Blutsen in een musisch schild
li
isi
L J L/V
i
ris
i ca
ebbe-
1-jl
pleeg
okt<
Ir. A
ac
coori
efoa
ïlichl
bede
m
ange
nital
zie
de2
begi
KUNST
T13.K13
Khepri
DODENKUNST ALS LEVENSKUNST
door G. Kruis
Het Bureau van de Rijksinspec
teur voor Roerende Monu
menten te 's-Gravenhage: een
veel te dorre, zelfs een beetje
afschrikwekkende aanduiding
oor een instelling, die vaak
bijzonder interessante dingen
organiseert. Zoals nu weer,
samen niet bet Rijksmuseum
van Oudheden en bet
Rijksmuseum KröDer-Müller, de
reizende tentoonstelling 'Doden-
kunsl als levenskunst'.
Een tentoonstelling die. zoals de
samenstellers zelf zeggen, niets anders
pretendeert dan het laten zien van
168, meest kleine, voorwerpen (uit
het oude Egypte) in een thematische
rangschikking.
Uitstekend opgebouwd, 't past
allemaal in kleine ruimten, 't wordt
erg origineel begeleid door een
catalogus, helemaal in de sfeer, als
een soort papyrus, die uitgerold meer
dan twee meter lang is. 'n Goede,
want werkelijk verduidelijkende tekst,
zonder vakjargon, maar ook niet
overdreven populair of irritant
belérend.
'n Heel plezierige dienstverlening dus
waarvan, toen ik er was, in het
Gravensteen te Zierikzee, door veel
uitgewaaide badgasten van het
Schouwense strand gebruikt gemaakt
werd. Dat 'Egypte' op het spandoek
trèkt: farao's, pyramiden, het
geheimzinnige, het eeuwenoude vooral.
Het eeuwige
't Doet bijna iedereen toch wat,
als'ie op een gegeven moment tegen
een paar puntgave sandalen van
gevlochten palmblad staat aan te
kijken en dan op het kaartje leest:
Nieuwe Rijk, 18e dynastie, ca. 1400
vóór Chr. 'n Paar houten
beeldengroepjes staan er, van
sjouwers in een graanschuur, van
bierbrouwers, die werden meegegeven
in het graf, zodat de overledenen in
het hiernamaals konden blijven
beschikken over hun personeel. Dat
gebeurde allemaal zo'n goede 4000
jaar geleden.
En de meeste bezoekers van dit soort
tentoonstellingen zullen zich echt niet
zo druk maken om de
-kunsthistorische of de archeologische
achtergronden, het preciese hoe of
wat. Dat maakt niet zoveel uit: er is
veel verwondering en bewondering, je
merkt dat de kijkers hier toch iets
ondergaan van een confrontatie met
het eeuwige, eigenlijk volkomen
onveranderende menselijke.
En dat was in zekere zin de bedoeling
van deze uitingen. De kunst van het
oude Egypte was namelijk helemaal
geen kunst om de kunst, maar een
middel om een nieuw gelukkig,
gelukkiger leven in het hiernamaals
te bereiken.
De kunstenaar in het Egyptisch:
hij, die doet leven zorgde er voor
dat de overledenen niet eenzaam
zouden zijn, niet onverzorgd, vandaar
die groepsbeeldjes, van echtparen met
kinderen, van vrouwen alleen van die
naren en arbeiders, dieren, modellen
van huizen en schepen, veel vaatwerk
ook en sieraden. Van dit alles zijn
hier voorbeelden te zien. Soms, van
minder goed vervoerbare of te
kwetsbare stukken, afgietsels, maar
meestal de originelen. Er is uniek
aardewerk, onnoemelijk oud, uit de
prehistorische culturen van Negada
en Gerza, zo'n 3300 jaar vóór Christus
gemaakt; stenen kommen van een
prachtige vanzelfsprekende vorm, van
2600 vóór Chr., een kleine 5000 jaar
oud dus. Verder parfumhouders van
albast, een bronzen spiegel, ringen
van faience (keramiek), cornalijn en
steatiet, soms van een vormgeving die
'7~~-
N i'»-
Grafsteen van Henenoe en zijn vrouw. ca. 2135-2040 voor Christus, 48 cm hoog; Rijks
museum van Oudheden in Leiden.
