'En tóch preken' LIJDE Vandaag door dr. C. Rijnsdorp Een stelling van dr. J. Blaauwendraad ZIE PAGINA 1$ van deze krant: grote boeken- aanbieding <k kok kampen TROUW /KWARTET ZATERDAG 24 NOVEMBER 1973 KERK T2/ Onlangs merkte iemand op, dat er iedere zondag altijd nog veel meer mensen naar de kerk gaan dan naar het voetbalveld. Of dat waar is, zou ik niet durven zeg gen, maar ik weet wel, dat iedere zaterdag duizenden predikanten zitten te zwoegen op hun preek, om dan de volgende dag rondom het koffieuur hun werkstuk be loond te zien met: 'mooi', 'was wel goed', 'was weer niks' en wat dies meer zij. Voor al deze zwoegers, en voor alle anderen die zich voor de prediking interesseren, schreef de Utrechtse hoogleraar dr. H. Jonker zijn jongste boek 'En toch preken' (uitg. Callenbach, Nij- kerk; 14,90). De kansel is voor Jonker nog steeds een in feite onaangetaste positie: dóór kan 's zondags het beslissende en het bevrijdende woord gesproken worden. Men zou hem kunnen vragen, of de kansel dan de enige plaats is, waar dit woord gespróken wordt, en of sommige mensen niet veel meer heb ben gehad aan wat zij op een bijbel kring gehoord of in een gesprek opge vangen hebben. Maar het zou flauw zijn om deze vraag te stellen, want Jonker had zijn boek twee keer zo dik moeten maken als hij ook deze vor men van prediking besproken had. Bovendien zou hij de weden-raag kun nen stellen of deze andere vormen van prediking niet gedoemd zouden zijn om af te sten-en als niet iedere zondag mensen het waagstuk onderna men om het trapje naar de kansel op te klimmen en te preken. Welnu, met zijn boek wil Jonker deze mensen helpen om, zonder de ge meente naar de ogen te zien, vrijmoe dig en verantwoord te preken. Niet dat de luisterende en antwoordende gemeente er voor hem eigenlijk niet zou zijn, integendeel, want de predi kant hoort ook bij deze gemeente, en tot de sterkste gedeelten van zijn door ds. A. A. Spijkerboer Prof. dr. H. Jonker boek behoort de passage uit het vier de hoofdstuk over de 'kerugmatische dialoog.' Hij bedoelt daarmee (als ik het even met mijn eigen woorden weer mag geven), dat ons in de ver kondiging niet alleen van Godswege iets wordt aangezegd, maar dat we zelf ook met onze 'reacties, vragen en bedenkingen' voor den dag mogen ko men. Zeker, 'er is in de prediking een moment, waarin God alleen spreekt en wij hebben te zwijgen', maar daar mee gaat de mens niet k.o., want op zijn beurt reageert hij ook, en als hij niet zou reageren, zou hij eigenlijk ook niet betrokken zijn bij wat hem wordt aangezegd. Jonker zegt het zo: 'de Woord-aanzegging geschiedt op de wijze van de dialoog.' Je kunt dus niet zeggen, dat het evangeliewoord pas waar is als het door ons waar be vonden wordt, want het is ook waar als wij het verwerpen, maar daarom is de prediking er nog wel op uit, 'dat de evangeliewaarheid waar wordt in het binnenste.' Niet terroriseren Soms lijkt het alsof wij predikanten ons laten terroriseren door de actuali teit De bedoel dit dat wij aan de voorbereiding van de preek beginnen, alsof we nog nooit eerder iets uit de Bijbel hebben gehoord, en alsof er de ze keer iets uit moet komen, dat nog nooit eerder is gezegd. Jonker laat zich niet op deze manier door de ac tualiteit terroriseren en hij wijst tel kens punten aan, waarop de predikant rust kan vinden en waarop hij de band met het verleden kan bewaren. Zo beschrijft hij op blz. 31-32 wat de mens ontvangt wanneer het Woord ingrijpt: 'In de eerste plaats is er de gave van de 'bestaansdoorlichting. De mens wordt 'ontgrond' aan zichzelf, aan zijn vermeende bestaanszekerhe- den. Hij wordt aan zichzelf ontdekt. De bestaansdoorlichting leidt in de tweede plaats tot de 'bestaansver- lossing. Christus wordt gepredikt de schoonheid van zijn genade en zon daarsliefde voorgesteld. De zekerheid van het