GOUD IN NEDERLAND [orgen op 'De Jelburg' over famenwerking met universiteiten 'Zo zal ook deze illusie dan wel tot het verleden behoren Vogelflappers vangen in Friesland nog steed 'wilsters' in hun net Bij Nijverdal en bij Doornspijk (geringe) sporen ducatieve academie' wil eigen karakter behouden Beschrijven en vertellen L [)UW/KWARTET ZATERDAG 15 DECEMBER 1973 BINNENLAND Tll/Kll Dit zijn niet de goudgravers van Nijverdal; de mannen die hier zo energiek op hun schop leunen, groeven het ravijn door de Nijverdalse Berg. Dat was nodig voor het aanleggen van de spoorlijn Almelo-Zwolle; de trein zou namelijk niet tegen de Nijverdalse Berg op kunnen komen. Enige Jaren later, in 1901, réden Transvaalse boeren er doorheen; zij zagen de enorme, schuin oplopende wanden van het ravijn en dachten dat er wel eens redelijk veel goud in het zand zou kunnen zitten. Kort daarop begon nabij deze plek de jacht op het goud. -- - - - t' i t.f 5y-'i door Jac Lelz VERDAL/DOORNSPIJK In kommervolle dagen, wat de rgievoorziening betreft, liggen Nederlanders met de neus op bodem. Zou er ook ergens ermoed, nog niet bekend of ichien al weer vergeten een r zijn waar te nemen van gas, of exploiteerbare steenkolen? zoveel belangstelling voor zaken, aan onze energiebehoeften tege- k kunnen komen, zouden we ver wat zich verder allemaal onder oppervlak van ons land bevindt n dat is nogal wat. Kortgeleden iieen een door de Cartografische Dienst vervaardigd kaartje, dat indruk geeft van de kostbaarhe- die onder onze voeten liggen op- peld. Dat kaartje heet dan ook treffend 'De schatkamer van Ne- ind'. Behalve gas, olie en steenko zijn het onder meer zout voor 'en, gips, fosfor van weliswaar ite kwaliteit, ijzeroer en zelfs bescheidener gezegd: goudspo- en om het allemaal tot juiste orties le herleiden: geringe goud en. Deze bevinden zich met name cee plaatsen: bij Nijverdal en bij nspijk. lijverdal (Twente) heeft dit aan «gin van de twintigste eeuw tot Ipldrush geleid. Van alle zijden, i uit het buitenland, kwamen de iwekers toegestroomd. Met spa zeven en andere werktuigen ging het goud te lijf. Althans volgens schrijver, die naar de smaak van Jijverdalse amateur-historicus A. teen, gepensioneerd schoolhoofd, westie sterk heeft overdreven, is er dan wèl gebeurd? Van de van de heer Ponsteen is juist dagen een plaatselijke historie beschrijving verschenen, een boek met de titel 'Van Noetsele tot Nijver dal'. Op bladijde 395 wijdt de heer Ponsteen enkele passages aan het goud. Het speelde zich af in de jaren 1901 en 1902, in de tijd van de Boerenoor log dus. Nijverdal, en niet alleen deze plaats, was in die tijd pro-Zuid-Afrika. Er bestonden met dat land verschil- wil dat er zelfs onopgeloste moorden verband mee houden. Grenzend aan het terrein, waar gedolven is, ont stond in latere tijden een camping, die de naam 'De gouden bergen' heeft gekregen. De omgeving wordt in de volksmond nog wel 'Het land van de gouden bergen' genoemd. De journa list Gerhard Werkman noemde een geschrift over deze streek ook 'Het lende contacten. In dat kader kwamen er ook wel Transvaalse boeren naar Nijverdal tce. Toen ze met de trein Almelo-Zwolle door het ravijn reden, dat door de Nijverdalse Berg is gegra ven, dachten ze dat in dat zand wel eens goud zou kunnen zitten. Enkele kooplieden uit het westen van Neder land vroegen een concessie aan en be gonnen met het onderzoek. Gouden bergen Het liep op niets uit en met een jaar was het al bekeken. Er was te weinig goud gevonden om op winst te kun nen rekenen en de opgerichte maat schappij werd dan ook met gezwinde spoed ontbonden. Aan de Nijverdallers zelf moet het vrijwel ongemerkt