H
125,-
spectrum
wereldatlas
spectrum
reis-en vakantieatlas
I
I
I
H Loket en
Olympus
Geweld in soorten
UW/KWARJTET ZAlTEiRjDAG 24 NOVEMBER 1973
KUNST T17/K17
angs is van Marnix Gijsen
A. Goris, Antwerpen 1899)
bundel verbalen versche-
onder de titel 'De
Ie God Pan'. De verhalen
ten dele autobiografisch.
5 ervan zijn jeugdverhalen,
indere zijn geschreven in het
er van zijn huidige om-
ing, zoals de uitgever ons
weten.
nix Gijsen is doctor in de
hiedeniswetenschap; hij is tijdens
aatste grote oorlog diplomaat
;est in Belgische dienst en wel in
herenigde Staten; hij is docent in
'en geweest en hoogleraar in New
Maar bovenal moet men hem
als auteur van romans,
pankelijk rooms-katholiek, brak
ia de laatste oorlog met zijn
of en werd hij een ironische
:us, die realistisch schreef. Zijn
te romans doen hem kennen als
stoïcijn, als iemand die zonder
e verwachting toch trouw blijft
zijn humanistische
lovertuiging.
wijfeld behoort hij tot de zeer
üge Nederlandstalige auteurs van
jldniveau. Dat bewijst hij
euw met de verhalen die hij als
grote God Pan' heeft doen
oven. Zowel van de jeugdverhalen
le verhalen die later ontstaan
is het thema de geslachtelijke
e. Maar dat op één uitzondering
waarop ik terugkom. Ik moet
en. dat ik de verhalen met groot
tegen gelezen heb. Ik heb genoten
Gijsens taalgebruik, van zijn
ekere schildering van de milieus
door J. van Doorne
Mnso\
Hfctwi
Marnix Gijsen
waarin zijn figuren verkeren. Het
doet er niet toe of die figuren
burgermensen zijn, arbeiders of
prostituées. Ze zijn allen levensecht.
En dan is er de altijd enigszins
trieste spot, het vage verdriet om het
leed van de mensen. Vlijmscherp weet
hij zijn figuren te tekenen, maar hij
doet dat, althans in deze verhalen,
nergens liefdeloos. Maar die deernis,
dat mededogen, ligt er niet dik op;
integendeel. Het is soms, alsof hij
zich schaamt voor zijn liefde. Ach,
alles is immers ijdelheid.
Symbolisch
Het laatste verhaal, 'De grote God
Pan' vertelt van een korte
liefdesverhouding die een
intellectueel op leeftijd heeft met een
jonge danseres. Aan de in feite
onmogelijke verhouding komt een
einde doordat de jonge danseres als
ze een dionysische dans uitvoert op
een door maanlicht overgoten trans
van de Acropolis te Athene naar
beneden stort en de dood vindt.
Zo ogenschijnlijk een enigszins dwaas-
romantisch verhaal. Maar dat is het
toch niet. Het verhaal is veeleer
symbolisch. Jeugd is niet terug te
halen. Men kan nóch zo hunkeren
naar jeugd, naar prille verrukking, de
gemiste kans is onherroepelijk gemist,
maar nooit sterft het
verlangen naar wat jong is,
wild en schoon. Het slot van het
verhaal is cynisch: de op leeftijd
zijnde geleerde huwt tenslotte een
rijke, er nog goed uitziende weduwe.
In dit verhaal brengt de berustende
ironicus Gijsen, de romantische, de
droom beminnende Gijsen om hals.
Het verhaal dat mij echter het meest
ontroerd heeft, is niet een
liefdesverhaal. Het heet 'In
memoriam Mohammed Ali'. Het
verhaal vertelt van de ontmoetingen
die een in Seattle, in de staat
Washington studerende Europeaan
heeft met kleurlingen. Weer terug in
Europa ontmoet hij een Pakistaan,
die als kind naar Oeganda gereisd
was, daar tot welstand en aanzien
gekomen was en het land was uitgezet
met achterlating van zijn vermogen.
