Het
leven
van
een
rabbijn
De religie van het belijden
Voormannen Reformatie
afgebeeld op schilderij
Vandaag
Trouw
Kwartet
TROUW/KWARTET ZATERDAG 21 JULI 1973
KERK T2y-
Dit door een neef en tegelijk
schoonzoon van rabbijn De
Vries geschreven boek was
oorspronkelijk een familie
aangelegenheid. De kleinkin
deren en het verdere nage
slacht moesten toch een her
innering bewaren aan deze
grote grootvader. Maar omdat
rabbijn De Vries een alom be
kend en geëerd man was die
zeer vele vrienden had, had het
zin om deze levensbeschrijving
uit te geven, zodat ook deze
allen door dit boek de gestalte
van de oude rebbe als net ware
weer voor zich zouden zien.
Het leven van oen rabbijn. Das
berg brengt ons naar de Achter
hoek, waar het vrome joodse gezin
van Manuel de Vries woonde,
waarin Simon Philip als vierde van
negen kinderen opgroeide. Koste
lijk het verhaal van de twee
broertjes die op Sabbat geen
vruchten mogen plukken, maar het
niet als overtreding zien, wanneer
ze een aan de boom of struik han
gende vrucht afbijten. En tekenend
dat andere, hoe ze zich letterlijk
een weg vochten door een vijandi
ge jeugd uit het dorp heen, voor
wie deze twee joodse jongens 'an
ders' waren en dus weerstanden
opriepen.
Dertien jaar is Simon Philip, als
hij naar Amsterdam gaat om ver
der te studeren: middelbare school
en seminarie. Wat is de schuchtere
dorpsjongen blij dat een oudere
zuster in de stad woont, in betrek
king bij een joodse familie. Als
een vernedering voelt hij het 'Kost-
essen', waarbij arme aan het semi
narie studerende jongens van bui
ten de stad, werden ontvangen in
verschillende joodse gezinnen om
daar het middagmaal mee te ma
ken. Jaren later uit hij op deze
praktijk van 'barmharigheid' nog
scherpe kritiek.
LERAAR
Diepe indruk maakt op hem de fi
guur van de 'Meester', Dr. DUnner,
dien hij zijn gehele leven heeft ver
eerd en trouw is gebleven. N^g
voor de studie voltooid is, op 22
jarige leeftijd, solliciteert hij naar
de baan van 'leraar en secretaris'
van de gemeente Haarlem, een ge
meente die hij trouw is gebleven
tot het einde van zijn ambtelijke
loopbaan toe.
Leraar en secretaris, rabbijn was
hij nog niet, en pas later, heeft
hij die titel alsnog gekregen. Maar
de jonge de Vries was echt niet
van plan om alleen les te geven en
op kantoor te zitten. Hij wilde
door huisbezoeken zijn gemeentele
den en hun omstandigheden per
soonlijk leren kennen.
Het beeld van de Jonge rabbi en
zijn gezin in de gemeente verschilt
niet zo veel van dat van een predi
kant in onze kring. Dezelfde zor
gen: een angstwekkend laag trakte
ment. Dezelfde uitweg: door bijver
diensten de nood verlichten. Van
daar zijn werk in de gevangenis en
speciaal in 'Meerenberg'. En hoe
dat betaald werd in die tijd blijkt
uit de mededeling, dat het salaris
voor de rabbijn voor het werk op
elke vrijdagmorgen van 8 tot 1
uur, werd vastgesteld op ƒ200.- pér
jaar. (ƒ4.- voor 5 uur werk). Voor
zeer vele arme en ongelukkige jo
den is rabblj- de Vries een grote
steun geweest. Met name ook voor
de soldaten gedurende de eerste
Foto boven Een van de laatste foto's van rabbijn De Vries,
gemaakt in 1943 in kamp Westerbork.
Foto onder De Haarlemse synagoge, gebouwd in 1841 en ver
groot in 1896. De 'sjoel' is na de oorlog door brand verwoest.
wereldoorlog, die in de pastorie
van rabbijn do Vries altijd welkom
waren.
ZIONISME
In die tijd krijgt rabbijn de Vries
ook contact met vele niet-joden.
Zijn artikelen in de 'Oprechte
Haarlemse Courant' trekken de
aandacht, en vooral zijn boek:
'Joodse Riten en Symbolen' maakt
hem ver buiten eigen kring be
kend. Ondertussen is er in hem
iets gaan groeien, dat zijn verdere
leven volkomen gaat beheersen.
