H 125,- spectrum wereldatlas spectrum reis-en vakantieatlas I I I H Loket en Olympus Geweld in soorten UW/KWARJTET ZAlTEiRjDAG 24 NOVEMBER 1973 KUNST T17/K17 angs is van Marnix Gijsen A. Goris, Antwerpen 1899) bundel verbalen versche- onder de titel 'De Ie God Pan'. De verhalen ten dele autobiografisch. 5 ervan zijn jeugdverhalen, indere zijn geschreven in het er van zijn huidige om- ing, zoals de uitgever ons weten. nix Gijsen is doctor in de hiedeniswetenschap; hij is tijdens aatste grote oorlog diplomaat ;est in Belgische dienst en wel in herenigde Staten; hij is docent in 'en geweest en hoogleraar in New Maar bovenal moet men hem als auteur van romans, pankelijk rooms-katholiek, brak ia de laatste oorlog met zijn of en werd hij een ironische :us, die realistisch schreef. Zijn te romans doen hem kennen als stoïcijn, als iemand die zonder e verwachting toch trouw blijft zijn humanistische lovertuiging. wijfeld behoort hij tot de zeer üge Nederlandstalige auteurs van jldniveau. Dat bewijst hij euw met de verhalen die hij als grote God Pan' heeft doen oven. Zowel van de jeugdverhalen le verhalen die later ontstaan is het thema de geslachtelijke e. Maar dat op één uitzondering waarop ik terugkom. Ik moet en. dat ik de verhalen met groot tegen gelezen heb. Ik heb genoten Gijsens taalgebruik, van zijn ekere schildering van de milieus door J. van Doorne Mnso\ Hfctwi Marnix Gijsen waarin zijn figuren verkeren. Het doet er niet toe of die figuren burgermensen zijn, arbeiders of prostituées. Ze zijn allen levensecht. En dan is er de altijd enigszins trieste spot, het vage verdriet om het leed van de mensen. Vlijmscherp weet hij zijn figuren te tekenen, maar hij doet dat, althans in deze verhalen, nergens liefdeloos. Maar die deernis, dat mededogen, ligt er niet dik op; integendeel. Het is soms, alsof hij zich schaamt voor zijn liefde. Ach, alles is immers ijdelheid. Symbolisch Het laatste verhaal, 'De grote God Pan' vertelt van een korte liefdesverhouding die een intellectueel op leeftijd heeft met een jonge danseres. Aan de in feite onmogelijke verhouding komt een einde doordat de jonge danseres als ze een dionysische dans uitvoert op een door maanlicht overgoten trans van de Acropolis te Athene naar beneden stort en de dood vindt. Zo ogenschijnlijk een enigszins dwaas- romantisch verhaal. Maar dat is het toch niet. Het verhaal is veeleer symbolisch. Jeugd is niet terug te halen. Men kan nóch zo hunkeren naar jeugd, naar prille verrukking, de gemiste kans is onherroepelijk gemist, maar nooit sterft het verlangen naar wat jong is, wild en schoon. Het slot van het verhaal is cynisch: de op leeftijd zijnde geleerde huwt tenslotte een rijke, er nog goed uitziende weduwe. In dit verhaal brengt de berustende ironicus Gijsen, de romantische, de droom beminnende Gijsen om hals. Het verhaal dat mij echter het meest ontroerd heeft, is niet een liefdesverhaal. Het heet 'In memoriam Mohammed Ali'. Het verhaal vertelt van de ontmoetingen die een in Seattle, in de staat Washington studerende Europeaan heeft met kleurlingen. Weer terug in Europa ontmoet hij een Pakistaan, die als kind naar Oeganda gereisd was, daar tot welstand en aanzien gekomen was en het land was uitgezet met achterlating van zijn vermogen. De man is 52 jaar en tracht ergens het recht te veroveren, te mogen wonen. Hij is een bekwaam vakman, een man zonder strafregister. Hij is gezond en wil werken. Maar hij krijgt geen verblijfsvergunning en ook niet een werkvergunning. Zijn Engels paspoort is in Oeganda verscheurd. Kort en goed, hij is niemand meer. Machteloos De 'ik' van het verhaal, een invloedrijk man, tenminste dat denkt hij te zijn, trekt zich het lot van de Pakistaan aan. Hij gaat talloze instanties af, hij schrijft