GEEN TOEKOMST VOOR JAZZ IN DE KERK
Ho, dames en heren, we gaan alvast danken!
Vandaag
Louis van Dijk: 'Een melodie moet ook zonder drumstel goed lopen'
Traaw
Kwartet
TO5L1W/TCWAOTET ZATERDAG 1.1 AUGUSTUS 1973
KERK
T2jJ
AttTde kerkmuziek Is in de loop der jaren
ongelooflijk veel gesleuteld. Steeds weer werd
er, vooral door de jongeren, geroepen om
vernieuwing van de oude, 'slome' psalmen en
gezangen, om eigentijdse, 'zingbare'
melodieën. Er werd gevraagd om een lokstem
die verfrissend zou werken op de kerkgang.
Velen hebben inmiddels een poging gewaagd
om aan deze behoefte te voldoen.
Afnateuristische vrijbuiters, muzikaal
geïnteresseerde predikanten en priesters
begaven zich op het gladde pad en
'dokterden' liedjes uit. Maar ook erkende
componisten met een religieuze belangstelling
doken in de vernieuwingsdrang. De gevolgen
waren groot: aan de ene kant een
verontwaardigde geestelijkheid en verontruste
gemeenteleden, aan de andere kant
enthousiaste jongeren, die verrukt de piano's,
gitaren en niet te vergeten het drumstel in
de kerk haalden. Het betekende tevens een
grote bloei van jeugdkoren en -combo's. De
jazz deed zijn intrede binnen de eertijds zo
heilige kerkmuren.
'Nieuwe kerkmuziek' was de benaming voor
de sterk ritmische liederen. 'Swingen in de
kerk' noemden tegenstanders het 'Het
bijbelse denken in tekst en muziek gestalte
geven in deae tijd' was het voor de
aanhangers. Een van die componisten en
'onrustzaaiers' die de kerkmuren door
wereldse klanken deden trillen, is Louis van
Dijk, reeds jaren producent van kerkmuziek
met een sterk ritmisch karakter. Hij kan
beschouwd worden als medeaanstichter van
de beweging die nog steeds haar wortels over
kerkelijk Nederland ziet groeien. Als
kosterszoon geboren en jarenlang op het
orgel van de Prinsessekerk in Amsterdam
experimenterend met zijn muzikale talent,
slaagde hij in 1964 cum laude voor zijn
eindexamen aan het conservatorium. Elke
zondagmorgen bespeelde hij in een van de
kerken in de hoofdstad het orgel-
Naast dit in kerkelijke kringen wei
gesanctioneerde muziekinstrument ging de
belangstelling van Louis ook uit naar de
meer lichtzinnige piano. Met zijn trio speelde
hij op vele jazzconcoursen, maakte
verschillende keren een toernee naar
Amerika en kreeg bij het publiek meer en
meer erkenning. In die periode bleven zijn
aktivitedten in kerkdiensten niet alleen
beperkt tot de orgelbespeling, waardoor zijn
eerste kontakten met de muziek gelegd waren
('Veilig in Jezus' armen' was een liedje dat
ik in het begin vaak speelde. Dat kon bijna
helemaal op de zwarte toetsen,' herinnert hij
zich). Tien jaar lang ondersteunde hij de
bijzondere samenkomsten van de
Amsterdamse Hervormde Jeugdraad met zijn
trio, speelde hij tijdens ochtendwijdingen op
het Hervormd Lyceum in Amsterdam-Zuid.
Uit die tijd stammen de liederen, die bij de
Jongeren zoveel weerklank vonden. Zijn visie
op de 'jazz in de kerk' die hij mede
introduceerde, is intussen danig gewijzigd.
'Het is muzikaal niet verantwoord' zegt hij
zelf. 'Als ik terug kijk naar wat ik al die tijd
gemaakt heb, komt er een gevoel van walging
over me. Mijn produktie was zo groot dat
alles op elkaar ging lijken. Ik werd al
misselijk bij de gedachte een nieuw liedje te
moeten maken. De eerste tien jaar wil ik er
niets meer mee te maken hebben.'
door Haro Hielkema
'De religieuze muziek met de inbreng van de amusementsmuziek
is volledig op een dood spoor gekomen. Bij de gemeente moet je een
betere melodie brengen, die van zichzelf al goed loopt.' Een uit
spraak uit de mond van Louis van 'Dijk, een van de voorlopers van
het gescandeerde ritme in de nieuw e kerkliederen.
