GOUD IN NEDERLAND
[orgen op 'De Jelburg' over
famenwerking met universiteiten
'Zo zal ook deze
illusie dan wel tot het
verleden behoren
Vogelflappers vangen
in Friesland nog steed
'wilsters' in hun net
Bij Nijverdal en
bij Doornspijk
(geringe) sporen
ducatieve academie' wil eigen karakter behouden
Beschrijven en vertellen
L [)UW/KWARTET ZATERDAG 15 DECEMBER
1973
BINNENLAND
Tll/Kll
Dit zijn niet de goudgravers van Nijverdal;
de mannen die hier zo energiek op hun schop
leunen, groeven het ravijn door de
Nijverdalse Berg. Dat was nodig voor het
aanleggen van de spoorlijn Almelo-Zwolle; de
trein zou namelijk niet tegen de Nijverdalse
Berg op kunnen komen. Enige Jaren later, in
1901, réden Transvaalse boeren er doorheen;
zij zagen de enorme, schuin oplopende
wanden van het ravijn en dachten dat er wel
eens redelijk veel goud in het zand zou
kunnen zitten. Kort daarop begon nabij deze
plek de jacht op het goud.
-- - - -
t' i t.f
5y-'i
door Jac Lelz
VERDAL/DOORNSPIJK In
kommervolle dagen, wat de
rgievoorziening betreft, liggen
Nederlanders met de neus op
bodem. Zou er ook ergens
ermoed, nog niet bekend of
ichien al weer vergeten een
r zijn waar te nemen van gas,
of exploiteerbare steenkolen?
zoveel belangstelling voor zaken,
aan onze energiebehoeften tege-
k kunnen komen, zouden we ver
wat zich verder allemaal onder
oppervlak van ons land bevindt
n dat is nogal wat. Kortgeleden
iieen een door de Cartografische
Dienst vervaardigd kaartje, dat
indruk geeft van de kostbaarhe-
die onder onze voeten liggen op-
peld. Dat kaartje heet dan ook
treffend 'De schatkamer van Ne-
ind'. Behalve gas, olie en steenko
zijn het onder meer zout voor
'en, gips, fosfor van weliswaar
ite kwaliteit, ijzeroer en zelfs
bescheidener gezegd: goudspo-
en om het allemaal tot juiste
orties le herleiden: geringe goud
en. Deze bevinden zich met name
cee plaatsen: bij Nijverdal en bij
nspijk.
lijverdal (Twente) heeft dit aan
«gin van de twintigste eeuw tot
Ipldrush geleid. Van alle zijden,
i uit het buitenland, kwamen de
iwekers toegestroomd. Met spa
zeven en andere werktuigen ging
het goud te lijf. Althans volgens
schrijver, die naar de smaak van
Jijverdalse amateur-historicus A.
teen, gepensioneerd schoolhoofd,
westie sterk heeft overdreven,
is er dan wèl gebeurd? Van de
van de heer Ponsteen is juist
dagen een plaatselijke historie
beschrijving verschenen, een boek
met de titel 'Van Noetsele tot Nijver
dal'. Op bladijde 395 wijdt de heer
Ponsteen enkele passages aan het
goud.
Het speelde zich af in de jaren 1901
en 1902, in de tijd van de Boerenoor
log dus. Nijverdal, en niet alleen deze
plaats, was in die tijd pro-Zuid-Afrika.
Er bestonden met dat land verschil-
wil dat er zelfs onopgeloste moorden
verband mee houden. Grenzend aan
het terrein, waar gedolven is, ont
stond in latere tijden een camping,
die de naam 'De gouden bergen' heeft
gekregen. De omgeving wordt in de
volksmond nog wel 'Het land van de
gouden bergen' genoemd. De journa
list Gerhard Werkman noemde een
geschrift over deze streek ook 'Het
lende contacten. In dat kader kwamen
er ook wel Transvaalse boeren naar
Nijverdal tce. Toen ze met de trein
Almelo-Zwolle door het ravijn reden,
dat door de Nijverdalse Berg is gegra
ven, dachten ze dat in dat zand wel
eens goud zou kunnen zitten. Enkele
kooplieden uit het westen van Neder
land vroegen een concessie aan en be
gonnen met het onderzoek.
Gouden bergen
Het liep op niets uit en met een jaar
was het al bekeken. Er was te weinig
goud gevonden om op winst te kun
nen rekenen en de opgerichte maat
schappij werd dan ook met gezwinde
spoed ontbonden.