De man is 52 jaar en tracht ergens
het recht te veroveren, te mogen
wonen. Hij is een bekwaam vakman,
een man zonder strafregister. Hij is
gezond en wil werken. Maar hij krijgt
geen verblijfsvergunning en ook niet
een werkvergunning. Zijn Engels
paspoort is in Oeganda verscheurd.
Kort en goed, hij is niemand meer.
Machteloos
De 'ik' van het verhaal, een
invloedrijk man, tenminste dat denkt
hij te zijn, trekt zich het lot van de
Pakistaan aan. Hij gaat talloze
instanties af, hij schrijft brieven naar
vele nationale en internationale
bureau's. Niets helpt. De ene
instantie verwijst hen naar de andere.
Hij wordt van het kastje naar de
muur gestuurd. Het eind is, dat de
invloedrijke man moet erkennen,
machteloos te zijn ten opzichte van de
officiële instanties, ten opzichte van
de bureaucratie. Alle rechten van de
mens ten spijt, rechten officieel
erkend door de meeste naties, heeft
de mens Mohammed Ali geen rechten.
Hij bestaat niet. Hij is er niet.
Hoogstens is hij een ongewenste
vreemdeling. En die worden, alweer
de mensenrechten ten spijt, over de
grens gezet, om in het andere land
weer te worden gevangen en
opgejaagd. Geen plaats voor de
vreemdeling, geen plaats voor een
waardevol mens.
Gijsen heeft het verhaal, dat eindigt
met de zelfmoord van de Pakistaan,
op sobere wijze verteld. Maar juist
die soberheid is van een wrangheid,
die je het slikken moeilijk maakt. Nu
kan men zeggen, dat het toch maar
goed is, dat een man als Gijsen op
het lot van de ontheemden de
aandacht vestigt.
Reglementen
Vergeet het maar. Dat Gijsen dit
doet, is van geen enkele betekenis.
Enkele duizenden zullen zijn verhaal
lezen. Een deel van hen zal bewogen
worden; een nog kleiner deel zal dat
enkele weken blijven. Maar wat heeft
dat voor invloed? Het heeft geen
enkele invloed. De grote massa wordt
niet bereikt en al was dat wèl zo, dan
zou er nóg niets gebeuren. Men kan
wetten veranderen, zij het met veel
moeite. Maar wie is bij machte
reglementen te veranderen? Er moet
nu eenmaal orde zijn in een
samenleving; in een bureaucratisch
geregeerd land (en welk land is dat
niet?) heersen geen mensen, maar
artikelen en beschikkingen. De
rechten van de mens bestaan alleen
op papier.
Dat is de bittere conclusie waartoe
men komt na het lezen van Gijsens
verhaal. De dichter verliest het van
de ambtenaar. De Olympus van het
loket. De liefde van het reglement.
Marnix Gijsen: 'De grote God Pan'.
Bij Nijgh Van Ditmar te
Rotterdam en Den Haag. Gebonden.
Aantal bladzijden 128. Prijs 18.90.
LEZER
ORDELE
ELF...
(or G. Kruis
e rol, die Sint Nicolaas in het openbare leven
fleelt, wordt steeds intensiever. Vroeger was hp er
een voor kinderen en werd hij bij voorkeur door
ders, warenhuizen en poffertjeskramen geëx-
>iteerd. Nu ligt dat allemaal heel anders. Er is
h zeer officiële intocht van de enig echte Sinter-
las en er zijn ontvangsten op raadhuizen waar-
n geen burgemeester zich kan of durft ont-
kken.
