.In 1945 weigerde koningin Wilhelmina
'toestemming voor ontslag van dr. Van Mook
Wilhelmina volgde met intense
aandacht de ontwikkelingen
UW/KWARTET VRIJDAG 31 AUGUSTUS 1973
T501
en
rijk overzee
BGNNENILAINiD T11/K13
joor prof. dr. S. L. van der Wal
-
1
het zinvol ter gelegenheid van het regeringsjubileum van Koningin Juliana
El
net een afzonderlijke bijdrage de voormalige overzeese gebiedsdelen van het
Bf
loninkrijk in Azië in herinnering te brengen? Een voor de hand liggende vraag
Ikeq
Ïmdat alleen de laatste jaren van de eindfase van de staatkundige dekolonisatie
an Indonesië, die met de Japanse capitulatie in 1945 begon, vallen onder de De souvereiniteitsoverdracht,. eind 1949 in het paleis op de Amsterdamse Dam. Rechts minister president dr. Drees. Links van koningin
Juliana Momahhed Hatta, vertegenwoordiger van de republiek, en geheel links: de sultan van Pontianak, vertegenwoordiger van de fede-
egering van de jubilerende vorstin. ratie van Oost-Indonesië.
"it t
antwoord op deze vraag ligt in de
jetekenis die het Koningschap voor
ft rijk overzee en zijn verhouding
het moederland heeft gehad. En
ït dit antwoord is de gezichtshoek
ngegeven, van waaruit in dit artikel
j enige momenten in de Indische
schiedenis van de eerste helft van
feze eeuw wordt stilgestaan,
in lie betekenis van het Nederlandse ko-
ingschap voor de verhouding van het
ioederland tot de gebieden overzee
1 het verleden laat zich niet afwegen
eJ berekenen en de plaats, die het
div.orstenhuis in de verbeelding van de
plken van deze gebieden heeft inge
komen, laat zich niet bevroeden.
laarneembaar waren echter voor de
^■esterling vaak verrassende blijkèn
ontzag en van eerbied, soms ook
an aanhankelijkheid, waarmede naar
e vorstin en het Koninklijk Huis
c*j'erd opgezien, ook in gebieden, die
Ich bepaald niet de twaalfde provin-
ie van Nederland achtten. De zaken-
ian-politicus Ernst Heldring bezocht
1 1938 één van deze gebieden nl. Su-
ïatra's Westkust en vertelt in zijn
nige jaren geleden gepubliceerde
agboek als van een zijner 'raadsel-
chtige waarnemingen', dat de ge-
oorte van prinses Beatrix spontaan
oor de bevolking met optochten en
sesten werd gevierd. Hij komt, zich
fragende 'of dit land anti-Neder-
ds is', op de gedachte, dat men
r waarschijnlijk te doen heeft met
in dankbaarheid, gevoeld voor het
irstenhuis, dat voor elke ingezetene
>ven de partijen en grieven staat',
et koningschap en de mythen daar-
_4n verbonden vonden aansluiting bij
i profetie van de Ratoe Adil, de
ichtvaardige vorst die eens zou rege-
«*n, welke op Java tot het volksgeloof
(hoorde en bij soortgelijke heilsver-
Ichtingen die elders leefden.
rootse ontvangst
ier te lande heeft men zich in ver
te .„-Jndering afgevraagd, welke gevoe-
16 bs zich uitten in de overrompelend
f-ciootse en warme ontvangst, die Ko-
'ngin en Prins twee jaar geleden in
iipjdonesië door alle lagen en geledin-
'**a^n van de bevolking is bereid. Voor
oudere generatie was het wellicht
1 vreugde dat het verlangen de Ko-
^igin in haar land te zien, eindelijk
vervulling was gegaan. Zich in het
terug verplaatsend werd on-
r haar zelfs gesproken van 'onze'
„Jningin.
jongeren zullen het bezoek niet
VOt deze traditie hebben beleefd, maar
rder als een bezielende kennisma-
ög met een moderne vorstin, die
Khen de aandacht op de toekomst
tte. Waarschijnlijk overheerste
t gevoel van voldoening, dat dit be-
}k de erkenning manifesteerde van
op Nederland bevochten vrijheid
or de vorstin, die op 27 december
J9 in het paleis op de Dam de sou-
reiniteit had overgedragen.
