Verkenning van kansen voor kerkelijke verandering Vandaag ee Beroepingswe DWARSLAGEN' Trouw Kwartet TROUW/KWARTET ZATERDAG 14 JULI 1973 KERK T2DI;' MINDER VLEES, MEER BROOD door ds. Hans Bouma Er wordt in Nederland steeds méér vlees en steeds minder brood gegeten. Terwijl de vleesconsumptie per hoofd/per dag van 1950-1970 steeg van 66 tot 104 gram, daalde in diezelfde periode het brood ver bruik per hoofd/per dag van 265 tot 166 gram. Een punt apart is, dat de kwaliteit zo wel van het vlees (vaak een produkt van de bio-industrie) als van het brood (meestal 'edel', d.w.z. ontzield wit fabrieksbrood) inferieur genoemd moet worden. Wat het brood betreft moet men nog onderscheiden tussen broodverbruik en broodconsumptie. We kunnen n.l. een ontstellende ver kwisting constateren. In Rotterdam verdwijnt jaarlijks miljoen kilo brood (7 miljoen broden) in de vuil nisemmers. Sommige steden, bijv. Arnhem, maken het nog bonter. Er zijn op z'n minst vijf argumenten, die voor minder vlees- en vcor méér broodconsumptie pleiten. De bijbelse boodschap inzake de crea- tuurlijkheid (Genesis 1, Psalm 104) en de verlossing (Psalm 36: 7. Jesaia 11: 6-10) van het dier inspireert be paald niet tot de uitbuiting en con sumptie van het dier. In de bijbel geldt het dier als schepping van God. Als zodanig is het onaantastbaar. Het heeft een eigen waarde. In Genesis 9: 8-17 werpt God zich nadrukkelijk op als de bondgenoot van het dier. Wie vleesconsumptie met de zogenaamde 'noodmaatregel' van Genesis 9: 3 wil verdedigen, dient te bedenken, dat juist een christen geen genoegen kan nemen met welke noodsituatie dan ook laat staan, dat hij van de nood een deugd zou maken. Het is veelbete kenend, dat in het bijbels spraakge bruik niet het vlees, maar het brood functioneert ter profilering van de messiaanse toekomst. De exodus uit de slavernij houdt het definitieve af scheid in van de 'vleespotten van Egypte'. Om in de toenemende behcefte aan vlees te kunnen voorzien, is de door economische machten gemani puleerde 'bio-industrie' ontstaan. Deze bio-industrie, door kenners ge sierd met eufemismen als 'verede- lingslandbouw' en 'intensieve veehou derij', kunnen we zo langzamerhand tot het grootste schandaal van deze eeuw rekenen. Sietz Leeflang, hard nekkige Inspirator van het bemoe digende project 'De kleine aarde' in Boxtel, acht het dierverbruik in de bio-industrie 'je reinste ontkenning van het leven' en 'erger dan een con centratiekamp'. De bio-industrie is een belediging van de Schepper. Met welk recht worden massa's dieren zo schaamteloos tot slavernij gedwongen? Zou het niet het steeds weer zegevie rende recht van de sterkste zijn? Van huis uit is de mens allerminst een vleeseter. Wij kunnen er heel goed zonder, en zeker zonder het met groei-injecties bewerkte vlees van de bio-industrie. Er zijn aanwijzingen dat vleesconsumptie agressief maakt. Niet toevallig wordt juist in onze prestatie maatschappij zo ongehoord veel vlees genuttigd. Economisch gezien is vleesconsumptie hoogst onvoordelig. Van plantaardig eiwit (bijvoorbeeld in graan) wordt maar tien procent in dierlijk eiwit (vlees) omgezet. In Amerika is 78% van de graanproduktie voor het vee bestemd. Is er groter verspilling denkbaar? Voor bepaalde elementen in het vee voer zijn wij aangewezen op de toch al zo geëxploiteerde derde wereld. Met minder, of liever met helemaal geen vleesconsumptie helpen wij de arme landen. Het vegetarisme is een zeer concrete vorm van ontwikkelingshulp. Deze