voorbij zijn ge gaan, hoewel het gerucht nog altijd land van de gouden bergen'. En bo ven op de Nijverdalse Berg staat een huis met de naam 'Alaska', ook nog een herinnering aan de goudzoekerij in Nijverdal, al heeft deze dan niet zoveel opwinding veroorzaakt als in Alaska. In zandverstuiving Nu ruim 25 jaar geleden kwam Ne derland opnieuw in de ban van het goud. De horlogemaker Jacob v.d. Zwart in Doornspijk, een uitheems man die nog slechts enkele jaren op de Veluwe woonde, had goud ontdekt in een zandverstuiving bij rijksweg 28. Journalisten en fotografen uit bin nen- en buitenland kwamen naar de plek, waar mannen bezig waren naar het goud te graven. Jacob v.d. Zwart, ook amateur-geoloog, lijkt achteraf be keken de zaak van meetafaan wat ge relativeerd te hebben. Hij verklaarde (volgens de Elburger Courant): 'Als het werkelijk voor het opscheppen lag, had ik m'n mond' wel gehouden'. Intussen bleef de stormloop van be langstellenden naar het dorp aan het IJsselmeer aanhouden. Een boer, die de stukken steen had gezien, waarin het zich moest bevinden, vertelde: 'Het glinsteren as een sterreDe natuurbeschermingswacht van Meppel en Omstreken vroeg, als ging het om de eerste maanstenen, of zij een mon ster 'goudhoudend' zand kon krijgen om ten toon te stellen op een natuur historische expositie. De goudmonsters werden onderzocht door het Amsterdamse edelmetaalbe- drijf Drijfhout N.V. Het rapport ging via het rijksbureau voor non-ferro metalen, onderdeel van het departe ment van handel, nijverheid en scheepvaart (beide niet meer be staand), naar de burgemeester van Doornspijk. Eén zin eruit: 'Uit dit rapport blijkt, dat de exploitatie niet loonend is en zo zal ook deze illusie dan wel tot het verleden behoren'. De brief, die het rapport begeleidde, was ondertekend door 'Uw dw. dr. De In specteur J. C. R. Schooleman'. Het eerste monster bevatte twee gram goud per honderd kilogram zand. Een tweede monster leverde vierenhalf gram goud op uit een ton erts. Uit nog weer een ander monster een stuk gesteente werd op honderd ki lo sléchts 0.9 gram goud gehaald. Niet lonend Hoewel niet werd uitgesloten dat zich hier of daar een wat rijker met goud aangeslibde laag zou bevinden, achtte men het dcor elkaar genomen toch niet lonend om tot winning over te gaan. Ook het Geologisch Instituut te Haarlem, stond er sceptisch tegeno ver. Het was overigens geen nieuws dat er zich in de bodem van Nederland goud, goudsporen bevinden of dat er zich stofgoud bevindt. Al bijna twee eeuwen geleden, in 1778, schreef de natuuronderzoeker J. F. Martinet, dat men als het door de Rijn meege voerde zand zorgvuldig zou worden gewassen aan de Veluwezoom zachtgeel siofgoud van de beste soort zou ontdekken. De heer J. H. Römer. voorzitter van de Nederlandse Geolo gische Vereniging, vertelt dat tegen het einde \an de achttiende eeuw in Wezel aan de Rijn goud werd gevon den. Overal in Nederland, waar kwarts (of grint) voorkomt langs de rivieren, is in meerdere of mindere mate goud te vinden. Het goud is ons land via de Rijn binnengespoeld. In de Rijnvlakte in Duitsland is het goud destijds nog geëxploiteerd. Dat er bij Nijverdal en Doornspijk grotere concentraties zouden voorko men, acht hij een sprookje, ten spijt van het overigens fraaie kaartje 'De schatkamer van Nederland', dat alleen deze contreien vermeldt ais plaatsen, waar zich /ij het geringe sporen van goud bevinden. Waar witte kiezel is, daar treft men in principe enig goud aan. Misschien hebt u wel goud in uw tuintje, binnen handbereik. Probeer het echter maar niet te exploiteren. Het loopt op een faillisement uit De juwelier is altijd nog goedkoper. onze