Heilige kat, het dier van de godin Bastet, 7de tot 6de eeuw v. Chr.
van vandaag zou kunnen zijn en
velerlei halskettingen, gemaakt uit
diverse materialen, waarbij je in die
met de amuletten de voorloper van
onze bedelkettingen kunt herkennen.
Het dier
Het dier, als uitingsvorm van goden,
als schakel tussen goden en mensen
of gewoon, als vriend van die mensen,
speelt in de Egyptische kunst een
belangrijke rol. Ook op deze expositie:
kleine windselamuletten, een aap, een
ram, een koe, een jakhals, een valk,
varken, vis en kikvors, vaak in de
hun kenmerkende houdingen, maar
ook grotere beeldjes, zoals de
prachtige bronzen katten, de
granieten valk of de
diervoorstellingen op de sarcofaagjes
en op de reliefs. Zaken, die
meegegeven werden aan de
overledenen om hen te omringen met
wat ze ook tijdens hun leven
omringde.
Soms waren dat soort voorstellingen
gebonden aan bepaalde voorbeelden.
De beeldhouwers werkten meermalen
met vaststaande modellen voor
serieprodukten en er werden ook
gietvormen voor amuletten en
inlegwerk gebruikt. Die zijn hier ook
te zien.
Maar 't werd lang niet altijd zo
statisch uitgewerkt. Dat 'Relief met
ezels' bijvoorbeeld, uit het Oude Rijk
(2400 v. Chr.) betreft helemaal geen
strakke decoratieve groep, waarin,
zoals zovaak toen, verschillende malen
éénzelfde beweging of houding
gerepeteerd wordt. De nadruk ligt
hier juist heel sterk op de
individualiteit van de dieren.
Een paar van die ezels sjokken, zoals
het hoort, duf en gelaten-voort, een
andere tracht van het graan te eten,
dat hij eigenlijk dient te dorsen, en
de legendarische koppige heeft
zich recalcitrant omgekeerd naar de
drijver, wiens dreigende stok nog nét
te zien is. helemaal rechts boven op
het relief.
Dieren werden ook dikwijls
gemummificeerd: hier zijn mummies
van een kat, een slang, een paling
zelfs en een hagedis. Dieren immers
konden de schakels zijn tussen goden
en mensen. Daarom was het voor een
Egyptenaar zeker die uit de Late
Tijd. 600-100 v. Chr. toen de
dierverering een hoogtepunt beleefde
ondenkbaar zo'n dier, door het
geen heilige begrafenis te geven, de
eeuwigheid te ontzeggen. Eigenlijk
een vanzelfsprekend uitvloeisel van
een cultuur, die als geen andere,
doorweven was met gedachten over de
eeuwigheid. Uiteraard de
literatuur wijst dat uit waren er
ook daar twijfelaars en ongelovigen,
maar die namen, gezien de
dodencultus, ook maar het zekere
voor het onzekere.
Het lichaam, daar draaide het om,
moest goed bewaard blijven, want dat
lichaam was de verblijfplaats van de
ziel en die moest er in kunnen
terugkeren. Als die mogelijkheid
uitgesloten werd, dus als het lichaam
niet geconserveerd werd. dan was de
ziel verloren en stierf men een
'tweede dood'. En die was
onherroepelijk.
Hier, naast een sarcofaag, een
mummdeomhulsel, een paar kanopen
(dat zijn vazen waarin de
belangrijkste ingewanden van de
doden apart geconserveerd werden)
ook enkele fragmenten van
dodenboeken. En dat is dan, bij alle
voordelen (vooral de grote
overzichtelijkheid) van zo'n
samenvattende tentoonstelling, een
nadeel: van bepaalde dingen zou je
mèèr willen zien. Zoals van die
dodenboeken, een minder bekend
aspect van de oud-Egyptische cultuur,
die overigens onmisbaar waren op de
reis naar de eeuwigheid. Het waren
vaak meterslange schilderingen op
papyrus, die de overledenen werden
meegegeven. Niet ter verstrooiing of
bespiegeling, maar om de bezitter in
staat te stellen de banden met de
dood te slaken en de duisternis van
het graf te verwisselen voor het licht
van de zon. Gidsen voor het
hiernamaals, als het ware, wegwijzers
in de eeuwigheid.