Door het lezen van 'Der Juden-
staat' van Herzl wordt hij tot het
Zionisme bekeerd. 'Bij het lezen
van de simpele woorden: 'Wir sind
ein Volk' begon er iets in mij te
trillen. Natuurlijk, wij waren een
volk, en het land was immers door
God aan het volk beloofd'.
Er was moed voor nodig om als
orthodoxe jood in die dagen het
Zionisme te belijden en te propa
geren. De Vries heeft het dan ook
behoorlijk zwaar gehad. Zoals hij
vroeger in Neede zich een weg
moest vechten door de andere jon
gens van het dorp, zo moet hij het
nu door de grote massa van ortho
doxe joodse rabbijnen en gemeen
teleden naast hem, die van het Zi
onisme niets willen weten. Stel je
voor, 'Herzl was een 'ongelovige
jood'. Hoe kon een vrome rabbijn
zo'n man volgen. Terugkeer naar
het land der vaderen zou pas mo
gelijk worden bij de komst van de
Messias. Toch waren er orthodoxe
joden, in Nederland en daarbuiten,
die met hart en ziel zionist waren.
Ze verenigden zich in de Mizra-
chie-groep, waarvan de Vries al
spoedig een der leiders werd.
Het is als of je op kerkelijk erf
ben, als je dan leest van de pole
mieken. de brochures, de breuken,
ook in de Mizrachie zelf weer.
Voor velen is nu 'zionisme' zo on
geveer een vies woord. Ze zouden
eens moeten lezen met hoeveel ide
alisme en overtuiging een man als
rabbijn de Vries dat zionisme aan
hing en de tegenstanders bestreed.
OPGANG
En dan komt het einde, het ontzet
tende einde. December 1940 is het
afscheid van de gemeente Haarlem.
Het gezin verhuist naar Amster
dam. Daar nog een korte tijd van
rust. waarin de dreigende ellende
verzacht wordt door het contact
met de kleinkinderen. De familie
heeft vader een 'sefer Thora' - een
wetsrol - cadeau gedaan, die dank
zij niet joodse vrienden bewaard is
gebleven. Voor de Vries een kost
bare schat. Maar lang duurt de
rust niet. Bij een van de razzia's
worden ook rabbijn en mevrouw
de Vries opgepakt en naar Wester
bork vervoerd. Daar blijft de hoop
bestaan op een plaats in het 'Aus-
tausch-transport'. Waardoor tegeno
ver vrijgelaten Duitsers enkele jo
den naar Palestina zouden mogen
vertrekken. Aan de illusie kwam
wreed een einde, toen de trein in
Bergen Belsen stopte.
De Duitsers hebben geen gas nodig
gehad om deze vrome, hoogstaande
Jood dood te krijgen. Zijn vrouw
stierf al spoedig na aankomst. 'Zo
stierf rabbijn de Vries, 73 jaar
oud, in een schamele krib in een
gore barak in het concentratie
kamp Bergen Belsen, op 25 maart
1944. Dit was zijn alijah'. (opgang,
het woord dat gebruikt wordt voor
het emigreren naar het land der
vaderen).
Het leven van een rabbijn. Veel
uit dat leven kan je als predikant
meevoelen Maar dat einde van het
leven van een zo vast op God ver
trouwend man. Dat grijpt je aan,
dat brengt je tot nadenken.
Het leven van een rabbijn. Veel
uit dat leven kan je als predikant
meevoelen Maar dat einde van het
leven van een zo vast op God ver
trouwend man. Dat grijpt je aan.
dat brengt je tot nadenken.
Het is stellig de moeite waard om
deze levensbeschrijving van rab
bijn de Vries te lezen. Met piëteit
en onderhoudend geschreven als
dit boek is, verdient het gelezen te
worden ook buiten eigen joodse
kring.
C.B.B.
E. Dasberg, Rabbijn Simon Philip
de Vries, uitg. De Tijdstroom, Lo-
chem, prijs 17,50.
door M. Groenenberg
De Gereformeerde Bond.
Het is altijd goed als mensen van
zich zelf gaan zeggen wie ze zijn.
en wat ze denken. Dat geldt ook
voor de Gereformeerde Bond bin
nen de Hervormde Kerk. Verleden
jaar deed hij dat in het boekje
'Gewoon hervormd'. Nu doet hij
dat weer in een ander boekje, 'De
religie van het belijden'. De schrij
vers noemen dit boekje van 135
bladzijden een bescheiden bijdra
ge. Dat is het ook. Maar wilt u uit
eigen mond weten hoe men in deze
kring denkt en spreekt dan kunt u
deze twee boekjes kopen en lezen.
