DE EIGEN WERKELIJKHEID VAN RAOUL HYNCKES Het mysterie van het kwaad Puzzelen met Gerrit Krol Hynckes past in geen enkel hokje TROUW/KWIARTET MAlANOAG 22 OKTOBER 1973 KUNST door G. Kruis j- In de bijbel is Satan niet de per sonificatie van het kwaad, maar 'de' kwade persoon. De bijbel gaat uit van het bestaan van een persoon, die vóór het kwaad en tegen het goede gekozen heeft. Die persoon, Satan, wordt in be paald verband de Heer dezer we reld genoemd. Gelovigen hebben vaak de neiging om hierbij aan te tekenen, dat Satan ten onrech te Heer der wereld speelt. Maar is dat zo? Er zijn theologen ge weest, dieop grond van bepaalde bijbeltexten aannamen, dat Satan voor zijn val als Heer der wereld door God was aangesteld. Hij nam de aarde in zijn val mee. Vandaar dat hij ongehinderd het paradijs kon binnendringen en vandaar ook dat Michaël, toen de Satan met hem twistte over het lichaam van Mozes, hem niet ju ridisch verslaan kon en dit aan God overliet (men leze de brief van Judas). Ook is het duidelijk dat het kwaad hier op aarde niet terug te brengen is door J. van Doorne tot biotische of psychische onvol groeidheid, maar enerzijds gevolg is van schennis en anderzijds gevolg van menselijke keuze. Scholen, psychiaters en gerechtigheid kunnen het kwaad niet uitbannen. Helaas er zijn mensen die bewust kiezen voor de bevrediging van hun lusten tx'n koste van hun naasten, ja erger, die er behagen in scheppen, hun naasten te kwellen en te martelen. Ik moest aan dat alles denken tijdens het lezen van Hella S. Haasse's nieuw ste boek 'De Meester van de Neerda ling', welke korte roman twee onder titels draagt: 'De duvel en zijn moer' en 'De kooi'. De hoofdfiguur, een ongetrouwde on derwijzeres, krijgt in de gaten dat haar jongere broer, een slappe jon gen, in de ban is geraakt van een oudere man, een voyeur en bi-sexueel. Zij gaat het geve'cht aan met de man, maar deze is zó geslepen dat de onderwijzeres zijn perfiditeit niet be wijzen kan. Zij wordt bezeten van het verlangen, de man ten val te brengen. vooral nadat haar broer zichzelf heeft gedood. Vergeefs wendt zij zich tot autoriteiten: er valt niets te bewijzen. De onderwijzeres gaat bekend staan als iemand die op maniakale wijze iemand achtervolgt. Aan dit alles komt een einde, nadat de man haar naar een hoge zolder lokt in een niet meer gebruikte kerk, waar een muur schildering is ontdekt. Als zij eenmaal op de zolder staat, die aan de kant van het schip van de kerk gt'heel open is, stapt de man van de zolder af en laat zich doodvallen. Haar lezing van het gebeurde wordt onaanneme lijk geacht; de justitie neemt aan, dat zij hem naar beneden geduwd heeft. Zij wordt echter niet gevangen geno men, maar opgenomen in een psychia trische inrichting. In die inrichting wordt zij dan de schrijfster van het eerste deel van de roman. In het tweede gedeelte vinden wij haar terug als dame van gezelschap van een straatarme min of meer de biele markiezin, die met een huis knecht in een vervallen paleisje woont in Venetië. In de psychiatrische kli niek had de onderwijzeres Italiaans geleerd; haar verlangen om Italië te zien had haar naar dat land gedreven, mede omdat zij sterke verwantschap had opgemerkt tussen het gevonden schilderij in Nederland en het werk van sommige Italiaanse schilders. Stelde het schilderij een goddelijke neerdaling voor of een demonische opstijging? Het kwaad, had zij begre pen, neemt op bedriegelijke wijze de gestalte van het goede aan. Hoe ze te onderscheiden? Door een onachtzaamheid van haar, ontsnapt de nog jonge markiezin aan haar toezicht. Zij blijkt met een aan tal