Aan de Nijverdallers zelf moet het
vrijwel ongemerkt voorbij zijn ge
gaan, hoewel het gerucht nog altijd
land van de gouden bergen'. En bo
ven op de Nijverdalse Berg staat een
huis met de naam 'Alaska', ook nog
een herinnering aan de goudzoekerij
in Nijverdal, al heeft deze dan niet
zoveel opwinding veroorzaakt als in
Alaska.
In zandverstuiving
Nu ruim 25 jaar geleden kwam Ne
derland opnieuw in de ban van het
goud. De horlogemaker Jacob v.d.
Zwart in Doornspijk, een uitheems
man die nog slechts enkele jaren op
de Veluwe woonde, had goud ontdekt
in een zandverstuiving bij rijksweg
28. Journalisten en fotografen uit bin
nen- en buitenland kwamen naar de
plek, waar mannen bezig waren naar
het goud te graven. Jacob v.d. Zwart,
ook amateur-geoloog, lijkt achteraf be
keken de zaak van meetafaan wat ge
relativeerd te hebben. Hij verklaarde
(volgens de Elburger Courant): 'Als
het werkelijk voor het opscheppen
lag, had ik m'n mond' wel gehouden'.
Intussen bleef de stormloop van be
langstellenden naar het dorp aan het
IJsselmeer aanhouden. Een boer, die
de stukken steen had gezien, waarin
het zich moest bevinden, vertelde:
'Het glinsteren as een sterreDe
natuurbeschermingswacht van Meppel
en Omstreken vroeg, als ging het om
de eerste maanstenen, of zij een mon
ster 'goudhoudend' zand kon krijgen
om ten toon te stellen op een natuur
historische expositie.
De goudmonsters werden onderzocht
door het Amsterdamse edelmetaalbe-
drijf Drijfhout N.V. Het rapport ging
via het rijksbureau voor non-ferro
metalen, onderdeel van het departe
ment van handel, nijverheid en
scheepvaart (beide niet meer be
staand), naar de burgemeester van
Doornspijk. Eén zin eruit: 'Uit dit
rapport blijkt, dat de exploitatie niet
loonend is en zo zal ook deze illusie
dan wel tot het verleden behoren'. De
brief, die het rapport begeleidde, was
ondertekend door 'Uw dw. dr. De In
specteur J. C. R. Schooleman'. Het
eerste monster bevatte twee gram
goud per honderd kilogram zand. Een
tweede monster leverde vierenhalf
gram goud op uit een ton erts. Uit
nog weer een ander monster een
stuk gesteente werd op honderd ki
lo sléchts 0.9 gram goud gehaald.
Niet lonend
Hoewel niet werd uitgesloten dat zich
hier of daar een wat rijker met goud
aangeslibde laag zou bevinden, achtte
men het dcor elkaar genomen toch
niet lonend om tot winning over te
gaan. Ook het Geologisch Instituut te
Haarlem, stond er sceptisch tegeno
ver.
Het was overigens geen nieuws dat er
zich in de bodem van Nederland
goud, goudsporen bevinden of dat er
zich stofgoud bevindt. Al bijna twee
eeuwen geleden, in 1778, schreef de
natuuronderzoeker J. F. Martinet, dat
men als het door de Rijn meege
voerde zand zorgvuldig zou worden
gewassen aan de Veluwezoom
zachtgeel siofgoud van de beste soort
zou ontdekken. De heer J. H. Römer.
voorzitter van de Nederlandse Geolo
gische Vereniging, vertelt dat tegen
het einde \an de achttiende eeuw in
Wezel aan de Rijn goud werd gevon
den. Overal in Nederland, waar
kwarts (of grint) voorkomt langs de
rivieren, is in meerdere of mindere
mate goud te vinden. Het goud is ons
land via de Rijn binnengespoeld. In
de Rijnvlakte in Duitsland is het
goud destijds nog geëxploiteerd.
Dat er bij Nijverdal en Doornspijk
grotere concentraties zouden voorko
men, acht hij een sprookje, ten spijt
van het overigens fraaie kaartje 'De
schatkamer van Nederland', dat alleen
deze contreien vermeldt ais plaatsen,
waar zich /ij het geringe sporen van
goud bevinden. Waar witte kiezel is,
daar treft men in principe enig goud
aan. Misschien hebt u wel goud in uw
tuintje, binnen handbereik. Probeer
het echter maar niet te exploiteren.
