GEEN TOEKOMST VOOR JAZZ IN DE KERK Ho, dames en heren, we gaan alvast danken! Vandaag Louis van Dijk: 'Een melodie moet ook zonder drumstel goed lopen' Traaw Kwartet TO5L1W/TCWAOTET ZATERDAG 1.1 AUGUSTUS 1973 KERK T2jJ AttTde kerkmuziek Is in de loop der jaren ongelooflijk veel gesleuteld. Steeds weer werd er, vooral door de jongeren, geroepen om vernieuwing van de oude, 'slome' psalmen en gezangen, om eigentijdse, 'zingbare' melodieën. Er werd gevraagd om een lokstem die verfrissend zou werken op de kerkgang. Velen hebben inmiddels een poging gewaagd om aan deze behoefte te voldoen. Afnateuristische vrijbuiters, muzikaal geïnteresseerde predikanten en priesters begaven zich op het gladde pad en 'dokterden' liedjes uit. Maar ook erkende componisten met een religieuze belangstelling doken in de vernieuwingsdrang. De gevolgen waren groot: aan de ene kant een verontwaardigde geestelijkheid en verontruste gemeenteleden, aan de andere kant enthousiaste jongeren, die verrukt de piano's, gitaren en niet te vergeten het drumstel in de kerk haalden. Het betekende tevens een grote bloei van jeugdkoren en -combo's. De jazz deed zijn intrede binnen de eertijds zo heilige kerkmuren. 'Nieuwe kerkmuziek' was de benaming voor de sterk ritmische liederen. 'Swingen in de kerk' noemden tegenstanders het 'Het bijbelse denken in tekst en muziek gestalte geven in deae tijd' was het voor de aanhangers. Een van die componisten en 'onrustzaaiers' die de kerkmuren door wereldse klanken deden trillen, is Louis van Dijk, reeds jaren producent van kerkmuziek met een sterk ritmisch karakter. Hij kan beschouwd worden als medeaanstichter van de beweging die nog steeds haar wortels over kerkelijk Nederland ziet groeien. Als kosterszoon geboren en jarenlang op het orgel van de Prinsessekerk in Amsterdam experimenterend met zijn muzikale talent, slaagde hij in 1964 cum laude voor zijn eindexamen aan het conservatorium. Elke zondagmorgen bespeelde hij in een van de kerken in de hoofdstad het orgel- Naast dit in kerkelijke kringen wei gesanctioneerde muziekinstrument ging de belangstelling van Louis ook uit naar de meer lichtzinnige piano. Met zijn trio speelde hij op vele jazzconcoursen, maakte verschillende keren een toernee naar Amerika en kreeg bij het publiek meer en meer erkenning. In die periode bleven zijn aktivitedten in kerkdiensten niet alleen beperkt tot de orgelbespeling, waardoor zijn eerste kontakten met de muziek gelegd waren ('Veilig in Jezus' armen' was een liedje dat ik in het begin vaak speelde. Dat kon bijna helemaal op de zwarte toetsen,' herinnert hij zich). Tien jaar lang ondersteunde hij de bijzondere samenkomsten van de Amsterdamse Hervormde Jeugdraad met zijn trio, speelde hij tijdens ochtendwijdingen op het Hervormd Lyceum in Amsterdam-Zuid. Uit die tijd stammen de liederen, die bij de Jongeren zoveel weerklank vonden. Zijn visie op de 'jazz in de kerk' die hij mede introduceerde, is intussen danig gewijzigd. 'Het is muzikaal niet verantwoord' zegt hij zelf. 'Als ik terug kijk naar wat ik al die tijd gemaakt heb, komt er een gevoel van walging over me. Mijn produktie was zo groot dat alles op elkaar ging lijken. Ik werd al misselijk bij de gedachte een nieuw liedje te moeten maken. De eerste tien jaar wil ik er niets meer mee te maken hebben.' door Haro Hielkema 'De religieuze muziek met de inbreng van de amusementsmuziek is volledig op een dood spoor gekomen. Bij de gemeente moet je een betere melodie brengen, die van zichzelf al goed loopt.' Een uit spraak uit de mond van Louis van 'Dijk, een van de voorlopers van het gescandeerde ritme in de nieuw e kerkliederen. Louis is moe, van de kerk en van zijn eigen creaties binnen de kerkelijke sfeer. Hij noemt zich 'vastgelopen' in de stroming die hij zelf mede op gang gebracht heeft Een stroming die voor lopig nog niet tot stilstand is geko men. 