DE EIGEN WERKELIJKHEID
VAN RAOUL HYNCKES
Het mysterie
van het kwaad
Puzzelen
met
Gerrit
Krol
Hynckes past
in geen
enkel hokje
TROUW/KWIARTET MAlANOAG 22 OKTOBER 1973
KUNST
door G. Kruis j-
In de bijbel is Satan niet de per
sonificatie van het kwaad, maar
'de' kwade persoon. De bijbel
gaat uit van het bestaan van een
persoon, die vóór het kwaad en
tegen het goede gekozen heeft.
Die persoon, Satan, wordt in be
paald verband de Heer dezer we
reld genoemd. Gelovigen hebben
vaak de neiging om hierbij aan
te tekenen, dat Satan ten onrech
te Heer der wereld speelt. Maar
is dat zo? Er zijn theologen ge
weest, dieop grond van bepaalde
bijbeltexten aannamen, dat Satan
voor zijn val als Heer der wereld
door God was aangesteld. Hij
nam de aarde in zijn val mee.
Vandaar dat hij ongehinderd het
paradijs kon binnendringen en
vandaar ook dat Michaël, toen de
Satan met hem twistte over het
lichaam van Mozes, hem niet ju
ridisch verslaan kon en dit aan
God overliet (men leze de brief
van Judas).
Ook is het duidelijk dat het kwaad
hier op aarde niet terug te brengen is
door J. van Doorne
tot biotische of psychische onvol
groeidheid, maar enerzijds gevolg is
van schennis en anderzijds gevolg van
menselijke keuze. Scholen, psychiaters
en gerechtigheid kunnen het kwaad
niet uitbannen. Helaas er zijn mensen
die bewust kiezen voor de bevrediging
van hun lusten tx'n koste van hun
naasten, ja erger, die er behagen in
scheppen, hun naasten te kwellen en
te martelen.
Ik moest aan dat alles denken tijdens
het lezen van Hella S. Haasse's nieuw
ste boek 'De Meester van de Neerda
ling', welke korte roman twee onder
titels draagt: 'De duvel en zijn moer'
en 'De kooi'.
De hoofdfiguur, een ongetrouwde on
derwijzeres, krijgt in de gaten dat
haar jongere broer, een slappe jon
gen, in de ban is geraakt van een
oudere man, een voyeur en bi-sexueel.
Zij gaat het geve'cht aan met de man,
maar deze is zó geslepen dat de
onderwijzeres zijn perfiditeit niet be
wijzen kan. Zij wordt bezeten van het
verlangen, de man ten val te brengen.
vooral nadat haar broer zichzelf heeft
gedood. Vergeefs wendt zij zich tot
autoriteiten: er valt niets te bewijzen.
De onderwijzeres gaat bekend staan
als iemand die op maniakale wijze
iemand achtervolgt. Aan dit alles
komt een einde, nadat de man haar
naar een hoge zolder lokt in een niet
meer gebruikte kerk, waar een muur
schildering is ontdekt. Als zij eenmaal
op de zolder staat, die aan de kant
van het schip van de kerk gt'heel
open is, stapt de man van de zolder af
en laat zich doodvallen. Haar lezing
van het gebeurde wordt onaanneme
lijk geacht; de justitie neemt aan, dat
zij hem naar beneden geduwd heeft.
Zij wordt echter niet gevangen geno
men, maar opgenomen in een psychia
trische inrichting. In die inrichting
wordt zij dan de schrijfster van het
eerste deel van de roman.
In het tweede gedeelte vinden wij
haar terug als dame van gezelschap
van een straatarme min of meer de
biele markiezin, die met een huis
knecht in een vervallen paleisje woont
in Venetië. In de psychiatrische kli
niek had de onderwijzeres Italiaans
geleerd; haar verlangen om Italië te
zien had haar naar dat land gedreven,
mede omdat zij sterke verwantschap
had opgemerkt tussen het gevonden
schilderij in Nederland en het werk
van sommige Italiaanse schilders.
Stelde het schilderij een goddelijke
neerdaling voor of een demonische
opstijging? Het kwaad, had zij begre
pen, neemt op bedriegelijke wijze de
gestalte van het goede aan. Hoe ze te
onderscheiden?
Door een onachtzaamheid van haar,
ontsnapt de nog jonge markiezin aan
haar toezicht. Zij blijkt met een aan
tal onbezonnen jongelui naar een la-
gun't'-eiland te zijn geweest. Na enige
tijd blijkt tevens, dat zij .zwanger is.
