Het leven van een rabbijn De religie van het belijden Voormannen Reformatie afgebeeld op schilderij Vandaag Trouw Kwartet TROUW/KWARTET ZATERDAG 21 JULI 1973 KERK T2y- Dit door een neef en tegelijk schoonzoon van rabbijn De Vries geschreven boek was oorspronkelijk een familie aangelegenheid. De kleinkin deren en het verdere nage slacht moesten toch een her innering bewaren aan deze grote grootvader. Maar omdat rabbijn De Vries een alom be kend en geëerd man was die zeer vele vrienden had, had het zin om deze levensbeschrijving uit te geven, zodat ook deze allen door dit boek de gestalte van de oude rebbe als net ware weer voor zich zouden zien. Het leven van oen rabbijn. Das berg brengt ons naar de Achter hoek, waar het vrome joodse gezin van Manuel de Vries woonde, waarin Simon Philip als vierde van negen kinderen opgroeide. Koste lijk het verhaal van de twee broertjes die op Sabbat geen vruchten mogen plukken, maar het niet als overtreding zien, wanneer ze een aan de boom of struik han gende vrucht afbijten. En tekenend dat andere, hoe ze zich letterlijk een weg vochten door een vijandi ge jeugd uit het dorp heen, voor wie deze twee joodse jongens 'an ders' waren en dus weerstanden opriepen. Dertien jaar is Simon Philip, als hij naar Amsterdam gaat om ver der te studeren: middelbare school en seminarie. Wat is de schuchtere dorpsjongen blij dat een oudere zuster in de stad woont, in betrek king bij een joodse familie. Als een vernedering voelt hij het 'Kost- essen', waarbij arme aan het semi narie studerende jongens van bui ten de stad, werden ontvangen in verschillende joodse gezinnen om daar het middagmaal mee te ma ken. Jaren later uit hij op deze praktijk van 'barmharigheid' nog scherpe kritiek. LERAAR Diepe indruk maakt op hem de fi guur van de 'Meester', Dr. DUnner, dien hij zijn gehele leven heeft ver eerd en trouw is gebleven. N^g voor de studie voltooid is, op 22 jarige leeftijd, solliciteert hij naar de baan van 'leraar en secretaris' van de gemeente Haarlem, een ge meente die hij trouw is gebleven tot het einde van zijn ambtelijke loopbaan toe. Leraar en secretaris, rabbijn was hij nog niet, en pas later, heeft hij die titel alsnog gekregen. Maar de jonge de Vries was echt niet van plan om alleen les te geven en op kantoor te zitten. Hij wilde door huisbezoeken zijn gemeentele den en hun omstandigheden per soonlijk leren kennen. Het beeld van de Jonge rabbi en zijn gezin in de gemeente verschilt niet zo veel van dat van een predi kant in onze kring. Dezelfde zor gen: een angstwekkend laag trakte ment. Dezelfde uitweg: door bijver diensten de nood verlichten. Van daar zijn werk in de gevangenis en speciaal in 'Meerenberg'. En hoe dat betaald werd in die tijd blijkt uit de mededeling, dat het salaris voor de rabbijn voor het werk op elke vrijdagmorgen van 8 tot 1 uur, werd vastgesteld op ƒ200.- pér jaar. (ƒ4.- voor 5 uur werk). Voor zeer vele arme en ongelukkige jo den is rabblj- de Vries een grote steun geweest. Met name ook voor de soldaten gedurende de eerste Foto boven Een van de laatste foto's van rabbijn De Vries, gemaakt in 1943 in kamp Westerbork. Foto onder De Haarlemse synagoge, gebouwd in 1841 en ver groot in 1896. De 'sjoel' is na de oorlog door brand verwoest. wereldoorlog, die in de pastorie van rabbijn do Vries altijd welkom waren. ZIONISME In die tijd krijgt rabbijn de Vries ook contact met vele niet-joden. Zijn artikelen in de 'Oprechte Haarlemse Courant' trekken de aandacht, en vooral zijn boek: 'Joodse Riten en Symbolen' maakt hem ver buiten eigen kring be kend. Ondertussen is er in hem iets gaan groeien, dat zijn verdere leven volkomen gaat beheersen. Door het lezen van 'Der Juden- staat' van Herzl wordt hij tot het Zionisme bekeerd. 