Beeld van een dood-ziek land Grafisch ontwerper/ hoogleraar Wim Crouwel 9 /KI LW KWARTET ZATERDAG 21 JULI 1973 and Mom laurM i Crouwel (44), onlangs benoemd tot hoogleraar in de vormstudie aan de Technische Ho- hooi te Delft, kreeg zijn opleiding aan de academies voor beeldende kunsten te Groningen geboorteplaats) en te Amsterdam. Al vroeg liet hij zich op tentoonstellingen zien als een onverdienstelijk schilder. Stopte echter snel met schilderen: 'Ik ivilde me ontdoen van ar- ïïefce rommeligheid' O 18 17 reputatie als vormgever kreeg hij door het inrichten van tentoonstellingen als de E 55. Het ht'i im, de Peter Stuyvesant Collectie en het Nederlands Paviljoen op de wereldtentoonstelling ;N saka. Daarnaast gaf hij incidenteel vorm aan exposities in het Amsterdams Historisch mu il en het Stedelijk Museum van Amsterdam. Als grafisch ontwerper vervaardigde hij talloze dies-en catalogi voor deze musea. 33 251 27 2 25.1 24.33 19 5 26 75 13 25 19 75 39.35 16 4 57 11 65 29.75 9.5! ::o 25 50.5 27 55.5 KUNST T11/K17 In 1963 richtte hij samen met anderen het bureau Total Design' op dat zich bezighoudt met het ontwerpen van o.a. een huisstijlvoor bedrijven en instellingen. Resultaten daarvan zijn de b.v. presentaties van de Steenkolen Handels Vereniging, de benzinemaatschappij PAM, het kruide- niersbedrijf De Gruyter en uitzendbureau Randstad. Crouwel maakte verschillende ontwerpen voor postzegels en vignetten zoals dat voor de ge meente Rotterdam ('een honingraat voor een bezige stad'). Hij doceert al jaren aan de TH te Delft en deed dat voorheen aan enkele academies voor beel dende k misten. Zijn werk werd onderscheiden met de 'Werkmanprijs' en de 'Frans Duwaerprijs' van de gemeen te Amsterdam. Li ndels he rrh clt eens in een interv^ew Q^zegd werpen een sociale junctie is. *tortvloed van dezelfde produk- n verschillende jasjes wordt over bano dtgestort. Ik kan ontwerpen al- 'Ik geloof alleen in het alfabet Van een medewerker foto Wubbo de Jong maar zien als een commerciële en d 1 me)s natuurlijk waanzin dat er tien modellen strijkijzers zijn. Je in staat zijn één goed degelijk ijzer te ontwerpen en dan ben je Dat kan je dan wel zeggen je kunt het niet realiseren. Het ik zo dat de echte industriële »eving geen enkele kans maakt, niet haalbaar. Ons hele ver- nechanisme laat het niet toe, het dwars tegen onze goede bedoelin- n. Je zou de mensen een product •n geven waar ze zelf mee verder ;n gaan. Overigens zou ik mijn eeld van dat strijkijzer niet in doorgevoerd willen zien. Ik vind e de mensen het plezier van de ervaring moet gunnen. Ik zet f tegen die vorm van uniformi- iie de eenheidsauto oplevert. Ik dat ultra-uniformering, ik ge heel meer in het ombuigen van pvoedingssysteem. In ieder mens tent een vormgevend vermogen in onze opvoeding wordt dat idrukt. Je zou een opvoedings- >m moeten ontwikkelen waarin intwikkeling geïnjecteerd is. mijn idee kom je dan tot hele dingen. Je bereikt dan hetzelf- s de mensen die de ultra-unifor- ig aanhangen, want vergis je vooral in Italië waar die gedach- een groep ontwerpers leeft, zijn d knappe dingen gemaakt, al- het ontstaat op een andere ma- Je hebt de mensen er dan zelf trokken, het wordt ze niet opge- het is niet autoritair. 165 nam u het werk van Sandberg als grafisch vormgever van het lijk Museum. Uw aanpak was to- afwijkend van die van Sandberg 214 iji deze toch een enorme reputa- *22 enoot. Hield dat een veroordeling .15.73 99.9 99.75 99 102.6 128 106! 