'Mensen blijven kinderen,
vooral in het theater'
Laatste(?) musical
\AnnieM.G. Schmidt
Hén
ïhool
wr
lie
vaalf-
'jftien-
irigen'
Publiek lachte
vroeger sneller
■fste echte
ierimenten
arschijnlijk
i in 1975
Ruimere opzet van
proefnemingen
wenselijk geacht
OT/KWiARTET ZATERDAG 27 OKTOBER 1973
BINNENLAND
T17/K17
Boor'Leo Kleyn
I'pe schrijfmachine staat erbij alsof er nooit meer een letter op
retikt zal kunnen worden. In werkelijkheid is er weinig aan de
I tander waren alleen maar wat problemen met het lint, zodat
11c kap even verwijderd moest worden. De mare dat Annie
III. G. Schmidt voor het laatst een musical heeft geschreven,
inoet op een misverstand berusten.
Ie conclusie blijkt wat voorbarig te
lijn. De vooral bij kinderen en
.luisvrouwen gevierde schrijfster
jjan verstrooiende teksten maakt
duidelijk dat de weg naar het
J neater met meer dan alleen een
jphrijfmachine is geplaveid. Zeker
Ijij de opvoering van een musical
ijomt zoveel kijken, dat je wel van
leer kapitaalkrachtigen huize moet
Ifijn, wil je dat allemaal kunnen
'iekostigen. Een producent moet er
Iptijd rekening mee houden dat het
Jjr niet helemaal uitkomt, wegens
Ijebrek aan belangstelling van het
.ubliek bijvoorbeeld.
•jroducent John J. de Crane, de
Ipdrachtgever van Annie M. G.
Ilchmidt, heeft geruime tijd geleden
Ij laten weten dat het hem
Ijitbreekt aan voldoende kapitaal
lm de aan de opvoering van een
husical verbonden risico's te
ijmen. Wat hem betreft, zo luidde
in sombere boodschap, is het na
'fat een planeet' afgelopen. Hoewel
ilk misbaar natuurlijk mede door
kelijke overwegingen kan zijn
(gegeven (nu of nooit meer, denkt
et publiek, en spekt de kassa), zegt
auteur van 'Wat een planeet'
illedig de mening van haar
roducent te delen dat zonder
ubsidie of garantie van de overheid
e musical verder wel kan worden
ergeten. De hoop dat John de
rane wat al te zwartgallig is, slaat
'j goeddeels de bodem in.
iemand, zegt ze, zal zich nog aan
e produktie van een musical
agen. Koor, ballet, technische
istallaties en wat er verder
llemaal aan te pas komt, het is zo
uur geworden dat een producent al
auw drie ton verliest als de
pvoering de mist in gaat.
.espottelijk', vindt ze, 'dat voor
liets dat zo Nederlands is, geen
ïbsidie wordt gegeven, of een soort
irantie, zodat je kunt bijven
'aaien'.
e vertelt dat ze de kwestie
idertijd eens heeft aangekaart op
ministerie van CRM, samen met
phn de Crane. De inmiddels
^pensioneerde directeur-generaal
h Jan Hulsker, met wie ze
iraken, toonde veel begrip voor
un noden, maar liet nooit meer
its van zich horen. Het verbaast
aar, die nonchalance: 'De mensen
inden het zalig, verrukkelijk. Een
iusical past toch ook veel meer bij
,eze tijd dan een Duitse operette.
Iet is zonde dat dat in Nederland
liet geanimeerd wordt'.
inder zulke omstandigheden ben je
pht geneigd er de brui aan te
even, ook als leverancier van de
èdjes en teksten. Annie M. G.
chmidt schildert de verschrikkingen
ie haar deel zijn: 'Dat het geen
ïcces heeft, en zo'n man drie ton
piest, dat is een doodgriezelig
evoel. Er zijn bij een musical
Ituurlijk een heleboel mensen
{(trokken, maar er is toch niemand
je het zo vreselijk aan den lijve
lelt als ik. Het is iets waar je van
ikker ligt'. En, op de vraag of het
?e
hl
auteurschap nou werkelijk zulke
ernstige gevolgen heeft: 'Ja, echt.