'Bij het lezen van de simpele woorden: 'Wir sind ein Volk' begon er iets in mij te trillen. Natuurlijk, wij waren een volk, en het land was immers door God aan het volk beloofd'. Er was moed voor nodig om als orthodoxe jood in die dagen het Zionisme te belijden en te propa geren. De Vries heeft het dan ook behoorlijk zwaar gehad. Zoals hij vroeger in Neede zich een weg moest vechten door de andere jon gens van het dorp, zo moet hij het nu door de grote massa van ortho doxe joodse rabbijnen en gemeen teleden naast hem, die van het Zi onisme niets willen weten. Stel je voor, 'Herzl was een 'ongelovige jood'. Hoe kon een vrome rabbijn zo'n man volgen. Terugkeer naar het land der vaderen zou pas mo gelijk worden bij de komst van de Messias. Toch waren er orthodoxe joden, in Nederland en daarbuiten, die met hart en ziel zionist waren. Ze verenigden zich in de Mizra- chie-groep, waarvan de Vries al spoedig een der leiders werd. Het is als of je op kerkelijk erf ben, als je dan leest van de pole mieken. de brochures, de breuken, ook in de Mizrachie zelf weer. Voor velen is nu 'zionisme' zo on geveer een vies woord. Ze zouden eens moeten lezen met hoeveel ide alisme en overtuiging een man als rabbijn de Vries dat zionisme aan hing en de tegenstanders bestreed. OPGANG En dan komt het einde, het ontzet tende einde. December 1940 is het afscheid van de gemeente Haarlem. Het gezin verhuist naar Amster dam. Daar nog een korte tijd van rust. waarin de dreigende ellende verzacht wordt door het contact met de kleinkinderen. De familie heeft vader een 'sefer Thora' - een wetsrol - cadeau gedaan, die dank zij niet joodse vrienden bewaard is gebleven. Voor de Vries een kost bare schat. Maar lang duurt de rust niet. Bij een van de razzia's worden ook rabbijn en mevrouw de Vries opgepakt en naar Wester bork vervoerd. Daar blijft de hoop bestaan op een plaats in het 'Aus- tausch-transport'. Waardoor tegeno ver vrijgelaten Duitsers enkele jo den naar Palestina zouden mogen vertrekken. Aan de illusie kwam wreed een einde, toen de trein in Bergen Belsen stopte. De Duitsers hebben geen gas nodig gehad om deze vrome, hoogstaande Jood dood te krijgen. Zijn vrouw stierf al spoedig na aankomst. 'Zo stierf rabbijn de Vries, 73 jaar oud, in een schamele krib in een gore barak in het concentratie kamp Bergen Belsen, op 25 maart 1944. Dit was zijn alijah'. (opgang, het woord dat gebruikt wordt voor het emigreren naar het land der vaderen). Het leven van een rabbijn. Veel uit dat leven kan je als predikant meevoelen Maar dat einde van het leven van een zo vast op God ver trouwend man. Dat grijpt je aan, dat brengt je tot nadenken. Het leven van een rabbijn. Veel uit dat leven kan je als predikant meevoelen Maar dat einde van het leven van een zo vast op God ver trouwend man. Dat grijpt je aan. dat brengt je tot nadenken. Het is stellig de moeite waard om deze levensbeschrijving van rab bijn de Vries te lezen. Met piëteit en onderhoudend geschreven als dit boek is, verdient het gelezen te worden ook buiten eigen joodse kring. C.B.B. E. Dasberg, Rabbijn Simon Philip de Vries, uitg. De Tijdstroom, Lo- chem, prijs 17,50. door M. Groenenberg De Gereformeerde Bond. Het is altijd goed als mensen van zich zelf gaan zeggen wie ze zijn. en wat ze denken. Dat geldt ook voor de Gereformeerde Bond bin nen de Hervormde Kerk. Verleden jaar deed hij dat in het boekje 'Gewoon hervormd'. Nu doet hij dat weer in een ander