hulp wordt nog positiever, wan neer we o.m. ter vervanging van vlees dié produkten in ons voedselpakket opnemen, die de arme landen wél kunnen missen. Niet op zondag Het moet mogelijk zijn in één jaar van onze overmatige en in alle opzich ten dubieuze vleesconsumptie af te komen. We zouden kunnen beginnen met de 'ontvlezing' (d.w.z. de erken ning en viering van de verlossing van het dier) van alle zondagen en andere 'christelijke feestdagen'. Geleidelijk moeten we ons voedselpatroon zó wij zigen, dat er nauwelijk of geen vlees meer aan te pas komt. Het moet voor het consumerende gezin een erekwes tie worden medeschepselen ongedeerd te laten. Vleesverbruik moet eenvou- rmot ooi is D nde de one san roon uut comi dig gênant worden. Creatief zal niet alleen de vrouw maar heel het gezin moeten zoeken naar alternatieve voe dingsmogelijkheden. Een bezoek aan een reformhuis en lezing van een vegetarisch kookboek kunnen stimu lerend werken. Het brood zal weer hoofdvoedsel dienen te worden, het échte brood dan: donker, korrelig, zwaar tarwebrood, en dan het liefst gebakken van biolcgisch-organisch verbouwde granen. Zolang de biologi sche landbouw een marginaal ver schijnsel is, zal een en ander ons wat meer kosten. Overigens is het niet on redelijk, dat we het grootste deel van ons inkomen besteden aan onze pri maire levensbehoeften. Ondertussen kan de hoge voedingswaarde van bio- logisch-organisclie produkten onze consumptie merkbaar aanzienlijk be perken. Het spreekt vanzelf, dat de tóch al zo bedreigde boerenstand niet het slacht offer mag worden van ons veranderen de consumptiepatroon. Menige boer zou graag op een andere toer over gaan. Het is geen pretje om een loonslaaf te zijn van nietsontziende veevoederfabrikanten. Maar wat móét men, wanneer de prijzen laag blijven? Behalve aan de regering, is de beslis sing aan de consument. Wanneer wij bereid zijn méér te betalen vcor eer lijke en volwaardige produkten, kan er veel veranderen. TEKORT AAN MOED De broers zagen Jozef dus 'van aankomen en kregen zodoende dgroi legenheid zich te beraden opq is, plan. Dat plan kwam hierop neerzie: zouden hun broer doden en L put werpen, en, om de misdaad dekken zouden ze aan hun vadetPe gen dat een wild dier hem versl du had. De put waarover ze het h nut is een gat in de grond met een i iwei opening, waarin men wel gemaS afdaalt, maar zonder hulp niet uit komt. Jozef is in hun ogen 'aartsdromer', zoals het NBG v< maar een 'heer van dromen', du dromer. En hun overweging i zullen dan kunnen zien, wat e >len, die dromen terecht komt Dit wordt Ruben, de oudste, te ve staat: hij wilde hem uit hun redden. Dit gaat hem te ver. wij hem niet doodslaan. Hoe v rend Ruben anders ook is om forceren, denk aan zijn greep n macht in Genesis 35, 22, dit k niet verantwoorden. Daarom st voor Jozef niet eerst te doden, hem levend in de put te werpeAQJ kan er toch niet uit, de put is woestijn!! Zijn bedoeling is om er later uit te halen. In vers 29 we de ontknoping wat Ruben b Toen Ruben bij de put kwam, i zef was niet in de put. Ruben DE> enige moed om tegen de haat vjprde. broers in te gaan, maar zijn mo< 28ste té klein. Er was een teko) Nij; moed. Er was een stem in he uli hem tot het goede aanzette, ma 'ar gehoorzaamde die stem ten di - 1 daarom had het verkeerd kunne Or pen. God was er ook nog, ma; Hem hield Ruben blijkbaar wei kening. Hij hing Jozefs leven zijn eigen plan. Te weinig mo< daag even gevaarlijk zijn als helemaafft ti moed. Halve beslissingen in d(Leer ting van wat recht en goed iFijfti vaak gevaarlijke beslissingen on nent iets van een gok in zich hebbel aa we zijn niet geroepen om te gf-e>d< maar om het goede te doen da) ons ligt (Genesis 37. 