leven wordt gelegd in Chris tus en zijn gerechtigheid.En zo ontstaat in de derde plaats de be- staansontplooiing. Immers wie oog krijgt voor het heil in Jezus Christus ontvangt een innerlijke vreugde in het hart en wordt gedreven tot lof prijzing.' Moeiteloos herkent de lezer in deze passage de ellende, de verlos sing en de dankbaarheid, waarover de Heidelbergse Catechismus spreekt, maar ik dacht niet dat dat een be zwaar was. In een passage over de be lijdende prediking op blz. 108 en in een passage over kerugmatisch-dyna- mische prediking op blz. 129-131 spreekt Jonker op een vergelijkbare manier over het centrum, dat zelf uit de Schrift naar voren komt Niet dat hij de prediking zo aan banden legt, wel dat hij haar ervoor behoedt ban deloos te worden. Veel informatie Verder geeft Jonker veel informatie, bijvoorbeeld over allegorese en typo logie, over Voetius en J. J. van Oos terzee, waarmee de lezer zijn voordeel kan doen. Het is zeer amusant om te lezen, dat Wilhelmus Brakel en Hel le nb roek, op wie de broeders van de oud gereformeerde gemeenten zich met voorliefde beroepen, de geschrif ten van Bern hard van Clairvaux en Origenes niet alleen gekend heb ben, maar er nog door beïnvloed zijn ook. Toch krijgt dit boek voor mijn gevoel zijn voeten niet op de grond. Ik zou dat duidelijk willen maken aan de passage over Israël en de kerk op blz. 73-78. Aan het einde daarvan spreekt Jonker over de verhouding tussen ke- rugma (laten we zeggen: het Nieuwe Testament) en thora (laten we zeg gen: het Oude Testament). Hij zegt dan: 'Er moet een duidelijk onder scheid gemaakt worden tussen het verstaan van het nieuwtestamentisch kerugma vanuit de thora en het om buigen van dit kerugma naar de in tenties van de thora. 'Uit wat er dan verder volgt, krijgt de lezer onweer staanbaar de indruk, dat de intenties van de thora uitlopen op het doen van gerechtigheid hier op aarde, en dat Jonker daar niet aan wil, omdat hij spreekt over de gerechtigheid, die Christus voor ons verworven heeft, en die wij in het geloof mogen aanvaar den. Even denkt de lezer,* dat hij zich vergist heeft, wanneer hij een paar regels verderop leest: 'Want tussen kerugma en thora staat de gekruisig de en opgestane Christus. Tussen ke rugma en thora staat de vervulling, de tot volheid gebrachte en geldig ge maakt thora'. Tot zover het citaat. Synagoge en kerk Zo beschouwd zou de thora met haar intenties dus helemaal niet afgeschaft zijn. Maar de lezer komt tot de con clusie, dat hij zich niet vergist kan hébben als hij leest: 'Geloven in de volbrachte gerechtigheid, die voor ons mensen verworven is, is een onmoge lijke zaak in het joodse denken, dat slechts de gerechtigheid als daad en opdracht in de wereld stelt In de ver vulde gerechtigheid ligt de scheiding tussen synagoge en kerk, thora en ke rugma het thoratisch denken en het kerugmatisch denken.' Wel wil Jon ker het concrete en het levensechte van het thoratisch denken voor de ge meente behouden, maar dat neemt niet weg, dat hij de thora in deze pas sage in feite op een zijspoor zet. De scheiding tussen kerk en synagoge ligt dan ook niet tussen kerugma en thora, maar tussen kerugma cn tal moed, die ieder voor zich de goede uitleg van de thora willen zijn. Als het waar is, dat de intenties van de thora uitlopen op het doen van ge rechtigheid hier op aarde (en ik dacht, dat je het best zo mocht zeg gen), dan doet het kerugma daar geen tittel en geen jota van af! Maar dan zegt het kerugma wel, dat de gerech tigheid, die er bij ons blijkbaar niet In zat, ons in Christus gegeven is, op dat wij die in het geloof zouden aan vaarden, opdat wij daarvan zouden le ven, opdat wij die zouden doen! In het kerugma is de gerechtigheid in derdaad geen opdracht, want enkel en alleen gave, maar daarmee wordt ze niet vergeestelijkt, en ze verdwijnt