onbezonnen jongelui naar een la- gun't'-eiland te zijn geweest. Na enige tijd blijkt tevens, dat zij .zwanger is. Zij bevalt in Zwitserland op het plat teland en later komt haar zoon te wonen in het paleisje. Van hun rela tie weet geen van beiden. Die zoon is een heel mooie jongen, in wie het pure kwaad gestalte krijgt. Zij, de onderwijzeres, herkent het in de jon gen, maar zij is niet bij machte, hem te ontmaskeren. Ook de jongen drijft ieder die met hem te maken heeft, ten verderve. Ik laat hier nu het verdere verloop van de historie, die op lugubere wijze eindigt, voor wat het is. Wat mij bij h'e't werk van Hella Haasse steeds weer opvalt, is het zorgvuldig taalgebruik. Ook kan zij zeer beeldend schrijven. In deze ro man komen scènes voor, die voor mij niet al te geloofwaardig zijn. Maar ik moet oppassen met dit te zeggen, want zo vreemd kan een auteur niet schrijven of de werkelijkheid over treft hem. De zaak is, dat enkele zaken voor mij niet als geloofwaardig overkomen. Dat is jammer. Het komt me voor, dat Hella Haasse nogal vrij blijvend over het kwaad geschreven heeft. Ik krijg de indruk dat zij niet zozeer verschrikt is geworden door het kwaad alswel geboeid. Zij heeft het kwaad genomen als thema, als literair thema. Méér niet. Ik proef m haar boek nauwelijks verzet. Maar wat ik nu zeg, kan heel onrttehtvaar- dig zijn. Toch geloof ik dat zijzelf de schuld draagt van zulk een conclusie. Haar boek maakt op mij de indruk van een horror-varhaal, dus een ver haal dat tot doel heeft, de lezers te laten griezelen. Maar dan wel een zorgvuldig, keurig géschreven horrorverhaal. Niet een verhaal van dik hout zaagt men plan ken. Nee, Hella Haasse blijft ook in dit boek de erudiete vrouw. In haar boek incarneert de Satan zich. Daar kan ik niet aan geloven. Wel geloof ik dat in ieder mens zich het kwaad manifesteert. Hoezeer beïn vloed de mens ook kan zijn, zijn kwade daad is in laatste instantie gevolg van een wilsbesluit van een keuze. Sommige moderne psychiaters en cri minologen mogen het misschien an ders zien, voor mij blijft de mens als het er echt opaan komt. verantwoor delijk voor zijn keuze. Hij hèd anders kunnen kiezen dan hij deed. De mens is nóch volstrekt geprogrammeerd, nóch gepredestineerd. Dat maakt zijn grootheid uit. Daarom ben ik toch heel blij met deze kleine roman, omdat hij zich bezig houdt met het mysterie van h£t kwaad. Het is een angstwekkend mysterie. Elke dag staan de dagbladen vol volstrekt onbegrijpelijke misdaden bedreven door personen, groepen en naties. Zijn ogen sluiten voor het kwaad, is de kop in het zand steken. Ook wie niet de bijbel als Gods Woord erkent, zal moeten toegeven, Hella Haasse dat de bijbelse visie op het kwaj_ tenminste overweging waard is. Hella S. Haasse: 'De Meester van Neerdaling'. Bij Querido te Amstjh dam. Paperback. Aantal pagina's Prijs 14,90. Gerrit Krol stelt het in zijn nieuwste boek, 'De chauffeur verveelt zich', zo voor dat elk mens een wolkje boven zijn hoofd meevoert dat met hem verbonden is door middel van lucht belletjes, net als in stripverhalen. In dat wolkje staan zijn gedachten te lezen: SNIF SNIF, 'als bewijs dat hij iets voelt dat hij niet begrijpt (want hij kent niet de woorden ervoor)'. Er zijn mensen die hun SNIF formule ren, naar buiten brengen noemt Krol dat en hij wijst daarbij op zichzelf. Zulke mensen zijn dus bijvoorbeeld schrijvers. Een schrijver formuleert wat wij allemaal al wel voelden bewe gen in het wolkje boven ons hoofd, maar waarvoor wij nog geen woorden hadden en die woorden heeft hij wèl gevonden. Zo- kan het voorkomen dat je rustig zit te lezen