boekje, 'De religie van het belijden'. De schrij vers noemen dit boekje van 135 bladzijden een bescheiden bijdra ge. Dat is het ook. Maar wilt u uit eigen mond weten hoe men in deze kring denkt en spreekt dan kunt u deze twee boekjes kopen en lezen. Wel moet ik erbij zeggen, dat dan uw kennis toch 'ten dele' is. Ook de Gereformeerde Bond kent nuan ceringen. Ik zou mij een boekje kunnen voorstellen, door mensen geschreven, die toch weer op ande re toon dezelfde onderwerpen zou den benaderen. Nu behoren de schrijvers tot de stevige midden groep van deze Bond. Maar in ie der geval wijst ook dit boekje op een stijgende aktiviteit van de Ge reformeerde Bond. Aktief is men altijd geweest. Men heeft en doet alles zelf. Samenwerking met ande ren binnen dezelfde kerk valt de grote meerderheid moeilijk, en zou men dit willen, dan keert de ach terban zich snel wantrouwend af. Zelden leest men bladen van bui ten de eigen kring. Maar wie doet dat wel? Men is ook bezig samen met wat men noemt de 'gerefor meerde gezindte' een sociale acade mie uit de grond te stampen. Van lijdelijkheid, die vaak tot het beeld behoort, dat men van deze groep heeft is hier kennelijk geen sprake. Is het boekje geslaagd? Dat hangt er maar vanaf wat men als bedoeling ziet van zo'n boekje. De bedoeling zou kunnen zijn het eigen denken en levensgevoel toe gankelijk te maken voor buiten staanders. Begrip bij anderen kan veel betekenen en zelfs winnend zijn. In dat opzicht moet u niet te veel van dit boekje verwachten. Het spreekt te zeer de taal van de groep en dat is een wat ouderwet se, soms een wat retorisch aan doende taal. Het meest leesbaar is wat ds. C. v.d. Wal schrijft over 'Rechtvaardiging' en wat ir. J. v.d. Graaf schrijft onder de titel: 'Eer en heerlijkheid'. In féite zal dé werking van dit boekje vooral be perkt blijven tot de eigen kring en tot hen, die er dichtbij staan. Daar zal de herkenning het sterkst zijn. Wat bedoelt men dan met de titel 'De religie van het belijden?' In de eerste plaats dat het niet om de letter gaat. Er is ook dode ortho doxie. Het gaat om 'levend belij den'. In de kringen waaruit dit boekje voortkomt, heeft bovendien altijd een sterk aksent gelegen op de bevinding. Ook in dit boekje gaat het niet om de beleving zonder meer, maar om de belevirig dat door het belijden wordt bepaald en in de juiste ba nen wordt gehouden. Men vindt er dus de aksenten terug die in de belijdenisgeschriften worden ge legd, ook in de Dordtse leerregels. Met nadruk wordt ook in dit boek je gesteld, dat in een mens niets goeds is. Ik citeer prof. Graafland: wij steken uit ons zelf geen vinger naar God en het goede uit. Inte gendeel. Wij werken alleen maar tegen. Wij bevorderen niet het heil maar bevorderen het onheil. Wij helpen God geen handje met de realisering van Zijn heil, maar proberen het zo lang en zo hevig mogelijk tegen te houden. Als er daarom verandering in ons leven optreedt, is dat enkel en alleen aan God te danken. Hier is geen woord frans bij, al zal het velen als chinees in de oren klinken. Maar dit wordt ook niet gezegd om aansluiting te vinden bij gedach ten, die een mens, ook een 'mo dern' mens, over zichzelf heeft, maar er wordt gezegd wat men in de Schrift en het belijden der kerk heeft beluisterd. Roeping in de wereld. Het is duidelijk dat de hoofdaan dacht valt op de gelovige mens. Graafland vindt dat bij de ortho doxie (het rechte geloven), de or thopraxies (het rechte doen) be hoort. Daartoe komt een mens door wedergeboorte, rechtvaardi ging en heiliging. Daarbij, zegt Graafland, dienen we altijd te be denken, dat de