Louis is moe, van de kerk en van zijn
eigen creaties binnen de kerkelijke
sfeer. Hij noemt zich 'vastgelopen' in
de stroming die hij zelf mede op gang
gebracht heeft Een stroming die voor
lopig nog niet tot stilstand is geko
men. 'Ik heb niet zo'n behoefte meer
aan sterk ritmische liederen, dat gen-
te heeft geen toekomst.
Het is een leuk probeersel ge
weest om de gemeente in beweging
te brengen, maar in wezen kan het
geen synthese vormen voor de muzi
kale behoefte in het kerkelijk leven.'
Sinds de introductie van de jazz in de
kerkdienst is er sterk aan Van Dijk
getrokken. Beatmissen en Jeugddien
sten kwamen steeds meer onder in
vloed van zijn revolutionaire ideeën.
Zijn composities en zijn persoonlijke
aanwezigheid werden overal gevraagd.
Louis kon de stroom verzoeken om in
levenden lijve godsdienstige samen
komsten op te sieren niet meer aan.
'Lokkertjes' noemt hij het zelf. 'Op
affiches stond mijn naam in koeielet-
ters afgedrukt, terwijl de spreker dan
nog heel klein onderaan vermeld
werd.' Ook de aanvragen van tekst
dichters om een van hun produkten
roet muziek te omlijsten, overstelpten
hem. Het gevolg was een haast machi
nale verwerking van deze aanzoeken.
J>e composities werden lopende-band-
werk.
Maar hiermee kwam ook de zelfkri
tiek naar boven, het bewustzijn dat
liedjes maken wel iets anders is dan
componeren. 'Als ik ze zelf niet goed
vind, dan houdt de zaak op. Dan wil ik
niet langer zitten te wroeten. Dat is
nutteloos, tijd verspillen.' Louis van
Dijk erkent dan geen kerkmusicus te
zijn. 'Wat ik zelf aanrommel, kan je
toch geen nieuwe kerkmuziek noe
men! Wat is dat eigenlijk? Als ik een
religieuze tekst krijg, kan ik me ach-
:ter de vleugel niet ontworstelen aan
calvinistische accoorden, dan wordt
het niets nieuws. Het is bovendien
nog slecht ook! In zo'n geval laat ik
het liever aan een ander over, zoals
Bernard Huybers.
Drumstel
Zijn gruwel jegens de modernisering
binnen de kerkmuziek geldt vooral
ook het gebruik van het drumstel.
'Ja, dat is erg ingeslagen, dat moet ik
erkennen. Je kunt rustig zeggen dat
het gros van de gemeente het goed
vindt. Maar dan stel ik wel vraagte
kens. Naar mijn idee is een gezongen
melodie niet gebaat bij een ritmische
ondersteuning. Zonder dat slagwerk
leert de gemeente veel vrijer zingen.
Het gevaar is dat liederen alleen
maar aan te horen zijn, dat wil zeg
gen: zingbaar zijn, als er iemand op
zo'n vel zit te slaan. Ik neem een van
mijn eigen liederen, 'Als er twee of
drie in Mijn Naam bijeen zijn' op een
tekst van Harrie Beex. De eerste regel
is één dreun. Ik geef toe dat de jeugd
deze muziek accepteert, maar dat is
omdat er uiterlijke 'herkenningsvor-
men' zijn met hun verlangens: de
drums en de gitaren. Maar als be
roepsmusicus moet je stellen dat de
melodie ronduit slecht is.'
Het genoemde lied is een van de veer
tien teksten van Huub Oosterhuis en
Harrie Beex, die Louis van Dijk van
muziek voorzag. Onder de naam van
de titelsong 'Waar blijft U met Uw
wonderen?' werd een plaat uitge
bracht Louis: 'Toen ik die hoorde,
kreeg ik wel een beetje een afknap
per. Laat ik bekennen dat ik veel res
pect heb voor het koor dat hard ge
studeerd had en gratis meewerkte; de
opnametijd was erg prettig. Maar toch
schaamde ik me voor wat ik gemaakt
had. Eén van de weinige liedjes, die
er uit sprongen was het (ongescan-
deerde) 'Heer, onze Heer, hoe zijt Gij
aanwezig*. Daar zat een danspatroon
in. Het was voor mij acceptabel, om
dat het volslagen ouderwets was. Dat
gaf mij het gevoel, dat nieuwe kerk
muziek niet bestaat. De ritmiek uit de
amusementsmuziek is in de kerkelijke
sfeer niet functioneel.'