'Ik heb niet zo'n behoefte meer aan sterk ritmische liederen, dat gen- te heeft geen toekomst. Het is een leuk probeersel ge weest om de gemeente in beweging te brengen, maar in wezen kan het geen synthese vormen voor de muzi kale behoefte in het kerkelijk leven.' Sinds de introductie van de jazz in de kerkdienst is er sterk aan Van Dijk getrokken. Beatmissen en Jeugddien sten kwamen steeds meer onder in vloed van zijn revolutionaire ideeën. Zijn composities en zijn persoonlijke aanwezigheid werden overal gevraagd. Louis kon de stroom verzoeken om in levenden lijve godsdienstige samen komsten op te sieren niet meer aan. 'Lokkertjes' noemt hij het zelf. 'Op affiches stond mijn naam in koeielet- ters afgedrukt, terwijl de spreker dan nog heel klein onderaan vermeld werd.' Ook de aanvragen van tekst dichters om een van hun produkten roet muziek te omlijsten, overstelpten hem. Het gevolg was een haast machi nale verwerking van deze aanzoeken. J>e composities werden lopende-band- werk. Maar hiermee kwam ook de zelfkri tiek naar boven, het bewustzijn dat liedjes maken wel iets anders is dan componeren. 'Als ik ze zelf niet goed vind, dan houdt de zaak op. Dan wil ik niet langer zitten te wroeten. Dat is nutteloos, tijd verspillen.' Louis van Dijk erkent dan geen kerkmusicus te zijn. 'Wat ik zelf aanrommel, kan je toch geen nieuwe kerkmuziek noe men! Wat is dat eigenlijk? Als ik een religieuze tekst krijg, kan ik me ach- :ter de vleugel niet ontworstelen aan calvinistische accoorden, dan wordt het niets nieuws. Het is bovendien nog slecht ook! In zo'n geval laat ik het liever aan een ander over, zoals Bernard Huybers. Drumstel Zijn gruwel jegens de modernisering binnen de kerkmuziek geldt vooral ook het gebruik van het drumstel. 'Ja, dat is erg ingeslagen, dat moet ik erkennen. Je kunt rustig zeggen dat het gros van de gemeente het goed vindt. Maar dan stel ik wel vraagte kens. Naar mijn idee is een gezongen melodie niet gebaat bij een ritmische ondersteuning. Zonder dat slagwerk leert de gemeente veel vrijer zingen. Het gevaar is dat liederen alleen maar aan te horen zijn, dat wil zeg gen: zingbaar zijn, als er iemand op zo'n vel zit te slaan. Ik neem een van mijn eigen liederen, 'Als er twee of drie in Mijn Naam bijeen zijn' op een tekst van Harrie Beex. De eerste regel is één dreun. Ik geef toe dat de jeugd deze muziek accepteert, maar dat is omdat er uiterlijke 'herkenningsvor- men' zijn met hun verlangens: de drums en de gitaren. Maar als be roepsmusicus moet je stellen dat de melodie ronduit slecht is.' Het genoemde lied is een van de veer tien teksten van Huub Oosterhuis en Harrie Beex, die Louis van Dijk van muziek voorzag. Onder de naam van de titelsong 'Waar blijft U met Uw wonderen?' werd een plaat uitge bracht Louis: 'Toen ik die hoorde, kreeg ik wel een beetje een afknap per. Laat ik bekennen dat ik veel res pect heb voor het koor dat hard ge studeerd had en gratis meewerkte; de opnametijd was erg prettig. Maar toch schaamde ik me voor wat ik gemaakt had. Eén van de weinige liedjes, die er uit sprongen was het (ongescan- deerde) 'Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig*. Daar zat een danspatroon in. Het was voor mij acceptabel, om dat het volslagen ouderwets was. Dat gaf mij het gevoel, dat nieuwe kerk muziek niet bestaat. De ritmiek uit de amusementsmuziek is in de kerkelijke sfeer niet functioneel.' Het gesprek met de 32-jarige pianist wordt gevoerd in de woning van zijn jongere broer Rob in Rijsenhout, die dirigent en organist is van 'The Ri vals', het meest bekende jeugdkoor met een religieuze inslag in Neder land. 