Nachtmerries heb ik er soms van'.
Alsof het nog niet erg genoeg is,
worden de bange nachten ook nog
voorafgegaan door zenuwslopende
avonden. Voordat 'Wat een planeet'
op vrijdag 9 november in het
Amsterdamse theater Carré in
première gaat, worden er
voorstellingen gegeven in wat in
Amsterdam nog steeds de provincie
wordt genoemd. Annie M. G.
Schmidt is geregeld onder de
bezoekers van die
proefvoorstellingen te vinden, maar
van plezierige uitstapjes is geen
sprake. 'Ik erger me kapot', zegt ze.
'Je ziet dan allerlei dingen die je
zou willen veranderen. Soms kan
het nog, maar lang niet altijd. Dan
zou een onderdeel zo gewijzigd
moeten worden, dat het van de
regisseur niet meer mag. Dat ik dat
dan wil, is natuurlijk puur
egoïstisch, dat is eigen roem, hoor'.
Je vraagt je af waar een mens zin
in heeft. En je doet dat helemaal,
als je hoort dat dat mens ook nog
eens onder schier bovenmenselijke
druk de scheppingsdaad heeft
moeten verrichten. Terwijl ze nog
geen letter op papier had staan, wist
Annie M. G. Schmidt al dat te
eniger tijd het doek zou opgaan in
een zaal vol mensen die hoge
verwachtingen van haar werk
zouden hebben en die voor
negatieve reclame, en daarmee voor
een debacle zouden zorgen als het
resultaat van het gezwoeg beneden
die verwachtingen zou blijven. Pas
achter de schrijfmachine besefte ze
ten volle wat ze op het spel had
gezet, toen ze, ongeveer een jaar
geleden nu, positief reageerde op
het verzoek van John de Crane
('van hem is het ook een hobby')
een derde musical (na 'Heerlijk
duurt het langst' en 'En nu naar
bed') te schrijven.
Wat bezielt een mens?
Annie M. G. Schmidt antwoordt
laconiek: 'Ja, ik ben een beetje gek,
een beetje theatergek. Als ik veertig
of dertig jaar jonger was, dan zou
ik ook regisseren. Ik ben er nu te
oud voor, dat is een vak dat je moet
leren. Om regie-aanwijzingen te
kunnen geven, moet je zelf ook
kunnen acteren'. En Hugo Claus of
Lodewijk de Boer dan? Die treden
toch ook op als regisseur, hoewel ze
geen acteur zijn? Dat is waar,
beaamt Annie M. G. Schmidt, maar
zij zou het niet kunnen: 'Nee,
niemand zou toch iets van me
aannemen?' De glimlach waarmee ze
het zegt. mag vertederend worden
genoemd.
Haar jongste beslommeringen met
het theater hebben de vroegere
directrice van een bibliotheek en
journaliste weer tijdelijk naar
Nederland doen terugkeren. Vorig
jaar heeft ze het eens landelijke
Zuidhollandse plaatsje Berkel
verlaten om zich met haar man* de
chemicus P. D. van Duyn,
metterwoon te vestigen in Zuid-
eigenlijk altijd voor kinderen'. Ze is
het daar volstrekt mee eens. 'Het is
heel kinderlijk wat ik schrijf. Het
gaat dan wel, zoals in 'En nu naar
bed', over erotiek, éex, liefde, topics
voor grote mensen, maar het is
geschreven met de instelling voor
kinderen. De mensen blijven
kinderen, vooral jn het theater'.
Als John de Crane niet te veel heeft
.gezégd en het na 'Wat een planeet'
voor Annie' M. G. Schmidt afgelopen
is met dat theater, zal ze weer volop
de belangen'van de echte kinderen
kunnen behartigen. Ze is trouwens
toch van plan binnenkort weer eens
een kinderboek te gaan schrijven.