Het gesprek met de 32-jarige pianist
wordt gevoerd in de woning van zijn
jongere broer Rob in Rijsenhout, die
dirigent en organist is van 'The Ri
vals', het meest bekende jeugdkoor
met een religieuze inslag in Neder
land. 'Het meest swingende koortje'
noemt Louis het gezelschap waar zijn
broer de leiding over heeft. Zeer re
gelmatig treden 'The Rivals' in kerk
diensten op. Louis: 'Rob weet eigen
lijk veel meer van kerkmuziek af dan
ik. Ik ken alleen mijn eigen melodie
ën.' Daarom haalt hij zijn broer
steeds binnen zijn betoog. Hij moet
als 'deskundige' zijn uitspraken beves
tigen. 'De kerk verwereldlijkt dat zie
je ook in de muziek. Zij ziet daar de
enige mogelijkheid in om nog te be
staan. Maar het zijn wel allemaal con
cessies die gedaan worden', zegt hij.
Onzin
Aan het toegeven aan de eisen van
het kerkvolk maakt ook Rob zich
overigens schuldig. De liederen die
zijn groep in kerkdiensten zingt, lig
gen hoofdzakelijk in het vlak van de
gospels en spirituals. 'Een lied als 'Gi
ve me that old-time religion' is onzin
om in deze tijd te zingen. Dat gelooft
geen mens. Maar ja, men wil dat gen
re graag zingen. Het is echter niet
functioneel', bekent hij. De broers
zijn het er over eens dat jeugdkoren
in een kerkdienst alleen bestaansrecht
Louis van Dijk: 'Ik geloof dat nieuwe kerkmuziek niet bestaat'.
hebben als zij de functie van cantorij
hebben. Rob: 'De gemeente moet je
een lied leren, door het goed voor te
zingen en verder te begeleiden.'
Louis van Dijk vertelt nogmaals maar
weinig goede melodieën te hebben ge
schreven. Slechts over een enkele
toont hij zijn tevredenheid. 'Voor
Huub Oosterhuis heb ik eens een
paaslied gecomponeerd. Omdat de
tekst zo geweldig aansprak, kreeg ik
inspiratie:
Wordt wakker, slaapkop,
het is opstaan uit de dood geblazen,
een nieuw mens moet
als een licht opgaan in jou.
Maar de echte kiene kerels in de
kerkmuziek zitten toch in de Ecclesia
(de katholieke studentengemeente in
de Amsterdamse Amstelkerk). Wat
Bernard Huybers doet. is zeker tien
keer zo goed als mijn werk. Het op
vallende is wel, dat zijn motieven oud
zijn. Noem het een soort 'revival', ou
de dingen weer mooi vinden.'
Opleiding
Om tot verantwoorde nieuwe produk-
ties te komen dient een componist ei
genlijk een opleiding voor kerkmuzi-
kanten te volgen. Louis: 'Dat houdt
.dan wel in dat je alle muziekgenres
moet bestuderen: de historie van de
spirituals en de gospels, de popmu
ziek, de jazz, de klassieken en ga zo
.maar door. In feite is dat een conser
vatoriumopleiding. Lang;s deze weg
zou je de mensen muzikaal moeten
opvoeden. Maar dat is onmogelijk!'
Louis van Dijk legt zich daarmee bij
de bestaande situatie neer. Zelf stapt
hij (voorlopig) uit de sfeer van kerk-
muzikale composities. 'Maar omdat
het bij de meeste mensen uit integere
bedoelingen gedaan wordt, moet je ei
genlijk alle pogingen en probeersels
in principe goedkeuren. Eerlijk ge
zegd is het niet zo erg wét er gebeurt
om te vernieuwen, maar dét het ge
beurt. Je mag het enthousiasme van
de jongeren die naar vernieuwing
streven niet de grond in boren, hoe
amateuristisch hun muziek ook vaak
door A. J. Klei
Een aardige dominee stond voor de NGRV-microfoon uit te leg
gen wat wij nog allemaal konden opsteken van de avonturen van
vader Abraham. Typisch een uitzending voor een laat uur van de
dag: als de televisie gedoofd, de gesprekken verstild en het hart
geopend is voor de betere dingen. Maar deze dominee werd de
ether ingestuurd op een moment, dat in de meeste gezinnen de
bereidheid tot stichtelijke overpeinzingen uiterst gering is: moe
der (of vader) draaft driftig achter de kinderen aan. de een naar
z'n bed en de ander naar z'n huiswerk jagend, en vader (of moe
der) bergt met kletterend geweld de schone vaat op, intussen
haastig de koffie bij schenkend.