'Het meest swingende koortje' noemt Louis het gezelschap waar zijn broer de leiding over heeft. Zeer re gelmatig treden 'The Rivals' in kerk diensten op. Louis: 'Rob weet eigen lijk veel meer van kerkmuziek af dan ik. Ik ken alleen mijn eigen melodie ën.' Daarom haalt hij zijn broer steeds binnen zijn betoog. Hij moet als 'deskundige' zijn uitspraken beves tigen. 'De kerk verwereldlijkt dat zie je ook in de muziek. Zij ziet daar de enige mogelijkheid in om nog te be staan. Maar het zijn wel allemaal con cessies die gedaan worden', zegt hij. Onzin Aan het toegeven aan de eisen van het kerkvolk maakt ook Rob zich overigens schuldig. De liederen die zijn groep in kerkdiensten zingt, lig gen hoofdzakelijk in het vlak van de gospels en spirituals. 'Een lied als 'Gi ve me that old-time religion' is onzin om in deze tijd te zingen. Dat gelooft geen mens. Maar ja, men wil dat gen re graag zingen. Het is echter niet functioneel', bekent hij. De broers zijn het er over eens dat jeugdkoren in een kerkdienst alleen bestaansrecht Louis van Dijk: 'Ik geloof dat nieuwe kerkmuziek niet bestaat'. hebben als zij de functie van cantorij hebben. Rob: 'De gemeente moet je een lied leren, door het goed voor te zingen en verder te begeleiden.' Louis van Dijk vertelt nogmaals maar weinig goede melodieën te hebben ge schreven. Slechts over een enkele toont hij zijn tevredenheid. 'Voor Huub Oosterhuis heb ik eens een paaslied gecomponeerd. Omdat de tekst zo geweldig aansprak, kreeg ik inspiratie: Wordt wakker, slaapkop, het is opstaan uit de dood geblazen, een nieuw mens moet als een licht opgaan in jou. Maar de echte kiene kerels in de kerkmuziek zitten toch in de Ecclesia (de katholieke studentengemeente in de Amsterdamse Amstelkerk). Wat Bernard Huybers doet. is zeker tien keer zo goed als mijn werk. Het op vallende is wel, dat zijn motieven oud zijn. Noem het een soort 'revival', ou de dingen weer mooi vinden.' Opleiding Om tot verantwoorde nieuwe produk- ties te komen dient een componist ei genlijk een opleiding voor kerkmuzi- kanten te volgen. Louis: 'Dat houdt .dan wel in dat je alle muziekgenres moet bestuderen: de historie van de spirituals en de gospels, de popmu ziek, de jazz, de klassieken en ga zo .maar door. In feite is dat een conser vatoriumopleiding. Lang;s deze weg zou je de mensen muzikaal moeten opvoeden. Maar dat is onmogelijk!' Louis van Dijk legt zich daarmee bij de bestaande situatie neer. Zelf stapt hij (voorlopig) uit de sfeer van kerk- muzikale composities. 