brieven naar vele nationale en internationale bureau's. Niets helpt. De ene instantie verwijst hen naar de andere. Hij wordt van het kastje naar de muur gestuurd. Het eind is, dat de invloedrijke man moet erkennen, machteloos te zijn ten opzichte van de officiële instanties, ten opzichte van de bureaucratie. Alle rechten van de mens ten spijt, rechten officieel erkend door de meeste naties, heeft de mens Mohammed Ali geen rechten. Hij bestaat niet. Hij is er niet. Hoogstens is hij een ongewenste vreemdeling. En die worden, alweer de mensenrechten ten spijt, over de grens gezet, om in het andere land weer te worden gevangen en opgejaagd. Geen plaats voor de vreemdeling, geen plaats voor een waardevol mens. Gijsen heeft het verhaal, dat eindigt met de zelfmoord van de Pakistaan, op sobere wijze verteld. Maar juist die soberheid is van een wrangheid, die je het slikken moeilijk maakt. Nu kan men zeggen, dat het toch maar goed is, dat een man als Gijsen op het lot van de ontheemden de aandacht vestigt. Reglementen Vergeet het maar. Dat Gijsen dit doet, is van geen enkele betekenis. Enkele duizenden zullen zijn verhaal lezen. Een deel van hen zal bewogen worden; een nog kleiner deel zal dat enkele weken blijven. Maar wat heeft dat voor invloed? Het heeft geen enkele invloed. De grote massa wordt niet bereikt en al was dat wèl zo, dan zou er nóg niets gebeuren. Men kan wetten veranderen, zij het met veel moeite. Maar wie is bij machte reglementen te veranderen? Er moet nu eenmaal orde zijn in een samenleving; in een bureaucratisch geregeerd land (en welk land is dat niet?) heersen geen mensen, maar artikelen en beschikkingen. De rechten van de mens bestaan alleen op papier. Dat is de bittere conclusie waartoe men komt na het lezen van Gijsens verhaal. De dichter verliest het van de ambtenaar. De Olympus van het loket. De liefde van het reglement. Marnix Gijsen: 'De grote God Pan'. Bij Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en Den Haag. Gebonden. Aantal bladzijden 128. Prijs 18.90. LEZER ORDELE ELF... (or G. Kruis e rol, die Sint Nicolaas in het openbare leven fleelt, wordt steeds intensiever. Vroeger was hp er een voor kinderen en werd hij bij voorkeur door ders, warenhuizen en poffertjeskramen geëx- >iteerd. Nu ligt dat allemaal heel anders. Er is h zeer officiële intocht van de enig echte Sinter- las en er zijn ontvangsten op raadhuizen waar- n geen burgemeester zich kan of durft ont- kken. VOI ia>' ion: in de kunst is de goedheiligman onbekende meer. Zo zijn er dit weer vele galeries en zelfs enkele ea, die wat hun exposities betreft lld mijter in hun schild voeren. En vel er bij dergelijke verkoopexpo- s meermalen ook rekening gehou- wordt met de iets smallere beurs, Jrijs van iets werkelijk goeds loopt 'do al gauw te veel op voor iemand, alleen maar een 'aardigheidje' in hoofd had. tze gevallen kunnen boeken over een uitkomst zijn. Er verscheen ^afgelopen maanden weer een zeer BJrieerde collectie. Voor iedere lief ier zal daar zeker iets bij zijn. :en, zo merk je, die dikwijls een legeling zijn van hetgeen zich de •te tijd, een beetje royaal geno- in die wonderlijke wereld der it afspeelde. Wat dan weer een af- ling is van het menselijk doen aten. en !s| rein ,r ïernieuwde, zij het voor mijn ge- nogal eens gefrustreerde, belang ing v~ir allerlei vormen van ,n lek bijvoorbeeld, die de deuren de van de qiuffe kelders, waar ze- vormen van symbolische en alle- •che schilderkunst (toch kennelijk voorgoed) waren opgeborgen. In ingen werd een jaar geleden zo'n instelling gehouden, van Duitse ukten uit die tijd. 'Het Geheim' te die expositie en de samenstel- waarschuwden al van te voren de ekers, dat ze zich wellicht zouden ren aan het getoonde. Want: er nu hangt, daarvan heeft hij al- geleerd, da» het er niet hoort te en.' 