Skarno zal op dit sentiment hebben
jeculeerd toen hij vele malen de
is te kennen gaf na de beslechting
ide geschillen met Nederland op
stdijk zijn opwachting te maken.
1 aanzien en positie bij het volk
den met dit bezoek gediend zijn
^eest.
'len Wonder dat vroeger menige gou-
meur-generaal, die besefte -wat het
rstelijk Staatshoofd voor dit volk
,n tekende een koninklijk bezoek aan
rijksdeel heeft aanbevolen. Een
üdieverblijf' in Indonesië zou tot de
igdherinneringen van Koningin Ju-
hebben behoord wanneer haar
destijds was ingegaan op het
.orstel van de pas benoemde gouver-
adVl^jr-generaal De Jonge, de Kroon-
die in Engeland al bij de fa-
lie had gelogeerd, voor enige tijd
Ken- 'het paleis te Buitenzorg een tehuis
bejafbieden.
,s- tense aandacht
t r
I de actualiteit onttrekt de sluier
i het constitutioneel geheim van de
de twee-eenheid van staats-
|fd en ministers, de bemoeienis
de Koningin met het regeringsbe-
3 en haar invloed daarop aan onze
ameming. Dank zij de openheid,
armede de regering heden ten dage
historisch onderzoek naar het re-
ite verleden tegemoet komt, is die
ier over de geschiedenis van de be
kkingen van Nederland met Indo-
onder de regering van Koningin
"^^Hhelmina weggenomen.
t onderzoek hiernaar in de officiële
uitgeschakeld bij latere besprekingen.'
Minister Logemann was het hiermede
bepaald oneens en berichtte Van
Mook dat Soekarno 'voor ons onaan
vaardbaar is als deelnemer aan be
sprekingen met U.'
Groot was de ontsteltenis bij de rege
ring toen twee dagen later Van
Mook's telegram werd ontvangen over
zijn eerste ontmoeting met de natio
nalisten, waarbij 'Soekarno tegenwoor
dig was geweest, omdat anders geen
begin te maken viel.' De aanstonds
bijeengeroepen ministerraad was una
niem van mening, dat de houding van
de lt. gouverneur-generaal die gehan
deld had in strijd met zijn 'strikte or
ders' onaanvaardbaar was.
Van Mook zou dan ook moeten wor
den vervangen en men ging aanstonds
over tot het beraad over zijn opvol
ging. Enige ministers meenden dat
Logemann de aangewezen vervanger
was, maar nadat ook andere namen
waren genoemd, deed de vergadering
een dringend beroep op de minister
zonder portefeuille Van Roijen om
zich voor het gouverneur-generaal
schap beschikbaar te stellen. Deze
meende echter om gezondheidsrede
nen een benoeming miet in overwe
ging te kunnen nemen zodat als al
ternatief overbleef de keus uit een
tweetal eerder genoemde ambassa
deurs. Besloten werd dat nog dezelfde
dag minister-president Schermerhorn
en minister Logemann naar Engeland
zouden reizen om de Koningin, die
daar een week verbleef, in te lichten
en 'met Haar een eventueel ontslag
van de lt. gouverneur-generaal te be
spreken.'
Geen vervanging
De reactie van de Koningin op het
verzoek, dat minister Schermerhorn
op zijn relaas van het gebeurde deed
volgen, 'om de vrije hand voor een
eventueel ontslag* van Van Mook, zul
len beide ministers allerminst hebben
verwacht. De Koningin gaf toe dat
Van Mook 'een grote fout' had be
gaan, waarop het kabinet kon reage
ren zoals het wilde, evenwel 'niet met
een ontslag*. Afgezien van het feit,
dat een voor de hand liggende oplos
sing van een plaatsvervanger niet aan
wezig was tot een discussie over
een eventuele opvolger van Van Mook
kwam men niet was de Koningin
van mening dat het onjuist was op
dit kritieke moment in de ontwikke
lingen to Batavia de Nederlandse
hoofdfiguur te vervangen, zoals het
ook onjuist zou zijn 'om in de hitte
van het gevecht van opperbevelhebber
te verwisselen.' Aan de ministerraad
werd van het overleg met de Konin
gin verslag uitgebracht. De vraag was
nu of de regering 'het standpunt ten
aanzien van den Heer Van Mook zal
wijzigen, hetgeen de Raad gezien de
in Engeland opgedane ervaringen,
meent te moeten doen, werd in de no
tulen van de vergadering van 4 no
vember vastgelegd.
