Verkenning van kansen
voor kerkelijke verandering
Vandaag
ee
Beroepingswe
DWARSLAGEN'
Trouw
Kwartet
TROUW/KWARTET ZATERDAG 14 JULI 1973
KERK T2DI;'
MINDER VLEES,
MEER BROOD
door ds. Hans Bouma
Er wordt in Nederland steeds méér vlees en steeds
minder brood gegeten. Terwijl de vleesconsumptie
per hoofd/per dag van 1950-1970 steeg van 66 tot
104 gram, daalde in diezelfde periode het brood ver
bruik per hoofd/per dag van 265 tot 166 gram.
Een punt apart is, dat de kwaliteit zo
wel van het vlees (vaak een produkt
van de bio-industrie) als van het
brood (meestal 'edel', d.w.z. ontzield
wit fabrieksbrood) inferieur genoemd
moet worden. Wat het brood betreft
moet men nog onderscheiden tussen
broodverbruik en broodconsumptie.
We kunnen n.l. een ontstellende ver
kwisting constateren. In Rotterdam
verdwijnt jaarlijks miljoen kilo
brood (7 miljoen broden) in de vuil
nisemmers. Sommige steden, bijv.
Arnhem, maken het nog bonter.
Er zijn op z'n minst vijf argumenten,
die voor minder vlees- en vcor méér
broodconsumptie pleiten.
De bijbelse boodschap inzake de crea-
tuurlijkheid (Genesis 1, Psalm 104)
en de verlossing (Psalm 36: 7. Jesaia
11: 6-10) van het dier inspireert be
paald niet tot de uitbuiting en con
sumptie van het dier. In de bijbel
geldt het dier als schepping van God.
Als zodanig is het onaantastbaar. Het
heeft een eigen waarde. In Genesis 9:
8-17 werpt God zich nadrukkelijk op
als de bondgenoot van het dier. Wie
vleesconsumptie met de zogenaamde
'noodmaatregel' van Genesis 9: 3 wil
verdedigen, dient te bedenken, dat
juist een christen geen genoegen kan
nemen met welke noodsituatie dan
ook laat staan, dat hij van de nood
een deugd zou maken. Het is veelbete
kenend, dat in het bijbels spraakge
bruik niet het vlees, maar het brood
functioneert ter profilering van de
messiaanse toekomst. De exodus uit
de slavernij houdt het definitieve af
scheid in van de 'vleespotten van
Egypte'.
Om in de toenemende behcefte aan
vlees te kunnen voorzien, is de
door economische machten gemani
puleerde 'bio-industrie' ontstaan.
Deze bio-industrie, door kenners ge
sierd met eufemismen als 'verede-
lingslandbouw' en 'intensieve veehou
derij', kunnen we zo langzamerhand
tot het grootste schandaal van deze
eeuw rekenen. Sietz Leeflang, hard
nekkige Inspirator van het bemoe
digende project 'De kleine aarde' in
Boxtel, acht het dierverbruik in de
bio-industrie 'je reinste ontkenning
van het leven' en 'erger dan een con
centratiekamp'. De bio-industrie is
een belediging van de Schepper. Met
welk recht worden massa's dieren zo
schaamteloos tot slavernij gedwongen?
Zou het niet het steeds weer zegevie
rende recht van de sterkste zijn?
Van huis uit is de mens allerminst
een vleeseter. Wij kunnen er heel
goed zonder, en zeker zonder het met
groei-injecties bewerkte vlees van de
bio-industrie. Er zijn aanwijzingen dat
vleesconsumptie agressief maakt. Niet
toevallig wordt juist in onze prestatie
maatschappij zo ongehoord veel vlees
genuttigd.
Economisch gezien is vleesconsumptie
hoogst onvoordelig. Van plantaardig
eiwit (bijvoorbeeld in graan) wordt
maar tien procent in dierlijk eiwit
(vlees) omgezet. In Amerika is 78%
van de graanproduktie voor het vee
bestemd. Is er groter verspilling
denkbaar?
Voor bepaalde elementen in het vee
voer zijn wij aangewezen op de toch al
zo geëxploiteerde derde wereld. Met
minder, of liever met helemaal geen
vleesconsumptie helpen wij de arme
landen. Het vegetarisme is een zeer
concrete vorm van ontwikkelingshulp.