Zij bevalt in Zwitserland op het plat
teland en later komt haar zoon te
wonen in het paleisje. Van hun rela
tie weet geen van beiden. Die zoon is
een heel mooie jongen, in wie het
pure kwaad gestalte krijgt. Zij, de
onderwijzeres, herkent het in de jon
gen, maar zij is niet bij machte, hem
te ontmaskeren. Ook de jongen drijft
ieder die met hem te maken heeft,
ten verderve.
Ik laat hier nu het verdere verloop
van de historie, die op lugubere wijze
eindigt, voor wat het is.
Wat mij bij h'e't werk van Hella
Haasse steeds weer opvalt, is het
zorgvuldig taalgebruik. Ook kan zij
zeer beeldend schrijven. In deze ro
man komen scènes voor, die voor mij
niet al te geloofwaardig zijn. Maar ik
moet oppassen met dit te zeggen,
want zo vreemd kan een auteur niet
schrijven of de werkelijkheid over
treft hem. De zaak is, dat enkele
zaken voor mij niet als geloofwaardig
overkomen. Dat is jammer. Het komt
me voor, dat Hella Haasse nogal vrij
blijvend over het kwaad geschreven
heeft. Ik krijg de indruk dat zij niet
zozeer verschrikt is geworden door
het kwaad alswel geboeid. Zij heeft
het kwaad genomen als thema, als
literair thema. Méér niet. Ik proef m
haar boek nauwelijks verzet. Maar
wat ik nu zeg, kan heel onrttehtvaar-
dig zijn. Toch geloof ik dat zijzelf de
schuld draagt van zulk een conclusie.
Haar boek maakt op mij de indruk
van een horror-varhaal, dus een ver
haal dat tot doel heeft, de lezers te
laten griezelen.
Maar dan wel een zorgvuldig, keurig
géschreven horrorverhaal. Niet een
verhaal van dik hout zaagt men plan
ken. Nee, Hella Haasse blijft ook in
dit boek de erudiete vrouw.
In haar boek incarneert de Satan zich.
Daar kan ik niet aan geloven. Wel
geloof ik dat in ieder mens zich het
kwaad manifesteert. Hoezeer beïn
vloed de mens ook kan zijn, zijn kwade
daad is in laatste instantie gevolg van
een wilsbesluit van een keuze.
Sommige moderne psychiaters en cri
minologen mogen het misschien an
ders zien, voor mij blijft de mens als
het er echt opaan komt. verantwoor
delijk voor zijn keuze. Hij hèd anders
kunnen kiezen dan hij deed. De mens
is nóch volstrekt geprogrammeerd,
nóch gepredestineerd. Dat maakt zijn
grootheid uit.
Daarom ben ik toch heel blij met
deze kleine roman, omdat hij zich
bezig houdt met het mysterie van h£t
kwaad. Het is een angstwekkend
mysterie. Elke dag staan de dagbladen
vol volstrekt onbegrijpelijke misdaden
bedreven door personen, groepen en
naties. Zijn ogen sluiten voor het
kwaad, is de kop in het zand steken.
Ook wie niet de bijbel als Gods
Woord erkent, zal moeten toegeven,
Hella Haasse
dat de bijbelse visie op het kwaj_
tenminste overweging waard is.
Hella S. Haasse: 'De Meester van
Neerdaling'. Bij Querido te Amstjh
dam. Paperback. Aantal pagina's
Prijs 14,90.
Gerrit Krol stelt het in zijn nieuwste
boek, 'De chauffeur verveelt zich', zo
voor dat elk mens een wolkje boven
zijn hoofd meevoert dat met hem
verbonden is door middel van lucht
belletjes, net als in stripverhalen. In
dat wolkje staan zijn gedachten te
lezen: SNIF SNIF, 'als bewijs dat hij
iets voelt dat hij niet begrijpt (want
hij kent niet de woorden ervoor)'. Er
zijn mensen die hun SNIF formule
ren, naar buiten brengen noemt Krol
dat en hij wijst daarbij op zichzelf.
