'En tóch preken'
LIJDE
Vandaag
door dr. C. Rijnsdorp
Een stelling van dr. J. Blaauwendraad
ZIE PAGINA 1$
van deze krant:
grote
boeken-
aanbieding
<k kok
kampen
TROUW /KWARTET ZATERDAG 24 NOVEMBER 1973
KERK T2/
Onlangs merkte iemand op, dat
er iedere zondag altijd nog veel
meer mensen naar de kerk gaan
dan naar het voetbalveld. Of dat
waar is, zou ik niet durven zeg
gen, maar ik weet wel, dat iedere
zaterdag duizenden predikanten
zitten te zwoegen op hun preek,
om dan de volgende dag rondom
het koffieuur hun werkstuk be
loond te zien met: 'mooi', 'was wel
goed', 'was weer niks' en wat dies
meer zij. Voor al deze zwoegers,
en voor alle anderen die zich voor
de prediking interesseren, schreef
de Utrechtse hoogleraar dr. H.
Jonker zijn jongste boek 'En toch
preken' (uitg. Callenbach, Nij-
kerk; 14,90).
De kansel is voor Jonker nog steeds
een in feite onaangetaste positie: dóór
kan 's zondags het beslissende en het
bevrijdende woord gesproken worden.
Men zou hem kunnen vragen, of de
kansel dan de enige plaats is, waar
dit woord gespróken wordt, en of
sommige mensen niet veel meer heb
ben gehad aan wat zij op een bijbel
kring gehoord of in een gesprek opge
vangen hebben. Maar het zou flauw
zijn om deze vraag te stellen, want
Jonker had zijn boek twee keer zo dik
moeten maken als hij ook deze vor
men van prediking besproken had.
Bovendien zou hij de weden-raag kun
nen stellen of deze andere vormen
van prediking niet gedoemd zouden
zijn om af te sten-en als niet iedere
zondag mensen het waagstuk onderna
men om het trapje naar de kansel op
te klimmen en te preken.
Welnu, met zijn boek wil Jonker deze
mensen helpen om, zonder de ge
meente naar de ogen te zien, vrijmoe
dig en verantwoord te preken. Niet
dat de luisterende en antwoordende
gemeente er voor hem eigenlijk niet
zou zijn, integendeel, want de predi
kant hoort ook bij deze gemeente, en
tot de sterkste gedeelten van zijn
door ds. A. A. Spijkerboer
Prof. dr. H. Jonker
boek behoort de passage uit het vier
de hoofdstuk over de 'kerugmatische
dialoog.' Hij bedoelt daarmee (als ik
het even met mijn eigen woorden
weer mag geven), dat ons in de ver
kondiging niet alleen van Godswege
iets wordt aangezegd, maar dat we
zelf ook met onze 'reacties, vragen en
bedenkingen' voor den dag mogen ko
men. Zeker, 'er is in de prediking een
moment, waarin God alleen spreekt
en wij hebben te zwijgen', maar daar
mee gaat de mens niet k.o., want op
zijn beurt reageert hij ook, en als hij
niet zou reageren, zou hij eigenlijk
ook niet betrokken zijn bij wat hem
wordt aangezegd. Jonker zegt het zo:
'de Woord-aanzegging geschiedt op de
wijze van de dialoog.' Je kunt dus
niet zeggen, dat het evangeliewoord
pas waar is als het door ons waar be
vonden wordt, want het is ook waar
als wij het verwerpen, maar daarom
is de prediking er nog wel op uit,
'dat de evangeliewaarheid waar wordt
in het binnenste.'
Niet terroriseren
Soms lijkt het alsof wij predikanten
ons laten terroriseren door de actuali
teit De bedoel dit dat wij aan de
voorbereiding van de preek beginnen,
alsof we nog nooit eerder iets uit de
Bijbel hebben gehoord, en alsof er de
ze keer iets uit moet komen, dat nog
nooit eerder is gezegd. Jonker laat
zich niet op deze manier door de ac
tualiteit terroriseren en hij wijst tel
kens punten aan, waarop de predikant
rust kan vinden en waarop hij de
band met het verleden kan bewaren.