VOI
ia>'
ion:
in de kunst is de goedheiligman
onbekende meer. Zo zijn er dit
weer vele galeries en zelfs enkele
ea, die wat hun exposities betreft
lld mijter in hun schild voeren. En
vel er bij dergelijke verkoopexpo-
s meermalen ook rekening gehou-
wordt met de iets smallere beurs,
Jrijs van iets werkelijk goeds loopt
'do al gauw te veel op voor iemand,
alleen maar een 'aardigheidje' in
hoofd had.
tze gevallen kunnen boeken over
een uitkomst zijn. Er verscheen
^afgelopen maanden weer een zeer
BJrieerde collectie. Voor iedere lief
ier zal daar zeker iets bij zijn.
:en, zo merk je, die dikwijls een
legeling zijn van hetgeen zich de
•te tijd, een beetje royaal geno-
in die wonderlijke wereld der
it afspeelde. Wat dan weer een af-
ling is van het menselijk doen
aten.
en
!s| rein
,r ïernieuwde, zij het voor mijn ge-
nogal eens gefrustreerde, belang
ing v~ir allerlei vormen van
,n lek bijvoorbeeld, die de deuren
de van de qiuffe kelders, waar ze-
vormen van symbolische en alle-
•che schilderkunst (toch kennelijk
voorgoed) waren opgeborgen. In
ingen werd een jaar geleden zo'n
instelling gehouden, van Duitse
ukten uit die tijd. 'Het Geheim'
te die expositie en de samenstel-
waarschuwden al van te voren de
ekers, dat ze zich wellicht zouden
ren aan het getoonde. Want:
er nu hangt, daarvan heeft hij al-
geleerd, da» het er niet hoort te
en.' 'n Geëxalteerde, mystieke
pathetische dramatiek, die in
1i instantie belachelijk aandeed,
waarvan je je toch, als 't puntje
't paaltje kwam, een beroerd en
ukt gevoel kreeg. Alsof er iets op
»erde, iets druiperigs, iets onreins.
ss* dit soort kunst, maar dan in in»
wi ationail verband, handelt Philip-
edjullian's boek 'Decadente dromers,
alistische schilders- uit de jaren
(De Haan, Bussum, 39.50).
puur literaire benadering van
inderdaad uitermate broeierig de-
P nt tijdvak, meer vervallen dan
igyjnd, en alleen in zoverre interes-
omdat het vooral in de meer
ilaire kunstliteratuur een niet
e uitputtend behandelde periode
eft.
M overigens nu haar invloeden weer
elijk doet gelden. Het, wat men
ger noemde, surrealisme, houdt
Binder de noemer fantastisch rea-
He ('n veel betere verzamelnaam)
Ir vele jonge kunstenaars bezig,
pek dus daarover, van Jean-Claude
fbert. 'Het fantastisch realisme, 40
fjpese schilders van de verbeel-
I' i Forumboekerij, 's-Gravenhage,
po
Afzijdigheid
V' i X
v" r i
En evenals het vorige boek begint dat
met een soort veroordeling van de im
pressionisten, van hun verrukkelijke,
wezenlijk schilderachtige probleem-
loosheid vooral. Zij zijn het geweest,
aldus inleider Mare Thivolet, 'die een
kloof hebben geschapen tussen de vi
sie als momentopname en de visie als
duurzaam gezichtspunt van de kunste
naars die zich beriepen op het 'reële'.
Door de verschillende stemmingen
van een landschap weer te geven
in het licht van een bepaald jaarge
tijde, van een bepaald uur hebben
de impressionisten afbreuk gedaan
aan de identiteit van hun object, aan
een identiteitsbesef dat reeds duizen
den jaren in de menselijke geest
wortelt.'
Maar goed, een boek dus over veertig
schilders in volgorde van hun leeftijd,
waarbij, zoals in het voorwoord ge
steld wordt, de afbeeldingen voor
zichzelf moeten spreken en dat daar
om de tekst alleen maar informatie
geeft over de kunstenaars. Geen be
schouwingen dus, of analyses over
hun werk: 'De lezer oordele zelf.