Wel moet ik erbij zeggen, dat dan
uw kennis toch 'ten dele' is. Ook
de Gereformeerde Bond kent nuan
ceringen. Ik zou mij een boekje
kunnen voorstellen, door mensen
geschreven, die toch weer op ande
re toon dezelfde onderwerpen zou
den benaderen. Nu behoren de
schrijvers tot de stevige midden
groep van deze Bond. Maar in ie
der geval wijst ook dit boekje op
een stijgende aktiviteit van de Ge
reformeerde Bond. Aktief is men
altijd geweest. Men heeft en doet
alles zelf. Samenwerking met ande
ren binnen dezelfde kerk valt de
grote meerderheid moeilijk, en zou
men dit willen, dan keert de ach
terban zich snel wantrouwend af.
Zelden leest men bladen van bui
ten de eigen kring. Maar wie doet
dat wel? Men is ook bezig samen
met wat men noemt de 'gerefor
meerde gezindte' een sociale acade
mie uit de grond te stampen. Van
lijdelijkheid, die vaak tot het
beeld behoort, dat men van deze
groep heeft is hier kennelijk geen
sprake.
Is het boekje geslaagd?
Dat hangt er maar vanaf wat men
als bedoeling ziet van zo'n boekje.
De bedoeling zou kunnen zijn het
eigen denken en levensgevoel toe
gankelijk te maken voor buiten
staanders. Begrip bij anderen kan
veel betekenen en zelfs winnend
zijn. In dat opzicht moet u niet te
veel van dit boekje verwachten.
Het spreekt te zeer de taal van de
groep en dat is een wat ouderwet
se, soms een wat retorisch aan
doende taal. Het meest leesbaar is
wat ds. C. v.d. Wal schrijft over
'Rechtvaardiging' en wat ir. J. v.d.
Graaf schrijft onder de titel: 'Eer
en heerlijkheid'. In féite zal dé
werking van dit boekje vooral be
perkt blijven tot de eigen kring en
tot hen, die er dichtbij staan. Daar
zal de herkenning het sterkst zijn.
Wat bedoelt men dan met de titel
'De religie van het belijden?' In
de eerste plaats dat het niet om de
letter gaat. Er is ook dode ortho
doxie. Het gaat om 'levend belij
den'. In de kringen waaruit dit
boekje voortkomt, heeft bovendien
altijd een sterk aksent gelegen op
de bevinding.
Ook in dit boekje gaat het niet om
de beleving zonder meer, maar om
de belevirig dat door het belijden
wordt bepaald en in de juiste ba
nen wordt gehouden. Men vindt er
dus de aksenten terug die in de
belijdenisgeschriften worden ge
legd, ook in de Dordtse leerregels.
Met nadruk wordt ook in dit boek
je gesteld, dat in een mens niets
goeds is. Ik citeer prof. Graafland:
wij steken uit ons zelf geen vinger
naar God en het goede uit. Inte
gendeel. Wij werken alleen maar
tegen. Wij bevorderen niet het
heil maar bevorderen het onheil.
Wij helpen God geen handje met
de realisering van Zijn heil, maar
proberen het zo lang en zo hevig
mogelijk tegen te houden. Als er
daarom verandering in ons leven
optreedt, is dat enkel en alleen
aan God te danken. Hier is geen
woord frans bij, al zal het velen
als chinees in de oren klinken.
Maar dit wordt ook niet gezegd om
aansluiting te vinden bij gedach
ten, die een mens, ook een 'mo
dern' mens, over zichzelf heeft,
maar er wordt gezegd wat men in
de Schrift en het belijden der kerk
heeft beluisterd.
Roeping in de wereld.
Het is duidelijk dat de hoofdaan
dacht valt op de gelovige mens.
Graafland vindt dat bij de ortho
doxie (het rechte geloven), de or
thopraxies (het rechte doen) be
hoort. Daartoe komt een mens
door wedergeboorte, rechtvaardi
ging en heiliging. Daarbij, zegt
Graafland, dienen we altijd te be
denken, dat de persoonlijke gestal
te van de heiliging op de voor
grond staat. Van 'God en de mens
als bondgenoten' wil Graafland
niets weten. De mens is van natu
re concurrent van God. Veel aan
drang tot grote aktiviteiten in de
wereld moet u niet verwachten.