Zo beschrijft hij op blz. 31-32 wat de
mens ontvangt wanneer het Woord
ingrijpt: 'In de eerste plaats is er de
gave van de 'bestaansdoorlichting. De
mens wordt 'ontgrond' aan zichzelf,
aan zijn vermeende bestaanszekerhe-
den. Hij wordt aan zichzelf ontdekt.
De bestaansdoorlichting leidt in de
tweede plaats tot de 'bestaansver-
lossing. Christus wordt gepredikt de
schoonheid van zijn genade en zon
daarsliefde voorgesteld. De zekerheid
van het leven wordt gelegd in Chris
tus en zijn gerechtigheid.En zo
ontstaat in de derde plaats de be-
staansontplooiing. Immers wie oog
krijgt voor het heil in Jezus Christus
ontvangt een innerlijke vreugde in
het hart en wordt gedreven tot lof
prijzing.' Moeiteloos herkent de lezer
in deze passage de ellende, de verlos
sing en de dankbaarheid, waarover de
Heidelbergse Catechismus spreekt,
maar ik dacht niet dat dat een be
zwaar was. In een passage over de be
lijdende prediking op blz. 108 en in
een passage over kerugmatisch-dyna-
mische prediking op blz. 129-131
spreekt Jonker op een vergelijkbare
manier over het centrum, dat zelf uit
de Schrift naar voren komt Niet dat
hij de prediking zo aan banden legt,
wel dat hij haar ervoor behoedt ban
deloos te worden.
Veel informatie
Verder geeft Jonker veel informatie,
bijvoorbeeld over allegorese en typo
logie, over Voetius en J. J. van Oos
terzee, waarmee de lezer zijn voordeel
kan doen. Het is zeer amusant om te
lezen, dat Wilhelmus Brakel en Hel
le nb roek, op wie de broeders van de
oud gereformeerde gemeenten zich
met voorliefde beroepen, de geschrif
ten van Bern hard van Clairvaux en
Origenes niet alleen gekend heb
ben, maar er nog door beïnvloed zijn
ook.
Toch krijgt dit boek voor mijn gevoel
zijn voeten niet op de grond. Ik zou
dat duidelijk willen maken aan de
passage over Israël en de kerk op blz.
73-78. Aan het einde daarvan spreekt
Jonker over de verhouding tussen ke-
rugma (laten we zeggen: het Nieuwe
Testament) en thora (laten we zeg
gen: het Oude Testament). Hij zegt
dan: 'Er moet een duidelijk onder
scheid gemaakt worden tussen het
verstaan van het nieuwtestamentisch
kerugma vanuit de thora en het om
buigen van dit kerugma naar de in
tenties van de thora. 'Uit wat er dan
verder volgt, krijgt de lezer onweer
staanbaar de indruk, dat de intenties
van de thora uitlopen op het doen
van gerechtigheid hier op aarde, en
dat Jonker daar niet aan wil, omdat
hij spreekt over de gerechtigheid, die
Christus voor ons verworven heeft, en
die wij in het geloof mogen aanvaar
den. Even denkt de lezer,* dat hij zich
vergist heeft, wanneer hij een paar
regels verderop leest: 'Want tussen
kerugma en thora staat de gekruisig
de en opgestane Christus. Tussen ke
rugma en thora staat de vervulling,
de tot volheid gebrachte en geldig ge
maakt thora'. Tot zover het citaat.