'Maar omdat het bij de meeste mensen uit integere bedoelingen gedaan wordt, moet je ei genlijk alle pogingen en probeersels in principe goedkeuren. Eerlijk ge zegd is het niet zo erg wét er gebeurt om te vernieuwen, maar dét het ge beurt. Je mag het enthousiasme van de jongeren die naar vernieuwing streven niet de grond in boren, hoe amateuristisch hun muziek ook vaak door A. J. Klei Een aardige dominee stond voor de NGRV-microfoon uit te leg gen wat wij nog allemaal konden opsteken van de avonturen van vader Abraham. Typisch een uitzending voor een laat uur van de dag: als de televisie gedoofd, de gesprekken verstild en het hart geopend is voor de betere dingen. Maar deze dominee werd de ether ingestuurd op een moment, dat in de meeste gezinnen de bereidheid tot stichtelijke overpeinzingen uiterst gering is: moe der (of vader) draaft driftig achter de kinderen aan. de een naar z'n bed en de ander naar z'n huiswerk jagend, en vader (of moe der) bergt met kletterend geweld de schone vaat op, intussen haastig de koffie bij schenkend. Wat moest die dominee daar zo vroeg op de avond? De NCRV had. zo kreeg ik in de gaten, een opera op het programma staan: op zichzelf al gauw een avondvullend werkje en dan nog met toelichtingen er bij. Waar poten we nou de avondover denking?. moeten ze zich toen bij de .NCRV afgevraagd hebben. Ze kon den er natuurlijk niet mee aanko men dat de meditatie van de tafel geveegd zou worden dóór weliswaar fraaie, maar toch wereldse muziek, en ik vermoed dat iemand toen de efficiënte opmerking heeft gemaakt: zet de avondoverdenking maar vóór de opera, dan hebben we die alvast gehad. Efficiency in geestelijke zaken ben ik meer tegengekomen. Ik herinner me dat ik een dikke twintig jaar te rug naar de uitvoering van een christelijke toneelvereniging in een provinciestad moest. We liepen zul ke dingen na, niet zozeer op grond van artistieke overwegingen als wel vanwege de klantenbinding en we schreven in deze trant: Jan Jansen zette een uitstekende tuinknecht neer en Klaasje Klaassen voldeed al leszins als barones. Maakte een van de spelers er werkelijk niets van. dan brachten we dat meestal aldus onder woorden: dat Piet Pieterse na een wat stroef begin, later toch nog wel aardig op dreef kwam. Op de bewuste avond zaten we tijdig aan ons perstafeltje, De zaal liep nog vol en achter het doek hoorde je gestommel. Opzij van het podium probeerde een jeugdig bandje met ritmische muziek (rock and roll en wat daar verder volgt moest nog ko men) het geroezemoes te overstem men. Opeens gingen de gordijnen opzij en kwam een stevig gebouwde man wijdbeens op de rand van het podium staan: de voorzitter van de uitvoerende vereniging. Hij had een gebiedend handgebaar in de richting van de musicerende jongelui, die prompt midden in een maat stilhiel den en daarop kondigde hij met lui der stemme aan: we vragen een ze gen! De zaal viel verschrikt stil en mensen die op zoek waren naar hun plaats, bleven steken in de stoelen rijen en vonden eerder een wiebeli ge dan een eerbiedige houding. Na een krachtig uitgesproken 'amen' was er weer dat handgebaar voor de musici die zonder mankeren verder gingen waar ze zonet gebleven wa ren. De voorzitter verdween weer achter het gordijn en de bezoekers hervatten hun conversatie. Het duurde zeker nog tien minuten voor de voorstelling begon. Toen na het tweede bedrijf het ap plaus verklonken was en we begerig het programma-onderdeel 'pauze' wilden gaan aansnijden, kwam weer de voorzitter op het podium. Hij maakte bezwerende gebaren in de richting van de naar koffie en kof- fiepraat hunkerende schare en riep: ho. dames en heren, we gaan alvast danken! Deze mededeling werd niet meteen verwerkt, de mensen bleven tenminste opschuiven in de richting van de gangpaden, en daarom her haalde de voorzitter, nu plechtiger en uitgebreider: geachte aanwezigen, ik wil thans reeds met dankzegging eindigen Hij legde ook uit waar om: dan kon straks iedereen direct