Het loopt op een faillisement uit De
juwelier is altijd nog goedkoper.
onze onderwijsredactie
lRN De Jelburg is een van
50 academies en hogescholen,
samen het hoger beroepson-
Pijs h.b.o. vormen. Het is
kleine (250 studenten),
it gehuisveste (in een paar
villa's in Baarn) academie
een eigen gezicht. Van gere-
leerde komaf, maar nu ver
werkend op wat bredere ba-
zij het dat de evangelische
tie behouden bleef. De Jel-
is een 'ecudatieve' academie
eidt mensen op die later gaan
ken op het terrein van de
sontwikkeling en jeugdvor-
ig. De laatste tijd komt ook
inrichtingswerk meer in de
ngstelling.
uilen vandaag ook wel studenten
de Jelburg aanwezig zijn op de
elijke manifestatie van h.b.o.-stu-
en. Daar wordt immers protest
'etekend tegen het voorontwerp
wet waarin de nauwere samen
ging wordt geregeld tussen hoger
epsonderwijs en universiteiten.
Jan die 350 instellingen van hoger
epsonderwijs voelt men er weinig
zich bij die gelegenheid te laten
Öten door de twaalf universitei-
en hogescholen.
samenwerking is prachtig, maar
noet niet alleen zijn tot meerdere
[e van de universiteit. Ook niet
en maar tot ontlasting van de
volle en peperdure universiteit,
graag wat studenten wil spuien in
ichting van het hoger beroepson-
hjs. En zeker niet ten koste van
eigenheid van al die onderling
s zozeer verschillende soiale, tech-
]e, agrarische, enz. academies en
len van het h.b.o.
een indruk wil hebben van deze
geroemde eigenheid van het ho-
beroepsonderwijs kan in Baarn te-
'L Op de Jelburg (een goede buur
de sociale academie De Nijen
burgh) praten we met Lies Jansen,
wetenschappelijk medewerkster van de
Vrije Universiteit en bestuurslid van
De Jelburg, waarnemend-directeur H.
D. van Beek en Hans de Vries, stafdo
cent en op dit moment voorzitter van
de academieraad.
Van Beek vertelt dat De Jelburg
sinds 29 november is ondergebracht
in een eigen stichting en aus niet
meer samen met De Nijenburgh deel
uitmaakt van de Stichting Gerefor
meerde Opleidingen. Dat komt omdat
De Nijenburgh en De Jelburg toch
wat uit elkaar groeiden. Bovendien
wilden beiden een wat ruimere opstel
ling: het prcdlcaat 'gereformeerd' pas
te niet meer bij een instelling die het
toezicht van de gereformeerde synode
al enkele jaren ontgroeid was en de
gereformeerde grondslag vervangen
heeft door - wat dan heet - een 'evan
gelische oriëntatie'.
Mikojel-opleidingen
De Jelburg is een van de drie Mikojel-
opleidingen. Mikojel is dan de afkor
ting van de namen van de drie oplei
dingen die op dit terrein bestaan:
Middeloo (een algemene instelling),
Kopse Hof (van Katholieke origine)
en De Jelburg.
Het eigen karakter van deze opleidin
gen schuilt vooraL in de musisch-lu-
dieke aanpak. Om een voorbeeld te
noemen: je kunt via de richting cultu
reel werk van een sociale academie in
een clubhuis, een buurthuis of een
vormingscentrum voor werkende jon
geren terecht komen. In de opleiding
ben je dan meer bezig met het bekij
ken van de maatschappij, met de mo
gelijkheden van sociaal-cultureel
werk, met technieken als groepswerk,
enz. Maar in die club- en buurthu.zen
en vormingscentra komen ook mensen
met een Mikojel-opleiding. Hun uit
gangspunt is duidelijk anders. Vanaf
het begin van de opleiding zijn ze
sterk bezig geweest met vakken als
handenarbeid, drama, creatief spel,
muziek, spel en sport, werken met au-
dio-visuele middelen. Die musisch-lu-
dieke inslag doortrekt de hele oplei-
lllustraties uit een folder die de 'educatieve aca
demie' De Jelburg in Baarn heeft uitgegeven
ding en zal later ook hun inbreng in
het werk bepalen. Je zou het zo kun
nen zeggen: door bezig te zijn met
een groep proberen ze iets op gang te
brengen.