in 'De chauffeur verveelt zich' en dat ik citeer Krol 'in het intieme leven, in je eentje beleefd, thuis, in je stoel, dat het je daar kan overkomen, dat je hele SNIF ligt geopenbaard in de twee bladzijden van het op die bladzijden opengeslagen boek dat je leest: dat iemand dat beschreven heeft'. Krol formuleert hier op originele wij ze een functie van literatuur. Waarom lezen wij?, vraagt hij eigenlijk. Ant woord: omdata we onze SNIF die we zelf niet onder woorden kunnen bren gen geformuleerd willen aantreffen in de boeken die we lezen. Aan de andere kant kunnen we zeg gen dat schrijvers schrijven om aan hun SNIF gestalte te geven, om al die vage, gevoelsmatige dingen die het hoofd bevolken, en waarvan het wolk je erboven uitdrukking is, om al die dingen uit het hoofd op het papier te krijgen. Iemand die schrijft zit iets dwars. Samenhang De hoofdpersoon van 'De chauffeur verveelt zich', met naam en toenaam Gerrit Krol genoemd, zit met het probleem dat hij overzicht en inzicht wil krijgen in de wereld. Hij wil weten hoe alleo samenhangt en welke rol hij zelf in die samenhang vervult. Het denkon daarover is te vergelijken, en Krol doet dat ook op het laatst, met puzzelen. Elk puzzelstukje moet ap de juiste plaats komen, maar je kunt vanuit elk puzzelstukje gaan denken over de plaats van de andere. In deze roman is het vanaf het begin duidelijk dat het moeilijkste stukje Marie, de vrouw van de hoofdfiguur, is. Eigenlijk cirkelt het denken over de hele puzzel steeds rond dat ene stukje, Marie. Aan het eind van het verhaal is ae puzzel gelegd en blijkt dat ene problematische stukje er pre cies in te passen. Een beter bewijs voor de centrale plaats van Marie in dit boek, is er niet. 'De chauffeur verveelt zich' bestaat ook uit stukjes. Bij een vorige gele genheid, toen Krols roman 'De laatste winter' verscheen, heb ik al eens gewezen op dat fragmentarisch aan bieden van het verhaal. Het is een soort handelsmerk van Krol gewor den, hij heeft er grote bedrevenheid in gekregen. Wie in stukjes schrijft mag veel overslaan, hij kan gemakke lijker associatie verbanden leggen waardoor zijn tekst een grote sugge stieve kracht krijgt (als bij een ge dicht). Ook wint zo'n tekst aan gecon centreerdheid, omdat elk fragment niet alleen in samenhang moet functi oneren, maar ook op zichzelf iets dat ten dele afgerond is, moet represente ren. Die techniek van schrijven ver hoogt in belangrijke mate het leesge not. AI is het niet echt zo dat je Krol op elke willekeurige bladzij zou kun nen beginnen te lezein, wel is elke bladzij direct interessant als je hem openslaat en dat is iets wat van maar weinig boeken gezegd kan worden. Niet alleen wil de hoofdfiguur van deze nieuwe roman een puzzel leggen, waarvan hij natuurlijk m feite zélf het meest problematische stukje is (maar dat kun je ook formuleren als: Marie, zijn vrouw, is het moeilijkste te situeren stukje), ook'de lezer van deze roman legt een puzzel in zoverre hij al de romanstukjes moet combine ren tot één groot en kloppend geheel. Krol is hem daarbij gelukkig behulp zaam. Het verhaal, de 'geschiedenis' zeg maar, wordt over het algemeen chronologisch verteld. Wel komen er voortdurend stukjes denkwerk van al lerlei aard tussendoor, maar een ver haalverloop blijft te onderscheiden. Grepen Beginnend met zijn achttiende doet de hoofdfiguur belangrijke grepen uit zijn bestaan: zijn eerste werk, zijn huwelijk, zijn reizen als programmeur bij een oliemaatschappij, zijn schrij ven, zijn omgang met andere vrou wen, zijn vlucht van Marie naar Am sterdam. zijn vertrek naar Alaska en tenslotte zijn