Wellicht komt ook de televisie weer
aan bod, al vindt ze dat 'een
verslindend monster'.
De schrijfster van 'Pension
Hommeles' en 'Ja zuster, nee
zuster' zegt: 'Voopdat je aan een
televisieserie begint, moet je wel
donders goed in de gaten hebben
wat je gaat doen. De mensen zijn zo
verwend aan alle kanten. Wat wil
je? Ze worden doodgegooid met die
Amerikaanse series. Vroeger hoefde
je maar 'kiekeboe' te schrijven, ik
zeg maar wat, of de mensen lachten
al. Het is nu veel moeilijker het
publiek bezig te houden'.
Misschien blijven het toch alleen
maar kinderboeken. Ten slotte hoeft
ze niet meer om den brode te
schrijvén, zoals vroeger, toen ze
noodgedwongen haar talent mede in
dienst van de commercie stelde. Uit
die tijd dateren ook de lezingen die
ze met collega Simon Carmiggelt
voor boekverkopers- en
huisvrouwenverenigingen hield. Van
Carmiggelt is bekend dat hij zich
slechts op die bijeenkomsten
vertoonde om zijn belastingschulden
te kunnén delgen. Hoewel ook
Annie M. G. Schmidt de honoraria
niet versmaadde, begon het gebabbel
over de humor in de Nederlandse
lettèrkunde haar pas op den duur
de keel uit te hangen.
'Ik was er trots op dat ik dat met
Simon samen mocht doen. Dat was
een eer, hoor. Het streelde mijn
ijdelheid. Maar ik heb het afgeleerd
om dat leuk te vinden. Het was
mijn vak niet. Ik begon de mensen
vervelend te vinden, en mensen zijn
niet vervelend. Je moest steeds
maar weer boekjes signeren. Ach,
wilt u erbij zetten: voor Kareltje, op
z'n vijfde verjaardag? Barst met je
Kareltje, dacht ik ten slotte. Maar
Kareltje is best lief.
Het leven dat ze nu leidt is heel
wat mooier: ze werkt in de tuin bij
haar Franse huis, en geniet van de
zon en het buitenleven. Kranten
kijkt ze niet in; de boze wereld is
ver weg. Maar lang achter elkaar
houdt ze dat toch niet uit, bekent
ze. Dan koopt ze toch (veer kranten,
of gaat ze toch weer een poosje naar
Nederland, ondanks alles door
heimwee gedreven.
Het gerucht dat Annie M. G.
Schmidt haar laatste musical heeft
geschreven, zou toch wel eens op
een misverstand kunnen berusten
Ten slotte staat het allerminst bij
voorbaat vast dat 'Wat een planeet'
een rampzalige onderneming wordt.
Wie zegt dat John de Crane dan
niet opnieuw last krijgt van zijn
hobby? Met de schrijfmachine is
weinig aan de hand. Misschien hoeft
het lint niet eens verwisseld te
worden.
f Aukje Holtrop
'iet Hagen
AMSTERDAM Het is gemak-
kelijk te zeggen dat. er een
middenschool moet komen dan te
vertellen hoe die er dan uit moet
zien. Zelfs het begin van een be
perkt aantal 'proefnemingen'
heeft zoveel voeten in de aarde,
dat minister Van Kemenade de
eerste echte experimenten waar
schijnlijk moet uitstellen tot
1975.
Als we praten over een midden
school bedoelen we een school voor
alle twaalf- tot vijftienjarigen. Een
school dus die direct aansluit bij de
basisschool en waar alle kinderen, on
geacht hun aanleg, zonder verdere
voor-selectie naar toe gaan. Tijdens de
middenschool blijven zij zoveel moge
lijk bij elkaar in de oorspronkelijke
groep. Wel zal er in de loop der jaren
een steeds grotere variatie ontstaan
doordat alle leerlingen de kans krij
gen zich naar eigen aanleg te ontwik
kelen. Door de verschillende keus van
vakken en door het verschil in tempo
en niveau zullen de leerlingen die
van de middenschool af komen later
ook verschillende wegen inslaan
Dat is dus een middenschool. Het re
cept om hiermee eens wat te experi
menteren lijkt makkelijk te schrijven.