18-22). ide: Leid i; tfoor 21st van vol door dr. H. D. de Loor In vrijwel alle Nederlandse ker ken gonst het van plannen tot verandering, herstructurering van het kerkelijk leven. Plaatse lijk, regionaal en provinciaal worden commissies ingesteld, or ganisatieadviesbureaus ingescha keld, experimenten doorgevoerd of enquêtes gehouden. Het wordt hoog tijd, dat al deze ontwikke lingen eens wetenschappelijk wor den doorgelicht. De grote handicap daarbij is, dat van de drie kerkelijke sociologische insti tuten, die ons land tot in de jaren zestig rijk was, er nog slechts één, het KASKI, over is en ook dat functio neert, door de precaire financiële si tuatie, niet optimaal. Het is daarom verheugend, dat vanuit de Universiteit van Amsterdam twee scciologen, Mady Thung en Anneke Schipper, een solide poging hebben gedaan om het fenomeen van de kerkelijke verande ring te doorlichten. Doordat zij hierin als pioniers moesten optreden en zich niet te makkelijk van hun taak wil den afmaken, hebben zij het gehele nog onontgonnen terrein in kaart wil len brengen. Ideaalbeeld Wanneer men als socioloog in een kerk te hulp geroepen wordt, heeft men allereerst met theologen te ma ken. die normatieve uitspraken doen over hoe een kerk zou moeten zijn: zij schetsen een ideaalbeeld, dat bepa lend is voor het feitelijke functione ren van een kerk, ook wanneer dat ideaal op geen stukken na gehaald wordt. De socioloog moet zich dus confronteren met de theoloog. Daar naast kent en beoefent hij zijn eigen discipline: onderzoek. Nu is er in de godsdienstsociologie de laatste jaren de tendens om zich wat te verwijde ren van de eng-kerkelijke problema- tik bij de realisering van haar uit eindelijke doelstelling: hoe function- neert godsdienst in een maatschappij. Godsdienst en godsdienstigheid zijn niet uitsluitend gebonden aan kerke lijke deelname, c.q. kerklidmaatschap. De academische godsdienstsociologie, zoals de schrijfsters het noemen, loopt daarmee uiteraard niet voorbij aan de kerkelijke geloofsvormen, maar zal de ze direkt willen relateren aan maat schappelijke posities van de gelovigen etc; kortom zij zal de sociale setting van juist deze geloofsvorm willen doorlichten. Vandaar dat het boek van deze twee schrijfsters/sociologen uit drie delen bestaat: een gesprek met theologen over kerkmodellen; een veldonderzoek onder kerkleden en een verklarend onderzoek naar maatschappelijke con ditioneringen. In het slothoofdstuk zeggen de schrijfsters, dat het eigen lijk allemaal wat te veel van het goe de is en dat men in het vervolg tus sen een van deze benaderingen zou moeten kiezen. Wat is een kerk? Wat moet ze zijn? Beschouw haar. zo zegt de socioloog, als een organisatie, zodat ze vergelijk baar wordt met andere organisaties. Je kunt grofweg onderscheid maken tussen dwang-organisaties, die de leden door middel van druk van buiten af in het gareel houden (gevangenissen, legers etc) utilitaire organisaties, zoals indus triële bedrijven, waar de leden op grond van nuttigheidsoverwegingen en zakelijke berekening in willen en blijven werken normatieve organisaties tenslotte, zoals kerken, waar de gehoorzaamheid aan een bepaalde, al of niet goddelij ke geïnspireerde norm de leden bij el kaar houdt. Drie kerktypen De