'n Geëxalteerde, mystieke pathetische dramatiek, die in 1i instantie belachelijk aandeed, waarvan je je toch, als 't puntje 't paaltje kwam, een beroerd en ukt gevoel kreeg. Alsof er iets op »erde, iets druiperigs, iets onreins. ss* dit soort kunst, maar dan in in» wi ationail verband, handelt Philip- edjullian's boek 'Decadente dromers, alistische schilders- uit de jaren (De Haan, Bussum, 39.50). puur literaire benadering van inderdaad uitermate broeierig de- P nt tijdvak, meer vervallen dan igyjnd, en alleen in zoverre interes- omdat het vooral in de meer ilaire kunstliteratuur een niet e uitputtend behandelde periode eft. M overigens nu haar invloeden weer elijk doet gelden. Het, wat men ger noemde, surrealisme, houdt Binder de noemer fantastisch rea- He ('n veel betere verzamelnaam) Ir vele jonge kunstenaars bezig, pek dus daarover, van Jean-Claude fbert. 'Het fantastisch realisme, 40 fjpese schilders van de verbeel- I' i Forumboekerij, 's-Gravenhage, po Afzijdigheid V' i X v" r i En evenals het vorige boek begint dat met een soort veroordeling van de im pressionisten, van hun verrukkelijke, wezenlijk schilderachtige probleem- loosheid vooral. Zij zijn het geweest, aldus inleider Mare Thivolet, 'die een kloof hebben geschapen tussen de vi sie als momentopname en de visie als duurzaam gezichtspunt van de kunste naars die zich beriepen op het 'reële'. Door de verschillende stemmingen van een landschap weer te geven in het licht van een bepaald jaarge tijde, van een bepaald uur hebben de impressionisten afbreuk gedaan aan de identiteit van hun object, aan een identiteitsbesef dat reeds duizen den jaren in de menselijke geest wortelt.' Maar goed, een boek dus over veertig schilders in volgorde van hun leeftijd, waarbij, zoals in het voorwoord ge steld wordt, de afbeeldingen voor zichzelf moeten spreken en dat daar om de tekst alleen maar informatie geeft over de kunstenaars. Geen be schouwingen dus, of analyses over hun werk: 'De lezer oordele zelf. Uit Het fantastisch realisme": een tekening van de Fransman Gourmelin. halen, zou je kunnen zeggen, bijzon der soepel uit het Frans vertaald door Frédérique van der Velde. Hynckes had oorspronkelijk deze korte impres sies nog enigszins willen bewerken, maar tijdens de voorbereiding van het boekje, begin van dit jaar, overleed hij. Erg fijne schetsen, die je in één ruk uitleest, herinneringen aan vrienden, en de omgeving waar ze leefden, ju weeltjes van sfeertekening vaak, sub tiele omschrijvingen van stadsbeelden en landschappen, een wat weemoedig terugblikken, met plotselinge felle en agressieve uitvallen tegen wat volgens hem mis was in de maatschappij. Realistisch De tekst op het omslag van dit boekje is van Pyke Koch en omdat we toch nog steeds in de 'realistische' sfeer zitten is het misschien nuttig ook nog even te attenderen op het ai wat lan ger geleden verschenen, erg goed ver zorgde biek (ook van de Arbeider spers, 39.50), dat Carel Blotkamp schreef over de uiterst persoonlijke kunst van deze unieke schilder. Een zeer diepgaande beschouwing, die voor minder diepgaande beschouwers de verluchting biedt van een vijftigtal reprodukties, waarvan twaalf in kleur. Heel iets anders nu. Bij Contact, Am sterdam (en gelijktijdig bij vele ande re Amerikaanse en Europese uitge vers) verscheen het (eerste) 'Jaarboek over nieuwste kunst en kunstenaars '73-'74', onder hoofdredactie van W. Sandberg. Dè Sandberg, 'n overzicht 'van wat de voorhoede maakt' 25). Een internationale uitgave (in 't En gels) waar aan de hand van meer dan 300 illustraties (50 in kleur) een idee gegeven wordt van de nieuwste ont wikkelingen in de hedendaagse kunst Wat dan wel precies die nieuwste