niet naar hoger sferen; ze is een gave die gedaan wil worden. Daarvan ge tuigen de vermaningen in de brieven van apostel Paulus, die als geen ander de rechtvaardiging door het geloof al leen heeft gepreekt en die blijkens zijn eigen woorden de thora niet bui ten werking heeft gesteld, maar juist bevestigd (rom. 3:31) Verzet Jonker verzet zich kennelijk tegen die theologen, die al dan niet met een be roep op de thora, de talmoed of 'het jodendom' tot een links politiek enga gement komen. Het is alsof hij hun zegt: 'Als het Nieuwe Testament on der de tafel verdwijnt, is dat Chris tendom van jullie geen Christendom meer!' Ik wil hem daarin bijvallen, maar dat mag dan nooit gaan ten kos te van het Oude Testament Laat ook niemand denken, dat het er niet veel toe doet welke plaats het Oude Testa ment in de gemeente heeft Als het zijn eigen plaats niet heeft wordt het Christendom een 'geestelijke' aangele genheid, die zich bij de eerste de bes te gelegenheid met je reinste heiden dom verzwagert Als het Oude Testa ment zijn eigen plaats in de kerk wel heeft dan wordt het christelijk leven niet zo maar een beetje maar he- lemóól concreet en levensecht met al le spanningen, die dat oproept, en dan drijven synagoge en kerk ook niet verder uit elkaar dan ze in de af gelopen tijd al uit elkaar gedreven zijn. In. 1235 verscheen te Düsseldorf een dik boek onder de titel Und die Bibel hat doch recht. Het was geschreven door de publicist Werner Keller, een niet-tlieoloog. Bij H. J. Paris te Amsterdam kwam bet daarop volgende jaar de Nederlandse vertaling uit Men kent de titel: De bijbel heeft toch gelijk; de wetenschap bewijst de historische juistheid. De beroep3tlieologen toonden zich met deze verdediging van bet christelijk geloof niet gelukkig. Men verweet de schrijver een voorgewende wetenschappelijkheid. Ook syinpa- tliisanten vonden het spreken over 'de wetenschap en 'de' histo rische juistheid te veel van het goede. We beschikken nu ook over het spie gelbeeld van Keilers goedbedoelde apologie. De uitgever van het Duitse weekblad Der Spiegel Rudolf Aug- stein, die als jongen misdienaartje is geweest, evenmin theoloog als Keiler, heeft een eveneens dikke anti- apologie geschreven, die verleden jaar onder de titel Jesus Menschensohn te München is uitgekomen. Niemand minder dan Dra. M. G. Schenk heeft voor een voortreffelijke Nederlandse vertaling gezorgd, die onder de titel Jezus Mensenzoon bij H. Meulenhoff te Baam het licht heeft gezien (inclu sief noten en register 335 dichtbe drukte bladzijden, prijs ƒ24.50). Hier in wordt gesteld dat de bijbel toch ongelijk heeft; de wetenschap ontkent de historische juistheid. Ik herinner me na de oogbedervende lectuur niet dat Augstein het boek van Keiler noemt; in de literatuurlijst komt het niet voor. Augstein zal het boek wel kennen, maar het niet de moeite waard hebben gevonden. werk. Toch zou men positief over de ze onderneming kunnen oordelen, want wie neemt tegenwoordig nog de moeite zijn persoonlijke beslissing te gen Jezus of de kerk verstandelijk te funderen?' Wat betreft het zich de nodige moeite getroosten, kan men de redactie van Speling eveneens prijzen. Niet minder dan vijftien academici hebben aan dit dubbele nummer (uitg. H Gianotten b.v. Tilburg, 232 blz ƒ11.50) meege werkt. in woord en beeld. Wat ook hier treft is de behoefte achter de Christusfiguur van de rooms-katholie- kc en ook van de protestantse traditie terug te gaan op Jezus en zijn bood schap. Men wil achter de kerkelijke verheerlijking teruggaan op de verne dering en het lijden, achter de hiërati- sche (tot heiligheid en onaantastbaar heid verstijfde) Christus op de mense lijke Jezus, achter de kerkleer op wat er aan feitelijkheid na te speuren of te vermoeden is. Ook hier wordt aan de niet-theologisch geschoolde lezer een overvloed