Wat moest die dominee daar zo
vroeg op de avond? De NCRV had.
zo kreeg ik in de gaten, een opera
op het programma staan: op zichzelf
al gauw een avondvullend werkje en
dan nog met toelichtingen er bij.
Waar poten we nou de avondover
denking?. moeten ze zich toen bij de
.NCRV afgevraagd hebben. Ze kon
den er natuurlijk niet mee aanko
men dat de meditatie van de tafel
geveegd zou worden dóór weliswaar
fraaie, maar toch wereldse muziek,
en ik vermoed dat iemand toen de
efficiënte opmerking heeft gemaakt:
zet de avondoverdenking maar vóór
de opera, dan hebben we die alvast
gehad.
Efficiency in geestelijke zaken ben
ik meer tegengekomen. Ik herinner
me dat ik een dikke twintig jaar te
rug naar de uitvoering van een
christelijke toneelvereniging in een
provinciestad moest. We liepen zul
ke dingen na, niet zozeer op grond
van artistieke overwegingen als wel
vanwege de klantenbinding en we
schreven in deze trant: Jan Jansen
zette een uitstekende tuinknecht
neer en Klaasje Klaassen voldeed al
leszins als barones. Maakte een van
de spelers er werkelijk niets van.
dan brachten we dat meestal aldus
onder woorden: dat Piet Pieterse na
een wat stroef begin, later toch nog
wel aardig op dreef kwam.
Op de bewuste avond zaten we tijdig
aan ons perstafeltje, De zaal liep
nog vol en achter het doek hoorde
je gestommel. Opzij van het podium
probeerde een jeugdig bandje met
ritmische muziek (rock and roll en
wat daar verder volgt moest nog ko
men) het geroezemoes te overstem
men. Opeens gingen de gordijnen
opzij en kwam een stevig gebouwde
man wijdbeens op de rand van het
podium staan: de voorzitter van de
uitvoerende vereniging. Hij had een
gebiedend handgebaar in de richting
van de musicerende jongelui, die
prompt midden in een maat stilhiel
den en daarop kondigde hij met lui
der stemme aan: we vragen een ze
gen! De zaal viel verschrikt stil en
mensen die op zoek waren naar hun
plaats, bleven steken in de stoelen
rijen en vonden eerder een wiebeli
ge dan een eerbiedige houding. Na
een krachtig uitgesproken 'amen'
was er weer dat handgebaar voor de
musici die zonder mankeren verder
gingen waar ze zonet gebleven wa
ren. De voorzitter verdween weer
achter het gordijn en de bezoekers
hervatten hun conversatie. Het
duurde zeker nog tien minuten voor
de voorstelling begon.
Toen na het tweede bedrijf het ap
plaus verklonken was en we begerig
het programma-onderdeel 'pauze'
wilden gaan aansnijden, kwam weer
de voorzitter op het podium. Hij
maakte bezwerende gebaren in de
richting van de naar koffie en kof-
fiepraat hunkerende schare en riep:
ho. dames en heren, we gaan alvast
danken! Deze mededeling werd niet
meteen verwerkt, de mensen bleven
tenminste opschuiven in de richting
van de gangpaden, en daarom her
haalde de voorzitter, nu plechtiger
en uitgebreider: geachte aanwezigen,
ik wil thans reeds met dankzegging
eindigen Hij legde ook uit waar
om: dan kon straks iedereen direct
na afloop naar de garderobe gaan.
Hierna dankte de voorzitter: voor
hetgeen wij genoten hadden en voor
hetgeen we nog te genieten zouden
krijgen, en hij bad of we tenslotte
veilig naar huis geleid zouden wor
den. (en ik kon de gedachte raaar
niet onderdrukken dat hij misschien
ook nog om een zegen voor het ont
bijt van de volgende morgen zou
vragen, opdat we ons op ons gemak
zouden kunnen scheren).