Zulke mensen zijn dus bijvoorbeeld
schrijvers. Een schrijver formuleert
wat wij allemaal al wel voelden bewe
gen in het wolkje boven ons hoofd,
maar waarvoor wij nog geen woorden
hadden en die woorden heeft hij wèl
gevonden. Zo- kan het voorkomen dat
je rustig zit te lezen in 'De chauffeur
verveelt zich' en dat ik citeer Krol
'in het intieme leven, in je eentje
beleefd, thuis, in je stoel, dat het je
daar kan overkomen, dat je hele
SNIF ligt geopenbaard in de twee
bladzijden van het op die bladzijden
opengeslagen boek dat je leest: dat
iemand dat beschreven heeft'.
Krol formuleert hier op originele wij
ze een functie van literatuur. Waarom
lezen wij?, vraagt hij eigenlijk. Ant
woord: omdata we onze SNIF die we
zelf niet onder woorden kunnen bren
gen geformuleerd willen aantreffen
in de boeken die we lezen.
Aan de andere kant kunnen we zeg
gen dat schrijvers schrijven om aan
hun SNIF gestalte te geven, om al die
vage, gevoelsmatige dingen die het
hoofd bevolken, en waarvan het wolk
je erboven uitdrukking is, om al die
dingen uit het hoofd op het papier te
krijgen. Iemand die schrijft zit iets
dwars.
Samenhang
De hoofdpersoon van 'De chauffeur
verveelt zich', met naam en toenaam
Gerrit Krol genoemd, zit met het
probleem dat hij overzicht en inzicht
wil krijgen in de wereld. Hij wil
weten hoe alleo samenhangt en welke
rol hij zelf in die samenhang vervult.
Het denkon daarover is te vergelijken,
en Krol doet dat ook op het laatst,
met puzzelen. Elk puzzelstukje moet
ap de juiste plaats komen, maar je
kunt vanuit elk puzzelstukje gaan
denken over de plaats van de andere.
In deze roman is het vanaf het begin
duidelijk dat het moeilijkste stukje
Marie, de vrouw van de hoofdfiguur,
is. Eigenlijk cirkelt het denken over
de hele puzzel steeds rond dat ene
stukje, Marie. Aan het eind van het
verhaal is ae puzzel gelegd en blijkt
dat ene problematische stukje er pre
cies in te passen. Een beter bewijs
voor de centrale plaats van Marie in
dit boek, is er niet.
'De chauffeur verveelt zich' bestaat
ook uit stukjes. Bij een vorige gele
genheid, toen Krols roman 'De laatste
winter' verscheen, heb ik al eens
gewezen op dat fragmentarisch aan
bieden van het verhaal. Het is een
soort handelsmerk van Krol gewor
den, hij heeft er grote bedrevenheid
in gekregen. Wie in stukjes schrijft
mag veel overslaan, hij kan gemakke
lijker associatie verbanden leggen
waardoor zijn tekst een grote sugge
stieve kracht krijgt (als bij een ge
dicht). Ook wint zo'n tekst aan gecon
centreerdheid, omdat elk fragment
niet alleen in samenhang moet functi
oneren, maar ook op zichzelf iets dat
ten dele afgerond is, moet represente
ren. Die techniek van schrijven ver
hoogt in belangrijke mate het leesge
not. AI is het niet echt zo dat je Krol
op elke willekeurige bladzij zou kun
nen beginnen te lezein, wel is elke
bladzij direct interessant als je hem
openslaat en dat is iets wat van maar
weinig boeken gezegd kan worden.
Niet alleen wil de hoofdfiguur van
deze nieuwe roman een puzzel leggen,
waarvan hij natuurlijk m feite zélf
het meest problematische stukje is
(maar dat kun je ook formuleren als:
Marie, zijn vrouw, is het moeilijkste
te situeren stukje), ook'de lezer van
deze roman legt een puzzel in zoverre
hij al de romanstukjes moet combine
ren tot één groot en kloppend geheel.
Krol is hem daarbij gelukkig behulp
zaam. Het verhaal, de 'geschiedenis'
zeg maar, wordt over het algemeen
chronologisch verteld. Wel komen er
voortdurend stukjes denkwerk van al
lerlei aard tussendoor, maar een ver
haalverloop blijft te onderscheiden.
Grepen
Beginnend met zijn achttiende doet
de hoofdfiguur belangrijke grepen uit
zijn bestaan: zijn eerste werk, zijn
huwelijk, zijn reizen als programmeur
bij een oliemaatschappij, zijn schrij
ven, zijn omgang met andere vrou
wen, zijn vlucht van Marie naar Am
sterdam. zijn vertrek naar Alaska en
tenslotte zijn acceptatie van Marie.