van informatie ver strekt. Maalstroom Wie wil geloven met open ogen, zal er niet van buiten kunnen deze maal stroom van informatie over zich te la ten heengaan. De moeilijkheid is dat de geleerden het onderling zo weinig, of helemaal niet eens zijn. Augstein kan maar met moeite het nee-schud dende hoofd boven de theologische wateren houden. Hij ondermijnt zijn geloofwaardigheid, wanneer hij bij voorbeeld de apostelen (behalve Pau lus) analfabeten met een slecht ge heugen noemt. De antieke mens was allesbehalve een suf gelezen intellectu eel en kon drommels goed onthouden. In 1928 vertelde een 90-jarige man mij een gesprekje uit 1848, toen hij als tienjarig jongetje in het Rotter damse Burgerweeshuis werd opgeno men. En dat met de hele locale kleur, woordkeus en dialect die erbij te pas kwamen. Ik schrijf dit in 1973 hon derdvijfentwintig jaar na dato! Legen devorming kan op vrij korte termijn plaatsvinden, maar bij het spreken over gemeente-theologie dient men (meer) rekening te houden met on uitwisbare indrukken van ooggetui gen, die juist in hun ouderdom ge beurtenissen van een halve eeuw te rug en meer tot in details konden na vertellen. Augstein laat slechte geheu gens met een rijke fantasie samen gaan; een psycholoog moet maar uit maken of dit mogelijk is. En dan is er voor de belangstellende leek de kwestie van invloed. Die zaak is mij uit literatuur en kunst overbe kend. Wie vrijwel alles uit invloeden wil verklaren heeft ook zichzelf en zijn theorie grotendeels wegver- klaard, want men wil toch niet beweren zelf boven alle invloeden te staan? Er is in kunst en cultuur, en ook in de religie, niets blijvends als het niet te ruggaat op elementen van oorspronke lijkheid, van het verrassende van het unieke. Zelfs de evolutionist heeft te rekenen met mogelijke, sprongsgewij ze mutatie. Creatieve impulsen zijn de hartslag van het leven. Beide boeken bieden 'een doorkijkje naar wat in een bepaalde tijd de ge moederen beweegt, naar datgene waarvoor men gevoelig is' (Speling, blz. 67). Bruno Borchert zegt het daar. sprekende over bestsellers, maar dit geldt evenzeer voor het voortreffe lijk samengestelde, op wetenschappe lijk niveau staande dubbelnummer van het genoemde tijdschrift. Beide hier aangekondigde boeken vallen on der de rubriek 'Jezus (Christus) in het tijdsbeeld.' Dit markeert hun in formatieve waarde en tevens hun on vermijdelijke beperking. Cartoon uit het hier besproken nummer van het tijdschrift Speling. Verwijten Zoals te verwachten was, verwijten ook in dit geval de vaktheologen aan Augsteins moeizaam tot stand geko men zwaargewichtprodukt pseudo-we- tenschappelijkheid. De evenals Aug stein rooms opgevoede theoloog Fons Dobbelaer zegt er in het tijdschrift Speling, nummer 2-3 september 1973, vijfentwintigste jaargang waarop ik straks nog terugkom het volgende van: 'In het lijvige boekwerk Jesus- Menschensohn wil de auteur blijkbaar zijn ongenoegen over religie en kerk van zich afschrijven. Hij zegt, dat hei niet zijn bedoeling is het bestaan van een man genaamd Jezus te bestrijden die door zijn afwijkend gedrag onder Pontius Pilatus ter dood werd ge bracht. De schrijver wil achterhalen hoe het religieuze idee gegroeid is, waardoor de figuur Christus kon ont staan. Een eigenlijk 'leven van Jezus' wordt het dus niet. Zijn bedoeling is na te gaan met welk recht de christe lijke kerken zich beroepen op een Je zus, die zo nooit bestaan heeft, op een leer die hij zó nooit uitgesproken heeft, op een goddelijk zoonschap waarop hij zich nooit beroepen heeft. Dat klinkt als een enorm serieus ge stelde opgave, maar het noodzakelijk wetenschappelijke inzicht in de bron nen en hun ontsluitingsmogelijkhe den ontbraken blijkbaar om dót waar te maken. Niet echter ontbraken hem fantasie, naïviteit, ironie en skepsis. Zo ontstaat natuurlijk geen