Destijds vond ik die voorzitter een
belachelijk mannetje met z'n gedank
in 't voren, maar achteraf kijk ik
veel vriendelijker tegen hem aan. Ik
denk nu dat hij wilde voorkomen
dat het dankgebed alleen maar erva
ren zou worden als een vervelend
oponthoud, waardoor je langer bij
de garderobe zou moeten wachten
en je busaansluiting zou kunnen
missen. Hij is me in elk geval stuk
ken dierbaarder dan een ander, nog
wel eerwaarde voorzitter van wie ik
meemaakte dat hij op een in-trieste
herfstdag zijn openingsgebed gerou
tineerd begon: Gij, die uw vriende
lijk zonlicht weer laat nederdalen
op de aarde.en die toen hij
merkte dat de regen tegen de ruiten
sloeg, virtuoos deze draai nam: o ja.
wij weten wel dat de zon thans ver
duisterd is door wolken, maar wij
weten óók dat Gij machtig zijt die
wolken weg te nemen.En ik ben
ook nooit bar gesticht door die se
cretaris, die in zijn dankgebed stee
vast opsomde wat er allemaal beslo
ten was. Dat was overigens wel han
dig voor die collega's die minder
uitputtend dan ik zich met de be
trokken bijeenkomst bezig hoefden
houden: die kwamen dan tegen het
eind om via het 'communiqué voor
God' op te vangen of er nog iets bij
zonders was gebeurd.
Opvallend zijn het gemak en de van
zelfsprekendheid waarmee op aller
lei bijeenkomsten een voorzitter of
een andere figuur achter de groene
tafel opeens gaat bidden. Vooral
mensen die dit verschijnsel van huis
uit minder goed kennen, kijken er
verbaasd van op. Een remonstrantse
collega van me moest eens spreken
voor een protestants-christelijke
vrouwenclub over de kwestie Indo-
China. Aan het eind van de vergade
ring vroeg de voorzitster of de inlei
der 'met ons' zou willen danken. Hij
schudde van nee en zei: pardon me
vrouw, déér heb ik me niet op voor
bereid. Hij vertelde me later niet
zonder bewondering hoe mevrouw
zelf toen zonder enige aarzeling in
viel. Godfried Bomans keek van de
ze dingen ook op. In 'De man met
de witte das' schrijft hij bewonde
rend: 'Hij moet het toch allemaal ter
plaatse bedenken en aan de andere
kant van de lijn staat geen geringe
Luisteraar.'
Dat ter plaatse bedenken valt. naar
kenners weten, een beetje tegen: het
komt eerder neer op het zich tijdig
in herinnering brengen van ver
trouwde zinswendingen. En door de
gewoonte is het besef van de aanwe
zigheid van een niet geringe Luiste
raar ook niet altijd even levendig.
Dan kun je het volgende beleven.
Een eerwaard, om niet te zeggen,
hoogeerwaard, gezelschap, dat heeft
gedebatteerd over het concept-lied
boek, gaat lunchen. De tafelpraeses
kondigt aan dat hij een gebed voor
het eten uit het concept zal gebrui
ken. Ieder buigt het hoofd en na de
lezing van het lied graai ik naar
m'n soeplepel, maar tot mijn grote
verbazing verzoekt de tafelpraeses
broeder X 'met ons te willen begin
nen'. En deze geeft als zijn wens te
kennen dat 'dit voedsel moge dienen
tot sterking van onze broze licha
men.' Nu rijzen toch wel een paar
vragen. Gold dat eerste, dat berijm
de tafelgebied niet? Of meende men
dat de niet geringe Luisteraar aan
de andere kant van de lijn zo'n vers
je wel niks zou vinden en moest er
daarom een 'gewoon' gabed bovenop
komen? En: is het wel eerlijk om te
bidden voor 'broze lichamen' die 'ge
sterkt' moeten worden in en voor
een mild en welgevoed gezelschap,
waarvan een niet gering aantal er
eerder op gebrand is dat hun eten
niet gezegend wordt? Man, m'n ge
wicht moet omlaag, maar het valt
niet mee.