onderwijsredactie lRN De Jelburg is een van 50 academies en hogescholen, samen het hoger beroepson- Pijs h.b.o. vormen. Het is kleine (250 studenten), it gehuisveste (in een paar villa's in Baarn) academie een eigen gezicht. Van gere- leerde komaf, maar nu ver werkend op wat bredere ba- zij het dat de evangelische tie behouden bleef. De Jel- is een 'ecudatieve' academie eidt mensen op die later gaan ken op het terrein van de sontwikkeling en jeugdvor- ig. De laatste tijd komt ook inrichtingswerk meer in de ngstelling. uilen vandaag ook wel studenten de Jelburg aanwezig zijn op de elijke manifestatie van h.b.o.-stu- en. Daar wordt immers protest 'etekend tegen het voorontwerp wet waarin de nauwere samen ging wordt geregeld tussen hoger epsonderwijs en universiteiten. Jan die 350 instellingen van hoger epsonderwijs voelt men er weinig zich bij die gelegenheid te laten Öten door de twaalf universitei- en hogescholen. samenwerking is prachtig, maar noet niet alleen zijn tot meerdere [e van de universiteit. Ook niet en maar tot ontlasting van de volle en peperdure universiteit, graag wat studenten wil spuien in ichting van het hoger beroepson- hjs. En zeker niet ten koste van eigenheid van al die onderling s zozeer verschillende soiale, tech- ]e, agrarische, enz. academies en len van het h.b.o. een indruk wil hebben van deze geroemde eigenheid van het ho- beroepsonderwijs kan in Baarn te- 'L Op de Jelburg (een goede buur de sociale academie De Nijen burgh) praten we met Lies Jansen, wetenschappelijk medewerkster van de Vrije Universiteit en bestuurslid van De Jelburg, waarnemend-directeur H. D. van Beek en Hans de Vries, stafdo cent en op dit moment voorzitter van de academieraad. Van Beek vertelt dat De Jelburg sinds 29 november is ondergebracht in een eigen stichting en aus niet meer samen met De Nijenburgh deel uitmaakt van de Stichting Gerefor meerde Opleidingen. Dat komt omdat De Nijenburgh en De Jelburg toch wat uit elkaar groeiden. Bovendien wilden beiden een wat ruimere opstel ling: het prcdlcaat 'gereformeerd' pas te niet meer bij een instelling die het toezicht van de gereformeerde synode al enkele jaren ontgroeid was en de gereformeerde grondslag vervangen heeft door - wat dan heet - een 'evan gelische oriëntatie'. Mikojel-opleidingen De Jelburg is een van de drie Mikojel- opleidingen. Mikojel is dan de afkor ting van de namen van de drie oplei dingen die op dit terrein bestaan: Middeloo (een algemene instelling), Kopse Hof (van Katholieke origine) en De Jelburg. Het eigen karakter van deze opleidin gen schuilt vooraL in de musisch-lu- dieke aanpak. Om een voorbeeld te noemen: je kunt via de richting cultu reel werk van een sociale academie in een clubhuis, een buurthuis of een vormingscentrum voor werkende jon geren terecht komen. In de opleiding ben je dan meer bezig met het bekij ken van de maatschappij, met de mo gelijkheden van sociaal-cultureel werk, met technieken als groepswerk, enz. Maar in die club- en buurthu.zen en vormingscentra komen ook mensen met een Mikojel-opleiding. Hun uit gangspunt is duidelijk anders. Vanaf het begin van de opleiding zijn ze sterk bezig geweest met vakken als handenarbeid, drama, creatief spel, muziek, spel en sport, werken met au- dio-visuele middelen. Die musisch-lu- dieke inslag doortrekt de hele oplei- lllustraties uit een folder die de 'educatieve aca demie' De Jelburg in Baarn heeft uitgegeven ding en zal later ook hun inbreng in het werk bepalen. Je zou het zo kun nen zeggen: door bezig te zijn met een groep proberen ze iets op gang te brengen. Dat betekent niet dat voor een Miko- jel-student maatschappelijke vorming