112i 95 5 14.7 1125 19.4 erg? 5723 ik heb een onwaarschijnlijke be ering voor Sandberg. Als ik die idering zou uiten door in zijn oor te gaan zou ik hem daar een :e dienst mee bewijzen. Over de ereld hebben we gezien welke :d Sandberg had op museumcata- :n affiches. Overal werd hij geï- 175 rd en dat roept irritatie op. Sandberg is een typische indivi- st Hij komt als een sterke per- jkheid over en ik vind dat je eel moet laten. Toen De Wilde >erg als directeur van het Stede- stocfcpvolgde. nam hij mij mee uit „^tioven (Van Abbemuseum) naar s'.ogerdam. In Eindhoven waren we een bepaalde lijn bezig en ik dat we die lijn moesten voort- en niet iets anders gaan doen. JH^erg maakte als typograaf steeds duele werkstukken. Ik heb wel gezegd dat hij een schilderende raaf is omdat al zijn composities eerd zijn op a-symmetrie wat de 73 3^k wekt dat ze uit de vrije hand [emaakt. Onlangs heb ik hier een aantal van zijn catalogi op tafel d en dan zie je ineens dat ze één geheel vormen, dat er een eenduidigheid in zijn werk is. heel verrassend goed. ik vond dat de catalogi en 5 9 e affiches niet onafhankelijk van gemaakt moesten worden, maar e als het ware afleveringen van tijdschrift voor het museum 6.4*n moeten zijn. Er is gebrek aan tijdschrift. Natuurlijk er is wel Museumjournaal, maar dat wordt n beperkte kring gelezen. Daar- laakte ik een basisstramien voor Vat is het verschil tussen u en zo'n 'tijdschrift' waarbinnen wel vari aties mogelijk zijn, maar dat toch als een ordenende structuur moest wer ken. Als ontwerper bent u duidelijk de ex ponent van de 'rationele benadering'. Van u mag de ontwerper geen 'ar tiest' meer zijn. Pertinent niet, nee. Ik vind dat dan de zelfexpressie, de zelfbevrediging te veel op de voorgrond komt. In de vrije kunst is dat gewenst, maar niet in dit vak. De man die zich opstelt in het gebied van de gebonden kunsten moet zich dienstverlenend opstellen. Wij hebben een vak net zoals andere vakken. Je hebt met wetmatigheden te maken. Als je je in dat geval als artiest opstelt, staat dat in de weg om goed informatie over Ie dragen. En dat is ons vak, het overdragen van in formatie. Ik vind het daarom ook le vensgevaarlijk dat een blad als 'Kon tekst' (vakblad voor de reclame-indus trie red.) zich presenteert als vakblad voor kommunikatiespecialisten. Dat zijn we niet, we zitten aan de infor matiekant, niet aan de ontvangende kant. Wat wij doen is duidelijk één richtingsverkeer. Wat vindt u van de huidige typograr fie. Onlangs is de geïllustreerde le denlijst van de vereniging van grafi sche vormgevers in Nederland gepre senteerd. U hield die zelf ten doop. Ik zie in de typografie van vandaag veel creatieve jongens, maar zè zijn vaak erg modieus en ik weet haast ze ker dat hun actieradius zeer klein is; hun informatie komt niet ver, ze heb ben maar een kleine groep die ze be grijpt. Kijk, ik vind het werk van b.v. Anton Beeke en Swip Stolk ongeloof lijk knap en ik waardeer de poging tot vernieuwing maar tegelijkertijd vind ik het te beperkt. Ik ben het met Simon Mari Pruys* eens dat we de lessen van het funktionalisme maar weer eens aandachtig moeten doorlezen. In sommige bladen o.a. Schoner Woh- nen en Avenue, staan interieurs afge beeld die op het plaatje het toppunt van 'goede smaak', maar in werkelijk heid onleefbaar zijn. De uiterlijkheid van de ordening is zo overweldigend dat zij bijna beklemt. In zo'n inte rieur tast het verplaatsen van een on derdeel de hele compositieaan. Ik ben een estheet in hart en