Al deze gebeurtenissen hebben hun
betekenis en vormen de uitdrukking
van een innerlijke ontwikkelingsgang.
Vooral juist aan wat gedacht wordt
besteedt Krol veel aandacht. Een ken
merk van het denken op papier in
Krols boeken, ook in dit boek. is dat
liet zo fris en nieuw, zo oorspronke
lijk is. Elke keer weer start het
denken eenvoudig, van de grond af
aan, en zo ontstaan dikwijls de mooi
ste en ontroerendste formuleringen.
Ik geef een voorbeeld van zo'n frag
mentje, dat tegelijk ook thematisch
van belang is:
'Omdat ik zo alleen was, had ik
behoefte aan steun, aan een sterke
uitspraak, aan gezag. En nu, terwijl
ik dit opschrijf hangt mij die tijd
doorgebracht in Amsterdam omdat ik
dacht een kunstenaar te zijn zozeer de
keel uit, dat ik hierbij het beeld
gebruik van de tong die zich over de
ondertanden naar buiten stulpt en
'ulk' zegt, wat misschien wel de titel
van dit boek gaat worden. Dit hele
boek gaat over het doel dat ik mij in
dit leven stel. zo'n doel heb ik nodig.
Zoals de ranken een wijnstok, de
bladeren zonlicht, zo heb ik een hou
vast nodig om te kunnen leven, nog
maals, zo'n man ben ik'.
Aan het doel waarover het hier gaat,
kan alleen maar beantwoord worden
als de wereld gekend wordt, als de
legpuzzel gelegd is. Anders is er de
wanhoop, de onevenwichtigheid, het
gevoel niet te 'passen' in de omge
ving, enzovoort In het begin van dit
boek k voelt de hoofdfiguur zich 'een
wekker die je hebt opgewonden. Het
uurwerk staat gespannen. Maar omdat
je het veel te sterk hebt opgewonden,
loopt het niet'. Aan het eind van de
roman loopt de wekker wel, is hij
ontspannen.
Tegenstelling
Hij heeft dan ingezien aan welke
regels zijn bestaan ten opzichte van
anderen en de wereld gebonden is.
Alles is op orde, en van orde, netheid
hield hij al vroeg. Een belangrijk
principe dat hem inzicht verschaft is
de tegenstelling. Met tegenstellingen
zit dit boek dan ook vol. Ze zijn in
wezen altijd uitdrukking van een dia
loog tussen hoofdfiguur enerzijds en
de wereld anderzijds. Bij de gratie
van de tegenstelling ontdekt hij zich
zelf. Het mooiste voorbeeld van zo'n
vruchtbare tegenstelling is Marie. Zij
is in zoveel opzichten nu precies zo
héél anders dan hij, dat ze hem zowel
de noodzakelijke aanvulling geeft als
wel de onontbeerlijke weerstand.
Aan het slot zijn die tegenstellingen
bekend, is het mechanisme van zijn
omgang met de wereld, ofwel met
Marie, blootgelegd. Dan kan het ge
voel dat al, even, eerder ervaren werd
vrij spel krijgen: 'Gelukkige, ver
trouwde wereld waarin ik functio
neerde! Voor het eerst in mijn leven
wist ik wat ik ging doen en ik ervoer
dit als: net zo te zijn als andere
mensen'.
De behoefte te 'passen', opgenomen te
zijn in de wereld, die wereld te
kennen en zich erin en ernaar te
gedragen, is al een oude behoefte in
Krols oeuvre. Gemakkelijk zouden
hier parallellen met zijn 'De rokken
van Joy Scheepmaker' of 'De zoon van
de levende stad' getrokken kunnen
worden. Ik doe dat nu niet. zoals ik
zoveel nalaat. Neventhema's heb ik
niet genoemd, waaronder vooral die
van het schrijven van belang is. Ook
heb ik er bepaald niet de nadruk op
gelegd dat het lezen van Krol een
verademendebezigheid is, gegeven
zijn frisse, maar vooral ook erg geesti
ge stijl. Ik heb tot slot de titel niet
verklaard, maar dat zou ook een hele
klus zijn; lang niet alles is steeds
even duidelijk in dit boek. Het moet
maar zo. Krol formuleert onze SNIF
en hij zal gelezen moeten worden.
Het lijkt me dat er geen andere
conclusie overschiet.