Minister Van Kemenade stelt het zich
zo voor: binnenkort benoemt hij een
vernieuwings-commissie die de proef
nemingen met de middenschool moet
opzetten en begeleiden. Het is vrijwel
zeker dat de heer H. J. Jacobs, direc
teur van het algemeen pedagogisch
studiecentrum, voorzitter van die
commissie wordt. Korte tijd later (ho
pelijk december) wil de minister dan
tien scholen aanwijzen die waarschijn
lijk in 1975 met experimenten mogen
beginnen. Het zou dan de bedoeling
zijn om drie scholen een volledig en
zeven scholen een gedeeltelijk experi
ment te laten doen.
De politieke druk om hieraan vast te
houden is groot. Minister Van Keme
nade is, zoals elk beginnend minister,
eer voortvarend man en hij heeft zo
vaak gezegd dat het nu tijd wordt om
woorden in daden om te zetten, dat
hij zich verdere vertraging nauwelijks
kan veroorloven.
Veel problemen
Toch weet niemand beter dan Van
Kemenade dat er aan het experiment
H. J. Jacobs
nog tal van problemen vast zitten. De
moeilijkste vraag is wel of je eigen
lijk niet eerst het kleuter- en basison
derwijs moet vernieuwen voordat je
met het voortgezet ondenvijs kunt be
ginnen. Een toch nog op de selectie
van knapperds gerrhte basisschool is
immers niet de beste fundering van
een middenschool. Van Kemenade
heeft serieus overwogen dan maar bij
het kleuter- en basisonderwijs te be
ginnen. Maar hij heeft tenslotte toch
gekozen voor gelijktijdige experimen
ten met basis- én middenschool, om
dat hij begreep dat het middenschool
experiment (al beloofd door staatsse
cretaris Grosheide) politiek geen ver
der uitstel duldt.
Er is trouwens een goed argument om
niet met hervorming van het voortge
zet onderwijs te wachten op de vol
tooiing van de nieuwe basisxhool. De
heer Jacobs: 'Als je wacht blijft het
voortgezet onderwijs zoals het nu is.
Ik ben bang dat de afstand tussen het
vernieuwde basisonderwijs en het ge
lijk gebleven voortgezet onderwijs
dan te groot wordt'.
De heer Jacobs zou wel graag willen
dat de experimenten met de nieuwe
basisschool en met de middenschool
zoveel mogelijk op elkaar worden af
gestemd. Dat zou bijvoorbeeld kunnen
door een proef-middenschool en een
experiment met een nieuwe basis
school in dezelfde wijk te starten.
Vanaf elfde jaar?
De heer Jacobs zou liever nog een
stapje verder gaan en óók een of
meer experimenten willen doen met
een middenschool vanaf het elfde
jaar. Dan trek je de zesde klas van de
Frankrijk, waar van het tweede een
eerste en straks waarschijnlijk enige
huis werd gemaakt. De wbrding van
'Wat een planeet' hangt met die
verhuizing nauw samen.
In een minder 'versteende'
omgeving terecht gekomen, viel het
haar bij haar reizen naar en door
Nederland op, hoe het landschap
hier wordt opgeofferd aan
huizenblokken, wegen, viaducten,
'Alles wat lekker is, verdwijnt door
al die nieuwe uitbreidingen. Kijk
maar naar de Bijlmermeer, naar
Zoetermeer. Ik weet wel dat het
hier nou eenmaal een dichtbevolkt
land is, maar het is toch wel heel
griezelig hoor. Je merkt gewoon dat
we niet zuinig zijn op dat landje
hier'.
