie van
zijn verknoeide jeugdjaren betreurt,
onder tandengekners in een stoppel
baard'.
De kaarsrechte oude heer Willink,
modieus gekleed, getrouwd met een
veertig jaar jongere vrouw zegt in
1973: 'Ritmische muziek onder mijn
werk. vind ik wel eens plezierig. Ra
dio Noordzee en hoe heet het, Veroni-
schilderen toen was overigens al
maar een plezierig tijdverdrijf,
"link ging na de h.b.s., in 1917,
iwkunde studeren in Delft, hoofd
elijk omdat zijn ouders dat graag
en. ('Ik zou doodongelukkig gewor-
zijn als architect', zegt hij nu),
«endoor nog steeds wat schilderen.
korte studie Grieks en Latijn en
3£n. in 1919. dat briefje: 'Beste ou-
Eindelijk moet er een besluit
•men worden en dat besluit heb
genomen. Ik word geen architect,
'ar schilder en nu vraag ik U of U
in deze richting nog enige jaren
steunen'.
wilden zij, al was het met tegen-
('Man, begrijp het dan, dat wordt
heel leven honger lijden, je
'rtlt een schlemiel met een hoedje
zijn hand'), en hij trok naar
Niets is nuttelozer dan het ver
gelijken van onvergelijkbare
zaken. Wie zal zeggen wat de
mooiste bloem is; de lelie of de
roos? Men kan zeggen, dat men
echter wel rozen met rozen ver
gelijken kan. Maar in werkelijk
heid is dat al evenmin mogelijk.
Want elk oordeel op het gebied
van de schoonheid is subjectief,
hangt af van de persoonlijke
voorkeur. Men kan zeggen dat
de ene roos verwelkt is en de
andere niet. Maar van twee niet
verwelkte rozen kan men niet
zeggen, welke de mooiste is.
Men kan slechts zeggen welke
men de mooiste vindt. En op
welke grond.
Er zijn niveau-verschillen, dét wel.
Dat gevoel voor verschil is bij de
meeste mensen aanwezig en leidt
over het algemeen tot gelijk oor
deel. Toch blijft ook dét oordeel
subjectief. Ik heb soms de neiging,
Louis Couperus de grootste Neder
landse auteur sinds 1880 te noemen.
Dat kan natuurlijk niemand ont
kennen. want alleen ik kan weten of
die neiging aanwezig is of niet.
Maar mijn oordeel kan wel degelijk
aangevochten worden. Welke is de
norm? Ik weet het niet. Het begrip
'grootheid' is zó subjectief, dat het
woord in feite niet meer is dan een
lege schil, waarin ieder mens zijn
eigen vrucht denkt. Waarom heb ik
die neiging, Louis Couperus de
grootste schrijver sinds 1880 te noe
men? Omdat hij zo goed schrijft, zo
virtuoos met de taal omspringt? Dat
deden anderen óók. Omdat hij mij
door J. van Doorne
ontroert? Nee. Heijermans ontroert
me méér. Omdat hij een zo alzijdig
auteur is? Nee, want hij verlaat zijn
eigen zeer speciaal burgerlijk-Haags
milieu vrijwel nooit. Ik weet het
dus niet.
De grootste?
Wel weet ik, dat hij tot de groot
sten behoort. Morgen zal ik mis
schien Van Schendel of Vestdijk als
de grootste kiezen en overmorgen
Heijermans. maar altijd zal ik Cou
perus tot de groten rekenen. Louis
Marie Anne Couperus werd op 10
juni 1863 geboren als zoon van mr
John Ricus Couperus en jkvr. Ca-
tharina Reynst. Dat was in Den
Haag. Hij was de jongste van elf
kinderen. Hij trouwde in 1891 met
zijn nicht Elisabeth Wilhelmina Jo
hanna Baud. Het werd een gelukkig
huwelijk, dat kinderloos bleef. Cou
perus overleed op 16 juni 1923 in
De Steeg. Nu, vijftig jaar na zijn
dood, is de belangstelling voor zijn
werk in sterke mate groeiende. Dat
is eigenlijk een beetje vreemd, want
zijn werk is aristocratisch, ten dele
symbolisch, ten dele historisch, vaak
extatisch en voor zover realistisch,
dit op ingetogen wijze. Zo van ié
mand, moet men van hem zeggep
dat het werk was als de man. Hij
was een dandy zoals een wezenlijk
estheet een dandy kan zijn. Graag
speelde hij de luie mens, maar hij
heeft een buitengewoon groot oeu
vre nagelaten. Speels schreef hij,
maar in hoeveel van zijn werk
klinkt niet de pijn door om de ver
gankelijkheid der dingen, om de
dood die ontluisterend komt lot ie
der? Als dichter van heel matige
verzen begonnen, ontpopte hij zich
al heel spoedig als een briljant pro
zaïst, een journalist van ongemeen
formaat en een romancier die in
zijn tijd zijn gelijke niet kende.
Zijn heimwee naar het schoné, naar
het zuivere, naar het willen weten
van de zin der dingen, verwordt bij
hem tot nostalgie, tot verfijnd ver
driet. altijd echter speels en lichte
lijk ironiserend verwoord. Couperus
neemt afstand van het leven, dat hij
echter niet verfoeit, integendeel
zelfs: hij was een groot genieter.
Het meest heb ik hem lief, als hij
over mensen schrijft met wie hij
heeft omgegaan. Zeker, zijn grote
romans: 'De Berg van licht'. 'Iskan-
der' en 'De Boeken der kleine zie
len' (ik noem er maar enkele) en
zijn kleine verhalen, meest symbo-
lisch-wijsgerig, sprookjes eigenlijk,
zijn bewonderenswaardig, vooral ook
omdat hij zich in die werken bezig
houdt met de relatie man-vrouw.