nieren en ik heb daar ook dikwijls last van. maar de esthetica van dit soort bla den verafschuw ik, ik ben daar als de dood voor. Dat uitzicht hier (Heren gracht, Amsterdam) door de ramen, die romantiek van de stad. de gewel dige gevels aan de overkant, daar ben je je alleen maar zo bewust van door de heldere functionele ruimte waarin we nu zitten. Er is hier heel bewust geen wanorde; juist een neutrale werk omgeving die goed is wordt pas le vendig door de mensen. Je moet alleen maar structuren aan bieden. Het is net als mijn stramien. Als ze het knap doen kunnen mensen binnen die stramienen werken, dan laat het genoeg ruimte voor eigen creativiteit. Zo'n stramien kunnen ze zelf invul len, daar kunnen ze zichzelf in door laten klinken. Ik vergelijk het vaak met het voetbalspel; binnen de kaders van de lijnen wordt het spel gespeeld. De lijnen zijn de onderlinge afspra ken maar daarbinnen is ruimte ge noeg voor je eigen spel. Dat noem ik nou ordening, de afsprakentaal die je met elkaar maakt en waarbinnen je toch je eigen spel kunt spelen. Dat is toch een andere uniformiteit dan die van Van Pruys, wanneer die schrijft over de eenheidsauto waarin we alle maal moeten gaan rijden. De typograaf-vormgever is in slaat naast de taal die we kennen een nieu we taal te ontwikkelen: de tekentaal. U doet dat op veel manieren. U heeft tekens bedacht voor veel bedrijven en instellingen die zich met behulp van die taal richten op het publiek. Be grijpen de mensen die taal of moeten ze er maar in geloven? Je hebt daar nooit zekerheid over, je doet wat onderzoekjes. Een bezwaar in grote bedrijven is, dat het je niet lukt om een gesprek te hebben met alle deelnemers. Dat is onmogelijk terwijl je om het goed te doen uit alle lagen van een bedrijf infor matie nodig hebt om het over te laten komen zoals het is. Overigens is het wel zo dat de tijd van de puur ab stracte tekens achter ons ligt. Mijn laatste tekens zijn dan ook 'veel beel dender. Het teken dat ik maakte voor Rotterdam is een groeiend teken, er kan nog van alles mee gebeuren, 't Is niet af. Eigenlijk geloof ik helemaal niet in een echte tekentaal, net zo min als in pictogrammen, je kent ze wel die tekens die je sinds kort bij ons op spoorperrons aantreft en die je moeten helpen bij het vinden van de uitgang, de weg naar het restau rant, de toiletten enz. Mijn bezwaar is nu dat je in elk nieuw kantoorge bouw, op elke nieuwe luchthaven of op de Olympische Spelen ze weer te genkomt, steeds in andere variaties en dat terwijl er één keer een goede se rie is gemaakt. Dan is het toch onzin om weer opnieuw zoiets te gaan ont werpen. Nee, ik geloof alleen in het alfabet, ook een tekentaal maar met tekens waarvan de herkenbaarheid zo groot is om dat we de afspraak om ze te begrijpen al zolang geleden met el kaar gemaakt hebben. Twee begrippen uit het ontwerpers jargon: styling en design. Wat is het verschil? Design is echt, dat is het pure vorm geven. Vormgeven dat bepaald wordt door de functie die het ding moet hebben en de technische mogelijkhe den waarmee het geproduceerd kan worden. In de 19e eeuw, aan het be gin van de industriële ontwikkeling, heb je het oogbewogen voorbeeld van de Thonet stoel. Dat is toch een voor beeld van ontwerpen waarbij de ver- vaardigingswijze in combinatie met het materiaal volledig bepalend was voor de vorm. Die ontwerpers hadden toen ook nog geen last van het ver koopmechanisme waar nu de meeste dingen door worden bepaald en ver pest. Het waren pure