acceptatie van Marie. Al deze gebeurtenissen hebben hun betekenis en vormen de uitdrukking van een innerlijke ontwikkelingsgang. Vooral juist aan wat gedacht wordt besteedt Krol veel aandacht. Een ken merk van het denken op papier in Krols boeken, ook in dit boek. is dat liet zo fris en nieuw, zo oorspronke lijk is. Elke keer weer start het denken eenvoudig, van de grond af aan, en zo ontstaan dikwijls de mooi ste en ontroerendste formuleringen. Ik geef een voorbeeld van zo'n frag mentje, dat tegelijk ook thematisch van belang is: 'Omdat ik zo alleen was, had ik behoefte aan steun, aan een sterke uitspraak, aan gezag. En nu, terwijl ik dit opschrijf hangt mij die tijd doorgebracht in Amsterdam omdat ik dacht een kunstenaar te zijn zozeer de keel uit, dat ik hierbij het beeld gebruik van de tong die zich over de ondertanden naar buiten stulpt en 'ulk' zegt, wat misschien wel de titel van dit boek gaat worden. Dit hele boek gaat over het doel dat ik mij in dit leven stel. zo'n doel heb ik nodig. Zoals de ranken een wijnstok, de bladeren zonlicht, zo heb ik een hou vast nodig om te kunnen leven, nog maals, zo'n man ben ik'. Aan het doel waarover het hier gaat, kan alleen maar beantwoord worden als de wereld gekend wordt, als de legpuzzel gelegd is. Anders is er de wanhoop, de onevenwichtigheid, het gevoel niet te 'passen' in de omge ving, enzovoort In het begin van dit boek k voelt de hoofdfiguur zich 'een wekker die je hebt opgewonden. Het uurwerk staat gespannen. Maar omdat je het veel te sterk hebt opgewonden, loopt het niet'. Aan het eind van de roman loopt de wekker wel, is hij ontspannen. Tegenstelling Hij heeft dan ingezien aan welke regels zijn bestaan ten opzichte van anderen en de wereld gebonden is. Alles is op orde, en van orde, netheid hield hij al vroeg. Een belangrijk principe dat hem inzicht verschaft is de tegenstelling. Met tegenstellingen zit dit boek dan ook vol. Ze zijn in wezen altijd uitdrukking van een dia loog tussen hoofdfiguur enerzijds en de wereld anderzijds. Bij de gratie van de tegenstelling ontdekt hij zich zelf. Het mooiste voorbeeld van zo'n vruchtbare tegenstelling is Marie. Zij is in zoveel opzichten nu precies zo héél anders dan hij, dat ze hem zowel de noodzakelijke aanvulling geeft als wel de onontbeerlijke weerstand. Aan het slot zijn die tegenstellingen bekend, is het mechanisme van zijn omgang met de wereld, ofwel met Marie, blootgelegd. Dan kan het ge voel dat al, even, eerder ervaren werd vrij spel krijgen: 'Gelukkige, ver trouwde wereld waarin ik functio neerde! Voor het eerst in mijn leven wist ik wat ik ging doen en ik ervoer dit als: net zo te zijn als andere mensen'. De behoefte te 'passen', opgenomen te zijn in de wereld, die wereld te kennen en zich erin en ernaar te gedragen, is al een oude behoefte in Krols oeuvre. Gemakkelijk zouden hier parallellen met zijn 'De rokken van Joy Scheepmaker' of 'De zoon van de levende stad' getrokken kunnen worden. Ik doe dat nu niet. zoals ik zoveel nalaat. Neventhema's heb ik niet genoemd, waaronder vooral die van het schrijven van belang is. Ook heb ik er bepaald niet de nadruk op gelegd dat het lezen van Krol een verademendebezigheid is, gegeven zijn frisse, maar vooral ook erg geesti ge stijl. Ik heb tot slot de titel niet verklaard, maar dat zou ook een hele klus zijn; lang niet alles is steeds even duidelijk in dit boek. Het moet maar zo. Krol formuleert onze SNIF en hij zal gelezen moeten worden. Het lijkt me dat er geen andere conclusie overschiet. Gerrit Krol. De chauffeur verveelt zich. Amsterdam, Querido, 1973. 