kunst is, werd uitgemaakt door vijf tien vooraanstaande deskundigen,, die ieder een land voor hun rekening na men. De kunstenaars, die ze selecteer den mochten zelf aangeven hoe zij hun werk gepubliceerd wilden zien. Teksten en commentaren, als die er zijn, werden door de kunstenaars zelf verzorgd. Een 'Documenta' in boekformaat, werk van 53 merendeels jonge kunste naars uit 18 landen, in alfabetische volgorde dit keer, een overzicht, waar van je alleen maar kunt zeggen, wat Sandberg er van zegt: 'De kunstenaars zelf laten zien wat ze te zeggen heb ben. Niemand anders zal het verkla ren. Oordeel voor uzelf!' Een voorbeeldje over die afzijdigheid. Over Delvaux zegt de schrijver: Ten einde het eeuwige vertrek, de eeuwi ge vlucht uit de dagelijkse werkelijk heid nog indringender te kunnen op roepen confronteert Delvaux ons met een trein, die tot doel heeft ons in te prenten dat er reizen naar heel wat gebieden aan gene zijde van dit on dermaanse mogelijk zijn.' Dit zei Del vaux er zelf eens van: 'Toen ik een jongetje was, speelde ik in Ottignies stationschef. Ik hield dus van treinen, dat is de hele verklaring.' De lezer oordele zelf. Verder een boek vol boeiende, (tech nisch) knappe, vreemde en bizarre vo gels, bekend en (nog) onbekend, met als Nederlandse vertegenwoordigers M. C Escher (die je inderdaad wel een fantastische realist kunt noemen, al had hij zich misschien in dit gezel schap niet al te best thuisgevoeld), Carel Willink, Diana Vandenberg, Ma- rinus Fuit, Corstiaan de Vries, Bas Kloens en Anneke Kuyper. Een beetje willekeurige keuze misschien, maar 'tging om een indruk en trouwens, een dergelijk overzicht kan, hoe uitge breid ook, toch nooit volledig zijn. Al les bij elkaar toch nog zo'n 200 over 't algemeen uitstekende afbeeldingen in zwart-wit en 20 in kleur. Ik blijf nog even in de buurt. Van de schilder Raoul Hynckes, terecht niet opgenomen in het hiervoor genoemde boek, al is hij dan geruime tijd voor 'magisch' doorgegaan, verscheen een bundel korte schetsen in de reeks 'Privé-Domein' van de Arbeiderspers, Amsterdam 18.50), 'De vrienden van middernacht'. 'Geschilderde' ver- fADVERTENTIE i Ze liggen nü bij de boekhandel: èn de grootste èn de volledigste in ongeëvenaarde uitvoering. W feestelijke landengids met foto's en kaarten in kleur. waardevolle geschenken Scène nit "Fat Garrett en Billy the Kid". door dr. H. S. Visscher Een van de grote thema's van de moderne film is het geweld. Hetgeen, helaas, erg begrijpelijk is, want liet geweld beheerst ook onze huidige werkelijkheid. Er zijn mensen die beweren, dat dat laatste hoofdzakelijk een gevolg is van het eerste. Maar met evenveel recht kan men dat omkeren en ervan uitgaan dat de film niet anders doet dan tot uitdrukking brengen wat er in onze tijd leeft en omgaat. Geweld doet zich voor in velerlei vormen en in grote veelvormig heid. Zo is er naast de bloedige ge welddadigheid ook het psychische geweld, of ook het structurele ge weld, dat veelal onzichtbaar blijft en alleen in.uiterste noodsituaties aan de dag treedt. De moderne film heeft zich met de verschillen de vormen en achtergronden van het geweld intensief beziggehou den en deze in zijn beste voort brengselen diepgaand geanalyseerd. Zo'n film was Peckinpah's 'Straw dogs', die een hele scala van inter menselijke relaties in het gewelds- proces blootlegde. Natuurlijk is geweld altijd een sterk filmthema geweest. Uiterlijk geweld is een beweeglijk, dynamisch gegeven en de film had, zeker in zijn vroegere jaren, juist sterk beweeglijke the ma's nodig. De 'western' is daar waarschijnlijk het meest kenmer kende prototype van. Maar daar naast is de 'western', in handen van een goed regisseur, veel meer gaan betekenen. Peckinpah's The Wild Bunch' staat altijd