Iemand schreef (en vandaar eigen
lijk m'n hele verhaal) het te betreu
ren dat er tegenwoordig minder in
het publiek gebeden werd, hij had
het letterlijk over: het openbaar
aanroepen van Gods naam. Daar
ging, vond hij, ook een getuigenis
van uit Van dit laatste ben ik niet
zeker. Bidden voor een vergadering
of een uitvoering werd door de bui
tenwacht ook nogal eens beleefd als
een ietwat hinderlijke eigenaardig
heid van christelijke mensen. Ook
zat ik op een avond van een christe
lijke oratoriumvereniging in het
Amsterdamse Concertgebouw. Vlak
voor 't begin wrong zich een heer
door de muziekinstrumenten naar
voren om te bidden. Achter mij za
ten twee dames. De een siste veront
rust waar is dat voor en duurt het
lang? De ander fluisterde geruststel
lend: bidden, 't duurt maar even,
het is een christelijk koor, maar
verder merk je dat heus niet.
Maar 't is waar, er wordt aan de
vanzelfsprekendheid van bidden
vooraf en danken erna getornd. In
het openbaar (en ook thuis, maar
daar gaat het nu niet over). Gelet
mijn ervaringen meen ik, dat we
daar wel blij om mogen zijn. Het is
namelijk zo dat je er iets beters
voor in de plaats ziet komen: een
beknopte lofprijzing, alvorens aan
het werk te gaan. Te zingen liede
ren en te lezen bijbelgedeelten (en
liefst ook de uit te spreken gebe
den) zijn van tevoren zorgvuldig
uitgezocht, op elkaar afgestemd en
op stencil gezet, opdat de héle ver
gadering mee kan doen. En wanneer
in bepaalde gevallen een publiek ge
bed nagelaten wordt, kan dit zijn
om te voorkomen dat het gaat fun
geren als een soort uithangbord:
merk je wel, hier zitten christen
mensen bij mekaar.
We begonhen met de radio, we ein
digen ermee. De KRO heeft een
meeslepend programma dat zich tus
sen twaalf en twee afspeelt en waar
bij publiek in de studio aanwezig is.
Kort geleden was ook de hervormde
vrouwenvereniging 'Bidt en werkt'
uit het Groningse Spijk aanwezig( de
oecumene begint op het grondvlak,
nietwaar?). Presentator Ted de
Braak: 'Bidt en werkt.dat is ge
biedende wijs, maarre.dames,
vindt u 'tgoed dat we nu wat an
ders doen?'
STIL VERBOND
Het hoeft niet altijd mis te gaaiii
een mensenleven. Ons regeert gi
duister lot, de Heer is er ook nog,
verteller heeft ons geïnformeerd qi
de wijze waarop en de reden waai
Jozef in de gevangenis terecht g*
men is. Achter hem sloten zich on i
biddellijke deuren, maar dat betel
de niet dat nu alles verloren
Was hij niet eens in een put geral
en eruit gekomen, in de handen
mensen-kooplieden en nog goed 1
recht gekomen? Het kan altijd and
Tot twee keer toe worden we er in
verzen die we vandaag lezen op ge
zen dat de Heer met Jozef was,
HERE, de God van Israël, die e'
unieke God, die op weg is in de I
schiedenis en om Wie er geschied* I
is en niet alles wegzinkt in het m
ras van slavernij en verleiding en i
vangenissen. De schrijver vertelt r
ons precies. Wij moeten het exact r
ten: de Heer deed Jozef de genej i
heid van de overste der gevang* n
winnen. De Heer stond achter Joü
maar Jozef moest zelf die genej r
heid winnen. Dat zal hij door zijn
sitief gedrag gedaan hebben. Hij hil
de situatie juist beoordeeld en is de
het teleurstellend gedrag van Potd
niet in verbittering en evenmin in
cirkelloop van achtervolgingswaan-
gevallen. Als iemand daar reden v
gehad zou hebben, dan Jozef wel.