persoonlijke gestal te van de heiliging op de voor grond staat. Van 'God en de mens als bondgenoten' wil Graafland niets weten. De mens is van natu re concurrent van God. Veel aan drang tot grote aktiviteiten in de wereld moet u niet verwachten. Graafland is kopschuw voor concre tiseringen van het heil. Dat hoort blijkbaar al gauw bij de ideologie- en en niet bij de heiliging. Ik meen dat we hier stuiten op een gevolg van het willen uitgaan van het ze ventiende eeuwse belijden. Hoe we ook over allerlei theologie denken, we hebben wel weer geleerd naar de inhoud van de bijbelse woorden te luisteren. Zo is het woord ge rechtigheid ontdekt. In de refor matie kwam onze gerechtigheid voor God in het centrum te staan, die een geschonken gerechtigheid in Christus is. Maar het woord om vat veel meer en dat moet ook ge hoord en gezegd worden. Het komt me voor, dat het nuttig zou zijn na deze twee boekjes een boekje over bijbelse begrippen te laten verschijnen. Ondertussen schreef ir. v.d. Graaf ook over de verhou ding kerk en maatschappij en poli tiek in het artikel 'Eer en heer lijkheid'. Hij zegt, dat een. christen nimmer a-politiek kan zijn en dat de kerk een profetische taak heeft. De kerk geeft aan de staat zijn geestelijk fundament waardoor een harmonisch en een op 'goede orde' gebaseerd leven mogelijk is. Ir. v.d. Graaf vertoont een theocra tisch denken met verwantschappen met v. Ruler, waarin kerk en over heid een eigen roeping van God hebben. V. d. Graaf gebruikt de uitdrukking' 'Vökenen oprichten'. Tekenen van barmhartigheid en gerechtigheid. In deze wereld, op de aarde brengen we het nooit ver der dan de tekenen van het ko mende Rijk van God. Het spreekt vanzelf, dat v.d. Graaf niets moet hebben van hen, die denken het koninkrijk van God te kunnen bouwen. Ook geen revolutie! Nooit zo, dat met geweld gepoogd wordt strukturen om te werpen. Het ge zag krijgt een groot en behoudend aksent. Overigens zijn dit gedach ten, die niet specifiek gereformeer- debonds zijn. Ze leven overal en ook in de Bond. Maar het is inte ressant ze in dit stuk zo te lezen. Over de Schrift Het opstel, dat me het meest moei te opleverde was dat van dr. H. Goedhart over de Schrift. Als je hem hoort redeneren krijg je het gevoel, dat God eerst een mens tot een gelovig mens maakt, vervol gens nadert deze gelovige mens de bijbel en 'herkent' hem dan als Woord Gods. Mijn eerste vraag is of bij deze constructie (en dat is het m.i.) niet tekort wordt gedaan aan de Schrift, die zijn eigen gezag meebrengt, waarvoor een mens zich buigt. Zelfs daar waar hij geen uitgewerkte schriftbeschou wing heeft Natuurlijk gaat het niet buiten de heilige Geest om, maar het lijkt me gevaarlijk zelfs maar de suggestie te wekken, dat het anders ligt. De 'gelovige mens' wordt dat toch iets te veel. In de tweede plaats is het me niet duidelijk geworden wat nu eigen lijk 'schriftkritiek' is. Er moet wel duidelijk onderscheiden worden, wanneer men erover gaat praten. Dr. Goedhart zegt, dat wij het heel wat moeilijker hebben dan de christenen uit de zestiende eeuw. Hij spreekt van de 'schijnbaar' zes duizend jaar geleden geplaatste schepping maar licht dit 'schijn baar' niet toe. Hij memoreert dat de reformatoren bepaalde kritische vragen hadden. Zij hadden hun be denkingen b.v. over de ouderdom der in Gen. 5 vermelde vaderen. Calvijn stond kritisch tegenover de echtheid van 2 Petrus. Dit alles wordt genoemd. Maar zijn we hier op het terrein van de 'schriftkri tiek' of toch weer niet? Is zo'n op merking van Calvijn er helemaal naast gerekend vanuit het Schrift gezag? Ik kon