Graafland is kopschuw voor concre
tiseringen van het heil. Dat hoort
blijkbaar al gauw bij de ideologie-
en en niet bij de heiliging. Ik meen
dat we hier stuiten op een gevolg
van het willen uitgaan van het ze
ventiende eeuwse belijden. Hoe we
ook over allerlei theologie denken,
we hebben wel weer geleerd naar
de inhoud van de bijbelse woorden
te luisteren. Zo is het woord ge
rechtigheid ontdekt. In de refor
matie kwam onze gerechtigheid
voor God in het centrum te staan,
die een geschonken gerechtigheid
in Christus is. Maar het woord om
vat veel meer en dat moet ook ge
hoord en gezegd worden. Het komt
me voor, dat het nuttig zou zijn
na deze twee boekjes een boekje
over bijbelse begrippen te laten
verschijnen. Ondertussen schreef
ir. v.d. Graaf ook over de verhou
ding kerk en maatschappij en poli
tiek in het artikel 'Eer en heer
lijkheid'. Hij zegt, dat een. christen
nimmer a-politiek kan zijn en dat
de kerk een profetische taak heeft.
De kerk geeft aan de staat zijn
geestelijk fundament waardoor een
harmonisch en een op 'goede orde'
gebaseerd leven mogelijk is. Ir.
v.d. Graaf vertoont een theocra
tisch denken met verwantschappen
met v. Ruler, waarin kerk en over
heid een eigen roeping van God
hebben. V. d. Graaf gebruikt de
uitdrukking' 'Vökenen oprichten'.
Tekenen van barmhartigheid en
gerechtigheid. In deze wereld, op
de aarde brengen we het nooit ver
der dan de tekenen van het ko
mende Rijk van God. Het spreekt
vanzelf, dat v.d. Graaf niets moet
hebben van hen, die denken het
koninkrijk van God te kunnen
bouwen. Ook geen revolutie! Nooit
zo, dat met geweld gepoogd wordt
strukturen om te werpen. Het ge
zag krijgt een groot en behoudend
aksent. Overigens zijn dit gedach
ten, die niet specifiek gereformeer-
debonds zijn. Ze leven overal en
ook in de Bond. Maar het is inte
ressant ze in dit stuk zo te lezen.
Over de Schrift
Het opstel, dat me het meest moei
te opleverde was dat van dr. H.
Goedhart over de Schrift. Als je
hem hoort redeneren krijg je het
gevoel, dat God eerst een mens tot
een gelovig mens maakt, vervol
gens nadert deze gelovige mens de
bijbel en 'herkent' hem dan als
Woord Gods. Mijn eerste vraag is
of bij deze constructie (en dat is
het m.i.) niet tekort wordt gedaan
aan de Schrift, die zijn eigen gezag
meebrengt, waarvoor een mens
zich buigt. Zelfs daar waar hij
geen uitgewerkte schriftbeschou
wing heeft Natuurlijk gaat het
niet buiten de heilige Geest om,
maar het lijkt me gevaarlijk zelfs
maar de suggestie te wekken, dat
het anders ligt. De 'gelovige mens'
wordt dat toch iets te veel.
In de tweede plaats is het me niet
duidelijk geworden wat nu eigen
lijk 'schriftkritiek' is. Er moet wel
duidelijk onderscheiden worden,
wanneer men erover gaat praten.
Dr. Goedhart zegt, dat wij het heel
wat moeilijker hebben dan de
christenen uit de zestiende eeuw.
Hij spreekt van de 'schijnbaar' zes
duizend jaar geleden geplaatste
schepping maar licht dit 'schijn
baar' niet toe. Hij memoreert dat
de reformatoren bepaalde kritische
vragen hadden. Zij hadden hun be
denkingen b.v. over de ouderdom
der in Gen. 5 vermelde vaderen.
Calvijn stond kritisch tegenover de
echtheid van 2 Petrus. Dit alles
wordt genoemd. Maar zijn we hier
op het terrein van de 'schriftkri
tiek' of toch weer niet? Is zo'n op
merking van Calvijn er helemaal
naast gerekend vanuit het Schrift
gezag? Ik kon daar niet helemaal
achter komen. Het kan zijn, dat
Goedhart vindt, dat Calvijn hier
een ogenblik van zwakheid» heeft
gehad, dat hem dan maar door ons
mensen, die ook zwak zijn, verge
ven moet worden. Maar misschien
vindt hij zo'n opmerking van Cal
vijn wel geheel aanvaardbaar en
hoeft men Calvijn daarom niet met
een te rangschikken onder dege
nen, die het gezag in de Bijbel
niet erkennen.