overbodige ballast is. Het is zelfs zo dat de mens- en maatschappijvakken de laatste tijd een duidelijker gezicht krijgen. Politieke vorming, filosofie, bijbels mensbeeld: dat zijn allemaal vakken die je nodig hebt, die dat mu- sisch-ludieke in een bepaald kader zet ten, maar niet naar het tweede plan mogen verplaatsen. Vanuit de Jelburg vraagt men zich met de nodige zorg af wat samenwer king met het wetenschappelijk onder wijs zou kunnen betekenen. De Jel burg zou wel willen dat de universi teit hier en daar wat meer steun in de rug gaf op theoretisch gebied. Een instelling als de Jelburg is te klein en te weinig geoutilleerd om zelf re- search te doen. Op dat punt zou de universiteit een goede aanvulling kun nen geven. Op andere manier Maar verder is niet duidelijk hoe sa menwerking met de universiteit ge stalte moet krijgen. Bij een sociale academie en een sociale faculteit ligt het meer voor de hand. Maar een Mi- kojelopleiding en bijvoorbeeld een pe- dagogisch-andragogische subfaculteit? Misschien, maar dan toch op een an dere manier en niet zo dat de Mikojel het eigen karakter kwijt raakt. Eigen lijk zou het dan meer voor de hand liggen dat de Jelburg nauwer samen werkt met een sociale academie voor expressie in woord en gebaar, met een kunstacademie en dergelijke. In ieder geval moet het niet zo wor den (en dat suggereert het wetsont werp) dat je twee soorten hoger be roepsonderwijs krijgt: instellingen die een samenwerkingsverband aan gaan met de universiteit of instellingen die dat niet doen, misschien niet willen of kunnen. Want die laatste groep zou dan niet echt 'hoger' onderwijs zijn. Van dat soort problemen trekken de toekomstige studenten zich nog wei nig aan. Voor het volgend jaar liggen er al 120 aanmeldingen en het gaat weer dezelfse kant op als vorig jaar, toen van de 230 mensen die zich opga ven maar 68 geplaatst konden worden. Er zijn er die zelf afschrijven, maar ook dan moet er flink geselecteerd worden. De Jelburg is de laatste jaren al sterk uitgebreid, maar is een beetje huiverig de opleiding teveel te laten uitdijen. 'We hebben er de ruimte niet voor, maar bovendien vragen we ons af of zo'n educatieve academie zo geweldig groot moet worden. Bij ons staat niet het kennis-vergaren voorop, maar de persoonsvorming. Dan moet je met kleine groepen werken en niet teveel regels stellen. In een groter in stituut wordt alles direct veel massa ler en ingewikkelder'. Van onze correspondent LEEUWARDEN Friesland heeft nog ongeveer veertig vogelaars. Het vangen van goudplevieren ('wilsters wor den ze in Friesland genoemd) dat tientallen jaren geleden voor velen op het platteland tijdelijk een mooie duit op leverde, wordt weinig meer beoefend. Er zijn nog enkele getrouwen, die met vangnet en schuilzeil het veld in trek ken om de wilsters te van gen, maar lonend is dit werk niet. Men moet het doen om de vogels te ringen (voor de natuurlijke historie is het in teressant om te weten waar die ringen later gevonden worden) of eenvoudig uit liefhebberij. In vergelijking met de gewone jacht wordt het 'vogelflappen' evenwel niet hoog aangeslagen. De vraag of de wilstervangst nog wel toegestaan mag worden is dan ook in discussie. Maar er zijn echte vogelvrienden die het ongewenst zouden vinden de wil stervangst te verbieden. Eén van hen is de heer Oene Eenshuis tra te Leeuwarden. Waarschijnlijk is hij in Friesland de man die het meest van wil stervangsten in verleden en he den weet. Hij heeft zijn kennis neergelegd in een studie - men zou het ook een 'documentaire' kunnen noemen - die bij de Fryske Akademy te Leeuwarden verschenen is. 