Uit Het fantastisch realisme": een tekening van de Fransman Gourmelin.
halen, zou je kunnen zeggen, bijzon
der soepel uit het Frans vertaald door
Frédérique van der Velde. Hynckes
had oorspronkelijk deze korte impres
sies nog enigszins willen bewerken,
maar tijdens de voorbereiding van het
boekje, begin van dit jaar, overleed
hij.
Erg fijne schetsen, die je in één ruk
uitleest, herinneringen aan vrienden,
en de omgeving waar ze leefden, ju
weeltjes van sfeertekening vaak, sub
tiele omschrijvingen van stadsbeelden
en landschappen, een wat weemoedig
terugblikken, met plotselinge felle en
agressieve uitvallen tegen wat volgens
hem mis was in de maatschappij.
Realistisch
De tekst op het omslag van dit boekje
is van Pyke Koch en omdat we toch
nog steeds in de 'realistische' sfeer
zitten is het misschien nuttig ook nog
even te attenderen op het ai wat lan
ger geleden verschenen, erg goed ver
zorgde biek (ook van de Arbeider
spers, 39.50), dat Carel Blotkamp
schreef over de uiterst persoonlijke
kunst van deze unieke schilder. Een
zeer diepgaande beschouwing, die
voor minder diepgaande beschouwers
de verluchting biedt van een vijftigtal
reprodukties, waarvan twaalf in kleur.
Heel iets anders nu. Bij Contact, Am
sterdam (en gelijktijdig bij vele ande
re Amerikaanse en Europese uitge
vers) verscheen het (eerste) 'Jaarboek
over nieuwste kunst en kunstenaars
'73-'74', onder hoofdredactie van W.
Sandberg. Dè Sandberg, 'n overzicht
'van wat de voorhoede maakt' 25).
Een internationale uitgave (in 't En
gels) waar aan de hand van meer dan
300 illustraties (50 in kleur) een idee
gegeven wordt van de nieuwste ont
wikkelingen in de hedendaagse kunst
Wat dan wel precies die nieuwste
kunst is, werd uitgemaakt door vijf
tien vooraanstaande deskundigen,, die
ieder een land voor hun rekening na
men. De kunstenaars, die ze selecteer
den mochten zelf aangeven hoe zij
hun werk gepubliceerd wilden zien.
Teksten en commentaren, als die er
zijn, werden door de kunstenaars zelf
verzorgd.
Een 'Documenta' in boekformaat,
werk van 53 merendeels jonge kunste
naars uit 18 landen, in alfabetische
volgorde dit keer, een overzicht, waar
van je alleen maar kunt zeggen, wat
Sandberg er van zegt: 'De kunstenaars
zelf laten zien wat ze te zeggen heb
ben. Niemand anders zal het verkla
ren. Oordeel voor uzelf!'
Een voorbeeldje over die afzijdigheid.
Over Delvaux zegt de schrijver: Ten
einde het eeuwige vertrek, de eeuwi
ge vlucht uit de dagelijkse werkelijk
heid nog indringender te kunnen op
roepen confronteert Delvaux ons met
een trein, die tot doel heeft ons in te
prenten dat er reizen naar heel wat
gebieden aan gene zijde van dit on
dermaanse mogelijk zijn.' Dit zei Del
vaux er zelf eens van: 'Toen ik een
jongetje was, speelde ik in Ottignies
stationschef. Ik hield dus van treinen,
dat is de hele verklaring.' De lezer
oordele zelf.