Dat betekent niet dat voor een Miko-
jel-student maatschappelijke vorming
overbodige ballast is. Het is zelfs zo
dat de mens- en maatschappijvakken
de laatste tijd een duidelijker gezicht
krijgen. Politieke vorming, filosofie,
bijbels mensbeeld: dat zijn allemaal
vakken die je nodig hebt, die dat mu-
sisch-ludieke in een bepaald kader zet
ten, maar niet naar het tweede plan
mogen verplaatsen.
Vanuit de Jelburg vraagt men zich
met de nodige zorg af wat samenwer
king met het wetenschappelijk onder
wijs zou kunnen betekenen. De Jel
burg zou wel willen dat de universi
teit hier en daar wat meer steun in
de rug gaf op theoretisch gebied. Een
instelling als de Jelburg is te klein
en te weinig geoutilleerd om zelf re-
search te doen. Op dat punt zou de
universiteit een goede aanvulling kun
nen geven.
Op andere manier
Maar verder is niet duidelijk hoe sa
menwerking met de universiteit ge
stalte moet krijgen. Bij een sociale
academie en een sociale faculteit ligt
het meer voor de hand. Maar een Mi-
kojelopleiding en bijvoorbeeld een pe-
dagogisch-andragogische subfaculteit?
Misschien, maar dan toch op een an
dere manier en niet zo dat de Mikojel
het eigen karakter kwijt raakt. Eigen
lijk zou het dan meer voor de hand
liggen dat de Jelburg nauwer samen
werkt met een sociale academie voor
expressie in woord en gebaar, met
een kunstacademie en dergelijke.
In ieder geval moet het niet zo wor
den (en dat suggereert het wetsont
werp) dat je twee soorten hoger be
roepsonderwijs krijgt: instellingen die
een samenwerkingsverband aan gaan
met de universiteit of instellingen die
dat niet doen, misschien niet willen
of kunnen. Want die laatste groep zou
dan niet echt 'hoger' onderwijs zijn.
Van dat soort problemen trekken de
toekomstige studenten zich nog wei
nig aan. Voor het volgend jaar liggen
er al 120 aanmeldingen en het gaat
weer dezelfse kant op als vorig jaar,
toen van de 230 mensen die zich opga
ven maar 68 geplaatst konden worden.
Er zijn er die zelf afschrijven, maar
ook dan moet er flink geselecteerd
worden. De Jelburg is de laatste jaren
al sterk uitgebreid, maar is een beetje
huiverig de opleiding teveel te laten
uitdijen. 'We hebben er de ruimte
niet voor, maar bovendien vragen we
ons af of zo'n educatieve academie zo
geweldig groot moet worden. Bij ons
staat niet het kennis-vergaren voorop,
maar de persoonsvorming. Dan moet
je met kleine groepen werken en niet
teveel regels stellen. In een groter in
stituut wordt alles direct veel massa
ler en ingewikkelder'.
Van onze correspondent
LEEUWARDEN Friesland
heeft nog ongeveer veertig
vogelaars. Het vangen van
goudplevieren ('wilsters wor
den ze in Friesland genoemd)
dat tientallen jaren geleden
voor velen op het platteland
tijdelijk een mooie duit op
leverde, wordt weinig meer
beoefend. Er zijn nog enkele
getrouwen, die met vangnet
en schuilzeil het veld in trek
ken om de wilsters te van
gen, maar lonend is dit werk
niet. Men moet het doen om
de vogels te ringen (voor de
natuurlijke historie is het in
teressant om te weten waar
die ringen later gevonden
worden) of eenvoudig uit
liefhebberij.
In vergelijking met de gewone
jacht wordt het 'vogelflappen'
evenwel niet hoog aangeslagen.
De vraag of de wilstervangst nog
wel toegestaan mag worden is
dan ook in discussie. Maar er
zijn echte vogelvrienden die het
ongewenst zouden vinden de wil
stervangst te verbieden.
Eén van hen is de heer Oene
Eenshuis tra te Leeuwarden.