na afloop naar de garderobe gaan. Hierna dankte de voorzitter: voor hetgeen wij genoten hadden en voor hetgeen we nog te genieten zouden krijgen, en hij bad of we tenslotte veilig naar huis geleid zouden wor den. (en ik kon de gedachte raaar niet onderdrukken dat hij misschien ook nog om een zegen voor het ont bijt van de volgende morgen zou vragen, opdat we ons op ons gemak zouden kunnen scheren). Destijds vond ik die voorzitter een belachelijk mannetje met z'n gedank in 't voren, maar achteraf kijk ik veel vriendelijker tegen hem aan. Ik denk nu dat hij wilde voorkomen dat het dankgebed alleen maar erva ren zou worden als een vervelend oponthoud, waardoor je langer bij de garderobe zou moeten wachten en je busaansluiting zou kunnen missen. Hij is me in elk geval stuk ken dierbaarder dan een ander, nog wel eerwaarde voorzitter van wie ik meemaakte dat hij op een in-trieste herfstdag zijn openingsgebed gerou tineerd begon: Gij, die uw vriende lijk zonlicht weer laat nederdalen op de aarde.en die toen hij merkte dat de regen tegen de ruiten sloeg, virtuoos deze draai nam: o ja. wij weten wel dat de zon thans ver duisterd is door wolken, maar wij weten óók dat Gij machtig zijt die wolken weg te nemen.En ik ben ook nooit bar gesticht door die se cretaris, die in zijn dankgebed stee vast opsomde wat er allemaal beslo ten was. Dat was overigens wel han dig voor die collega's die minder uitputtend dan ik zich met de be trokken bijeenkomst bezig hoefden houden: die kwamen dan tegen het eind om via het 'communiqué voor God' op te vangen of er nog iets bij zonders was gebeurd. Opvallend zijn het gemak en de van zelfsprekendheid waarmee op aller lei bijeenkomsten een voorzitter of een andere figuur achter de groene tafel opeens gaat bidden. Vooral mensen die dit verschijnsel van huis uit minder goed kennen, kijken er verbaasd van op. Een remonstrantse collega van me moest eens spreken voor een protestants-christelijke vrouwenclub over de kwestie Indo- China. Aan het eind van de vergade ring vroeg de voorzitster of de inlei der 'met ons' zou willen danken. Hij schudde van nee en zei: pardon me vrouw, déér heb ik me niet op voor bereid. Hij vertelde me later niet zonder bewondering hoe mevrouw zelf toen zonder enige aarzeling in viel. Godfried Bomans keek van de ze dingen ook op. In 'De man met de witte das' schrijft hij bewonde rend: 'Hij moet het toch allemaal ter plaatse bedenken en aan de andere kant van de lijn staat geen geringe Luisteraar.' Dat ter plaatse bedenken valt. naar kenners weten, een beetje tegen: het komt eerder neer op het zich tijdig in herinnering brengen van ver trouwde zinswendingen. En door de gewoonte is het besef van de aanwe zigheid van een niet geringe Luiste raar ook niet altijd even levendig. Dan kun je het volgende beleven. Een eerwaard, om niet te zeggen, hoogeerwaard, gezelschap, dat heeft gedebatteerd over het concept-lied boek, gaat lunchen. De tafelpraeses kondigt aan dat hij een gebed voor het eten uit het concept zal gebrui ken. Ieder buigt het hoofd en na de lezing van het lied graai ik naar m'n soeplepel, maar tot mijn grote verbazing verzoekt de tafelpraeses broeder X 'met ons te willen begin nen'. En deze geeft als zijn wens te kennen dat 'dit voedsel moge dienen tot sterking van onze broze licha men.' Nu rijzen toch wel een paar vragen. Gold dat eerste, dat berijm de tafelgebied niet? Of meende men dat de niet geringe Luisteraar aan de andere kant van de lijn zo'n vers je wel niks zou