De Koningin had het kabinet behoed
voor overijld handelen, waarvan het
de draagwijdte blijkbaar niet had
overzien. Met terug te komen van
haar aanvankelijk standpunt aanvaard
de de regering de volle verantwoorde
lijkheid van de beslissing, die de
vrucht was van het Londense beraad
en die zij, wijs geworden, tot de hare
had gemaakt.
De 'onschendbaarheid des Konings' is
een grondregel van het Nederlandse
staatsrecht. Het kabinet en de minis
ters afzonderlijk dienen naar eigen
overtuiging te handelen en kunnen
zich nimmer verschuilen achter de
wil des Konings. Of en in hoeverre
deze wil des Konings de eigen over
tuiging van ministers of regering
heeft beïnvloed zijn vragen, die vol
gens deze regel, in de actuele staat
kunde niet mogen worden gesteld.
Het is het voorrecht der geschiedenis
dat zij zich in dit geheim en daarme
de in de praktijk van de constitutio
nele monarchie mag verdiepen. Haar
betekenis en waarde in het verleden
in het licht te stellen lijkt leerzaam
voor het heden. En voor de toekomst.
Prof. dr. S. L. van der Wal is hoogle
raar (in dc geschiedenis van de be
trekkingen van Nederland en andere
Europese landen met de overzeese we
reld) aan dc rijksuniversiteit te
Utrecht.
President Soekarno: droomde van
een ontvangst op Soestdijk
archieven en de particuliere collecties
van brieven, dagboeken en herinne
ringen, heeft te lang op zich laten
wachten, maar is nu, van meerdere
kanten, op gang gekomen. Het heeft
in het licht gesteld hoe intens de aan
dacht is geweest waarmede Koningin
Wilhelmina de ontwikkelingen in de
overzeese gebiedsdelen heeft gevolgd.
Zij liet zich door de betrokken be
windslieden hierover regelmatig in
lichten en door toezending van de be
langrijke rapporten tot in bijzonder
heden op de hoogte stellen. Aanteke
ningen in de archieven wijzen uit dat
zij afschrift ontving van de correspon
dentie tussen de minister van kolo
niën en de landvoogd over belangrij
ke aangelegenheden, waartoe vooral
die, welke het Indonesische politieke
leven betroffen, werden gerekend.
Typerend voor haar belangstelling en
kennis van deze Indonesische zaken is
een briefje van gouverneur-generaal
Idenburg uit 1913 aan de particulier
secretaris van de Koningin, waarin hij
de komst naar Nederland aankondigt
'van iemand, die midden in het zaken
leven staat en die Indië en de bevol
king kent als weinigen.' 'Hij is'
schrijft Idenburg 'persoonlijk in
aanraking geweest met de leiders der
Sarekat Islam beweging en is zeker in
staat om Hare Majesteit niet theo-
Een hartelijke begroeting viel het koninklijk paar in 1971 in Indonesië ten deel. Indonesische kinderen Luitenant-gouverneur-generaal dr. H. J. van Mook: niet ontslagen om
zwaaien hier met vlaggetjes. dat koningin Wilhelmina er tégen was
retisch maar praktisch in te lich
ten over die beweging en omtrent de
tegenwoordige toestand van onrust in
de binnenlanden.' 'Maar', voegt hij
hieraan toe, 'het is mogelijk dat Hare
Majesteit daarvan geheel op de hoogte
is.' Dit leek inderdaad het geval, want
de Koningin kende de uitvoerige rap
porten, waarin de zo bij uitstek des
kundige adviseurs te Batavia Hazeu
en Rinkes diepgaande beschouwingen
aan deze eerste Indonesische nationa
listische volksbeweging hadden ge
wijd.