Niet alleen de tekst was belangrijk,
maar ook de illustraties, de
zogenaamde vignetten, die de
geschreven bezweringen moesten
steunen. Er werd enorm veel zorg
besteed aan de uitvoering van deze
papyri. De kleur is ronduit
indrukwekkend. Die was trouwens in
het oude Egypte toch van zeer veel
belang. Elke schepping van de
ambachtsman-kunstenaar moest met
kleuren bedekt zijn. Eenvoudige
mensen schilderden ook vaak, op
goedkoop hout of op potten,
kunstenaars leerden het vak door te
schilderen op scherven, die ze ook
gebruikten voor hun schetsen. Er was
geen aards, en zeker geen eeuwig
leven denkbaar, zonder het element
kleur.
Ook hier weer strenge voorschriften:
zo is de huid van vrouwen nooit
anders geschilderd dan helder geel of
bleekrood en die van mannen rood-
oker. Blauw, effen of met zwart
doorstreept, werd gebruikt om water
aan te geven, planten en bladeren
kregen een hèl-groene tint en geel
met rode strepen, kon zowel graan als
zand aanduiden.
Zomaar wat opmerkingen over een
tentoonstelling, die in klein bestek
toch zeer veel interessants en moois
te bieden heeft. Tot 3 september dus
in Zierikzee. En als u meer wilt,
daarvoor kunt u, altijd, naar het
Rijksmuseum van Oudheden in
Leiden.
Selket
door J. van Doorne
Ierland is een musisch land; niet voor niets voert het een harp
in zijn schild. Het land heeft een onevenredig groot aantal au
teurs van formaat voortgebracht. Tot hen behoort de in 1932 ge
boren Edna O'Brien, wier pagan place' thans in Nederlandse
vertaling als 'Een heidens oord' is uitgekomen.
Met de titel wordt Ierland aange
duid. Het boek voert als ondertitel:
'Jaren van onschuld'. Edna O'Brien
vertelt op zeer beeldende en meesle
pende wijze over de jeugd van een
meisje, dat in het heidense oord en
wel op het platteland opgroeit en
dat tengevolge van wat zij beleeft,
dusdanig verknoéid wordt, dat zij op
eigen verzoek naar een klooster
school in België wordt gebracht om
er zich voor te bereiden op de wij
dingen die zij ontvangen wil. Het
gewone leven is voor haar ondraag
lijk geworden.
Het boek speelt in de tijd voor en
tijdens de tweede grote wereldoor
log. Ierland heeft vroeg het christe
lijk geloof aangenomen; van Ierland
[Uit is een groot gedeelte van het
^vasteland van Europa gekerstend.
'Maar het is een heidens oord geble
ken, waar naast de Vader, de Zoon
en de Moeder spoken zijn blijven
:staan, geheimzinnige wezens de
[dichte, weelderige bossen zijn blij
ven bewonen en het bijgeloof welig
[tiert.
«Hartstocht
Ierland is een onvoorstelbaar arm
land. Het is ook een land van vech
tersbazen. grote drinkers, diepe
lartstochten en van hun mannen en
[kinderen met ontroerende liefde
'erzorgende vrouwen.
[Het beeld dat de schrijfster van
[haar jeugdland geeft, is schokkend,
ontroerend en vertederend. Maar
het boek is wel zeker ook een aan
klacht. Het zal wel zó zijn, dat eigen
jeugdherinneringen verwerkt zijn in
de roman. De schrijfster vertelt op
dichterlijke wijze over het lieflijke,
nog ongerepte Ierse landschap, maar
die dichterlijkheid leidt niet tot het
scheppen van een idylle. Integen
deel.