Deze opmerkingen dan als sluit
stuk van de besprekingen van een
boekje, dat voor degenen, die
enigszins vertrouwd zijn met de
gedachten en de taal van deze sek-
tor in de Hervormde Kerk, toelich
tend en verhelderend is. Waarbij
ik aanteken, dat men juist geen
sektor wil zijn, maar vindt dat
men representant is van wat de
hele Hervormde Kerk moest zijn
krachtens haar belijden.
Dc Religie van het belijden (uitg.
J. H. Kok Kampen 9.95) door
drs. K. Exalto e.a.
Het aartsbisschoppelijk museum in
Utrecht is in het bezit gekomen
van een opmerkelijk schilderij. Al
le voormannen van de Reformatie,
in het centrum Luther en Calvijn,
staan er op afgebeeld, rondom een
brandende kandelaar als symbool
van het evangelie. In het hart
slaat "t Licht is op den kandelaer
gestelt'.
Tevergeefs proberen op de voor
grond van links naar rechts een
bisschop, een jezuïet, de duivel, de
paus en een monnik (met plu-
meau) het licht uit te blazen.
De hervormers zijn tamelijk wille
keurig gegroepeerd. Links begin
nend zien we allereerst Heinrich
Bullinger, de opvolger van Zwingli
in Zürich. Onder hem Martin Bu-
cer, de reformator van Straatsburg.
Naast Bullinger staat de Italiaan
Petrus Martyr Vermigli. De man
naast Item met de grote baard is
de Schotse hervormer John Knox.
De forse figuur beneden hen met
de bijbel in zijn hand is de Tsje
chische voorloper van de Hervor
ming, Johannes Hus. Naast hem,
met ganzeveer, Johannes Oecolam-
padius, de hervormer van Bazel,
en dan Hieronymus van Praag, een
medestander van Hus.
Boven Luther zien we Huldrych
Zwingli. Een prominente plaats
heeft de gereformeerde Heidelber-
ger theoloog Hieronymus Zanchius
gekregen: vlakbij de kandelaar,
tussen Luther en Calvijn in, kijkt
hij ons aan.
Rechts van Calvijn zien we nog
achtereenvolgens zijn opvolger in
Genève Theodorus Beza, de Engel
se puritein William Perkins, de lu
therse theoloog Matthias Flacius
en helemaal rechts Luthers vriend
Pliilippus Mclanchthon. Beneden
hen zit aan tafel de Engelse voor
loper van de Reformatie John
Wycliffe iets in een boekje te
schrijven.
Tenslotte vinden we in de inzet
rechtsboven nog een zestal afge
beeld, onder wie enkelen, die spe
ciaal voor Nederland van belang
zijn geweest: graaf Georg van An-
halt, de Poolse reformator Johan
nes Lasco, Calvljns vriend Guil-
laume Farel, Jan van Leiden, die
aio wederdoper wat vreemd in dit
luthers-gereformeerde gezelschap
verdwaald is, Marnix van Sint AU
degonde en tenslotte de Leidse
theoloog Franciscus Junius.
Het schilderij is geen originele
compositie. Het is een eigentijdse
kopie naar een vroeg zeventiende-
eeuwse prent. Op het schilderij
staat vermeld, dat het is gemaakt
naar een kopie in Londen. Merk
waardig is, dat in het uitgebreide
gezelschap dc opstellers van de
Ileidelberger Catechismus Ursinus
en Olevianus ontbreken.
De aanwinst is daarom zo belang
rijk, omdat het aartsbisschoppelijk
museum binnen afzienbare tijd zal
opgaan in het rijksmuseum het Ca-
tharijneconvent, dat de geschiede
nis van de christelijke cultuur in
Nederland in beeld zal brengen.
Het schilderij iverd aangekocht op
een veiling.