vinden en moest er daarom een 'gewoon' gabed bovenop komen? En: is het wel eerlijk om te bidden voor 'broze lichamen' die 'ge sterkt' moeten worden in en voor een mild en welgevoed gezelschap, waarvan een niet gering aantal er eerder op gebrand is dat hun eten niet gezegend wordt? Man, m'n ge wicht moet omlaag, maar het valt niet mee. Iemand schreef (en vandaar eigen lijk m'n hele verhaal) het te betreu ren dat er tegenwoordig minder in het publiek gebeden werd, hij had het letterlijk over: het openbaar aanroepen van Gods naam. Daar ging, vond hij, ook een getuigenis van uit Van dit laatste ben ik niet zeker. Bidden voor een vergadering of een uitvoering werd door de bui tenwacht ook nogal eens beleefd als een ietwat hinderlijke eigenaardig heid van christelijke mensen. Ook zat ik op een avond van een christe lijke oratoriumvereniging in het Amsterdamse Concertgebouw. Vlak voor 't begin wrong zich een heer door de muziekinstrumenten naar voren om te bidden. Achter mij za ten twee dames. De een siste veront rust waar is dat voor en duurt het lang? De ander fluisterde geruststel lend: bidden, 't duurt maar even, het is een christelijk koor, maar verder merk je dat heus niet. Maar 't is waar, er wordt aan de vanzelfsprekendheid van bidden vooraf en danken erna getornd. In het openbaar (en ook thuis, maar daar gaat het nu niet over). Gelet mijn ervaringen meen ik, dat we daar wel blij om mogen zijn. Het is namelijk zo dat je er iets beters voor in de plaats ziet komen: een beknopte lofprijzing, alvorens aan het werk te gaan. Te zingen liede ren en te lezen bijbelgedeelten (en liefst ook de uit te spreken gebe den) zijn van tevoren zorgvuldig uitgezocht, op elkaar afgestemd en op stencil gezet, opdat de héle ver gadering mee kan doen. En wanneer in bepaalde gevallen een publiek ge bed nagelaten wordt, kan dit zijn om te voorkomen dat het gaat fun geren als een soort uithangbord: merk je wel, hier zitten christen mensen bij mekaar. We begonhen met de radio, we ein digen ermee. De KRO heeft een meeslepend programma dat zich tus sen twaalf en twee afspeelt en waar bij publiek in de studio aanwezig is. Kort geleden was ook de hervormde vrouwenvereniging 'Bidt en werkt' uit het Groningse Spijk aanwezig( de oecumene begint op het grondvlak, nietwaar?). Presentator Ted de Braak: 'Bidt en werkt.dat is ge biedende wijs, maarre.dames, vindt u 'tgoed dat we nu wat an ders doen?' STIL VERBOND Het hoeft niet altijd mis te gaaiii een mensenleven. Ons regeert gi duister lot, de Heer is er ook nog, verteller heeft ons geïnformeerd qi de wijze waarop en de reden waai Jozef in de gevangenis terecht g* men is. Achter hem sloten zich on i biddellijke deuren, maar dat betel de niet dat nu alles verloren Was hij niet eens in een put geral en eruit gekomen, in de handen mensen-kooplieden en nog goed 1 recht gekomen? Het kan altijd and Tot twee keer toe worden we er in verzen die we vandaag lezen op ge zen dat de Heer met Jozef was, HERE, de God van Israël, die e' unieke God, die op weg is in de I schiedenis en om Wie er geschied* I is en niet alles wegzinkt in het m ras van slavernij en verleiding en i vangenissen. De schrijver vertelt r ons precies. Wij moeten het exact r ten: de Heer deed Jozef de genej i heid van de overste der gevang* n winnen. De Heer stond achter Joü maar Jozef moest zelf die genej r heid winnen. Dat zal hij door zijn sitief gedrag gedaan hebben. Hij hil de situatie juist beoordeeld en is de het teleurstellend gedrag van