functionalisten. Styling ontstaat als ontwerpen echt een vak is geworden ten behoeve van de verkoop van het industriële pro- dukt. Styling is gewoon iets aanpassen aan een mode, bepaald door verkoop motieven. Het is de bezigheid van de 'artisan'. Echte vormgeving is precies het tegenovergestelde, het is een conti nu proces waarbij je elke stap over ziet en bedenkt wat de consequenties ervan zijn. Het is toch eigenlijk schandalig hoe we verpest worden door de markt, door de reclame, door Avenue en Schoner WohnenWe zien de echtheid niet meer. Wat ik ook bloedlink vind is dat er mensen zijn die de ontwerper willen betitelen met 'betekenisgever'. In mijn opvat ting mag hij dat niet zijn, alsof de ontwerper door zijn vormgeving pas betekenis aan de dingen zou geven. Piet Zwart heeft kort geleden gezegd dat er na hem in Nederland op het gebied van grafisch vormgeven niets meer is gebeurd. Bent u het daarmee eens? Toen ik in Delft m'n inaugurale rede hield kwam hij na afloop naar me toe en zei: 'Wim, ik vind het ontzettend leuk dat je deze benoeming hebt ge kregen en dat je nu gaat voortbouwen op onze grondslagen'. Ik heb er toen niet op gereageerd, maar eigenlijk heeft hij wel gelijk. Nieuwe grondsla gen zijn er eigenlijk niet. Hun perio de van nieuwe zakelijkheid en functi onalisme was van wezenlijk belang. Het enige dat nieuw ls, is de mathe matische aanpak, het stramien waar mee we nu werken en de computer die ik absoluut niet over-waardeer, die we als middel in ons werk betrek ken. Als je dan ziet wat Zwart maakte in een tijd dat ons vak nog geen echt vak was en wat hij aan theorieën ont wikkelde, dan heeft hij toch zeker wel enig recht van spreken. Wat vindt u van ons kunstonderwijs? Ik vind het uiterst moeilijk om daar op antwoord te geven. Ik heb sinds '63 geen direct contact meer met de academies, maar ik heb wel het ge voel dat ze de kluts zijn kwijtgeraakt. Ik heb de indruk dat er een grote be hoefte is aan goed management. Er wordt veel te veel gekozen voor de kunstzinnige kant, het zijn de indivi duele kunstenaars die het karakter van de scholen bepalen. Er is geen echte visie. Ik wil hiermee niet zeg gen dat er hier en daar geen goede dingen gebeuren maar er is geen coördinatie, het management ont breekt. En dat wreekt zich nu want laten we wel wezen, het is toch een chaos. De school barst uit zijn voegen van de leerlingen, je kan er doen wat je wilt, iedereen kan komen want er is geen enkel uitgangspunt dat je te gen houdt. Ik vind dat het met die vrije benadering volledig over de boeg moet. Wat ik daarom moedig vind is wat er aan de academie van Enschede gebeurt, waar in elk geval een relatie wordt gezocht met het maatschappelijk gebeuren. Ook in Arnhem, waar mensen als Peters en Struyken op het monumentale gebied erg goed bezig zijn, daar heb ik inten se bewondering voor. Schandalig is het natuurlijk wel dat oorspronkelijk het hele kunstonderwijs in de Mam moetwet is vergeten. Maar nogmaals ik kan niet precies zien hoe het alle maal staat, ik moet me duidelijk hero riënteren. Wat gaat u in Delft doen? Naast mijn 'lijfvakken' als grafisch ontwerpen en tentoonstellingsinrichting in Delft échte vakken hou ik me vooral bezig met de elementaire vormstudie en dan vooral gericht op de' visuele aspecten van de industriële vormgeving. Hoewel je daar te maken hebt met drie dimensionale dingen is er naar mijn gevoel toch een duide lijk verband met het grafisch vormge ven. Ik probeer in die vormstudie op een