organisatiesociologie kan zo zeer veel over een kerk zeggen. De schrijf sters concluderen zo dat er grofweg drie typen kerkelijke organisatie te onderscheiden zijn, die uiteraard in de praktijk in mengvormen voorko men: type I de nationale overkoe pelende kerkvorm: type II het ver band van religieuze gemeenschappen; type III de gedistancieerde hervor mingsbeweging Bij de eerste twee types kan men zich gemakkelijk bepaalde kerkgenoot schappen denken: Type I is b.v. terug te vinden in de Nederlandse hervorm de kerk en de rooms katholieke kerk en in zekere mate ook in- de eerefor- meerde kerken. Type II vindt men vee'eer bij de vrije kerken ter rechter en ter linker zijde. Type III daarente gen is gedestilleerd vanuit de moder ne theologie, zoals die b.v. is ver woord in de rapporten van de wereld raad van kerken over de vragen van kerk en samenleving, door Hoeken dijk en Harvey Cox e.a.: een stroming die thans dominant is in de theologie. Typen zijn denkconstructies; zij ko men nooit 'puur' in de werkelijkheid voor. Er zitten tenslotte van type III bepaalde sporen ook in de hervormde kerk met haar stellingname sedert de tweede wereldoorlog t.a.v. allerlei maatschappelijke vragen, zoals de kernwapens of het koloniale vraag stuk. Wat voor veranderingen willen kerk leden dan? Hier start het tweede deel van het boek: de schrijfsters on derzochten een groep leden van de hervormde gemeente van Zaandam. Zijn deze veranderingsoriëntaties ver volgens te vergelijken met de hierbo ven genoemde drie kerkmodellen? Er werd daartoe een lijst van 111 uit spraken opgesteld, die de elementen bevatten, welke in die drie kerkmo dellen verscholen liggen. Er werd onderscheid gemaakt tussen kader en niet-kader; dat wil zeggen: het kader wordt gevormd door hen. die in specifieke kerkelijke arbeid van de gemeente betrokken zijn. Gewone belijdende en doop-leden vormden het niet-kader. Het verschil tussen kader en niet-kader was opvallend: het beste is dat te demonstreren aan de korte karakterschets van het gemiddelde ka derlid: even in de 40, mannelijk, inko men in de middelste en hogere inko mensgroep. politieke voorkeur gaat uit naar een confessionele ^artij. Dit kun je niet een schets van de gemid delde hervormde noemen! Acht oriëntaties De schrijfsters ontdekten een achttal veranderingsoriëntaties, daarmee de stelling etc. En tenslotte zijn er soci aal-psychologische factoren: is men te vreden (of niet) over de eigen werk kring, over de eigen woonplaats, op welke partij stemt men etc. Op elk van die drie velden kan men nu gaan bekijken of er verbanden zijn. Nu lukte het de schrijfsters al leen maar om over vier van de acht oriëntaties wat te zeggen: over de alge mene behoudendheid, de kerk als na tionale institutie, de kerk als toe vlucht en de radicaal gewijzigde kerk. Dat komt al met al doordat de onder zoeksters door praktische motieven ge dwongen waren aan dat laatste deel wat minder aandacht te besteden. Wij noemen enkele van de meest opvallen de resultaten: De sociale positie liet duidelijke ver banden zien. Wanneer men bv. naar eigen zeggen een laag prestige wat bf treft zijn beroep genoot, dan voelde men eerder voor een kerk als nationa le institutie en een vertroostend toe vluchtsoord, terwijl men tevens alge meen behoudend was en zich tegen veranderingen als zodanig in de kerk verzette. De door andere sociologen geponeerde stelling, dat mensen, die het in de maatschappij minder goed getroffen hebben, een compensatie en troost zoeken