Aanwijzingen
Het zou te ver voeren uitvoerig in te
gaan op de plaats, die het Koning
schap in het overzeese staatsrecht
heeft ingenomen. Eén bepaling uit de
Indische staatsregeling verdient hier
echter de aandacht omdat de persoon
van de regerende vorstin van invloed
zal zijn geweest op de werking van
deze bepaling waarvan, vreemd ge
noeg, de betekenis moet worden afge
leid uit het feit dat zij op één uit
zondering na nimmer toepassing
heeft gevonden. Zij hield de verplich
ting in van de gouverneur-generaal
om bij de uitoefening van het alge
meen bestuur 's Konings aanwijzin
gen' in acht te nemen. Dit voorschrift
was door een amendement van conser
vatieve zijde in de wet opgenomen en
had de duidelijke strekking de bewe
gingsvrijheid van de landvoogd en
zijn zelfstandigheid ten opzichte van
de Nederlandse regering te beperken.
Het effect ervan was echter het tegen
deel. De ministeriële verantwoorde
lijkheid bracht uiteraard met zich dat
de gouverneur-generaal de aanwijzin
gen van de minister van koloniën had
op te volgen. Het bewuste artikel
opende hem echter de weg om van
's ministers aanwijzingen bij de Kroon
in beroep te gaan door op het omstre
den punt een koninklijke aanwijzing
te eisen. Dit deed zich voor in 1935
toen zich tussen minister Colijn en
gouverneur-generaal De Jonge een
vinnige briefwisseling ontspon over
een door de minister nodig geachte
wijziging van de aliraentatiekortings-
regeling van gescheiden ambtenaren.
De halsstarrige landvoogd bleek niet
bereid aan 's ministers verlangen te
voldoen tenzij hem terzake een konink
lijke aanwijzing zou worden gegeven.
Colijn gaf er toen de voorkeur aan de
zaak te laten rusten om deze later
met De Jonge's opvolger te bespre
ken.
Slechts eenmaal heeft een minister
van koloniën, nl. Welter in 1939, een
Koninklijke aanwijzing uitgelokt,
maar dat was op verzoek van de gou
verneur-generaal Tjarda van Starken-
borgh, die het initiatief van een ont
werpregeling voor de Volksraad liever
naar Den Haag verlegd zag. De veron-
ergernis dat hij, door zich bij deze
zienswijze van de Koningin neer te
leggen, hiervoor de volle politieke
verantwoordelijkheid aanvaardde en
dat de grenzen van de constitutie
door dit ingrijpen van de Koningin
geenszins waren overschreden.
Soekarno
Een ander geval, waarin aan een rege
ringsbeslissing het persoonlijk stand
punt van de Koningin ten grondslag
lag kan worden ontleend aan de eer
ste resultaten van het onderzoek dat
wordt ingesteld naar de geschiedenis
van de NederlandsIndonesische be
trekkingen in de jaren 19451950.
Het betreft het eerste overleg van de
lt. gouverneur-generaal Van Mook
met de Indonesische nationalistische
leiders tegen het einde van oktober
1945. Van Mook wist dat de regering
in Den Haag afwijzend stond tegeno
ver elk overleg met het Soekarno-regi-
me. Minister Logemann had de 16e
van die maand nog in de Tweede Ka
mer verklaard dat praten met Soekar
no 'even onwaardig als onvruchtbaar*
was.
Ook Van Mook was van mening dat
Soekarno zich aan 'misdadige collabo
ratie' met de Japanners had schuldig
gemaakt. Toch meende hij minister
Logemann te moeten wijzen op het
gevaar, dat wanneer hij van te voren
bekend maakte dat de president van
de op 17 augustus 1945 geproclameer
de republiek niet tot de leiders zou
mogen behoren, die hij zou on Wan
gen, de voorgenomen bespreking met
de nationalisten zou mislukken. Hij
meende dan ook niet verder te kun
nen gaan dan ondershands 'te kennen
te geven dat Soekarno onaanvaardbaar
was als toekomstige medewerker en
hoopte, dat Soekarno alsdan uit zich
zelf zou wegblijven of, indien hij toch
mocht verschijnen en dan zou verne
men wat het Nederlandse standpunt
was, 'gemakkelijk zou kunnen worden
derstelling lijkt niet te gewaagd dat
aarzeling bij de ministers van kolo
niën de Koningin in meningsverschil
len met de Indische regering te be
trekken mede verklaart waarom deze
bepaling buiten toepassing is geble
ven. Er is geen enkel geval bekend
dat een minister met een koninklijke
aanwijzing zelfs maar heeft gedreigd.