Emma. de zuster van het meisje,
van wie de naam niét genoemd
wordt, geraakt op het slechte pad; ze
wordt een prostituée en het scheelt
niet veel of ook de hoofdfiguur, de
'je' van het verhaal, gaat dezelfde
weg op.
Op uitstekende wijze schrijft O'
Brien over de verschillende dorpsty
pen, over de armoede, over de vetes
tussen de arme boeren.
De vader van het meisje is eveneens
een arme boer en hij is daarbij vre
derechter, die op Ierse wijze zijn
ambt uitoefent: hij geeft er de voor
keur aan, geschillen onderling te re
gelen. De justitie heeft er niets mee
te maken. Het is een primitieve sa
menleving, waar primitief beleefde
haat en drift samengaan met een be
paalde vorm van saamhorigheidsge
voel: het is een verstikkende, maar
toch ook weer ontroerende wijze
van het vormen van een gemeen
schap.
Er wordt zoals wij dat uit de Ierse
literatuur kennen, zwaar gedronken.
Het geloof van de getekende figuren
is zo vermengd met bijgeloof, dat
men zich afvraagt of hier nog wel
sprake is van geloof. Maar toch we
ten vooral de vrouwen en kinderen
zich zó gesterkt door dat geloof, dat
zij zeer veel verdragen kunnen. De
vrouwen in 'Een heidens oord' ge
dragen zich niet als martelaressen,
maar als vrouwen, die het de ge
woonste zaak ter wereld vinden, dat
mannen ruwe. onmatig drinkende
wezens zijn, die hun avonden in de
kroeg doorbrengen: God zal wel we
ten. waarom Hij de mannen zo ge
maakt heeft. Daar hebben zij niets
mee te maken. Zij trachten er van
te maken wat ervan te maken valt.
Maar ze zijn allerminst onderdanig.
Die vrouwen sloven zich wel uit,
maar toch zijn ze geen sloofjes.
Trouwens, ook de mannen hebben
een zekere grandeur, hoe ruw, arm
en ongemanierd ze mogen zjjn. Het
is een laatste overblijfsel van de
dichterlijke, Keltische geest van dit
volk, dat tijdens en na het Romein
se rijk Europa en een deel van Klein-
Azië heeft overstroomd, nimmer
een eigen rijk vormde totdat het in
Ierland, waar het niet verder meer
naar het Westen kon, tot een eigen
nationaal bestaan kwam. Het is nog
slechts enkele tientallen jaren we
zenlijk vrij. De meeste Kelten zijn
opgegaan in andere volken.
Een rollende steen vergaart geen
mos. Dat is zeker ook van toepassing
op de Kelten die door heel Europa
getrokken zijn, deels uit vrije wil,
deels doordat zij opgejaagd werden
door andere volkeren. Maar hun on
afhankelijkheidszin, hun zwerflust
en hun dichterlijkheid hebben zij
weten te bewaren.
De titel die de schrijfster aan haar
boek gegeven heeft, is een typering
van Ierland; toch is een andere type
ring mogelijk. Want hoever de
volksdevotie van de oorspronkelijke
eenvoud van het evangelie moge af
gedwaald zijn, de kern van het
christelijk geloof is wel degelijk
aanwezig, de liefde tot God en de
liefde tot de naaste.
Als de zuster van de hoofdfiguur
zwanger thuiskomt, is het de moe
der die dat meisje beschermt tegen
de woede van haar vader. Als de
storm een beetje bedaard is, wordt
naar de vader gezocht: hij moet het
meisje ogenblikkelijk huwen, daar
zal vader-vrederechter wel voor zor
gen. Maar daar is geen denken aan:
er zijn heel wat mannen die voor
het vaderschap in aanmerking ko
men en dat weten die mogelijke va
ders natuurlijk ook. De aanstaande
moeder gaat naar een ver oord om
er te bevallen, laat haar kind in een
ziekenhuis achter en gaat de baan
op.