DE tóAN DIE HET TOCH GAlf
WEER WIST
!D
Ruben is de broer van Jozef die
poging gedaan heeft om zijn doo
voorkomen. Aanvankelijk lukte
De broers gingen op zijn voorstel
de 'dromer' in de droge put te si
pen in, met de gedachte dat hij u
op die manier zou omkomen. Rul
voorstel betekende voor hen sle1C
een kleine modificatie in hun j,
nen. Die plannen liepen toen nog
heel anders toen ze door het pas»
van de Midianietische karavaan oj
gedachte kwamen om hem te ve''
pen. Als dat gebeurd is komt Ri
terug. Hij kijkt in de put en zf.
daar tevergeefs zijn broer Jozef
hij alsnog redden wil. 'Zie Jozef
niet in de put'. Op dat ogen';,
maakt zich een grote verbijster"
ben geslagen? Hij weet zich tegen
van Ruben meester. Zouden ze cr
de hand aan hun jongste broer 51
vader Jakob verantwoordelijk voor j
zef. Hij scheurt zijn kleren als U
van rouw en groot verdriet, keerte
zijn broers terug en staat in hun re
den met de klacht: 'De knaap i
niet, en ik, waar moet ik heen?'
begrijpelijke uiting van wanhoop. Is
moeten aannemen dat de broers 1
het verhaal van de verkoop hetlc
verteld. Jozefs pronkgewaad w,
volgens plan in het bloed van een lil
tebok gedoopt en dat moet bij v;
Jakob straks de indruk wekken dafr'
jongen door een wild dier overva
en gedood is. Daar zal Ruben dus
meegedaan hebben. Zijn wanhooj1-
op die manier spoedig verdwenen. le
vroeg wel waar hij heen moest, n e
hij wist het toch ook weer verbij
rend snel. Zo gaat het om de verkidt
te Jozef en om alle erkochte en
raden mensen heen, ook om J<k€
heen. Mensen zijn soms wel even atl
bijsterd, maar Ruben staat mira
voor de mens die al spoedig weer f
troost is en weet waar hij heen m'
Hij moet naar vader Jakob en metn,
anderen doen alsof zijn neus blo cu
alsof Jozef bloedt. Een vlijmsch<en
trek van dit verhaal dat als een pis g
op onze borst staat. Wat weten 'ik
vaak gauw waar we heen moeten, c
zijn matodors in het inden van 'n t
weg. We doen mee, houden ons stiL,
verklaren dat protesten zinloos z
(Genesis 37, 29, 30).
dit
GEREF. KERKEN tol
Beroepen te Delft (als ziekenfgj
spred. voor Bethel: Ae. v. d. Woi^,
te Maassluis.
GEREF. KERKEN (VRIJG.(
Aangenomen naar Sneek-Koudum; nt
J. de Ruyter, kand. te Rotterdam,
bedankte voor Wetsinge-Sauwerd, Cird
relsweer-Ten Post, Barrn-Soest, Oljme
hove, Aduard, Grijpskerk-NiezijL Ilse
werd-Hallum. gei
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te Randburg (Zuid-Afrik 1
A. Hofman te Scheveningeo,
gr
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant I'hi
Nieuwe Leidse Courant f111
Dordts Dagblad
Uitgaven van
B.V. De Christelijke Pers
Dagelijks bestuur: B. Bol, Den
Haag: dr. c. Bleumlnk, Paters-
wolde; mr. G. C. van Dam,
Nootdorp: W. A. Flbbe, Rot
terdam. j. Lanser, Utrecht:
drs J W. de Pous, Den Haag:
J Smailenbroek, Wassenaar.
Oveilge leden van het alge
meen bestuur: K. Abma, Am
sterdam: H. A. de Boer, IJmul-
den; Th. Brouwer, Assen; mr.
dr. j. Donner, Den Haag; j.
van Eibergen, Schaarsbergen;
mr. K. ven Houten, Wagenin-
gen; ds. O. T. Hylkema, Bllt-
hoven. Jac. Hirijsen, Delft;
mevrouw M. C. t. Klooster-
man-Fortgens. Voorschoten:
mevrouw J. G. Kraayeveld-
Wouters, Heerhugowaard;
prof. dr. G. N. Lammens,
Maarden; ds. F. H. Lands
man, Den Haag; H. de MoolJ,
Rijnsburg; H. Ottevanger, Bui
tenpost; mr. dr. J. Ozlnga,
Lunteren; H. H. Wemmers,
Den Haag; drs, R. Zijlstra,
Oo6terland (Zld.).
Directie:
Ing. O. Postma,
F. Diemer.
Hoofdredactie:
J. Tammlnga.
Hoofdkantoor B.V. De
Christelijke Pers: N.Z.
Voorburgwal 276-280,
Adam. Postbus 859.
Telefoon 020 - 22 0383.
Postgiro: 26 92 74. Bank:
Ned. Midd. Bank (rek.nr.
89 73 60 768). Gem.giro
X 500.
Cl
1
aU
dse
ie
bbi
nt.
*P
S:
ipe
inn;
ai