Synagoge en kerk
Zo beschouwd zou de thora met haar
intenties dus helemaal niet afgeschaft
zijn. Maar de lezer komt tot de con
clusie, dat hij zich niet vergist kan
hébben als hij leest: 'Geloven in de
volbrachte gerechtigheid, die voor ons
mensen verworven is, is een onmoge
lijke zaak in het joodse denken, dat
slechts de gerechtigheid als daad en
opdracht in de wereld stelt In de ver
vulde gerechtigheid ligt de scheiding
tussen synagoge en kerk, thora en ke
rugma het thoratisch denken en het
kerugmatisch denken.' Wel wil Jon
ker het concrete en het levensechte
van het thoratisch denken voor de ge
meente behouden, maar dat neemt
niet weg, dat hij de thora in deze pas
sage in feite op een zijspoor zet. De
scheiding tussen kerk en synagoge
ligt dan ook niet tussen kerugma en
thora, maar tussen kerugma cn tal
moed, die ieder voor zich de goede
uitleg van de thora willen zijn. Als
het waar is, dat de intenties van de
thora uitlopen op het doen van ge
rechtigheid hier op aarde (en ik
dacht, dat je het best zo mocht zeg
gen), dan doet het kerugma daar geen
tittel en geen jota van af! Maar dan
zegt het kerugma wel, dat de gerech
tigheid, die er bij ons blijkbaar niet
In zat, ons in Christus gegeven is, op
dat wij die in het geloof zouden aan
vaarden, opdat wij daarvan zouden le
ven, opdat wij die zouden doen! In
het kerugma is de gerechtigheid in
derdaad geen opdracht, want enkel en
alleen gave, maar daarmee wordt ze
niet vergeestelijkt, en ze verdwijnt
niet naar hoger sferen; ze is een gave
die gedaan wil worden. Daarvan ge
tuigen de vermaningen in de brieven
van apostel Paulus, die als geen ander
de rechtvaardiging door het geloof al
leen heeft gepreekt en die blijkens
zijn eigen woorden de thora niet bui
ten werking heeft gesteld, maar juist
bevestigd (rom. 3:31)
Verzet
Jonker verzet zich kennelijk tegen die
theologen, die al dan niet met een be
roep op de thora, de talmoed of 'het
jodendom' tot een links politiek enga
gement komen. Het is alsof hij hun
zegt: 'Als het Nieuwe Testament on
der de tafel verdwijnt, is dat Chris
tendom van jullie geen Christendom
meer!' Ik wil hem daarin bijvallen,
maar dat mag dan nooit gaan ten kos
te van het Oude Testament Laat ook
niemand denken, dat het er niet veel
toe doet welke plaats het Oude Testa
ment in de gemeente heeft Als het
zijn eigen plaats niet heeft wordt het
Christendom een 'geestelijke' aangele
genheid, die zich bij de eerste de bes
te gelegenheid met je reinste heiden
dom verzwagert Als het Oude Testa
ment zijn eigen plaats in de kerk wel
heeft dan wordt het christelijk leven
niet zo maar een beetje maar he-
lemóól concreet en levensecht met al
le spanningen, die dat oproept, en
dan drijven synagoge en kerk ook
niet verder uit elkaar dan ze in de af
gelopen tijd al uit elkaar gedreven
zijn.
In. 1235 verscheen te Düsseldorf een dik boek onder de titel Und
die Bibel hat doch recht. Het was geschreven door de publicist
Werner Keller, een niet-tlieoloog. Bij H. J. Paris te Amsterdam
kwam bet daarop volgende jaar de Nederlandse vertaling uit Men
kent de titel: De bijbel heeft toch gelijk; de wetenschap bewijst de
historische juistheid. De beroep3tlieologen toonden zich met deze
verdediging van bet christelijk geloof niet gelukkig. Men verweet
de schrijver een voorgewende wetenschappelijkheid. Ook syinpa-
tliisanten vonden het spreken over 'de wetenschap en 'de' histo
rische juistheid te veel van het goede.