nog en niet ten onrechte model als prototype van een ongeremde ge- weldsorgie, maar het opvallende is dat die film anderzijds ook vele momenten kent van een grote ver stilling, van lyrische bewogenheid en tederheid en vooral van nos talgie. Verraad Een deel van die elementen vindt men terug in zijn film 'Pat Carrett and Billy the Kid', waarin zoals in vele films van deze regisseur, een relatie tussen twee mannenfiguren wordt afgetast Beide titelhelden zijn vrijbuiters en piraten geweest waarbij de oudere 'Pat' voor Billy waarschijnlijk een soort vaderfi guur geweest is. In de film zelf wordt daar expliciet een toespeling op gemaakt Maar op een gegeven moment wil Garrett zichzelf veilig stellen voor de naderende oude dag en neemt een benoeming als sheriff aan. Die benoeming brengt mee dat hij zijn voormalige mak- kéf moet wegwerken op last van de burgerij in wier dienst hij nu getreden is. Aanvankelijk geschiedt dat nog met open vizier: Garrett zoekt the Kid op en zegt hem dat hij moet maken dat hij met een paar dagen weg is, want dat hij anders gearresteerd en veroordeeld zal worden. Natuurlijk gaat dat niet allemaal zo gemakkelijk. Billy wordt gearresteerd, ontsnapt weer en de rest van de film is ge wijd aan Garretts niet aflatende achtervolging van the Kid. Het wordt daarbij steeds duidelijker dat er in die twee gestalten een duidelijke symboliek zit: the Kid is in uiterlijk en optreden een zeer onbevangen en argeloze vrijbuiter, over wiens misdaden niets bekend wordt, maar wiens buitenmaat schappelijkheid duidelijk afgezet wordt tegen de in de verstarde or de der establishment ingetreden Garrett. Garrett verloedert zicht baar tijdens die achtervolging. Zijn geweld is geen middel meer, maar een doel getuige de scène in het hotel waar hij zonder noodzaak en uit pure machtswellust een paar anderen terroriseert. En als hij tenslotte the Kid terugvindt, is er geen sprake meer van een ge vecht met open vizier: een gevecht in de open 'western'-stijl, de ultie me gèwelddadige uiteenzetting tus sen twee mannen, maar een groe zelige, lafhartige moord waarin the Kid geen enkele kans heeft. Heel typerend trekje: Garrett schiet, na de moord, op de spiegel, waardoor hij zijn eigen spiegelbeeld tegelijk aan gruzelementen schiet. Kid wós in feite het spiegelbeeld van Gar rett: de film gaat in wezen over het verraad dat de in de gevestig de orde -ingetreden mens pleegt aan degeen die hij óók was de zorgeloze vrijbuiter en levensgenie ter. Pas als men de film ziet als het in nerlijke drama van de in zichzelf gespleten mens wordt de 'aarze ling',- worden de lange, nostalgi sche perioden waarin alleen maar 'gewacht' wordt, duidelijker. Na tuurlijk levert Pekcinpah de toe schouwer 'geweld': met een shot van ten hoogste een halve seconde weet hij net als in 'Straw dogs' een bloedigheid te suggereren die honderd schietpartijen in ande re 'westerns' verre overtreft. Maar het is geen geweld om het geweld. Er zit een 'filosofie' achter. Ge weld is de wijze waarop men el kaar ontmoet, notie van elkaar heeft, 'contact' met elkaar maakt. Er zit een prachtige, vreemde pas sage in de film, die dat illustreert: als Garrett ergens aan een rivier oever zit, komt opeens een bijna surrealistisch bootje voorbijdrijven met een landverhuizend gezin. Twee 'werelden' gl;jden langs el kaar heen en de enige manier waarop ze contact maken is die van het geweld. Over en weer wor den 'saluutschoten' gewisseld, die gevaarlijk en eventueel dodelijk kunnen zijn. Zakelijk Hoe heel anders is het geweld in Zinnemans 'De dag van de jak hals'. Leden van de O.A.S. huren een beroepsmoordenaar in, om een aanslag op De Gaulle te plegen. De film is het verslag van de zakelijke en zorgvuldige voorbereidingen van de moordenaar: een heldere, kwieke en actieve jongeman wie men zijn 'beroep' niet afziet en die zijn 'job' zonder enige persoonlijke betrokkenheid uitvoert. Zinneman heeft zijn film met opzet heel hel der, zakelijk en clean gehouden. Op de mislukte aanslag op De Gaulle na, heel in het begin van de film, komt er tot vlak voor het einde practisch geen bloedige ge welddadigheid voor. De mensen die de moordenaar uit de weg ruimt, verdwijnen veelal geruis loos. Soms zelfs elliptisch, bijv. in de passage waarin de gastheer van de moordenaar via de t.v. diens ware identiteit verneemt, terwijl hij in de keuken staat. De moorde naar loopt uit de kamer naar de keuken toe, terwijl de ander hem verbijsterd aankijkt. Beiden ver dwijnen in de keuken. Er is geen enkel geluid en de camera blijft statisch op de deuropening gericht tot de moordenaar daar weer ver schijnt. Koel, onpersoonlijk en on zichtbaar zo speelt het geweld zich veelal af. Nog griezeliger is het geweld in Lindsay Andersons 'O lucky man', waarin de hoofdpersoon Mal colm McDowell, uit 'Clockwork Orange' bij toeval belandt bij een science fictionachtig militair proefterrein, daar gearresteerd wordt en dan onderworpen wordt door twee keurige, zakelijke amb tenaren, die van de voorbijgaande buffetjuffrouw twee kopjes thee in ontvangst nemen en hun suiker omroeren, terwijl bij de gevangene tegenover hen de elektroden voor het 'verhoor' worden aangelegd. Andersons film is een nogal lang uitgerekte belangwekkende, doch zeer onbehaaglijke film, maar dit fragment spande in onbehaaglijk heid de kroon door dat aspect van 'ambtelijkheid' en de bijna-sleur waarin zich dat alles voltrekt De film is een soort van allegorie, een soort van 'pelgrimsreize', maar niet naar de eeuwigheid doch naar het totale faillissement van het menselijk bestaan als zodanig. De bovenbeschreven scène is een mijl paal op die weg, waar je niet om heen kunt: de anonimiteit van het geweld. Hitier Niet anoniem is natuurlijk het in fernale geweld dat Hitier tot z'n laatste levensdag ten behoeve van zijn 'Götterdammerung' blijft aan richten vanuit zijn Berlijnse bun ker, waar hij imaginaire legerkorp sen in de strijd werpt, komman danten afzet of bevordert en zijn orders uitvaardigt. Men kan het al les zien in de film 'Hitier: de laat ste tien dagen' een film waarin Alec Guinness Hitler op een angst aanjagend authentieke manier opnieuw tot leven laat komen. Het is uiteraard een nogal stati sche film, want alles speelt zich af ln de bunker. Men verzekert, dat er veel research gedaan is voor het maken van die film. Dat is duide lijk merkbaar: de krankzinnige psychologie van die onvoorspelbare situatie wordt heel duidelijk de persoonlijke psychologie van Hitier wordt door Guinness meesterlijk aan de dag gebracht. En het ge weld is er heel onwezenlijk gewor den. Terwijl de bominslagen steeds dichterbij klinken, viert Hitier zijn verjaardag 'in intieme kring", snoept slagroom, houdt eindeloze monologen, knutselt aan een ma quette van een nieuw operahuis in Linz. In de bunker is er geen zichtbaar geweld dan alleen de de gradatie en de executie van een deserterende officier. Maar wel is er een jongetje van de Hitlerju- gend, dat met zijn 'kameraden* door Hitler is ingezet om bij de Spree de aanval van de Russen te gen te houden.Het jongetje krijgt een IJzeren Kruis opgespeld èn een handdruk van Hitler, die hem vervolgens weer snel naar de frontlinie terugzendt.Niet ano niem, dit geweld, maar wel ver schrikkelijk abstract geworden. De afstand tussen dader en slachtof fers is onwezenlijk groot gewor den. Groter zelfs dan met een tele scoopvizier te overbruggen is. Gro ter dan tussen bombardements vliegtuig en het land eronder.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 17