in de kerk is ook door dit onderzoek bevestigd. Mensen met een zeer stellige Godsop vatting, een individueel-ethische ge zindheid (je moet zelf goed zijn, dan komt de rest wel in orde), een confes sionele partijkeuze en een afwijzing van de oekumene, waren duidelijk af wijzend over een kerk, die maatscap- pij-veranderend is. De kerk moet zich Ln hun ogen afzijdig houden van maatschappelijke actie, ja veeleer de status quo bevestigen. kerk te gemakkelijk vindt. Wij weten nog steeds te weinig van de processen, die zich in een kerk c.q. kerkelijke gemeente afspelen: waarom bv. de ho ge norm die de theologie bij monde van de predikant aan de gemeente doorgeeft, zo weinig behaald wordt. Tegenstroom i Tegenstrijdig polaire indeling van conservatief te genover progressief resoluut ondergra vende. Mensen, zeker kerkmensen blijken wat betreft veranderingsge zindheid bepaald niet eenduidig in een progressief of conservatief hokje te plaatsen te zijn. Laat ik U de acht oriëntaties noemen: 1. algemene behoudendheid; een ongespecificeerd verzet tegen verande ring. 2. de kerk als een nationale insti tutie. 3. het streven naar gemeenschap, dat losstaat van enigerlei maatschap pelijke beïnvloeding dóór die kerk 4. voorkeur voor een gedecentrali seerde organisatie. 5. het streven naar een kritisch pluriforme kerk. Dit is iets anders dan het volgende punt: 6. het streven naar kerkelijke maatschappelijke actie 7. de behoefte aan een kerk. die toevlucht biedt 8. het streven naar een radicaal gewijzigde kerk, waarbij overigens niet een maatschappij-verbeterende bijdrage in het centrum staat. Deze acht oriëntaties zijn niet exclu sief, dat wil zeggen: er zijn nu niet acht types veranderaars. Het blijkt dat sommige oriëntaties onderling met elkaar te koppelen zijn in soms tegen strijdige combinaties. Mensen bijv. die de kerk als nationale institutie zien, zien haar tevens als toevlucht, terwijl de laatsten, de toevluchtzoe- kers, zich ook wel konden vinden in een kritisch pluriforme kerk. wat in feite weer contradictoir is t.o.v. een kerk, die een nationale institutie wil zijn. Het boek constateert dan ook (met enige spijt?) dat het in allerlei discussies omtrent kerkelijke verande ring vaak lijkt te ontbreken aan zicht op de samenhang tussen de diverse veranderingsvoorstellen. Het veldonderzoek in Zaandam lever de in elk geval als conclusie op, dat het kerktype van de gedistancieerde hervormingsbeweging weinig kans maakte ook al vertegenwoordigde het nog zo'n belangrijke stroming in de theologie. Motieven Daarmee komen wij dan tot het derde deel van het boek: een verkennende verklaring van veranderingsoriëntaties. Waarom nemen mensen dergelijke verschillende houdingen tegen veran deringen aan? De socioloog zal, anders dan b.v. de psycholoog, een eigen 'catalogus' af werken om na te gaan welke factoren bepalend zouden kunnen zijn: zijn het de intern-kerkelijke posities bv? Dat wil zeggen: welke plaats neemt dit kerklid in de organisatie (de gemeen te) in? Welk werkterrein heeft hij daar? Hoe intensief neemt hij deel aan het kerkelijke werk? en ook: wel ke kerkelijke richting hangt hij aan? Je kunt daarnaast ook vragen naar de maatschappelijke positie die de corres pondent innemt: zijn inkomen, zijn leeftijd, zijn beroep, zijn gezinssamen- Tot slot vatten de schrijfsters de drie benaderingen nog eens samen: we moeten dan constateren dat zij met de eerste het beste uit de voeten konden: zij gaven de theologen handvaten om een kerkmodel