Gerrit Krol. De chauffeur verveelt zich.
Amsterdam, Querido, 1973. 136 blz.
(met afb.) 15,90.
„Raoul Hynckes, 1893-1973, een
overzicht", tot 26 november in
Arnhems Gemeentemuseum.
Raoul Hynckes, die nog net hij
overleed begin van dit jaar, bijna
tachtig jaar oud de hernieuw
de belangstelling voor 'het' rea
lisme mocht meemaken, maar
zich daar evenmin door liet op
winden als door de officiële ver
guizing van zijn werk in de vijf
tiger en het begin van de zesti
ger jaren.
Of door de manier waarop hij, nu
zo'n vet'rtig jaar geleden, in een hok
je gestopt werd, waar hij, hoe ingrij
pend zijn werk in de loop der tijd
ook veranderde, eigenlijk nooit meer
helemaal is uitgekomen. In 1933 ver
wierf zijn kunst; door een zeer succes
volle expositie bij Carel van Lier in
.Amsterdam, het predikaat 'magisch
realistisch', en als een magisch realist
is hij, tijdens zijn leven al, de ge
schiedenis ingegaan. Geschiedschrij
ving is dikwijls samenvatting. Het is
in ieder geval zo, dat de hedendaagse
historici bij een studie van een be
paalde periode, kunnen putten uit edn
vaak zeer uitgebreide hoeveelheid lite
ratuur. Boeken of geschriften, maar -
meestal voor het grootste deel daar
na.
Vele, dikwijls sterk uiteenlopende me
ningen worden dan tegen elkaar afge
wogen, de schrijver trekt zijn conclu
sies en een nieuwe - en weer persoon
lijke - visie is ontstaan.
Kunsthistorici bedienen zich ook van
bestaande literatuur, maar hebben
daarbij het voordeel, dat zij hun oor
deel niet alleen hoeven te baseren op
geschriften van anderen, maar dat
ook het. onderwerp van de studie zelf,
het schilderij, het hetfld, de prent, in
veel gevallen nog voorhanden is.
Je kunt dus zonder meer 'partij kie
zen', een werkelijk eigen oordeel ge
ven, zonder dat daar altijd literatuur
(dus de mening van anderen) aan te
pas behoeft te komen.
Bezonkenheid
Raoul Hynckes: 'La corbeüle de poësie', 1945.
Ook voor het zeer nabije verleden, de
periode, die je zelf (voor een deel)
hebt meegemaakt, kun je al putten
uit een overvloed van publikaties,
maar hier is dan geen sprake van de
bezonkenheid, het diepe inzicht, waar
zonder werkelijke geschiedenis niet
geschreven kan worden. Iedere tijd
immers blijft voor zichzelf een raad
sel
En zo kon het dan gebeuren, dat het
zo genoemde magisch - of nu wat ver
warrend - neo realisme dat in de
dertiger jaren zo'n grote opgang
maakte, dé moderne kunst was, een
paar decennia later alleen nog maar
gezien werd als een stukje 'wel inte
ressante' geschiedenis, een stroming,
die eens was. Hoewel toen de meeste
kunstenaars, die bij deze richting in
gedeeld waren, nog leefden en volop
werkten.
Ik heb me daar - en ik moet daar
nadrukkelijk bij zeggen, dat dit niets
met een eventuele persoonlijke voor
keur te maken heeft - toen al heftig
tegen verzet En geschreven, dat het
realisme, zoals dat 'beoefend' werd
(£n wordt) door schilders als Ket,
Koch, Willink en Schumacher, geen
geschiedenis was, maar een uitingsmo
gelijkheid. die juist in de tijd waarin
de abstracte kunst dreigde vast te
lopen in routine, van bijzonder be
lang zou blijken te zijn. Dat was in
1960.
Vooral in het licht van de ontwikke
ling der laatste jaren is men een
oeuvre als dat van Hynckes dan ook
met geheel andere ogen gaan zien als
bijvoorbeeld in de periode, waarin
het. abstract expressionisme hoogtij
vierde, in was.