136 blz. (met afb.) 15,90. „Raoul Hynckes, 1893-1973, een overzicht", tot 26 november in Arnhems Gemeentemuseum. Raoul Hynckes, die nog net hij overleed begin van dit jaar, bijna tachtig jaar oud de hernieuw de belangstelling voor 'het' rea lisme mocht meemaken, maar zich daar evenmin door liet op winden als door de officiële ver guizing van zijn werk in de vijf tiger en het begin van de zesti ger jaren. Of door de manier waarop hij, nu zo'n vet'rtig jaar geleden, in een hok je gestopt werd, waar hij, hoe ingrij pend zijn werk in de loop der tijd ook veranderde, eigenlijk nooit meer helemaal is uitgekomen. In 1933 ver wierf zijn kunst; door een zeer succes volle expositie bij Carel van Lier in .Amsterdam, het predikaat 'magisch realistisch', en als een magisch realist is hij, tijdens zijn leven al, de ge schiedenis ingegaan. Geschiedschrij ving is dikwijls samenvatting. Het is in ieder geval zo, dat de hedendaagse historici bij een studie van een be paalde periode, kunnen putten uit edn vaak zeer uitgebreide hoeveelheid lite ratuur. Boeken of geschriften, maar - meestal voor het grootste deel daar na. Vele, dikwijls sterk uiteenlopende me ningen worden dan tegen elkaar afge wogen, de schrijver trekt zijn conclu sies en een nieuwe - en weer persoon lijke - visie is ontstaan. Kunsthistorici bedienen zich ook van bestaande literatuur, maar hebben daarbij het voordeel, dat zij hun oor deel niet alleen hoeven te baseren op geschriften van anderen, maar dat ook het. onderwerp van de studie zelf, het schilderij, het hetfld, de prent, in veel gevallen nog voorhanden is. Je kunt dus zonder meer 'partij kie zen', een werkelijk eigen oordeel ge ven, zonder dat daar altijd literatuur (dus de mening van anderen) aan te pas behoeft te komen. Bezonkenheid Raoul Hynckes: 'La corbeüle de poësie', 1945. Ook voor het zeer nabije verleden, de periode, die je zelf (voor een deel) hebt meegemaakt, kun je al putten uit een overvloed van publikaties, maar hier is dan geen sprake van de bezonkenheid, het diepe inzicht, waar zonder werkelijke geschiedenis niet geschreven kan worden. Iedere tijd immers blijft voor zichzelf een raad sel En zo kon het dan gebeuren, dat het zo genoemde magisch - of nu wat ver warrend - neo realisme dat in de dertiger jaren zo'n grote opgang maakte, dé moderne kunst was, een paar decennia later alleen nog maar gezien werd als een stukje 'wel inte ressante' geschiedenis, een stroming, die eens was. Hoewel toen de meeste kunstenaars, die bij deze richting in gedeeld waren, nog leefden en volop werkten. Ik heb me daar - en ik moet daar nadrukkelijk bij zeggen, dat dit niets met een eventuele persoonlijke voor keur te maken heeft - toen al heftig tegen verzet En geschreven, dat het realisme, zoals dat 'beoefend' werd (£n wordt) door schilders als Ket, Koch, Willink en Schumacher, geen geschiedenis was, maar een uitingsmo gelijkheid. die juist in de tijd waarin de abstracte kunst dreigde vast te lopen in routine, van bijzonder be lang zou blijken te zijn. Dat was in 1960. Vooral in het licht van de ontwikke ling der laatste jaren is men een oeuvre als dat van Hynckes dan ook met geheel andere ogen gaan zien als bijvoorbeeld in de periode, waarin het. abstract expressionisme hoogtij vierde, in was. Het neo realisme (van toen) zat met een paar opgelegde erfenissen. De bloeitijd viel in de 'bange jaren der tig', jaren van crisis, oorlog en oor logsdreiging: een zwaar bewolkte lucht - op een schilderij - of een broeierig coloriet werden, even later, tot symboliek verheven, de schilders werden vereerd als onheilsprofeten. Ze hadden het allemaal al aan zien ko men. Wat