'Goudplevier en wilstervangst' heet het boek. En de ondertitel luidt: 'Een uitvoeri ge beschrijving van de vangin- stallatie en vermelding van vang en ringresultaten. ten behoeve van het wetenschappelijk ringon- derzoek, alsmede verdere bijzon derheden'. Eenhuistra is zelf een man van de praktijk. Ten behoeve van zijn studie heeft hij van twee de- ter, om dat de Vogels dit gaarne zoeken, om zich te wassen, als zy over Beploegde landen zyn heen gegaan'. Voor de tegenwoordige wilster- vangst moet men volgens Eens- huistra een stuk land kiezen waarop het gras niet te lang is. Het verdient aanbeveling om al vóór zonsopagang in het veld aanwezig te zijn want vooral in de ochtenduren zijn de vogels zeer actief. Het vangnet worst over het land gelegd en daar worden opgezette vogels bij ge plaatst om de indruk te wekken dat een troepje vogels loopt te fourageren. Voor de vogelaar wordt een schuilzeil ('sküle' zegt men in 't Fries) opgezet. Met een lokfluit wordt het geluid van een wilster nagebootst Heeft men 'n vogel gevangen dan kan die ook als lokker dienen. Zodra er een wilster komt en de onderlijn van het net gepasseerd is rukt de vanger aan de treklijn. Hij gaat daarna naar het net om de wil ster er uit te halen. De wilsters brengen tegenwoor dig nog vijftig tot zestig cent op. Dat is weinig, want in het laatst van de vorige eeuw werd er al meer dan veertig cent per stuk voor betaald. Later boden de poe liers zelfs wel eens tachtig cent tot een gulden. In de laatste oor log stegen de prijzen tot enkele guldens per exemplaar. De wilsters die vroeger aange voerd werden in de maanden sep tember en oktober brachten het minst op. De vogels zitten dan namelijk nog niet goed in het vet. Men verzond deze wilsters bijna zonder uitzonderingen naar Brussel en Parijs, steeds verpakt in dozen van vijftig stuks. De vette herst- en winterwilsters gingen, ook in dozen van vijftig stuks (in de veer) via Hoek van Holland naar Londen. Het loslaten van geringde goud plevieren (men gebruikt speciale aluminiuraringen die in Zweden worden gemaakt) levert gewoon lijk interessante bijzonderheden op. Als op een of andere wijze de geringde vogel wordt aangetrof fen wordt de ring aan het Vogel trekstation in Arnhem gezonden. Een goudplevier partementen vergunning gekre gen voor de vogelvangst. Hij schrijft over de verschillende be namingen van de goudplevier, de soorten, waar ze voorkomen, de jacht en de opbrengst ervan en over de vanginstallaties die nu nog worden gebruikt Hij be schrijft uitvoerig hoe het 'flap pen' in zijn werk gaat over de vogels die gevangen worden en de afwijkingen die zij soms ver tonen. Het wilsterflappen dat eens een kleurrijk onderdeel van het Frie se volksleven was maar ook wel in ander edelen van het land be oefend werd, is al oud. In het in 1743 verschenen 'Huishoudelijk woordboek" van M. Noël Chomel wordt het al beschreven: 'Men moet in de grote Velden 't Net leggen voor de Pluvieren, of in de Akkers van 't groene Koorn, daar men Boomen, noch Hagen heeft, die ten minste niet nader aan den plaats zyn, daar men 't Net wil leggen, dan driehonderd passen. Wat de baan belengt 't is best ze te leggen dicht by 't wa- Van door de heer Eenshuistra ge ringde vogels kwamen ondermeer 33 ringen uit Nederland, 37 uit Frankrijk, 32 uit Spanje, en Por tugal, 15 uit Denemarken, 8 uit Marokko en vier uit Rusland te rug. De jachtperiode is in de laatste vijftig jaar sterk ingekrompen. In de jaren twintig was de jacht toegestaan in de maanden augus tus tot en met maart soms nog in het begin van april; een pe riode dus van ongeveer acht maanden. Zo langzamerhand werd het jachtseizoen steeds meer ingeperkt en de vangst is