Verder een boek vol boeiende, (tech
nisch) knappe, vreemde en bizarre vo
gels, bekend en (nog) onbekend, met
als Nederlandse vertegenwoordigers
M. C Escher (die je inderdaad wel een
fantastische realist kunt noemen, al
had hij zich misschien in dit gezel
schap niet al te best thuisgevoeld),
Carel Willink, Diana Vandenberg, Ma-
rinus Fuit, Corstiaan de Vries, Bas
Kloens en Anneke Kuyper. Een beetje
willekeurige keuze misschien, maar
'tging om een indruk en trouwens,
een dergelijk overzicht kan, hoe uitge
breid ook, toch nooit volledig zijn. Al
les bij elkaar toch nog zo'n 200 over
't algemeen uitstekende afbeeldingen
in zwart-wit en 20 in kleur.
Ik blijf nog even in de buurt. Van de
schilder Raoul Hynckes, terecht niet
opgenomen in het hiervoor genoemde
boek, al is hij dan geruime tijd voor
'magisch' doorgegaan, verscheen een
bundel korte schetsen in de reeks
'Privé-Domein' van de Arbeiderspers,
Amsterdam 18.50), 'De vrienden
van middernacht'. 'Geschilderde' ver-
fADVERTENTIE
i
Ze liggen nü bij de boekhandel:
èn de grootste èn de volledigste
in ongeëvenaarde uitvoering.
W
feestelijke landengids met
foto's en kaarten in kleur.
waardevolle geschenken
Scène nit "Fat Garrett en Billy the Kid".
door dr. H. S. Visscher
Een van de grote thema's van de moderne film is het geweld.
Hetgeen, helaas, erg begrijpelijk is, want liet geweld beheerst
ook onze huidige werkelijkheid. Er zijn mensen die beweren,
dat dat laatste hoofdzakelijk een gevolg is van het eerste. Maar
met evenveel recht kan men dat omkeren en ervan uitgaan dat
de film niet anders doet dan tot uitdrukking brengen wat er in
onze tijd leeft en omgaat.
Geweld doet zich voor in velerlei
vormen en in grote veelvormig
heid. Zo is er naast de bloedige ge
welddadigheid ook het psychische
geweld, of ook het structurele ge
weld, dat veelal onzichtbaar blijft
en alleen in.uiterste noodsituaties
aan de dag treedt. De moderne
film heeft zich met de verschillen
de vormen en achtergronden van
het geweld intensief beziggehou
den en deze in zijn beste voort
brengselen diepgaand geanalyseerd.
Zo'n film was Peckinpah's 'Straw
dogs', die een hele scala van inter
menselijke relaties in het gewelds-
proces blootlegde. Natuurlijk is
geweld altijd een sterk filmthema
geweest. Uiterlijk geweld is een
beweeglijk, dynamisch gegeven en
de film had, zeker in zijn vroegere
jaren, juist sterk beweeglijke the
ma's nodig. De 'western' is daar
waarschijnlijk het meest kenmer
kende prototype van. Maar daar
naast is de 'western', in handen
van een goed regisseur, veel meer
gaan betekenen. Peckinpah's The
Wild Bunch' staat altijd nog en
niet ten onrechte model als
prototype van een ongeremde ge-
weldsorgie, maar het opvallende is
dat die film anderzijds ook vele
momenten kent van een grote ver
stilling, van lyrische bewogenheid
en tederheid en vooral van nos
talgie.