We beschikken nu ook over het spie
gelbeeld van Keilers goedbedoelde
apologie. De uitgever van het Duitse
weekblad Der Spiegel Rudolf Aug-
stein, die als jongen misdienaartje is
geweest, evenmin theoloog als Keiler,
heeft een eveneens dikke anti-
apologie geschreven, die verleden jaar
onder de titel Jesus Menschensohn te
München is uitgekomen. Niemand
minder dan Dra. M. G. Schenk heeft
voor een voortreffelijke Nederlandse
vertaling gezorgd, die onder de titel
Jezus Mensenzoon bij H. Meulenhoff
te Baam het licht heeft gezien (inclu
sief noten en register 335 dichtbe
drukte bladzijden, prijs ƒ24.50). Hier
in wordt gesteld dat de bijbel toch
ongelijk heeft; de wetenschap ontkent
de historische juistheid. Ik herinner
me na de oogbedervende lectuur niet
dat Augstein het boek van Keiler
noemt; in de literatuurlijst komt het
niet voor. Augstein zal het boek wel
kennen, maar het niet de moeite
waard hebben gevonden.
werk. Toch zou men positief over de
ze onderneming kunnen oordelen,
want wie neemt tegenwoordig nog de
moeite zijn persoonlijke beslissing te
gen Jezus of de kerk verstandelijk te
funderen?'
Wat betreft het zich de nodige moeite
getroosten, kan men de redactie van
Speling eveneens prijzen. Niet minder
dan vijftien academici hebben aan dit
dubbele nummer (uitg. H Gianotten
b.v. Tilburg, 232 blz ƒ11.50) meege
werkt. in woord en beeld. Wat ook
hier treft is de behoefte achter de
Christusfiguur van de rooms-katholie-
kc en ook van de protestantse traditie
terug te gaan op Jezus en zijn bood
schap. Men wil achter de kerkelijke
verheerlijking teruggaan op de verne
dering en het lijden, achter de hiërati-
sche (tot heiligheid en onaantastbaar
heid verstijfde) Christus op de mense
lijke Jezus, achter de kerkleer op wat
er aan feitelijkheid na te speuren of
te vermoeden is. Ook hier wordt aan
de niet-theologisch geschoolde lezer
een overvloed van informatie ver
strekt.
Maalstroom
Wie wil geloven met open ogen, zal
er niet van buiten kunnen deze maal
stroom van informatie over zich te la
ten heengaan. De moeilijkheid is dat
de geleerden het onderling zo weinig,
of helemaal niet eens zijn. Augstein
kan maar met moeite het nee-schud
dende hoofd boven de theologische
wateren houden. Hij ondermijnt zijn
geloofwaardigheid, wanneer hij bij
voorbeeld de apostelen (behalve Pau
lus) analfabeten met een slecht ge
heugen noemt. De antieke mens was
allesbehalve een suf gelezen intellectu
eel en kon drommels goed onthouden.
In 1928 vertelde een 90-jarige man
mij een gesprekje uit 1848, toen hij
als tienjarig jongetje in het Rotter
damse Burgerweeshuis werd opgeno
men. En dat met de hele locale kleur,
woordkeus en dialect die erbij te pas
kwamen. Ik schrijf dit in 1973 hon
derdvijfentwintig jaar na dato! Legen
devorming kan op vrij korte termijn
plaatsvinden, maar bij het spreken
over gemeente-theologie dient men
(meer) rekening te houden met on
uitwisbare indrukken van ooggetui
gen, die juist in hun ouderdom ge
beurtenissen van een halve eeuw te
rug en meer tot in details konden na
vertellen. Augstein laat slechte geheu
gens met een rijke fantasie samen
gaan; een psycholoog moet maar uit
maken of dit mogelijk is.
En dan is er voor de belangstellende
leek de kwestie van invloed. Die zaak
is mij uit literatuur en kunst overbe
kend. Wie vrijwel alles uit invloeden
wil verklaren heeft ook zichzelf en
zijn theorie grotendeels wegver-
klaard, want men wil toch niet beweren
zelf boven alle invloeden te staan? Er
is in kunst en cultuur, en ook in de
religie, niets blijvends als het niet te
ruggaat op elementen van oorspronke
lijkheid, van het verrassende van het
unieke. Zelfs de evolutionist heeft te
rekenen met mogelijke, sprongsgewij
ze mutatie. Creatieve impulsen zijn de
hartslag van het leven.