Als heilzame remedie tegen een ge
spannen verhouding tussen minister
en gouverneur-generaal werkte de fi
guur van de koninklijke aanwijzing
uitsluitend preventief. De zelfstandig
heid van de landvoogd was met haar
gebaat.
Dat de vorstin op het beleid met be
trekking tot het rijk overzee daadwer
kelijke en directe invloed uitoefende
en niet schroomde tegen de betrokken
ministers in te gaan wanneer zij dit
door 's lands belang geboden achtte,
kan met twee sprekende gevallen, die
te kunnen ontberen. Het is kenmer
kend voor de praktijk van de verhou
ding van deze landvoogd tot de minis
ter, dat Pleijte tot de conclusie kwam
dat, nu zijn mening zo geheel van die
van Van Limburg Stirum afweek, 'er
geschipperd diende te worden' en om
dat hij 'niet stokstijf op zijn stuk zou
blijven staan', ook van de gouverneur-
generaal enige tegemoetkoming ver
wachtte. Op een voor hem onderge
schikt punt bleek Van Limburg Sti
rum hiertoe bereid.
Het ontwerp voor het Koninklijk Be
sluit, waarin de regeling was vervat,
werd de Koningin aangeboden,
maar.de minister ongetekend te
ruggezonden. Hare Majesteit liet de
minister weten van oordeel te zijn dat
bij het meningsverschil over 'deze
voor Nederlandsch-Indië van groot be
lang zijnde regeling,' 'het wenschelij-
ker was deze regeling ook aan het
kortelings aan het licht zijn gebracht,
worden geïllustreerd.
Het eerste betrof de minister van ko
loniën Pleijte. In 1916 bracht gouver
neur-generaal Van Limburg Stirum
bij deze bewindsman het ontwerp
voor van een regeling van het recht
van vereniging en vergadering, die de
Indische regering de bevoegdheid gaf,
onafhankelijk van de rechter, het
voortbestaan van een vereniging in
strijd met de openbare orde te verkla
ren. Minister Pleijte wilde van deze
beperking van het recht van vereni
ging en het daaruit voortvloeiende
toezicht op de uitoefening van het
vergaderrecht niet weten. En hoe
hoog hij dit meningsverschil met de
landvoogd opnam blijkt uit zijn parti
culiere briefwisseling met Van Lim
burg Stirum. Hij schreef: 'De vrijheid
van vergadering is niet onbedenkelijk,
maar de inperking als men voornam
en de inquisitoriale maatregelen, zou
men in Indië gevoelen als hemelter
gend onrecht. De geheime vergade
ring, 't geniepig gekonkel doet veel
meer kwaad. De vlam zal nog wel
eens uitslaan, de troepen zullen de or
de misschien wel eens moeten herstel
len, als heethoofden de menigte dol
hebben gemaakt. Maar dat is alles be
ter te aanvaarden, dan de wrok van
een overheerscht volk, dat men vrij
heid beloofde en tegelijkertijd een be
wijs van wantrouwen gaf. 't Is zoo
noodig, dat de goede elementen niet
verder van ons vervreemden, dat men
Indië vertrouwt.'
Van Limburg Stirum drong van zijn
kant erop aan de Indische regering
niet te onthouden wat zij meende niet
oordeel van eenen eventueel en opvol
ger van Uwe Excellentie te onderwer
pen.' De Koningin wenste zich de be
slissing voor te behouden tot na af
loop van de toen aanstaande verkie
zingen voor de Tweede Kamer. Zij
stak dus. schreef Pelijte aan Van Lim
burg Stirum, 'een spaak in het wiel',
en, vervolgde hij later, 'Gij kunt mijn
stemming peilen toen De Vos van
Steenwijk (directeur van het kabinet
der Koningin) mij, namens de Konin
gin deed weten, toen ik nog niet eens
demissionair was, dat H.M. de kwestie
nog wel eens met mijn opvolger wilde
bespreken.' Hij achtte het 'niet consti
tutioneel de zaken niet af te doen,
omdat de verkiezingen naderen. En ik
kan er de boel niet bij neergooien',
vond de minister. Hij vergat in zijn