dat betreft zal ik nooit ver geten, wat Willink al een paar jaar geleden in een televisie-intervieuw vertelde over de totstandkoming van zijn bekende 'Jobstijding'. Hij had de huizen geschilderd, de straat en de bomen, bekeek het resultaat en zag dat het nog te leeg was. Een rustig wandelende man erbij dus. Maar 't was nog niet naar z'n zin, er ontbrak nog iets aan, vond hij, en zo werd het schilderij gecompletxterd met de hard lopende vrouw met brief. De titel lag toen voor de hand. Geen vooropgezet te bedoeling dus, maar gewoon een langzaam groeien, het toevoegen van spanningselementen. Verbintenissen Vlak na de oorlog viel het werk van deze overigens zeer verschillend ge aarde realisten eigenlijk vooral ook in ongenade, door de verbintenissen die men, min of meer onbewust, legde tussen hun manier van werken (niet: hun werk) en die van de opgeschroef de kitsch-realistdn, die als superkun stenaars geëerd waren in Nazi-Duits- land. Daaruit is zeker ook voor een deel de felle, uiterst persoonlijke en ongebonden (vrije) uitborsting van Cobra te verklaren. Maar goed. Raoul Hynckes over wie het gaat, begon in de jaren na zijn vlucht uit België in 1914, als post- impressionist. Daarvan is op deze ten toonstelling niets te zien: Hynckes heeft die schilderijen zelf grotendeels vernietigd. Het vroegste werk in Arn hem is van een schilder, die duidelijk beroerd was door het kubisme: stille vens, die niettegenstaande de rijke, bijna barokke stoffelijkheid die som mige details kenmerkt, uitermate or delijk maar zeker ni'dt steriel zijn opgebouwd. Dan de latere, eigenlijk meest alge meen bekende stillevens, prachtig ge schilderde composities met makabere symbolen van vergankelijkheid, zoals vergeelde schedels, verdorde takken, vermolmd hout, roestige gereedschap pen en spijkers, dode dieren, stoffige legen flessen en stenen, dde zo ver weerd zijn, dat de tijd ze gesmolten schijnt te hebben. 'n Eigentijds 'memento mori', gedenk- te sterven, maar dan wel met een wat cynische achtergrond. Toen ik de kun stenaar ter gelegenheid van zijn ze ventigste verjaardag interviewde, ont moette ik eigenlijk helemaal onver wacht - ik dacht met een stille, in zichzelf gekeerde man te maken te krijgen - een drukke gezellige prater. Maar zijn Belgische gemoedelijk sCi kon dan plotseling plaatsmaken >st een bijtende agressiviteit. Zo scl hij eens - dat deed hij (ook) veaa<i goed - dat hij het nu en dan -o noodzakelijk vond 'om bij de pr jKl tievolle idioten die de kunstenaars clowns beschouwen, £en schede het salon te gooien'. ha Jagen Ier Verder schilderde hij graag sche!rt vanwege de boeiende vorm en n° kleur en wat de dode dieren bet1 'Hynckes hield van jagen. Langzaan hand komt er dan verandering*1 'symbolisch' geladen voorwei want dat blijven het toch, verdwi_ om plaats te maken voor ge dagelijkse, maar vaak nog wel en afgedankte dingen, die in wo lijke combinaties bijeengebracht den. Een trechter, een gewicht, mand, een sigarenkistje, wat vers liggdnde mosselschelpen. e Ook de schilderwijze verandert: teerde' hij eerst meer, waar h«n'm stofuitdrukking betreft - op de m van een zeventiende eeuwse fijn^ der - later wordt die minutieus,! der en vooral suggestiever. Zelfs I dit verre van complete overzij Hynckes heeft zich ook intensief^ het landschap beziggehouden en itf van zijn hier geen voorbeeldf^ wordt duidelijk aangetoond, dat» werk van dez& kunstenaar eigö, niet valt in te passen in welke r^1 ming dan ook. Hynckes schilt^ zijn eigen werkelijkheid. Niet i deze tentoonstelling: 'tis een bt| nis!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 8