Vlucht
Het zusje, dat nu als 'enig kind in
het gezin fungeert, wordt bijna ver
leid door een jonge, heel knappe en
vurige pastoor, voorwerp van aan
bidding van de vrouwen in zijn pa
rochie. Het wordt bekend en de pas
toor wordt schielijk weggewerkt. De
vrederechter slaat zijn dochtertje
half dood. Nu leidt dit alles niet tot
een ramp; laaiende vuren duren kor
ter dan smeulende. Het gezinsleven
gaat gewoon verder. Maar in het
meisje is toch wel zoveel onherstel
baars aangebracht, dat ze tot de
vlucht uit het leven naar de sereni
teit van het kloosterleven bereid is.
De roman eindigt met het vertrek
van het meisje naar België. Hoe
pijnlijk is het afscheid. Maar ze gaat
bewierookt weg. Ze is een aanstaan
de Bruid van Christus en die waar
digheid siert haar. maar ook het ge
zin waartoe ze behoort.
Ik moet nog iets zeggen over die
pastoor. Dat is geen sluwe, smerige
stiekemerd. Nee, hij wordt getekend
als een seigneur en als een man die
bezeten is van driften. Hij vervloekt
zichzelf om wat hij had willen doen
en bijna gedaan had. Hij moet weg
en dat wel subiet. Maar de schrijf
ster zegt weinig over de reacties van
zijn parochie op zijn daad. Het past
geheel in het patroon van de Ierse
gemeenschap. Voor een zondaar
wordt door zondaars veel begrip op
gebracht als hij tenminste niet in de
eerste opwelling van woede doodge
slagen is.
Vertaling
Over de vertaling kan ik moeilijk
oordelen omdat ik het origineel niet
bij de hand heb. Hier en daar stoot
te ik op onbegrijpelijkheden. Het
komt me voor, dat enkele malen een
woord is weggevallen.
Over het algemeen laat het Neder
lands zich goed, zelfs heel goed le
zen. Enkele vreemde en niet zo be
kende woorden doen onwennig aan
in de tekst, die jeugdherinneringen
weergeeft. Het is beslist niet zo dat
de schrijfster haar taal heeft aange
past aan het niveau van het meisje
wier leven beschreven wordt. Het
gebruik van het woord addenda voor
op het strand aangespoelde rommel
lijkt me niet juist. Ik weet ook geen
raad met een veer op een dames
hoed, die 'levensgetrouw' is. Mis
schien wordt 'net echt' bedoeld. Ik
kom dan niet veel verder, want in
de beschreven gemeenschap worden
zóveel hanen, ganzen en zwanen ge
houden dat alle hoedeveren er wel
'echt' zullen zijn.
Edna O'Brien
Ik noem maar enkele dingen.
Dan is er het gebruik van 'je' (jij,
jou, jouw) wanneer het over de
hoofdfiguur gaat. De eerste en de
derde persoonvorm kómen veel voor
in de literatuur. De tweede per
soonsvorm is vrij zeldzaam.
Die vorm is eigenlijk een variant
van de ik-vorm. In de spreektaal
wordt de je-vorm veel gebruikt. Ie
mand kan van zichzelf zeggen: 'je
hebt daar niet altijd zin in'. Hij
neemt dan een zekere afstand van
zichzelf. Dat afstand nemen komt
vooral uit als de jij-vorm literair ge
bruikt wordt. Er is geen enkel be
zwaar tegen.
Maar de vertaling kent ook het ge
bruik van 'jullie' als het om het
meisje en haar moeder gaat. Dat
wringt toch wel. Ik geloof dat het
in zulke gevallen beter is te schrij
ven: 'Jij en je moeder'. Maar dat is
toch een kleinigheid.
'Een heidens oord' is een knap ge
schreven en boeiend boek, dat in al
le opzichten overtuigt.
Edna O'Brien: Een heidens oord'.
Oorspronkelijke titel: 'A pagan Pla-
Ondertiiel 'Jaren van onschuld',
ce'. Vertaling van Frédérique van
der Velde. Uitgever: Agathon te
Bussutn. Paperback. Aantal pagina's:
182. Prijs: 12,50.