Hij, de man die ook het mysterie en
de schoonheid van de jongeling wist
te ondergaan, is gefascineerd en
zijn werken door het geheim dat de
vrouw is. Zij is voor hem de onaan
raakbare, het symbool van goddelij
ke onaantastbare schoonheid,
symbool van het grote mysterie dat
het vergankelijke leven is. Zij wekt
hunkering naar het volmaakte, dat
niet door begeerte bezoedeld mag
worden. Valt zij, dan valt zij dieper
dan wie ook. Maar, nogmaals, als hij
over dingen, over zijn naasten of
over zichzelf schrijft, heb ik hem
het liefst.
Dit artikel doet dienst als aankondi
ging van drie boeken, waarvan er
twee bloemlezingen uit zijn werk
zijn en één een levensbeschrijving.
In een van de bundels schrijft hij
zeven pagina's lang over zijn ellende
van het opstaan met hoofdpijn en
verveling. Voor de lezer om duivels
te worden? In genendele. Ik heb die
zeven pagina's verrukt en geboeid
gelezen. De fijne ironie, de uiterst
luchtige spot, zelf-spot dan altijd,
maken het lezen van die pagina's tot
literair genot van de eerste orde.
Was hij ijdel? Ja zeker. Maar niet
meer dan u of ik. Zijn ijdelheid be
hoort bij hem zoals een pauwestaart
hoort bij een pauw. Zij kwam niet
uit hoogmoed voort. Couperus is
moeilijk te doorgronden. Psycholo
gen zullen wel heel wat in hem
kunnen vinden. Het is niet verwon
derlijk, dat er zoveel studies aan
hem gewijd zijn. Ze hier te noemen,
laat staan te doorlichten, is onbe
gonnen werk.
Couperus was een typische Europe
aan, een telg van het geslacht der
sceptici, van dét geslacht dat alles
heeft leren zien als ijdelheid, maar
dat ijdele op zijn relatieve waarde
weet te schatten. Een religieus per
spectief in de echte zin had hij
niet. Wat hij evenmin had. is wat
wij maatschappelijke geëngageerd
heid noemen. Hij, een cosmopoliet
(hij verkeerde en woonde veel in
het buitenland), voortgekomen uit
een geslacht van hoge tot zeer hoge
Oost-Indische blanke ambtenaren,
had zijn ondergeschikten lief zoals
een verlicht despoot zijn onderda
nen soms liefhad. Hij icon verrukt
zijn van een ambachtsman, van een
koetsier. Maar de nood van het zoge
heten proletariaat ontging hem.
Hoogstens beklaagde hij de mens
die gedoemd was als slaaf te leven.
Hij heeft een bepaald milieu, deftig-
Haags en veelal 'Indisch' getekend.
Hij was daarin beperkt, maar dan
wel van beperktheid, die de intensi
teit, de hevigheid van het beeld ten
goede kwamen. En vergeten wij zijn
historische romans niet, die een
klassiek en decadent verleden op on
navolgbare wijze gestalte geven.
Evenmin als men een schilder van
stillevens mag verwijten, dat hij
geen executies schilderde, mag men
Couperus verwijten dat hij schreef
zoals hij schreef.
Maar is dat nu wel waar? Hoe ge
vaarlijk is het denken in vergelij
kingen.- Schilderen is niet schrijven.
Wie een stilleven schildert, kén
geen executie daarin opnemen. Maar
hoe kan iemand, die een bepaalde
sector van het leven beschrijft, voor
bijgaan aan de nood van de misdeel-
den? Zij komen toch in 511e sectoren
voor? Deze gedachte doet voor mij
veel af van de grootheid van Coupe
rus. die immers een ernstig denker
was en een groot waarnemer van
het leven. Hoe kon hem de maat
schappelijke nood van zovelen ont
gaan? Het antwoord is. dat hij bij
ziende was. Dit moet hem minder
als schuld dan als beperktheid, of
liever als gebrek, aangerekend wor
den. Waarbij de vraag zich niet laat
wegdrukken. in hoeverre een
ethisch gebrek niet als schuld moet
worden gezien. Een in waarheid
martelende vraag.
In de door Albert Vogel geschreven
biografie komen de verschillende as
pecten van Couperus duidelijk naar
voren. Vogel schrijft over de door
hem zo beminde meester op pretti
ge, niet zwaarwichtige wijze. Hij
vermijdt diepzinnigheden. Het boek
is niet zozeer een studie over leven
en werken alswel een overzichtelijke
rangschikking van de feiten. Waar
mee niet gezegd wil zijn, dat het
boek oppervlakkig is, integendeel.
Vogel heeft zich behoed voor irri
tante adoratie. Een knappe biogra
fie.
Albert Vogel: "De Man met de Orchidee'.
Het levensverhaal van Louis Couperus.
Geïllustreerd. Paperback. Aantal pagina's
256. BI) Nljgh Van Ditmar, Den Haag en
Rotterdam. Prijs 18,60.
Albert Vogel: 'De onbekende Couperus'.
Een bloemlezing ul» zijn werken. Paper
back. Fraai geïllustreerd door Ella van
Schalk. Bij L. J. Veen te Wageningen.
Aantal pagina'» 240 PrIJg 14,50,
Louis Couperus: 'Van Vagebonden en
schelmen'. Bioeirlczlng uit zijn werken. In
de Meulenhoffreeks. BIJ Meulenhoff te Am
sterdam. Geïllustreerd. Voorzien van oio-
en bibliografische gegevens. Paperback.
Aantal pagina's 159, Prijs 9,56.
lOÜW/föWiAiRfnET ZATERDAG 15 DECEMBER 1973 KUNST T15/K17