Deze hulp wordt nog positiever, wan
neer we o.m. ter vervanging van vlees
dié produkten in ons voedselpakket
opnemen, die de arme landen wél
kunnen missen.
Niet op zondag
Het moet mogelijk zijn in één jaar
van onze overmatige en in alle opzich
ten dubieuze vleesconsumptie af te
komen. We zouden kunnen beginnen
met de 'ontvlezing' (d.w.z. de erken
ning en viering van de verlossing van
het dier) van alle zondagen en andere
'christelijke feestdagen'. Geleidelijk
moeten we ons voedselpatroon zó wij
zigen, dat er nauwelijk of geen vlees
meer aan te pas komt. Het moet voor
het consumerende gezin een erekwes
tie worden medeschepselen ongedeerd
te laten. Vleesverbruik moet eenvou-
rmot
ooi
is
D
nde
de
one
san
roon
uut
comi
dig gênant worden. Creatief zal niet
alleen de vrouw maar heel het gezin
moeten zoeken naar alternatieve voe
dingsmogelijkheden. Een bezoek aan
een reformhuis en lezing van een
vegetarisch kookboek kunnen stimu
lerend werken. Het brood zal weer
hoofdvoedsel dienen te worden, het
échte brood dan: donker, korrelig,
zwaar tarwebrood, en dan het liefst
gebakken van biolcgisch-organisch
verbouwde granen. Zolang de biologi
sche landbouw een marginaal ver
schijnsel is, zal een en ander ons wat
meer kosten. Overigens is het niet on
redelijk, dat we het grootste deel van
ons inkomen besteden aan onze pri
maire levensbehoeften. Ondertussen
kan de hoge voedingswaarde van bio-
logisch-organisclie produkten onze
consumptie merkbaar aanzienlijk be
perken.
Het spreekt vanzelf, dat de tóch al zo
bedreigde boerenstand niet het slacht
offer mag worden van ons veranderen
de consumptiepatroon. Menige boer
zou graag op een andere toer over
gaan. Het is geen pretje om een
loonslaaf te zijn van nietsontziende
veevoederfabrikanten. Maar wat móét
men, wanneer de prijzen laag blijven?
Behalve aan de regering, is de beslis
sing aan de consument. Wanneer wij
bereid zijn méér te betalen vcor eer
lijke en volwaardige produkten, kan
er veel veranderen.
TEKORT AAN MOED
De broers zagen Jozef dus 'van
aankomen en kregen zodoende dgroi
legenheid zich te beraden opq is,
plan. Dat plan kwam hierop neerzie:
zouden hun broer doden en L
put werpen, en, om de misdaad
dekken zouden ze aan hun vadetPe
gen dat een wild dier hem versl du
had. De put waarover ze het h nut
is een gat in de grond met een i iwei
opening, waarin men wel gemaS
afdaalt, maar zonder hulp niet
uit komt. Jozef is in hun ogen
'aartsdromer', zoals het NBG v<
maar een 'heer van dromen', du
dromer. En hun overweging i
zullen dan kunnen zien, wat e >len,
die dromen terecht komt Dit
wordt Ruben, de oudste, te ve
staat: hij wilde hem uit hun
redden. Dit gaat hem te ver.
wij hem niet doodslaan. Hoe v
rend Ruben anders ook is om
forceren, denk aan zijn greep n
macht in Genesis 35, 22, dit k
niet verantwoorden. Daarom st
voor Jozef niet eerst te doden,
hem levend in de put te werpeAQJ
kan er toch niet uit, de put is
woestijn!! Zijn bedoeling is om
er later uit te halen. In vers 29
we de ontknoping wat Ruben b
Toen Ruben bij de put kwam, i
zef was niet in de put. Ruben DE>
enige moed om tegen de haat vjprde.
broers in te gaan, maar zijn mo< 28ste
té klein. Er was een teko) Nij;
moed. Er was een stem in he uli
hem tot het goede aanzette, ma 'ar
gehoorzaamde die stem ten di - 1
daarom had het verkeerd kunne Or
pen. God was er ook nog, ma;
Hem hield Ruben blijkbaar wei
kening. Hij hing Jozefs leven
zijn eigen plan. Te weinig mo< daag
even gevaarlijk zijn als helemaafft ti
moed. Halve beslissingen in d(Leer
ting van wat recht en goed iFijfti
vaak gevaarlijke beslissingen on nent
iets van een gok in zich hebbel aa
we zijn niet geroepen om te gf-e>d<
maar om het goede te doen da)
ons ligt (Genesis 37. 18-22).