analytische manier bezig te zijn. Ik bedoel daarmee dat ik de studenten wil laten ontdekken wat de wetmatig heden zijn bij het vormgeven. Daar naast geef ik ze informatie over wat er op het vrije en experimentele vlak gebeurd. Toch hoop ik dat uiteinde lijk de mathematische opvatting die ik heb zal doorklinken. Niet zo zeer omdat ik mijn wil wil opdringen, maar omdat ik er heilig van over tuigd ben dat we de problemen van het vormgeven moeten oplossen met behulp van de mathematische kennis en middelen zoals de computer die we nu eenmaal hebben. Ik merk overigens dat het lesgeven een gewel dige ervaring is. De voortdurende dia loog met de studenten dwingt je om je 'scherp' te maken. Je moet vrese lijk goed weten wat je aan het doen 'bent. 't Klinkt misschien modieus, maar ik heb het gevoel dat ik soms meer aan mijn studenten heb, dan zij aan mij. Onder de titel 'dingen/vormen/men- sen' verscheen vorig jaar bij uitgeve rij Ambo (Bilthoven) een studie over produktie, consumptie en cultuur, van de hand van Simon Marl Pruys. Do schrijver, die binnenhuis architect en industrieel vormgever is, publiceert regelmatig in NRC/Handelsblad. 13 ngen »uz< jn lodji 20% rJJzei 'ie kent niet het lied 'My Old Ken- cky Home', misschien wel het be- indste van de American Coon ings? Dat lied is geboren uit nos- lgie. uit heimwee naar de oude tij- ?n van weleer in hét'zuiden van de erenigde Staten. alloze liederen hebben de lof ge- van dat Zuiden met zijn gro- plantages, zijn prachtige natuur, show-boats en zijn landhuizen colonial style. In dat Zuiden is landadel ontstaan die niet echts gekenmerkt kan worden als m rauwe, ruwe volksgroep, van 'erheersers, maar die ook geken- erkt werd en wordt door een ver- Inde landelijke cultuur, een cul- lur van zorgvuldig onderhouden adities, van eerbied voor de histo- De prachtige landhuizen waren ivuld met kostbare oude meubelen andere fraaie voorwerpen; de :rk handhaafde een strenge ortho- e. Er werd gemusiceerd en ge droomd. De witte man was onbe perkt heerser en ging niet zelden humaan om met zijn zwarte slaven. Hij had immers ook zijn dieren lief? Aan die idylle werd een einde ge maakt door de burgeroorlog de oor log van de Yankees tegen het Zui den ter bevrijding van de zwarte sla ven. Maar de adel en de rijkdommen ble ven. Die adel bleef omzien in wrok. Nog altijd staan er in vele kleine Zuidelijke stadjes oorlogsmonumen ten ter nagedachtenis aan generaals die in een 'hdlaas' verloren oorlog heldendaden verricht hebben, of lie ver, hebben doen verrichten, ter be scherming van het zo dierbare Zui den. Nog altijd kan het Zuiden niet wen nen aan de gedachte, dat iemands huidskleur zijn waardigheid en zijn waarde niet kan aantasten. Dat is uiteraard ook een maatschappelijk- sociaal verschijnsel: wie zwart is, is afstammeling van slaven. Wie de roman 'Leven van leegte' van Madison Jones leest, komt mid den in de problematiek van het hui dige Zuiden te staan. Het is een ont stellend boek, dat de indruk geeft, een problematiek naar voren te brengen, die onoplosbaar is. Immers de negers hebben hun geduld verlo ren; zij zijn op wraak en intimidatie uit, althans een deel van hen. Dat deel wil helemaal geen integratie meer. Een ander deel wil dat wèl. De blanken willen dat eveneens, maar dan in beperkte mate. want de arbeiders die zij nodig hebben voor hun fabrieken, die het Zuiden nieu we welvaart moeten schenken, mogen niet opstandig worden; zij moeten willig werkvee blijven en men dient hun dus een