te ontwerpen, dat tegemoet komt aan de door deze ker kelijke 'spokesmen' geformuleerde Bij bels verantwoorde opdracht van de kerk. Op het kerkelijke veld bleek van deze theologische opties nog wei nig te bespeuren. Mensen wilden over het algemeen in de kerk wel veran deringen zien optreden, maar hoe het dan moet blijft in het vage en is on derling tegenstrijdig. Als taak voor kerkelijke overkoepelen de organen zien zij de bundeling van allerlei her cn der verspreide initiatie ven, de versterking der communicatie tussen dergelijke locale groepen. Dit zou overigens een goede opdracht kunnen zijn voor een landelijk syno daal apparaat van de Hervormde kerk, dat onlangs door de werkgroep 'Om de kerk' zo heftig bekritiseerd werd vanwege zijn burokratische neigingen. Zo'n apparaat zou dan communicatie- bevorderend kunnen zijn. Dit is geen gemakkelijk boek. De schrijfsters hebben in hun voorwoord nadrukkelijk gesteld, dat zij het typi sche vakjargon hebben willen vermij den en^ zij hebben, wanneer zij daar toch toe genoodzaakt waren, een dui delijke verklaring laten volgen voor de niet-professionele lezer. Zij willen dit boek ook in handen zien van pre dikanten en andere kerkelijke wer kers, opdat deze daar bij hun veran deringspogingen in de kerk hun voor deel mee kunnen doen en ook: opdat zij weten wat zij daarbij van de socio loog mogen verwachten. Tenslotte: wat blijft intrigeren na le zing van dit boek is, waarom komt er de facto zo weinig uit de gemeente, wanneer men over veranderingen doorvraagt. Het boek kiest duidelijk voor de inschakeling van een stuk or- ganisatie-kunde c.q. organisatie-socio- logie. Het doet dat omdat het de dia gnose van een geloofscrisis als oorzaak van het slecht functioneren van de De kans dat de kerk als geheel een gedistancieerde hervormingsbeweging zal worden, moet naar mijn mening uiterst klein worden geacht, ook al is de theologische tendens in die rich ting internationaal nog zo sterk. La ten we met vergeten dat de tegen stroom in theologicis ook steeds zicht baarder wordt, getuige bv. de op komst van de E.O. of de positie van de gereformeerde bond in de her vormde kerk. Mensen zoeken zeer verschillende din gen in een kerk. De ook door Thung en Schipper gesignaleerde behoefte aan troost en toevlucht zal bv. steeds een der dominante waarden in een kerk blijven, met name wanneer de samenleving waarbinnen die kerk functionneert, harder wordt. Het zal niet toevallig zijn dat de samenle- vingstheologie, als ik ze zo mag noe men, opkwam in een tijd waarin de derde wereld werd ontdekt met zijn armoede en revolutionaire bewegin gen, de Westerse landen een ongeken de welvaartsgroei door industrialisatie dóormaakten, de gevoelens van be dreiging voor een nucleaire oorlog wat afnamen. Daar zit, zo wil ik maar zeggen, ook een zekere tijdgebonden heid in. Misschien krijgen wij wel weer een beweging in de kerk die de troostende funktie sterk naar voren haalt, gepaard gaande met een zekere wereldmijding juist in een wereld waarin de primaire verbanden, zoals huwelijk en gezin verzwakt zijn. Ele menten daarvan zie je in de behoefte aan retraite, commune, kloosterleven, sensitivity-training enz. De theologie is ook tijd-geconditio- neerd. Theologen zullen hier zeker op zeggen dat de zorg om de wereld nooit mag wegvallen uit de prediking. Akkoord. Maar daarmee zal hoogstens één aspekt van het bijbels getuigenis zijn belicht. Een kerk als gedistanci eerde hervormingsbeweging is niet al leen (kerk)-politiek een onhaalbare kaart, zij is tevens ongewenst. Het op timale waarop gehoopt mag worden is een pluriforme kerk, waarin aan deze samenlevingsaspecten ruimte wordt gelaten. Dat zou al een heel winst punt zijn. want laten wij ons niets wijsmaken, in de kerken zien wij thans duidelijke tegenstromen opko men, die dat maatschappij-kritische verafschuwen. Deze groepen krijgen door hun trouwe kerkbezoek de over- hand in de kerkelijke colleges, syno des etc. Zij zullen door hun besluit vorming het gezicht van de kerk gaan bepalen. Thung en Schipper ontdek ten reeds, dat het gemiddelde kader lid dominant confessioneel stemt; voor de Nederlandse Hervormde Kerk betekent dit concreet sedert de laatste verkiezingen, dat dit een keuze voor de C.H.U. is (zie De Nederlandse kie zer '72, Alphen aan de Rijn 1973, p. 33). De schrijfsters hebben, zo zei ik, pio niersarbeid verricht Zij pleiten er voor nu, als vervolg, een van de drie benaderingen dieper uit te werken. Het is te hopen dat de universiteiten in ons land waar aan godsdienstsocio- logiseh onderzoek gedaan wordt, deze uitnodiging zullen aanvaarden. Dr. H. D. de Loor bespreekt: 'Kerke lijke verandering/Een sociologisch ontwerp en een verkenning van ker ken', door Madv A. Thung en Anneke Schipper-van Otterloo. Uitg. Samson, Alphen a.d. Rijn. Dr. De Loor (her vormd) is als wetenschappelijk hoofd medewerker voor de sociologie ver bonden aan de afdeling pastoraal-theo- logic van de theologische faculteit van de Nijmeegse universiteit. [ever uit de NED. HERVORMDE KERK [dus Beroepen te Den Helder: L. A. F1"'"? raam te Workum. rdaaj Aangenomen naar Vreeland drs. Th. Boas, kand. te Leiden, dankte voor streekgem. Mi( Hoorn. Benoemd tot studiesecr. v. alt/ van kerken te Utrecht (g opdr.): dr. J. Schipper, secr. ra^ kerken te Amersfoort. GEREF. KERKEN Beroepen te Utrecht-Zuid: D. |den meyer te Leiden. jSt Afscheid: op 15 juli van Ten P<fciera Reeskamp. wegens arbeid als Rijk« g.o. aan de chr. ped. ac. te Groj pem (reet.); Van Dokkum: T. S. vanjn de wen, ber. te De Lier. )ratoi Overleden: S. Greving (65) em[ te Westerbork (was nrpdiki Dirkshorn, Zierikzee en te (Gr); drs. mr. H. S. de Jong (1 pred te Harderwijk (was predil Boerakker (Gr); L. J. Schal (67), em. pred. te Hilversun predikant te Beetgum en vloc kant)' «Ch ~A GEREF. GEMEENTEN oen6 r Bedankt voor Middelburg: Olf- J Poel te Yerseke. h'sma," BAPTISTEN GEMEENTEN j™ Beroepen te Groniingen-Noord: s Hai d. Laan te Bilthoven (pred. hooi dienst); te 2e Exloënnond: Lf,*** Schaap, kand. te De Bilt, die 1 j h roep heeft aangenomen. bmer! Bedankt voor Hengelo (Ov.)f pget Brandsma te Groningen-Zuid. ios. l Bidt. F 1 G J jkoop. te g (.1 4p< -Su3*/k ADVERTENTIE[".„y™: de vierde druk van LIEBJE HOEKENDIJlfrbl is verschenen. r.HAi binn 8,50 bij de TEN HAVE BAARtyenbu -de 1 Jstraa dien v .ide be lestra; van ijdeli 'icht. rote iwerk De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courai Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad burg f Uitgaven van ,br®d® B.V. De Christelijke Pe^ fen bli Directie: Ing. O. Postma, F. Diemer. Iwee v mades; de S< (ieuwd It een waar I zulh zal c Hoofdredactie: J. Tammlnga. Hoofdkantoor B.V. Lje|,rani Christelijke Pers: N.j (|e Voorburgwal 276-28lmmel\ A'dam. Postbus 85fn wo Telefoon 020 - 22 03 8P°'ne Postgiro: 26 92 74. Banf 4ori Ned. Midd. Bank (rek.rt. 69 73 60 768). Gem.£ x 500. r> ër. De k zal d ak.rt;,'oui.G l.gifje be

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 2