ide:
Leid
i; tfoor
21st
van
vol
door dr. H. D. de Loor
In vrijwel alle Nederlandse ker
ken gonst het van plannen tot
verandering, herstructurering
van het kerkelijk leven. Plaatse
lijk, regionaal en provinciaal
worden commissies ingesteld, or
ganisatieadviesbureaus ingescha
keld, experimenten doorgevoerd
of enquêtes gehouden. Het wordt
hoog tijd, dat al deze ontwikke
lingen eens wetenschappelijk wor
den doorgelicht.
De grote handicap daarbij is, dat van
de drie kerkelijke sociologische insti
tuten, die ons land tot in de jaren
zestig rijk was, er nog slechts één, het
KASKI, over is en ook dat functio
neert, door de precaire financiële si
tuatie, niet optimaal. Het is daarom
verheugend, dat vanuit de Universiteit
van Amsterdam twee scciologen, Mady
Thung en Anneke Schipper, een
solide poging hebben gedaan om het
fenomeen van de kerkelijke verande
ring te doorlichten. Doordat zij hierin
als pioniers moesten optreden en zich
niet te makkelijk van hun taak wil
den afmaken, hebben zij het gehele
nog onontgonnen terrein in kaart wil
len brengen.
Ideaalbeeld
Wanneer men als socioloog in een
kerk te hulp geroepen wordt, heeft
men allereerst met theologen te ma
ken. die normatieve uitspraken doen
over hoe een kerk zou moeten zijn:
zij schetsen een ideaalbeeld, dat bepa
lend is voor het feitelijke functione
ren van een kerk, ook wanneer dat
ideaal op geen stukken na gehaald
wordt. De socioloog moet zich dus
confronteren met de theoloog. Daar
naast kent en beoefent hij zijn eigen
discipline: onderzoek. Nu is er in de
godsdienstsociologie de laatste jaren
de tendens om zich wat te verwijde
ren van de eng-kerkelijke problema-
tik bij de realisering van haar uit
eindelijke doelstelling: hoe function-
neert godsdienst in een maatschappij.
Godsdienst en godsdienstigheid zijn
niet uitsluitend gebonden aan kerke
lijke deelname, c.q. kerklidmaatschap.
De academische godsdienstsociologie,
zoals de schrijfsters het noemen, loopt
daarmee uiteraard niet voorbij aan de
kerkelijke geloofsvormen, maar zal de
ze direkt willen relateren aan maat
schappelijke posities van de gelovigen
etc; kortom zij zal de sociale setting
van juist deze geloofsvorm willen
doorlichten.
Vandaar dat het boek van deze twee
schrijfsters/sociologen uit drie delen
bestaat: een gesprek met theologen
over kerkmodellen; een veldonderzoek
onder kerkleden en een verklarend
onderzoek naar maatschappelijke con
ditioneringen. In het slothoofdstuk
zeggen de schrijfsters, dat het eigen
lijk allemaal wat te veel van het goe
de is en dat men in het vervolg tus
sen een van deze benaderingen zou
moeten kiezen.
Wat is een kerk? Wat moet ze zijn?
Beschouw haar. zo zegt de socioloog,
als een organisatie, zodat ze vergelijk
baar wordt met andere organisaties.
Je kunt grofweg onderscheid maken
tussen
dwang-organisaties, die de leden
door middel van druk van buiten af
in het gareel houden (gevangenissen,
legers etc)
utilitaire organisaties, zoals indus
triële bedrijven, waar de leden op
grond van nuttigheidsoverwegingen
en zakelijke berekening in willen en
blijven werken
normatieve organisaties tenslotte,
zoals kerken, waar de gehoorzaamheid
aan een bepaalde, al of niet goddelij
ke geïnspireerde norm de leden bij el
kaar houdt.