brok welvaart en rech ten toe te werpen. Die blanken zijn de zogenaamd verstandigen, maar zij verraden min of meer de oude in door J. van Doorne stellingen en tradities. Echter niet totaal. Er zijn ook stug aan die tra dities vasthoudende, meestal heel ar me of heel rijke Zuiderlingen. Het boek speelt in een kleine stad in het Zuiden, waar zich ook Noorderlin gen gevestigd hebben. Yankees; som migen van hen willen wezenlijke in tegratie; zij werken mee met de goedwillende negers op ideële gron den. Al die groepen spelen hun rol in de roman 'Leven van leegte'. Nogmaals: een ontstellend boek. Heimwee naar een verfijnd en rus tig verleden krijgt in de figuur van de hoofdpersoon gestalte, een fijke, gescheiden vrouw, afstammelinge van de stichter van het stadje. Maar ook maakt men kennis met eenvou dige lieden, in wie afkeer en min achting leven voor al wat zwart is: brute hoogmoed groeps-hoogmoed vooral, een zelfuitverkiezing die ge koppeld is aan oppervlakkige reli gieuze gevoelens. Zo iets van: 'Goed', die zwarten zijn tenslotte mensen, maar zij moeten hun plaats weten. Laat ze hun eigen scholen hebben, maar niet zwartjes op onze scholen, naast onze kinderen. Laat ze blijven waartoe de Heer ze bestemd heeft: knechten te zijn van de blanken'. De verleiding is groot om iets van de inhoud van de roman te vertel len. Ik zal het niet doen. De feiten en de dramatische ontwikkeling van de gewelddadigheden die uitbreken in het kleine stadje moet de lezer zelf ondergaan. In de hoofdfiguur voltrekt zich een niet minder dra matisch gebeuren, dat tot een gru welijke climax leidt. De roman kent hoogtepunten van spanning die gelijk zijn aan die van een thriller. Maar waar men bij het lezen van een thriller tenslotte aan genaam griezelen kan, kan men dat niet bij het lezen van dit boek, om dat wezenlijke drama's beschreven worden, drama's die hun oorsprong vinden in het diepste van de mens. De lezer maakt kennis met het kwaad zoals het de wereld teistert. Niet het kwaad, dat ontstaat door slechte omstandigheden of verwaar loosde opvoeding. Nee, hét gaat hier om de uit het diepste van de mens opkomende hoogmoed, die stelt, dat ieder ander mens minderwaardig is. En dat geldt ook voor de groep. Daarom is geweld geoorloofd en daarom mag men wreed zijn, want ik (de groep) vind het fijn om wreed te zijn. Dat is het kwaad als integrale verwerping van de zedelij ke norm. Het boek is uitstekend gecompo neerd. In de vertaling, die vrijwel vlekkeloos is, komen sfeer en psychische spanning heel goed tot hun recht. De korte, suggestieve na tuurbeschrijvingen doen in belang rijke mate mee bij het als werke lijkheid doen beleven van de fictie, die elke roman tenslotte is. Ik heb dit boek in één ruk uitgele zen. Ik bedoel dit niet rhetorisch: ik had het na acht uur uit, en dat zon der enige pauze, die de naam onder breking verdient. Het is dan ook, behalve getuigenis, een léésboek, een boek dat de lezer meeneemt naar een fascinerend land, dat ver scheurd wordt door dodelijke haat en smartelijke omstandigheden. Niemand kan zeggen of de pogingen die de regering van de Verenigde Staten doet om het dreigend gevaar te bezweren, baat zullen brengen. Laat ons het hopen. Maar wie dit boek leest, zal het kunnen vergaan als mij: hij zal wanhopen. Madison Jones: 'Leven van leegte'. Oorspronkelijke titel: 'A Cry of Absence'. Vertaling van Helen Knopper. Bij De Boer te Bussum. Paperback. Prijs 17.50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 17