Heer houdt vast en Jozef houdt v
Er is een stil verbond tussen st
twee. Een verbond moet gehou1
worden wil het kunnen funktione :t
Het laffe gedrag van de broers,
onverstandig handelen van de va i
is voor de Heer geen reden om a
verbintenis op te zeggen. Het
door, omdat er groter op het r'
staat. Of eigenlijk is dit het ook, a,
een mens in het leven leert te gjai
op de weg van geloof en liefde. D
er een beeld van. Midden in ons
ven. In een gevangenis met een di
teur en arrestanten. Dat kan met 1
belse 'helden'. Die kunnen in de II
vangenis terecht komen terwijl d
enige heldendaad was dat ze wei|a
den te geloven in een leven dat n;
gedragen werd door dit stil verb* ld
En de Heer was met hem. (Genet
39, 21-23). h*
klinkt.'
De enige betrokkenheid met het ker
kelijk leven wil Louis in de komende
tijd vasthouden in het incidenteel be
spelen van het orgel in Dalfsen, zijn
woonplaats. 'Noem het sentimentele
overwegingen', zegt hij. 'Het is een
lekker gevoel om die mensen in de
kerk bij psalmen mee te trekken. Dat
is de organistenziekte.'
Louis van Dijk is als muzikant niet te
classificeren. Hij wordt niet geaccep
teerd binnen de wereld van de kerk
muziek (geen enkele compositie van
hem is in het nieuwe Liedboek opge
nomen).. Hij staat ook buiten de kring
van classici. Noem hem een eenling.
'Ik ben een barbaar', zegt hij zelf.
r
NED. HERVORMDE KERK EI
Beroepen te Vaasen (tweede pize
plaats): G. D. Vossers, kand., moi*ei
teel hulppred., te Vaasen; te Spriir
A. Talsma te Brandwijk; te Beso^l
Waalwijk-West (toez.) W. L. van
Geer. kand. te Bilthoven.
Beroepbaar: drs A. Jonker, eervol
heven pred. met de bevoegdh.
emeritus (thans leraar aan het
streeklyceum te Ede), Stationsweg
Ede.
Afscheid van 's Gravenhage: W.
brandij wegens emeritaat
GEREF. KERKEN (VRIJG).
Beroepen te Oegstgeest-Lisse:
Scherff, kand. te Wittewierum.
GEREF. KERKEN (VRIJG. B.V.).
Bedankt voor Leerdam: J. H.
kind te Krommenie.
UNIE VAN BAPT. GEM. m
Afscheid van Hengelo: R. J. Voor*
ber. te Eindhoven.
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
Uitgaven van
B.V. De Christelijke Pers
Dagelijks bestuur: B. Bol, Den
Haag; dr. E. Bleumlnk, Paters
wo!de; mr. G. C. van Dam.
Nootdorp; W. A. Fibbe, Rot
terdam: J. Lanser, Utrecht;
drs. J. W. de Pous, Den Haag:
J. Smallenbroek, Wassenaar.
Overige leden van het alge
meen bestuur: K. Abma, Am
sterdam; H. A. de Boer, IJmui-
den; Th. Brouwer, Assen; mr.
dr. J. Donner, Den Haag: J.
van Eibergen, Schaarsbergen;
mr. K. van Houten, Wagenin-
gen; ds. O. T. Hylkema, Bilt
hoven; Jac. Huijsen, Delft;
mevrouw M. C. ÉL Klooster-
man-Fortgens, Voorschoten;
mevrouw J. G. Kraayeveld-
Wouters, Heerhugowaard:
prof. dr. G. N. Lammens,
Maarden; ds. F. H. Lands
man, Den Haag; H. de Mooi],
Rijnsburg; H. Ottevanger, Bui
tenpost; mr. dr. J. Ozinga,
Lunteren; H. H. Wemmers,
Den Haag; drs, R. Zijlstra,
Oosterland (Zld.).
Directie:
Ing. O. Postma,
F. Diemer.
Hoofdredactie:
J. Tamminga.
Hoofdkantoor B.V. De
Christelijke Pers. N.Z.
Voorburgwal 276 - 280,
A'dam. Postbus 859.
Telefoon 020 - 22 03 83.
Postgiro: 26 92 74. Bank:
Ned. Midd. Bank (rek.nr,
69 73 60 768). Gem.giro
X 500.
ljll
jks
ihoc
sati
>k i
ex
hoe
irak
aar
aag
in 1;
tge;
m
0 i
en e
:n b
aam
et
lart
wi
enhj
aar
m s
er j;
irsi-
ijn
anta
at d
erlai
ha
.1 di
ïsprc
b
ind.
iet
net g
en d