Verraad
Een deel van die elementen vindt
men terug in zijn film 'Pat Carrett
and Billy the Kid', waarin zoals in
vele films van deze regisseur, een
relatie tussen twee mannenfiguren
wordt afgetast Beide titelhelden
zijn vrijbuiters en piraten geweest
waarbij de oudere 'Pat' voor Billy
waarschijnlijk een soort vaderfi
guur geweest is. In de film zelf
wordt daar expliciet een toespeling
op gemaakt Maar op een gegeven
moment wil Garrett zichzelf veilig
stellen voor de naderende oude
dag en neemt een benoeming als
sheriff aan. Die benoeming brengt
mee dat hij zijn voormalige mak-
kéf moet wegwerken op last van
de burgerij in wier dienst hij nu
getreden is. Aanvankelijk geschiedt
dat nog met open vizier: Garrett
zoekt the Kid op en zegt hem dat
hij moet maken dat hij met een
paar dagen weg is, want dat hij
anders gearresteerd en veroordeeld
zal worden. Natuurlijk gaat dat
niet allemaal zo gemakkelijk. Billy
wordt gearresteerd, ontsnapt weer
en de rest van de film is ge
wijd aan Garretts niet aflatende
achtervolging van the Kid. Het
wordt daarbij steeds duidelijker
dat er in die twee gestalten een
duidelijke symboliek zit: the Kid is
in uiterlijk en optreden een zeer
onbevangen en argeloze vrijbuiter,
over wiens misdaden niets bekend
wordt, maar wiens buitenmaat
schappelijkheid duidelijk afgezet
wordt tegen de in de verstarde or
de der establishment ingetreden
Garrett. Garrett verloedert zicht
baar tijdens die achtervolging. Zijn
geweld is geen middel meer, maar
een doel getuige de scène in
het hotel waar hij zonder noodzaak
en uit pure machtswellust een
paar anderen terroriseert. En als
hij tenslotte the Kid terugvindt, is
er geen sprake meer van een ge
vecht met open vizier: een gevecht
in de open 'western'-stijl, de ultie
me gèwelddadige uiteenzetting tus
sen twee mannen, maar een groe
zelige, lafhartige moord waarin the
Kid geen enkele kans heeft. Heel
typerend trekje: Garrett schiet, na
de moord, op de spiegel, waardoor
hij zijn eigen spiegelbeeld tegelijk
aan gruzelementen schiet. Kid wós
in feite het spiegelbeeld van Gar
rett: de film gaat in wezen over
het verraad dat de in de gevestig
de orde -ingetreden mens pleegt
aan degeen die hij óók was de
zorgeloze vrijbuiter en levensgenie
ter.
Pas als men de film ziet als het in
nerlijke drama van de in zichzelf
gespleten mens wordt de 'aarze
ling',- worden de lange, nostalgi
sche perioden waarin alleen maar
'gewacht' wordt, duidelijker. Na
tuurlijk levert Pekcinpah de toe
schouwer 'geweld': met een shot
van ten hoogste een halve seconde
weet hij net als in 'Straw dogs'
een bloedigheid te suggereren
die honderd schietpartijen in ande
re 'westerns' verre overtreft. Maar
het is geen geweld om het geweld.
Er zit een 'filosofie' achter. Ge
weld is de wijze waarop men el
kaar ontmoet, notie van elkaar
heeft, 'contact' met elkaar maakt.
Er zit een prachtige, vreemde pas
sage in de film, die dat illustreert:
als Garrett ergens aan een rivier
oever zit, komt opeens een bijna
surrealistisch bootje voorbijdrijven
met een landverhuizend gezin.
Twee 'werelden' gl;jden langs el
kaar heen en de enige manier
waarop ze contact maken is die
van het geweld. Over en weer wor
den 'saluutschoten' gewisseld, die
gevaarlijk en eventueel dodelijk
kunnen zijn.
Zakelijk
Hoe heel anders is het geweld in
Zinnemans 'De dag van de jak
hals'. Leden van de O.A.S. huren
een beroepsmoordenaar in, om een
aanslag op De Gaulle te plegen. De
film is het verslag van de zakelijke
en zorgvuldige voorbereidingen
van de moordenaar: een heldere,
kwieke en actieve jongeman wie
men zijn 'beroep' niet afziet en die
zijn 'job' zonder enige persoonlijke
betrokkenheid uitvoert. Zinneman
heeft zijn film met opzet heel hel
der, zakelijk en clean gehouden.