Waarschijnlijk is hij in Friesland
de man die het meest van wil
stervangsten in verleden en he
den weet. Hij heeft zijn kennis
neergelegd in een studie - men
zou het ook een 'documentaire'
kunnen noemen - die bij de
Fryske Akademy te Leeuwarden
verschenen is. 'Goudplevier en
wilstervangst' heet het boek. En
de ondertitel luidt: 'Een uitvoeri
ge beschrijving van de vangin-
stallatie en vermelding van vang
en ringresultaten. ten behoeve
van het wetenschappelijk ringon-
derzoek, alsmede verdere bijzon
derheden'.
Eenhuistra is zelf een man van
de praktijk. Ten behoeve van
zijn studie heeft hij van twee de-
ter, om dat de Vogels dit gaarne
zoeken, om zich te wassen, als zy
over Beploegde landen zyn heen
gegaan'.
Voor de tegenwoordige wilster-
vangst moet men volgens Eens-
huistra een stuk land kiezen
waarop het gras niet te lang is.
Het verdient aanbeveling om al
vóór zonsopagang in het veld
aanwezig te zijn want vooral in
de ochtenduren zijn de vogels
zeer actief. Het vangnet worst
over het land gelegd en daar
worden opgezette vogels bij ge
plaatst om de indruk te wekken
dat een troepje vogels loopt te
fourageren. Voor de vogelaar
wordt een schuilzeil ('sküle' zegt
men in 't Fries) opgezet. Met een
lokfluit wordt het geluid van een
wilster nagebootst Heeft men 'n
vogel gevangen dan kan die ook
als lokker dienen. Zodra er een
wilster komt en de onderlijn
van het net gepasseerd is rukt de
vanger aan de treklijn. Hij gaat
daarna naar het net om de wil
ster er uit te halen.
De wilsters brengen tegenwoor
dig nog vijftig tot zestig cent op.
Dat is weinig, want in het laatst
van de vorige eeuw werd er al
meer dan veertig cent per stuk
voor betaald. Later boden de poe
liers zelfs wel eens tachtig cent
tot een gulden. In de laatste oor
log stegen de prijzen tot enkele
guldens per exemplaar.
De wilsters die vroeger aange
voerd werden in de maanden sep
tember en oktober brachten het
minst op. De vogels zitten dan
namelijk nog niet goed in het
vet. Men verzond deze wilsters
bijna zonder uitzonderingen naar
Brussel en Parijs, steeds verpakt
in dozen van vijftig stuks. De
vette herst- en winterwilsters
gingen, ook in dozen van vijftig
stuks (in de veer) via Hoek van
Holland naar Londen.
Het loslaten van geringde goud
plevieren (men gebruikt speciale
aluminiuraringen die in Zweden
worden gemaakt) levert gewoon
lijk interessante bijzonderheden
op. Als op een of andere wijze de
geringde vogel wordt aangetrof
fen wordt de ring aan het Vogel
trekstation in Arnhem gezonden.
Een goudplevier
partementen vergunning gekre
gen voor de vogelvangst. Hij
schrijft over de verschillende be
namingen van de goudplevier, de
soorten, waar ze voorkomen, de
jacht en de opbrengst ervan en
over de vanginstallaties die nu
nog worden gebruikt Hij be
schrijft uitvoerig hoe het 'flap
pen' in zijn werk gaat over de
vogels die gevangen worden en
de afwijkingen die zij soms ver
tonen.
Het wilsterflappen dat eens een
kleurrijk onderdeel van het Frie
se volksleven was maar ook wel
in ander edelen van het land be
oefend werd, is al oud. In het in
1743 verschenen 'Huishoudelijk
woordboek" van M. Noël Chomel
wordt het al beschreven: 'Men
moet in de grote Velden 't Net
leggen voor de Pluvieren, of in
de Akkers van 't groene Koorn,
daar men Boomen, noch Hagen
heeft, die ten minste niet nader
aan den plaats zyn, daar men 't
Net wil leggen, dan driehonderd
passen. Wat de baan belengt 't is
best ze te leggen dicht by 't wa-
Van door de heer Eenshuistra ge
ringde vogels kwamen ondermeer
33 ringen uit Nederland, 37 uit
Frankrijk, 32 uit Spanje, en Por
tugal, 15 uit Denemarken, 8 uit
Marokko en vier uit Rusland te
rug.
De jachtperiode is in de laatste
vijftig jaar sterk ingekrompen.