Beide boeken bieden 'een doorkijkje
naar wat in een bepaalde tijd de ge
moederen beweegt, naar datgene
waarvoor men gevoelig is' (Speling,
blz. 67). Bruno Borchert zegt het
daar. sprekende over bestsellers, maar
dit geldt evenzeer voor het voortreffe
lijk samengestelde, op wetenschappe
lijk niveau staande dubbelnummer
van het genoemde tijdschrift. Beide
hier aangekondigde boeken vallen on
der de rubriek 'Jezus (Christus) in
het tijdsbeeld.' Dit markeert hun in
formatieve waarde en tevens hun on
vermijdelijke beperking.
Cartoon uit het hier besproken
nummer van het tijdschrift Speling.
Verwijten
Zoals te verwachten was, verwijten
ook in dit geval de vaktheologen aan
Augsteins moeizaam tot stand geko
men zwaargewichtprodukt pseudo-we-
tenschappelijkheid. De evenals Aug
stein rooms opgevoede theoloog Fons
Dobbelaer zegt er in het tijdschrift
Speling, nummer 2-3 september 1973,
vijfentwintigste jaargang waarop ik
straks nog terugkom het volgende
van: 'In het lijvige boekwerk Jesus-
Menschensohn wil de auteur blijkbaar
zijn ongenoegen over religie en kerk
van zich afschrijven. Hij zegt, dat hei
niet zijn bedoeling is het bestaan van
een man genaamd Jezus te bestrijden
die door zijn afwijkend gedrag onder
Pontius Pilatus ter dood werd ge
bracht. De schrijver wil achterhalen
hoe het religieuze idee gegroeid is,
waardoor de figuur Christus kon ont
staan. Een eigenlijk 'leven van Jezus'
wordt het dus niet. Zijn bedoeling is
na te gaan met welk recht de christe
lijke kerken zich beroepen op een Je
zus, die zo nooit bestaan heeft, op een
leer die hij zó nooit uitgesproken
heeft, op een goddelijk zoonschap
waarop hij zich nooit beroepen heeft.
Dat klinkt als een enorm serieus ge
stelde opgave, maar het noodzakelijk
wetenschappelijke inzicht in de bron
nen en hun ontsluitingsmogelijkhe
den ontbraken blijkbaar om dót waar
te maken. Niet echter ontbraken hem
fantasie, naïviteit, ironie en skepsis.
Zo ontstaat natuurlijk geen meester-
(ADVERTENTIE)
Waarheid en Eenheid
Orgaan voor hel gereformeerd leven,
Uitg. Karssen. Bodegraven,
(vraagt proefnummer)
Dan stond meneer Dinges op..
Meneer Dinges (hij leeft niet
meer, maar ik noem zijn naam
toch niet) had de rotsvaste over
tuiging dat zijn succes in zaken
voor een niet gering deel hier
aan te danken was dat hij zich
altijd zorgvuldig op de hoogte
stelde van de godsdienstige ge
zindheid van zijn onderhorigen.
Aan iedere sollicitant vroeg hij: en
tot welk kerkgenootschap behoort
u? Wanneer iemand in alle eenvoud
verklaarde dat-ie hervormd was, ge
beurde er iets bijzonders. Dan stond
meneer Dinges op, deed zijn handen
op z'n rug en informeerde op vader
lijk-gestrenge toon: hoe hervormd?
In de regel wist het slachtoffer
niets anders uit te brengen dan: ge
woon hervormd. Daar kon meneer
Dinges niet mee uit de voeten, dat
kon immers van alles betekenen. En
daarom pakte hij zijn speciale vra
genlijstje voor hervormden: hoe
vaak ga je naar de kerk? Welke
krant lezen ze bij jou thuis? Welk
omroepblad? Weet je ook welke par
tij ze stemmen? Wanneer de vragen
naar genoegen beantwoord waren,
vulde hij bijvoorbeeld in: meele
vend, waarmee hij gereformeerde
bonders en confessionelen in énen
te pakken had. want het verschil
tussen één of geen gezang 's zondags
in de kerk vond hij voor zakelijke
affaires te verwaarlozen. Heel vaak
werd het: ethisch, wat voor hem
persoonlijk 'gewoon hervormd' was
en waarvan dominee-dichter dr. W.