Dat wordt, met zo'n thema, dus
geen lachen geblazen straks. 'Het is
hier en daar wat pessimistisch van
toon', geeft Annie M. G. Schmidt
toe. 'Zo fijn is het allemaal niet'.
Desondanks, meent ze, hoeven om
haar jongste creatie geen hete
tranen geplengd te worden. Ook in
'Wat een planeet' is ze zichzelf
trouw gebleven, vindt ze. 'Ik ben
een amusementsmens, niet iemand
die een boodschap te verkondigen
heeft, of een tractaatje te
verspreiden'.
Ze bedoelt daarmee te zeggen dat ze
de boodschap, die ze om de
drommel wel heeft, zo goed
mogelijk probeert te verpakken, zo
goed, dat niemand er iets van
merkt. Mistroostig en bewonderend
tegelijk zegt ze erbij dat regisseur
Paddy Stone, een in Engeland
wonende Canadees, er toch in slaagt
door de verpakking heen te prikken
en de kern bloot te leggen. Een lach
met een traan, zoiets zal het dan
straks wel worden.
Wat het wordt, is overigens ter
beoordeling aan de mevrouw op de
achterste rij van de zaal. Het is die
mevrouw die Annie M. G. Schmidt
bij het schrijven van haar musicals
voor ogen staat. 'Het is de vrouw
van een meneer die bij een groot
bedrijf werkt. Ze gaat met haar man
mee naar de'voorstelling die zo'n
bedrijf organiseert. Ja leuk, zegt ze,
dan zie ik Truus ook weer, dan doe
ik mijn rooie jurk aan, gaan we van
tevoren lekker eten en na afloop
gezellig praten met Truus en Henk.
Het is een uitdaging om zo te
schrijven dat die mevrouw bij dat
alles ook nog geboeid naar het
toneel kijkt. Als je dat probeert,
lukt het vaak ook wel'.
Garmt Stuiveling, vertelt ze, heeft
eens tegen haar gezegd: 'Jij schrijft
basisschool bij de middenschool. De
overgang van de ene naar de andere
school wordt zo een jaar vervroegd en
daardoor hopelijk vergemakkelijkt.
Maar minister Van Kemenade heeft
(in navolging van zijn voorganger
Van Veen) dergelijke grens over
schrijdende experimenten afgewezen.
Of die afwijzing definitief is zal blij
ken als de vernieuwingscommissie aan
het werk gaat.
Als je eenmaal de zesde klas in het
experiment betrekt ligt de volgende
vraag voor de hand. Waarom niet een
experiment met een school voor vier-
tot zestienjarigen? Eventueel naast de
experimenten met een 'gewone' mid
denschool.
Voor zo'n 'continuiteitsschool' is in
derdaad veel te zeggen. De heer Ja
cobs is er eigenlijk wel een voorstan
der van. De heer H. van den Doel, di
recteur van het christelijk pedago
gisch studiecentrum, zou zo'n school
ideaal vinden.
Werkplaats
Zo'n continuiteitsschool bestaat trou
wens al: niet alleen in Zweden (de
negenjarige grund-skola) maar ook in
ons eigen land. De werkplaats in Bilt-
hoven, gesticht door Kees Boeke, cn
de negenjarige Vrije Scholen zijn
voorbeelden die de experimentele fa
se al lang te boven zijn. Toch lijkt
ook al de politieke haast de door
slag te geven. Laten wij nu maar be
ginnen, is de redenering, dan kunnen
we later altijd zien of we niet verder
moeten gaan. Die beslissing is begrij
pelijk, maar dan is het wel zaak dat
de experimenten in primair en secun
dair onderwijs een beetje gelijk op lo
pen. De heer Van den Doel zou daar
om graag gewild hebben dat er één
vernieuwingscommissie was gekomen
in plaats van twee. De protestants
gingen.