daar niet helemaal achter komen. Het kan zijn, dat Goedhart vindt, dat Calvijn hier een ogenblik van zwakheid» heeft gehad, dat hem dan maar door ons mensen, die ook zwak zijn, verge ven moet worden. Maar misschien vindt hij zo'n opmerking van Cal vijn wel geheel aanvaardbaar en hoeft men Calvijn daarom niet met een te rangschikken onder dege nen, die het gezag in de Bijbel niet erkennen. Deze opmerkingen dan als sluit stuk van de besprekingen van een boekje, dat voor degenen, die enigszins vertrouwd zijn met de gedachten en de taal van deze sek- tor in de Hervormde Kerk, toelich tend en verhelderend is. Waarbij ik aanteken, dat men juist geen sektor wil zijn, maar vindt dat men representant is van wat de hele Hervormde Kerk moest zijn krachtens haar belijden. Dc Religie van het belijden (uitg. J. H. Kok Kampen 9.95) door drs. K. Exalto e.a. Het aartsbisschoppelijk museum in Utrecht is in het bezit gekomen van een opmerkelijk schilderij. Al le voormannen van de Reformatie, in het centrum Luther en Calvijn, staan er op afgebeeld, rondom een brandende kandelaar als symbool van het evangelie. In het hart slaat "t Licht is op den kandelaer gestelt'. Tevergeefs proberen op de voor grond van links naar rechts een bisschop, een jezuïet, de duivel, de paus en een monnik (met plu- meau) het licht uit te blazen. De hervormers zijn tamelijk wille keurig gegroepeerd. Links begin nend zien we allereerst Heinrich Bullinger, de opvolger van Zwingli in Zürich. Onder hem Martin Bu- cer, de reformator van Straatsburg. Naast Bullinger staat de Italiaan Petrus Martyr Vermigli. De man naast Item met de grote baard is de Schotse hervormer John Knox. De forse figuur beneden hen met de bijbel in zijn hand is de Tsje chische voorloper van de Hervor ming, Johannes Hus. Naast hem, met ganzeveer, Johannes Oecolam- padius, de hervormer van Bazel, en dan Hieronymus van Praag, een medestander van Hus. Boven Luther zien we Huldrych Zwingli. Een prominente plaats heeft de gereformeerde Heidelber- ger theoloog Hieronymus Zanchius gekregen: vlakbij de kandelaar, tussen Luther en Calvijn in, kijkt hij ons aan. Rechts van Calvijn zien we nog achtereenvolgens zijn opvolger in Genève Theodorus Beza, de Engel se puritein William Perkins, de lu therse theoloog Matthias Flacius en helemaal rechts Luthers vriend Pliilippus Mclanchthon. Beneden hen zit aan tafel de Engelse voor loper van de Reformatie John Wycliffe iets in een boekje te schrijven. Tenslotte vinden we in de inzet rechtsboven nog een zestal afge beeld, onder wie enkelen, die spe ciaal voor Nederland van belang zijn geweest: graaf Georg van An- halt, de Poolse reformator Johan nes Lasco, Calvljns vriend Guil- laume Farel, Jan van Leiden, die aio wederdoper wat vreemd in dit luthers-gereformeerde gezelschap verdwaald is, Marnix van Sint AU degonde en tenslotte de Leidse theoloog Franciscus Junius. Het schilderij is geen originele compositie. Het is een eigentijdse kopie naar een vroeg zeventiende- eeuwse prent. Op het schilderij staat vermeld, dat het is gemaakt naar een kopie in Londen. Merk waardig is, dat in het uitgebreide gezelschap dc opstellers van de Ileidelberger Catechismus Ursinus en Olevianus ontbreken. De aanwinst is daarom zo belang rijk, omdat het aartsbisschoppelijk museum binnen afzienbare tijd zal opgaan in het rijksmuseum het Ca- tharijneconvent, dat de geschiede nis van de christelijke cultuur in Nederland in beeld zal brengen. Het schilderij iverd aangekocht op een veiling. DE tóAN DIE HET TOCH GAlf WEER WIST !D Ruben is de broer van Jozef die poging gedaan heeft om zijn doo voorkomen. Aanvankelijk lukte De broers gingen op zijn voorstel de 'dromer' in de droge put te si pen in, met de gedachte dat hij u op die manier zou omkomen. Rul voorstel betekende voor hen sle1C een kleine modificatie in hun j, nen. Die plannen liepen toen nog heel anders toen ze door het pas» van de Midianietische karavaan oj gedachte kwamen om hem te ve'' pen. Als dat gebeurd is komt Ri terug. Hij kijkt in de put en zf. daar tevergeefs zijn broer Jozef hij alsnog redden wil. 