Barnard een treffende omschrijving
gaf in zijn opstel 'Van vaders- en
moederszijde', toen hij zijn geestelij
ke komaf aldus weergaf:
door A. J. Klei
In elk geval was heel die merkwaar
dige familie christelijk-historisch
van 'grondsoort', de NCRV in de
ether en ethisch-irenisch in de kerk,
op een oom na die Bavinck en De
Standaard las en mij leerde sigaren
roken.
Het derde wat meneer Dinges wel
eens moest invullen was: niet-meele-
vend. Vroeger schreef hij: vrijzin
nig; niaar hij had later in ethische
mildheid bedacht dat er best ook
wel eens vrijzinnigen konden wezen
die wèl meeleefden. Bij gereformeer
den had hij al deze rompslomp niet
nodig, je noteerde: gereformeerd, en
je wist wat voor vlees je in de kuip
had. Twee maal naar de kerk,
NCRV, anti-revolutionair, VU-busje,
enfin de hele bups. Net zoals die
oom van dominee Barnard.
Als meneer Dinges nu nog leefde
zou hij ook gereformeerde solicitan-
ten aan een nader onderzoek moeten
onderwerpen. Hoe gereformeerd, zou
hij vragen en hij zou geen genoegen
nemen met: gewoon gereformeerd.
Als hij een handige secretaresse zou
hebben, zou die ongetwijfeld zijn
komen aandraven met een stelling
van de onlangs in Delft gepromo
veerde ingenieur dr. J. Blaauwen
draad. Onder de stellingen die hij
bij zijn proefschrift voegde, vind je
namelijk deze:
Het toenemend gebruik van het ad
jectief (bijvoeglijk naamwoord) 're
formatorisch' in de naam van publi
caties en verenigingen is een aan
wijzing te meer dat 't herkennings
teken gereformeerdaan betekenis
heeft ingeboet.
Reformatorisch dagblad, reformatori
sche hulpverleningen waarom
zou je dan de mensen van Schrift en
getuigenis en het confessioneel gere
formeerde beraad niet reformato-
risch-gereformeerd noemen? Je blijft
natuurlijk zitten met de midden
groep, die niet te dit en niet te dat
is. Hoe duid je die lui aan? Trou
wens, met degenen die links van
hen opgesteld staan, zijn we ook
niet klaar. Augustijnianen zou fraai
klinken, maar ik vermoed dat de
Amsterdamse kerkhistoricus er toch
niet compleet gelukkig mee zou zijn.
Vrijzinnig-gereformeerden zou niet
zo ver bezijden de waarheid zijn,
maar daar schrikken gereformeerde
oren nog zo van. ik heb in stilte de
mensen van gemeente-toerusting wel
eens de rol toebedacht van een vere
niging van vrijzNu ja, maar
wie zou moeten verklaren dat hij ge
reformeerde gemeente-toeruster is,
maakt gauw een pedante indruk.
Nee, dat is het dus niet Enfin, zo
stapelen de kerkelijke problemen
zich op.
Overigens moet ik de heer Blaau
wendraad erop wijzen, dat het
woord 'reformatorisch' niet alleen
gebruikt wordt vanwege het verble
ken van de aanduiding 'gerefor
meerd', maar ook wel eens omdat
'gereformeerd' nog te zeer stond
voor actieve kerkelijk-gereformeer-
den. De Vrije Universiteit in Ara-
sterdam is met het woord 'reformato
risch' aan de gang gegaan toen de
gedachte maar niet wijken wilde dat
de VU een gereformeerd bolwerk :s,
waar je als niet-gereformeerde di
rect onder de voet gelopen wordt.