Klein eilandje
Een vraag die de heer Jacobs zich
verder stelt is of een groep van tien
scholen niet te klein is. Van die tien
zouden maar drie een volledig experi
ment beginnen. Die drie vormen een
klein eilandje in het voortgezet on
derwijs en het zal moeilijk zijn ande
ren in de etvaring en het enthousias
me te laten delen.
De heer Van den Doel voegt er aan
toe dat het getal van drie wel erg
klein ïs' als je ook nog enige variatie
iii de experimenten wil brengen. Op
z'n minst zou elke levensbeschouwelij
ke richting één experiment moeten
ondernemen, zegt hij. Niet zozeer van
uit een oogpunt van verdelende ge
rechtigheid, maar vooral omdat op
een middenschool een nauwere band
tussen de verschillende vakken zal
ontstaan. Het levensbeschouwelijke
element wordt daardoor nog belang
rijker, en het is nodig daar van meet-
af ervaring mee op te doen- Anders
ontstaat een achterstand die niet
meer is in te halen. Ook in ander op
zicht zou de heer Van den Doel wel
meer variatie willen. De lengte van
de cursus (drie-, vier- of vijfjarig)
kan verschillen: je kunt het experi
ment wel of niet aan het basisonder
wijs koppelen: je kunt proberen een
totaal nieuwe school in een nieuwe
wijk op te zetten en tegelijkertijd el
ders een middenschool laten ontstaan
uit reeds bestaande scholen. Al die
variatie wordt echter onmogelijk als
er maar drie volledige experimenten
mogen zijn. En dan nog een vraag
waarover de heer Van den Doel zich
druk maakt: zullen de leraren, en
vooral de ouders wel voldoende be
trokken worden bij de opzet van de
experimenten. Wat wordt de verhou
ding tussen de vernieuwingscommissie
en de afzonderlijke scholen? Als we
ervan uitgaan dat de leraren het in
de praktijk moeten doen en dat de
ouders een wezenlijke rol spelen, hoe
kan hun inbreng dan gestalte krijgen?
Voorstanders van de middenschool
zullen er misschien een beetje moeite
mee hebben dat de vliegende start van
Van Kemenade niet helemaal vlekke
loos kan verlopen. Hun troost kan
zijn dat een zo ingrijpende hervor
ming van het onderwijs goed voorbe
reid moet zijn wil ze enige kans van
slagen hebben.
Dit is het eerste artikel van ccn
serie over de middenschool.
christelijke sectie in het centrale on
derwijsoverleg met de minister heeft
dat ook voorgesteld. De heer Van den
Doel vreest dat het nu moeilijk zal
zijn de proefnemingen met basis- en
voortgezet onderwijs op elkaar af te
stemmen. Het contact dat de voorzit
ters van de beide commissies volgens
de opzet van de minister met elkaar
hebben vindt hij onvoldoende. De
heer Jacobs ziet lner ook wel proble
men. maar denkt dat er wel een
mouw aan te passen is wanneer beide
commissies beginnen met eerst eens
samen om de tafel te gaan zitten.
Als de commissie er eenmaal is doet
zich al snel het volgende probleem
voor: hoe moet de minister tien scho
len aanwijzen die de proef op de som
gaan nemen? De heer Jacobs filoso
feert voorzichtig over een wat vrijere
opstelling van de scholen in de begin
fase. Het is de bedoeling dat de com
missie samen met de scholen een plan
maakt, maar uiteraard zullen de scho
len eerst willen weten welke kant het
uit gaat cn welke faciliteiten ze krij
gen voordat ze definitief ja zeggen.
Maar daarover moet de middenschool
commissie zich eerst nog beraden.
Ook hier doet zich het probleem voor
dat de minister een beetje vast zit
aan zijn toezegging dat hij nu al tien
scholen zal aanwijzen. Want er zou
veel voor te zeggen zijn, wanneer de
commissie en de belangstellende scho
len eerst eens met elkaar het terrein
verkenden voordat ze samen op pad