'Zie Jozef niet in de put'. Op dat ogen';, maakt zich een grote verbijster" ben geslagen? Hij weet zich tegen van Ruben meester. Zouden ze cr de hand aan hun jongste broer 51 vader Jakob verantwoordelijk voor j zef. Hij scheurt zijn kleren als U van rouw en groot verdriet, keerte zijn broers terug en staat in hun re den met de klacht: 'De knaap i niet, en ik, waar moet ik heen?' begrijpelijke uiting van wanhoop. Is moeten aannemen dat de broers 1 het verhaal van de verkoop hetlc verteld. Jozefs pronkgewaad w, volgens plan in het bloed van een lil tebok gedoopt en dat moet bij v; Jakob straks de indruk wekken dafr' jongen door een wild dier overva en gedood is. Daar zal Ruben dus meegedaan hebben. Zijn wanhooj1- op die manier spoedig verdwenen. le vroeg wel waar hij heen moest, n e hij wist het toch ook weer verbij rend snel. Zo gaat het om de verkidt te Jozef en om alle erkochte en raden mensen heen, ook om J<k€ heen. Mensen zijn soms wel even atl bijsterd, maar Ruben staat mira voor de mens die al spoedig weer f troost is en weet waar hij heen m' Hij moet naar vader Jakob en metn, anderen doen alsof zijn neus blo cu alsof Jozef bloedt. Een vlijmsch<en trek van dit verhaal dat als een pis g op onze borst staat. Wat weten 'ik vaak gauw waar we heen moeten, c zijn matodors in het inden van 'n t weg. We doen mee, houden ons stiL, verklaren dat protesten zinloos z (Genesis 37, 29, 30). dit GEREF. KERKEN tol Beroepen te Delft (als ziekenfgj spred. voor Bethel: Ae. v. d. Woi^, te Maassluis. GEREF. KERKEN (VRIJG.( Aangenomen naar Sneek-Koudum; nt J. de Ruyter, kand. te Rotterdam, bedankte voor Wetsinge-Sauwerd, Cird relsweer-Ten Post, Barrn-Soest, Oljme hove, Aduard, Grijpskerk-NiezijL Ilse werd-Hallum. gei GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Randburg (Zuid-Afrik 1 A. Hofman te Scheveningeo, gr De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant I'hi Nieuwe Leidse Courant f111 Dordts Dagblad Uitgaven van B.V. De Christelijke Pers Dagelijks bestuur: B. Bol, Den Haag: dr. c. Bleumlnk, Paters- wolde; mr. G. C. van Dam, Nootdorp: W. A. Flbbe, Rot terdam. j. Lanser, Utrecht: drs J W. de Pous, Den Haag: J Smailenbroek, Wassenaar. Oveilge leden van het alge meen bestuur: K. Abma, Am sterdam: H. A. de Boer, IJmul- den; Th. Brouwer, Assen; mr. dr. j. Donner, Den Haag; j. van Eibergen, Schaarsbergen; mr. K. ven Houten, Wagenin- gen; ds. O. T. Hylkema, Bllt- hoven. Jac. Hirijsen, Delft; mevrouw M. C. t. Klooster- man-Fortgens. Voorschoten: mevrouw J. G. Kraayeveld- Wouters, Heerhugowaard; prof. dr. G. N. Lammens, Maarden; ds. F. H. Lands man, Den Haag; H. de MoolJ, Rijnsburg; H. Ottevanger, Bui tenpost; mr. dr. J. Ozlnga, Lunteren; H. H. Wemmers, Den Haag; drs, R. Zijlstra, Oo6terland (Zld.). Directie: Ing. O. Postma, F. Diemer. Hoofdredactie: J. Tammlnga. Hoofdkantoor B.V. De Christelijke Pers: N.Z. Voorburgwal 276-280, Adam. Postbus 859. Telefoon 020 - 22 0383. Postgiro: 26 92 74. Bank: Ned. Midd. Bank (rek.nr. 89 73 60 768). Gem.giro X 500. Cl 1 aU dse ie bbi nt. *P S: ipe inn; ai

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 2