RUBEN
ij
Opnieuw geeft de stervende J gjr
blijk allerminst geïmponeerd te jjj
door het hoge milieu waarin hij
toeft. Hij ontbiedt, als een vorst,
zonen. De schrijver, de man die ;n
laatste hand in gehad heeft, kaiter
zocht worden in de tijd van Saljus
Dan krijgen de voorzeggingen van
aartsvader ook de kleur van de^£
stand waarin de stammen zich iie
tijd bevinden. Waar de vaak mi wj(
ling overgeleverde spreuken ophojj
en de vormgeving begint is niet
uit te maken. In ieder geval gaa t0
er in Genesis 49 niet om dat de vj,
vende Jakob op de valreep nog d nj5
ve der waarzegging krijgt. Er i,js<
in deze spreuken een stuk heili ua
soms onheilshistorie door. In hetjs.
ste gedeelte van de spreuk word
uitgesproken over de betekenis vj
eerstgeborene, de oudste. Hij i
eersteling en alszodanig de voon
M
Hl
DE BIJBEL HEEFT TOCH (ON)CELIJK
ste en in wie de vader zijn
kracht in zekere zin belichaamd
Maar dan volgt er een ongunstig!
spraak. Is de stam van Ruben ii.
tijd in betekenis afgenomen? Hi
de voornaamste niet zijn. Een
(hartelijk dank) wees mij op I J
nieken 5 vers 1 en 2, waar deze
den verduidelijkt worden: het eei re
boorterecht is van hem afgenomt ar.
aan de zonen van Jozef geko s!
Waarom? Hij heeft zich (zie G«
35 vers 22) vergrepen aan Bilh
slavin van Rachel en daarmee
greep naar de macht gedaan. So pi
gen denken: uit vrees dat de Cl
rechten hem zouden ontgaan doéjl.
Jozef, Rachels kind, Jakobs lievUJ
was. Deze daad van usurpatie
niet en Jakob ziet de tijd komeilE!
er van Rubens 'voornaamheid' (lilw
schap van de clan) niet veel zalirsi
overgebleven. Het is een bekend ge'
tief in deze geschiedenissen. De mi
geborene wordt voorbijgegaan. Op e
wij, menselijkerwijs onze verwac en
stellen, die faalt. Het heil komt em
een andere, onverwachte kant efldat
in Gods vrijmacht, in zijn beslij dij
Hij is God. Hij, en dat is de ai ro
kant van zijn groot vertrouwe ;es
ons, laat het ook gelukkig weerkki
aan ons over. Het heil valt ni< te'
ons te bouwen en op onze verwal ooi
gen. Er loopt een rode draad va D
lofte en genade door deze verh
Een draad die wij mogelijk wel :ed
uit het oog verliezen, maar die gjiati
kig toch te opvallend is om ons
den van onzekerheid en twijfel nijmo
ontgaan. (Genesis 29, 1-4). hu
eli
-in
bei
NED. HERV. KERK
Bedankt voor Winterswijk (toez.»
A. Drcst te Lemmer; voor Reeii
J. L. W. Koppenhol te Huizen.
GEREF. KERKEN (VRIJG.)]
Beroepen te Breda en Almkerk/f™"
kendam: H. Volkers, kand. te Om
CHR. GEREF. KERKEN
Beroepen te Rijnsburg: P. Beel
te Noordeloos; te Hamilton (Can.
J. Klein Onstenk te Maassluis.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te Werkendam: J. Mi'
Hardinxveld.
Bedankt voor Utrecht; J. van H
te Amersfoort.
GEREF. KERKEN
Overleden:: drs H. Z. de Mildt
em. pred. te Den Haag. Was pred er
te Oostburg, Spijkenisse en te f"T
kum.
Prof. dr. C. J. de Vogel
AMSTERDAM In een publik
ons blad Is van de actief hoogl
mejuffrouw dr. C. J. de Vogel t
rechte gezegd dat zij emeritus I
doceert nog steeds wljsbcgeert
de rijksuniversiteit te Utrecht.
(ADVERTENTIE)
nu in de boekhandel
het nieuwe boek van
Doroihee Sölle
Oekumene-paperback - 8,90 ita
uitgave van Bosch Keuning