Potd niet in verbittering en evenmin in cirkelloop van achtervolgingswaan- gevallen. Als iemand daar reden v gehad zou hebben, dan Jozef wel. Heer houdt vast en Jozef houdt v Er is een stil verbond tussen st twee. Een verbond moet gehou1 worden wil het kunnen funktione :t Het laffe gedrag van de broers, onverstandig handelen van de va i is voor de Heer geen reden om a verbintenis op te zeggen. Het door, omdat er groter op het r' staat. Of eigenlijk is dit het ook, a, een mens in het leven leert te gjai op de weg van geloof en liefde. D er een beeld van. Midden in ons ven. In een gevangenis met een di teur en arrestanten. Dat kan met 1 belse 'helden'. Die kunnen in de II vangenis terecht komen terwijl d enige heldendaad was dat ze wei|a den te geloven in een leven dat n; gedragen werd door dit stil verb* ld En de Heer was met hem. (Genet 39, 21-23). h* klinkt.' De enige betrokkenheid met het ker kelijk leven wil Louis in de komende tijd vasthouden in het incidenteel be spelen van het orgel in Dalfsen, zijn woonplaats. 'Noem het sentimentele overwegingen', zegt hij. 'Het is een lekker gevoel om die mensen in de kerk bij psalmen mee te trekken. Dat is de organistenziekte.' Louis van Dijk is als muzikant niet te classificeren. Hij wordt niet geaccep teerd binnen de wereld van de kerk muziek (geen enkele compositie van hem is in het nieuwe Liedboek opge nomen).. Hij staat ook buiten de kring van classici. Noem hem een eenling. 'Ik ben een barbaar', zegt hij zelf. r NED. HERVORMDE KERK EI Beroepen te Vaasen (tweede pize plaats): G. D. Vossers, kand., moi*ei teel hulppred., te Vaasen; te Spriir A. Talsma te Brandwijk; te Beso^l Waalwijk-West (toez.) W. L. van Geer. kand. te Bilthoven. Beroepbaar: drs A. Jonker, eervol heven pred. met de bevoegdh. emeritus (thans leraar aan het streeklyceum te Ede), Stationsweg Ede. Afscheid van 's Gravenhage: W. brandij wegens emeritaat GEREF. KERKEN (VRIJG). Beroepen te Oegstgeest-Lisse: Scherff, kand. te Wittewierum. GEREF. KERKEN (VRIJG. B.V.). Bedankt voor Leerdam: J. H. kind te Krommenie. UNIE VAN BAPT. GEM. m Afscheid van Hengelo: R. J. Voor* ber. te Eindhoven. De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad Uitgaven van B.V. De Christelijke Pers Dagelijks bestuur: B. Bol, Den Haag; dr. E. Bleumlnk, Paters wo!de; mr. G. C. van Dam. Nootdorp; W. A. Fibbe, Rot terdam: J. Lanser, Utrecht; drs. J. W. de Pous, Den Haag: J. Smallenbroek, Wassenaar. Overige leden van het alge meen bestuur: K. Abma, Am sterdam; H. A. de Boer, IJmui- den; Th. Brouwer, Assen; mr. dr. J. Donner, Den Haag: J. van Eibergen, Schaarsbergen; mr. K. van Houten, Wagenin- gen; ds. O. T. Hylkema, Bilt hoven; Jac. Huijsen, Delft; mevrouw M. C. ÉL Klooster- man-Fortgens, Voorschoten; mevrouw J. G. Kraayeveld- Wouters, Heerhugowaard: prof. dr. G. N. Lammens, Maarden; ds. F. H. Lands man, Den Haag; H. de Mooi], Rijnsburg; H. Ottevanger, Bui tenpost; mr. dr. J. Ozinga, Lunteren; H. H. Wemmers, Den Haag; drs, R. Zijlstra, Oosterland (Zld.). Directie: Ing. O. Postma, F. Diemer. Hoofdredactie: J. Tamminga. Hoofdkantoor B.V. De Christelijke Pers. N.Z. Voorburgwal 276 - 280, A'dam. Postbus 859. Telefoon 020 - 22 03 83. Postgiro: 26 92 74. Bank: Ned. Midd. Bank (rek.nr, 69 73 60 768). Gem.giro X 500. ljll jks ihoc sati >k i ex hoe irak aar aag in 1; tge; m 0 i en e :n b aam et lart wi enhj aar m s er j; irsi- ijn anta at d erlai ha .1 di ïsprc b ind. iet net g en d

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 2