de laatste maanden nog slechts toegestaan in november en de cember. Vooral van de zijde van de Nederlandse vereniging tot be scherming van vogels had men ernstige bezwaren tegen de vangst in het voorjaar. Dat de wilstervangst, al is die dus weer in discussie, helemaal verboden zal worden is niet waarschijnlijk. De Jachtraad heeft zich voor het behoud er van uitgesproken. Boeken over geschiedenis zijn veelal een mengeling van beschrijven en vertellen. Zelfs in historische romans wordt niet zelden de gang van het verhaal onderbroken voor het meede len van feiten en omstandigheden. Thera Coppens bijvoorbeeld doet dat in het derde boek van haar serie over beroemde Britse vorstinnen: Maria Stuart, Koningin van Schotland (uit gave Ziridholl. Uitgeversmij, ƒ21,90). Ze is een bijzonder boeiende verteller en we zijn van haar gewend dat ze haar onderwerpen grondig bestudeert. Maria Stuart is natuurlijk niet voor de eerste maal beschreven, maar de televisie heeft de belangstelling ook voor dit historische (en zo dramati sche) gegeven verlevendigd. Het boek is dan ook o.a. met filmfoto's geïllus treerd, wat toch weieens een beetje gek staat. Na 'De zes vrouwen van Hendrik VIII' en 'Elizabeth R' weer 360 bladzijden spanning en tragiek. Verhalend en beschrijvend is ook Hugh Edwards' verslag van een expe ditie onder de titel Het wrak op het Halve Maan's Rif (uitgave Hollandia, Baarn, 203 blz., 19,75). Het relaas van een vrij onbekend achttiende- eeuws drama: het vergaan van een schip der Verenigde Oostindische Compagnie voor de Australische kust, een reisverhaal met belangwek kende i'onderheden over de roem ruchte OC. Foto's en kaarten com pleteren een ondanks de gebrekkige vertaling boeiend verhaal. Nederland en het water, een gevecht van 2000 jaar, is de titel van een aller aardigst- boekje van Evert Werkman (uitgave Knoop en Niemeijer, Haren, 110 blz., 12,50). Een deels histori sche, deels geografische verhandeling over watervloeden in het verre verle den, het ontstaan van Dollard en Biesbosch, de aanleg van dijken, in polderingen, de januarivloed van 1916, de Afsluitdijk en de IJsselmeer- polders, de ramp van 1953, de Haring- vlietsluis. Het boekje is trouwens ac tueel, denk maar aan de Oosterschel- de en de Waddenzee, en ook die pro blemen stelt Werkman aan de orde. Veel foto's en tekeningen in alweer een Interessant deel van de Triangel reeks. Om bij het water te blijven: dr. S. J. de Groot en S. Schaap hebben een collectie foto's van een visserijbedrijf rondom 1900, gebundeld in een bij P- N. van Kampen en Zn. verschenen boek van 170 bladzijden onder de titel De Nederlandse visserij rond 1900. De foto's zijn afkomstig van een oud ar chief op het Rijksinstituut voor Visse- rijonderzoek te IJmuiden. Ze zijn toe gelicht met korte schetsen en tekenin gen. Op die manier ontstond een unieke geschiedschrijving van het na bije verleden van de visserij op de Zuiderzee, in de kustdorpen en op de grote rivieren, en van het visserijon- derzoek, dat ook driekwart eeuw gele den al floreerde. Een prachtig album. Een paar herdrukken in een nieuw jasje gestoken: Ontdekkingsreizen door M. B. Synge (bij Fibula-van Dis- hoeck), een ruim geïllustreerd boekje vol korte schetsen over de Feniciërs, Marco Polo, Willem Barendsz, Living stone en tientallen andere avonturiers en pioniers, altijd weer boeiende lec tuur, en de veelzijdige, mooie be schrijving door prof. dr. W. Jappe Alberts: De Middeleeuwse stad (uitga ve De Haan), over onze steden en stadjes als centra van handel, verkeer en nijverheid en middelpunten van een agrarische omgeving. W. ST.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 11