Op de mislukte aanslag op De
Gaulle na, heel in het begin van
de film, komt er tot vlak voor het
einde practisch geen bloedige ge
welddadigheid voor. De mensen
die de moordenaar uit de weg
ruimt, verdwijnen veelal geruis
loos. Soms zelfs elliptisch, bijv. in
de passage waarin de gastheer van
de moordenaar via de t.v. diens
ware identiteit verneemt, terwijl
hij in de keuken staat. De moorde
naar loopt uit de kamer naar de
keuken toe, terwijl de ander hem
verbijsterd aankijkt. Beiden ver
dwijnen in de keuken. Er is geen
enkel geluid en de camera blijft
statisch op de deuropening gericht
tot de moordenaar daar weer ver
schijnt. Koel, onpersoonlijk en on
zichtbaar zo speelt het geweld
zich veelal af.
Nog griezeliger is het geweld in
Lindsay Andersons 'O lucky man',
waarin de hoofdpersoon Mal
colm McDowell, uit 'Clockwork
Orange' bij toeval belandt bij
een science fictionachtig militair
proefterrein, daar gearresteerd
wordt en dan onderworpen wordt
door twee keurige, zakelijke amb
tenaren, die van de voorbijgaande
buffetjuffrouw twee kopjes thee in
ontvangst nemen en hun suiker
omroeren, terwijl bij de gevangene
tegenover hen de elektroden voor
het 'verhoor' worden aangelegd.
Andersons film is een nogal lang
uitgerekte belangwekkende, doch
zeer onbehaaglijke film, maar dit
fragment spande in onbehaaglijk
heid de kroon door dat aspect van
'ambtelijkheid' en de bijna-sleur
waarin zich dat alles voltrekt De
film is een soort van allegorie, een
soort van 'pelgrimsreize', maar
niet naar de eeuwigheid doch naar
het totale faillissement van het
menselijk bestaan als zodanig. De
bovenbeschreven scène is een mijl
paal op die weg, waar je niet om
heen kunt: de anonimiteit van het
geweld.
Hitier
Niet anoniem is natuurlijk het in
fernale geweld dat Hitier tot z'n
laatste levensdag ten behoeve van
zijn 'Götterdammerung' blijft aan
richten vanuit zijn Berlijnse bun
ker, waar hij imaginaire legerkorp
sen in de strijd werpt, komman
danten afzet of bevordert en zijn
orders uitvaardigt. Men kan het al
les zien in de film 'Hitier: de laat
ste tien dagen' een film waarin
Alec Guinness Hitler op een angst
aanjagend authentieke manier
opnieuw tot leven laat komen. Het
is uiteraard een nogal stati
sche film, want alles speelt zich af
ln de bunker. Men verzekert, dat
er veel research gedaan is voor het
maken van die film. Dat is duide
lijk merkbaar: de krankzinnige
psychologie van die onvoorspelbare
situatie wordt heel duidelijk de
persoonlijke psychologie van Hitier
wordt door Guinness meesterlijk
aan de dag gebracht. En het ge
weld is er heel onwezenlijk gewor
den. Terwijl de bominslagen steeds
dichterbij klinken, viert Hitier zijn
verjaardag 'in intieme kring",
snoept slagroom, houdt eindeloze
monologen, knutselt aan een ma
quette van een nieuw operahuis in
Linz. In de bunker is er geen
zichtbaar geweld dan alleen de de
gradatie en de executie van een
deserterende officier. Maar wel is
er een jongetje van de Hitlerju-
gend, dat met zijn 'kameraden*
door Hitler is ingezet om bij de
Spree de aanval van de Russen te
gen te houden.Het jongetje
krijgt een IJzeren Kruis opgespeld
èn een handdruk van Hitler, die
hem vervolgens weer snel naar de
frontlinie terugzendt.Niet ano
niem, dit geweld, maar wel ver
schrikkelijk abstract geworden. De
afstand tussen dader en slachtof
fers is onwezenlijk groot gewor
den. Groter zelfs dan met een tele
scoopvizier te overbruggen is. Gro
ter dan tussen bombardements
vliegtuig en het land eronder.