meester- (ADVERTENTIE) Waarheid en Eenheid Orgaan voor hel gereformeerd leven, Uitg. Karssen. Bodegraven, (vraagt proefnummer) Dan stond meneer Dinges op.. Meneer Dinges (hij leeft niet meer, maar ik noem zijn naam toch niet) had de rotsvaste over tuiging dat zijn succes in zaken voor een niet gering deel hier aan te danken was dat hij zich altijd zorgvuldig op de hoogte stelde van de godsdienstige ge zindheid van zijn onderhorigen. Aan iedere sollicitant vroeg hij: en tot welk kerkgenootschap behoort u? Wanneer iemand in alle eenvoud verklaarde dat-ie hervormd was, ge beurde er iets bijzonders. Dan stond meneer Dinges op, deed zijn handen op z'n rug en informeerde op vader lijk-gestrenge toon: hoe hervormd? In de regel wist het slachtoffer niets anders uit te brengen dan: ge woon hervormd. Daar kon meneer Dinges niet mee uit de voeten, dat kon immers van alles betekenen. En daarom pakte hij zijn speciale vra genlijstje voor hervormden: hoe vaak ga je naar de kerk? Welke krant lezen ze bij jou thuis? Welk omroepblad? Weet je ook welke par tij ze stemmen? Wanneer de vragen naar genoegen beantwoord waren, vulde hij bijvoorbeeld in: meele vend, waarmee hij gereformeerde bonders en confessionelen in énen te pakken had. want het verschil tussen één of geen gezang 's zondags in de kerk vond hij voor zakelijke affaires te verwaarlozen. Heel vaak werd het: ethisch, wat voor hem persoonlijk 'gewoon hervormd' was en waarvan dominee-dichter dr. W. Barnard een treffende omschrijving gaf in zijn opstel 'Van vaders- en moederszijde', toen hij zijn geestelij ke komaf aldus weergaf: door A. J. Klei In elk geval was heel die merkwaar dige familie christelijk-historisch van 'grondsoort', de NCRV in de ether en ethisch-irenisch in de kerk, op een oom na die Bavinck en De Standaard las en mij leerde sigaren roken. Het derde wat meneer Dinges wel eens moest invullen was: niet-meele- vend. Vroeger schreef hij: vrijzin nig; niaar hij had later in ethische mildheid bedacht dat er best ook wel eens vrijzinnigen konden wezen die wèl meeleefden. Bij gereformeer den had hij al deze rompslomp niet nodig, je noteerde: gereformeerd, en je wist wat voor vlees je in de kuip had. Twee maal naar de kerk, NCRV, anti-revolutionair, VU-busje, enfin de hele bups. Net zoals die oom van dominee Barnard. Als meneer Dinges nu nog leefde zou hij ook gereformeerde solicitan- ten aan een nader onderzoek moeten onderwerpen. Hoe gereformeerd, zou hij vragen en hij zou geen genoegen nemen met: gewoon gereformeerd. Als hij een handige secretaresse zou hebben, zou die ongetwijfeld zijn komen aandraven met een stelling van de onlangs in Delft gepromo veerde ingenieur dr. J. Blaauwen draad. Onder de stellingen die hij bij zijn proefschrift voegde, vind je namelijk deze: Het toenemend gebruik van het ad jectief (bijvoeglijk naamwoord) 're formatorisch' in de naam van publi caties en verenigingen is een aan wijzing te meer dat 't herkennings teken gereformeerdaan betekenis heeft ingeboet. Reformatorisch dagblad, reformatori sche hulpverleningen waarom zou je dan de mensen van Schrift en getuigenis en het confessioneel gere formeerde beraad niet reformato- risch-gereformeerd noemen? Je blijft natuurlijk zitten met de midden groep, die niet te dit en niet te dat is. Hoe duid je die lui aan? Trou wens, met degenen die links van hen opgesteld staan, zijn we ook niet klaar. Augustijnianen zou fraai klinken, maar ik vermoed dat de Amsterdamse kerkhistoricus er toch niet compleet gelukkig mee zou zijn. Vrijzinnig-gereformeerden zou niet zo ver bezijden de waarheid zijn, maar daar schrikken gereformeerde oren nog zo van. ik heb in stilte de mensen van gemeente-toerusting wel eens de rol toebedacht van een vere niging van vrijzNu ja, maar wie zou moeten verklaren dat hij ge reformeerde gemeente-toeruster