In de jaren twintig was de jacht
toegestaan in de maanden augus
tus tot en met maart soms nog
in het begin van april; een pe
riode dus van ongeveer acht
maanden. Zo langzamerhand
werd het jachtseizoen steeds
meer ingeperkt en de vangst is
de laatste maanden nog slechts
toegestaan in november en de
cember. Vooral van de zijde van
de Nederlandse vereniging tot be
scherming van vogels had men
ernstige bezwaren tegen de
vangst in het voorjaar.
Dat de wilstervangst, al is die
dus weer in discussie, helemaal
verboden zal worden is niet
waarschijnlijk. De Jachtraad
heeft zich voor het behoud er
van uitgesproken.
Boeken over geschiedenis zijn veelal
een mengeling van beschrijven en
vertellen. Zelfs in historische romans
wordt niet zelden de gang van het
verhaal onderbroken voor het meede
len van feiten en omstandigheden.
Thera Coppens bijvoorbeeld doet dat
in het derde boek van haar serie over
beroemde Britse vorstinnen: Maria
Stuart, Koningin van Schotland (uit
gave Ziridholl. Uitgeversmij, ƒ21,90).
Ze is een bijzonder boeiende verteller
en we zijn van haar gewend dat ze
haar onderwerpen grondig bestudeert.
Maria Stuart is natuurlijk niet voor
de eerste maal beschreven, maar de
televisie heeft de belangstelling ook
voor dit historische (en zo dramati
sche) gegeven verlevendigd. Het boek
is dan ook o.a. met filmfoto's geïllus
treerd, wat toch weieens een beetje
gek staat. Na 'De zes vrouwen van
Hendrik VIII' en 'Elizabeth R' weer
360 bladzijden spanning en tragiek.
Verhalend en beschrijvend is ook
Hugh Edwards' verslag van een expe
ditie onder de titel Het wrak op het
Halve Maan's Rif (uitgave Hollandia,
Baarn, 203 blz., 19,75). Het relaas
van een vrij onbekend achttiende-
eeuws drama: het vergaan van een
schip der Verenigde Oostindische
Compagnie voor de Australische
kust, een reisverhaal met belangwek
kende i'onderheden over de roem
ruchte OC. Foto's en kaarten com
pleteren een ondanks de gebrekkige
vertaling boeiend verhaal.
Nederland en het water, een gevecht
van 2000 jaar, is de titel van een aller
aardigst- boekje van Evert Werkman
(uitgave Knoop en Niemeijer, Haren,
110 blz., 12,50). Een deels histori
sche, deels geografische verhandeling
over watervloeden in het verre verle
den, het ontstaan van Dollard en
Biesbosch, de aanleg van dijken, in
polderingen, de januarivloed van
1916, de Afsluitdijk en de IJsselmeer-
polders, de ramp van 1953, de Haring-
vlietsluis. Het boekje is trouwens ac
tueel, denk maar aan de Oosterschel-
de en de Waddenzee, en ook die pro
blemen stelt Werkman aan de orde.
Veel foto's en tekeningen in alweer
een Interessant deel van de Triangel
reeks.
Om bij het water te blijven: dr. S. J.
de Groot en S. Schaap hebben een
collectie foto's van een visserijbedrijf
rondom 1900, gebundeld in een bij P-
N. van Kampen en Zn. verschenen
boek van 170 bladzijden onder de titel
De Nederlandse visserij rond 1900. De
foto's zijn afkomstig van een oud ar
chief op het Rijksinstituut voor Visse-
rijonderzoek te IJmuiden. Ze zijn toe
gelicht met korte schetsen en tekenin
gen. Op die manier ontstond een
unieke geschiedschrijving van het na
bije verleden van de visserij op de
Zuiderzee, in de kustdorpen en op de
grote rivieren, en van het visserijon-
derzoek, dat ook driekwart eeuw gele
den al floreerde. Een prachtig album.
Een paar herdrukken in een nieuw
jasje gestoken: Ontdekkingsreizen
door M. B. Synge (bij Fibula-van Dis-
hoeck), een ruim geïllustreerd boekje
vol korte schetsen over de Feniciërs,
Marco Polo, Willem Barendsz, Living
stone en tientallen andere avonturiers
en pioniers, altijd weer boeiende lec
tuur, en de veelzijdige, mooie be
schrijving door prof. dr. W. Jappe
Alberts: De Middeleeuwse stad (uitga
ve De Haan), over onze steden en
stadjes als centra van handel, verkeer
en nijverheid en middelpunten van
een agrarische omgeving. W. ST.