Het neo realisme (van toen) zat met
een paar opgelegde erfenissen. De
bloeitijd viel in de 'bange jaren der
tig', jaren van crisis, oorlog en oor
logsdreiging: een zwaar bewolkte
lucht - op een schilderij - of een
broeierig coloriet werden, even later,
tot symboliek verheven, de schilders
werden vereerd als onheilsprofeten. Ze
hadden het allemaal al aan zien ko
men. Wat dat betreft zal ik nooit ver
geten, wat Willink al een paar jaar
geleden in een televisie-intervieuw
vertelde over de totstandkoming van
zijn bekende 'Jobstijding'. Hij had de
huizen geschilderd, de straat en de
bomen, bekeek het resultaat en zag
dat het nog te leeg was. Een rustig
wandelende man erbij dus. Maar 't
was nog niet naar z'n zin, er ontbrak
nog iets aan, vond hij, en zo werd het
schilderij gecompletxterd met de hard
lopende vrouw met brief. De titel lag
toen voor de hand. Geen vooropgezet
te bedoeling dus, maar gewoon een
langzaam groeien, het toevoegen van
spanningselementen.
Verbintenissen
Vlak na de oorlog viel het werk van
deze overigens zeer verschillend ge
aarde realisten eigenlijk vooral ook in
ongenade, door de verbintenissen die
men, min of meer onbewust, legde
tussen hun manier van werken (niet:
hun werk) en die van de opgeschroef
de kitsch-realistdn, die als superkun
stenaars geëerd waren in Nazi-Duits-
land. Daaruit is zeker ook voor een
deel de felle, uiterst persoonlijke en
ongebonden (vrije) uitborsting van
Cobra te verklaren.
Maar goed. Raoul Hynckes over wie
het gaat, begon in de jaren na zijn
vlucht uit België in 1914, als post-
impressionist. Daarvan is op deze ten
toonstelling niets te zien: Hynckes
heeft die schilderijen zelf grotendeels
vernietigd. Het vroegste werk in Arn
hem is van een schilder, die duidelijk
beroerd was door het kubisme: stille
vens, die niettegenstaande de rijke,
bijna barokke stoffelijkheid die som
mige details kenmerkt, uitermate or
delijk maar zeker ni'dt steriel zijn
opgebouwd.
Dan de latere, eigenlijk meest alge
meen bekende stillevens, prachtig ge
schilderde composities met makabere
symbolen van vergankelijkheid, zoals
vergeelde schedels, verdorde takken,
vermolmd hout, roestige gereedschap
pen en spijkers, dode dieren, stoffige
legen flessen en stenen, dde zo ver
weerd zijn, dat de tijd ze gesmolten
schijnt te hebben.
'n Eigentijds 'memento mori', gedenk-
te sterven, maar dan wel met een wat
cynische achtergrond. Toen ik de kun
stenaar ter gelegenheid van zijn ze
ventigste verjaardag interviewde, ont
moette ik eigenlijk helemaal onver
wacht - ik dacht met een stille, in
zichzelf gekeerde man te maken te
krijgen - een drukke gezellige prater.
Maar zijn Belgische gemoedelijk sCi
kon dan plotseling plaatsmaken >st
een bijtende agressiviteit. Zo scl
hij eens - dat deed hij (ook) veaa<i
goed - dat hij het nu en dan -o
noodzakelijk vond 'om bij de pr jKl
tievolle idioten die de kunstenaars
clowns beschouwen, £en schede
het salon te gooien'. ha
Jagen
Ier
Verder schilderde hij graag sche!rt
vanwege de boeiende vorm en n°
kleur en wat de dode dieren bet1
'Hynckes hield van jagen. Langzaan
hand komt er dan verandering*1
'symbolisch' geladen voorwei
want dat blijven het toch, verdwi_
om plaats te maken voor ge
dagelijkse, maar vaak nog wel
en afgedankte dingen, die in wo
lijke combinaties bijeengebracht
den. Een trechter, een gewicht,
mand, een sigarenkistje, wat vers
liggdnde mosselschelpen. e
Ook de schilderwijze verandert:
teerde' hij eerst meer, waar h«n'm
stofuitdrukking betreft - op de m
van een zeventiende eeuwse fijn^
der - later wordt die minutieus,!
der en vooral suggestiever. Zelfs I
dit verre van complete overzij
Hynckes heeft zich ook intensief^
het landschap beziggehouden en itf
van zijn hier geen voorbeeldf^
wordt duidelijk aangetoond, dat»
werk van dez& kunstenaar eigö,
niet valt in te passen in welke r^1
ming dan ook. Hynckes schilt^
zijn eigen werkelijkheid. Niet i
deze tentoonstelling: 'tis een bt|
nis!