is, maakt gauw een pedante indruk. Nee, dat is het dus niet Enfin, zo stapelen de kerkelijke problemen zich op. Overigens moet ik de heer Blaau wendraad erop wijzen, dat het woord 'reformatorisch' niet alleen gebruikt wordt vanwege het verble ken van de aanduiding 'gerefor meerd', maar ook wel eens omdat 'gereformeerd' nog te zeer stond voor actieve kerkelijk-gereformeer- den. De Vrije Universiteit in Ara- sterdam is met het woord 'reformato risch' aan de gang gegaan toen de gedachte maar niet wijken wilde dat de VU een gereformeerd bolwerk :s, waar je als niet-gereformeerde di rect onder de voet gelopen wordt. RUBEN ij Opnieuw geeft de stervende J gjr blijk allerminst geïmponeerd te jjj door het hoge milieu waarin hij toeft. Hij ontbiedt, als een vorst, zonen. De schrijver, de man die ;n laatste hand in gehad heeft, kaiter zocht worden in de tijd van Saljus Dan krijgen de voorzeggingen van aartsvader ook de kleur van de^£ stand waarin de stammen zich iie tijd bevinden. Waar de vaak mi wj( ling overgeleverde spreuken ophojj en de vormgeving begint is niet uit te maken. In ieder geval gaa t0 er in Genesis 49 niet om dat de vj, vende Jakob op de valreep nog d nj5 ve der waarzegging krijgt. Er i,js< in deze spreuken een stuk heili ua soms onheilshistorie door. In hetjs. ste gedeelte van de spreuk word uitgesproken over de betekenis vj eerstgeborene, de oudste. Hij i eersteling en alszodanig de voon M Hl DE BIJBEL HEEFT TOCH (ON)CELIJK ste en in wie de vader zijn kracht in zekere zin belichaamd Maar dan volgt er een ongunstig! spraak. Is de stam van Ruben ii. tijd in betekenis afgenomen? Hi de voornaamste niet zijn. Een (hartelijk dank) wees mij op I J nieken 5 vers 1 en 2, waar deze den verduidelijkt worden: het eei re boorterecht is van hem afgenomt ar. aan de zonen van Jozef geko s! Waarom? Hij heeft zich (zie G« 35 vers 22) vergrepen aan Bilh slavin van Rachel en daarmee greep naar de macht gedaan. So pi gen denken: uit vrees dat de Cl rechten hem zouden ontgaan doéjl. Jozef, Rachels kind, Jakobs lievUJ was. Deze daad van usurpatie niet en Jakob ziet de tijd komeilE! er van Rubens 'voornaamheid' (lilw schap van de clan) niet veel zalirsi overgebleven. Het is een bekend ge' tief in deze geschiedenissen. De mi geborene wordt voorbijgegaan. Op e wij, menselijkerwijs onze verwac en stellen, die faalt. Het heil komt em een andere, onverwachte kant efldat in Gods vrijmacht, in zijn beslij dij Hij is God. Hij, en dat is de ai ro kant van zijn groot vertrouwe ;es ons, laat het ook gelukkig weerkki aan ons over. Het heil valt ni< te' ons te bouwen en op onze verwal ooi gen. Er loopt een rode draad va D lofte en genade door deze verh Een draad die wij mogelijk wel :ed uit het oog verliezen, maar die gjiati kig toch te opvallend is om ons den van onzekerheid en twijfel nijmo ontgaan. (Genesis 29, 1-4). hu eli -in bei NED. HERV. KERK Bedankt voor Winterswijk (toez.» A. Drcst te Lemmer; voor Reeii J. L. W. Koppenhol te Huizen. GEREF. KERKEN (VRIJG.)] Beroepen te Breda en Almkerk/f™" kendam: H. Volkers, kand. te Om CHR. GEREF. KERKEN Beroepen te Rijnsburg: P. Beel te Noordeloos; te Hamilton (Can. J. Klein Onstenk te Maassluis. GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Werkendam: J. Mi' Hardinxveld. Bedankt voor Utrecht; J. van H te Amersfoort. GEREF. KERKEN Overleden:: drs H. Z. de Mildt em. pred. te Den Haag. Was pred er te Oostburg, Spijkenisse en te f"T kum. Prof. dr. C. J. de Vogel AMSTERDAM In een publik ons blad Is van de actief hoogl mejuffrouw dr. C. J. de Vogel t rechte gezegd dat zij emeritus I doceert nog steeds wljsbcgeert de rijksuniversiteit te Utrecht. (ADVERTENTIE) nu in de boekhandel het nieuwe boek van Doroihee Sölle Oekumene-paperback - 8,90 ita uitgave van Bosch Keuning

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 2