Drie kerktypen
De organisatiesociologie kan zo zeer
veel over een kerk zeggen. De schrijf
sters concluderen zo dat er grofweg
drie typen kerkelijke organisatie te
onderscheiden zijn, die uiteraard in
de praktijk in mengvormen voorko
men: type I de nationale overkoe
pelende kerkvorm: type II het ver
band van religieuze gemeenschappen;
type III de gedistancieerde hervor
mingsbeweging
Bij de eerste twee types kan men zich
gemakkelijk bepaalde kerkgenoot
schappen denken: Type I is b.v. terug
te vinden in de Nederlandse hervorm
de kerk en de rooms katholieke kerk
en in zekere mate ook in- de eerefor-
meerde kerken. Type II vindt men
vee'eer bij de vrije kerken ter rechter
en ter linker zijde. Type III daarente
gen is gedestilleerd vanuit de moder
ne theologie, zoals die b.v. is ver
woord in de rapporten van de wereld
raad van kerken over de vragen van
kerk en samenleving, door Hoeken
dijk en Harvey Cox e.a.: een stroming
die thans dominant is in de theologie.
Typen zijn denkconstructies; zij ko
men nooit 'puur' in de werkelijkheid
voor. Er zitten tenslotte van type III
bepaalde sporen ook in de hervormde
kerk met haar stellingname sedert de
tweede wereldoorlog t.a.v. allerlei
maatschappelijke vragen, zoals de
kernwapens of het koloniale vraag
stuk.
Wat voor veranderingen willen kerk
leden dan? Hier start het tweede
deel van het boek: de schrijfsters on
derzochten een groep leden van de
hervormde gemeente van Zaandam.
Zijn deze veranderingsoriëntaties ver
volgens te vergelijken met de hierbo
ven genoemde drie kerkmodellen? Er
werd daartoe een lijst van 111 uit
spraken opgesteld, die de elementen
bevatten, welke in die drie kerkmo
dellen verscholen liggen.
Er werd onderscheid gemaakt tussen
kader en niet-kader; dat wil zeggen:
het kader wordt gevormd door hen.
die in specifieke kerkelijke arbeid van
de gemeente betrokken zijn. Gewone
belijdende en doop-leden vormden het
niet-kader. Het verschil tussen kader
en niet-kader was opvallend: het beste
is dat te demonstreren aan de korte
karakterschets van het gemiddelde ka
derlid: even in de 40, mannelijk, inko
men in de middelste en hogere inko
mensgroep. politieke voorkeur gaat
uit naar een confessionele ^artij. Dit
kun je niet een schets van de gemid
delde hervormde noemen!
Acht oriëntaties
De schrijfsters ontdekten een achttal
veranderingsoriëntaties, daarmee de
stelling etc. En tenslotte zijn er soci
aal-psychologische factoren: is men te
vreden (of niet) over de eigen werk
kring, over de eigen woonplaats, op
welke partij stemt men etc.
Op elk van die drie velden kan men
nu gaan bekijken of er verbanden
zijn. Nu lukte het de schrijfsters al
leen maar om over vier van de acht
oriëntaties wat te zeggen: over de alge
mene behoudendheid, de kerk als na
tionale institutie, de kerk als toe
vlucht en de radicaal gewijzigde kerk.
Dat komt al met al doordat de onder
zoeksters door praktische motieven ge
dwongen waren aan dat laatste deel
wat minder aandacht te besteden. Wij
noemen enkele van de meest opvallen
de resultaten:
De sociale positie liet duidelijke ver
banden zien. Wanneer men bv. naar
eigen zeggen een laag prestige wat bf
treft zijn beroep genoot, dan voelde
men eerder voor een kerk als nationa
le institutie en een vertroostend toe
vluchtsoord, terwijl men tevens alge
meen behoudend was en zich tegen
veranderingen als zodanig in de kerk
verzette. De door andere sociologen
geponeerde stelling, dat mensen, die
het in de maatschappij minder goed
getroffen hebben, een compensatie en
troost zoeken in de kerk is ook door
dit onderzoek bevestigd.
Mensen met een zeer stellige Godsop
vatting, een individueel-ethische ge
zindheid (je moet zelf goed zijn, dan
komt de rest wel in orde), een confes
sionele partijkeuze en een afwijzing
van de oekumene, waren duidelijk af
wijzend over een kerk, die maatscap-
pij-veranderend is. De kerk moet zich
Ln hun ogen afzijdig houden van
maatschappelijke actie, ja veeleer de
status quo bevestigen.
kerk te gemakkelijk vindt. Wij weten
nog steeds te weinig van de processen,
die zich in een kerk c.q. kerkelijke
gemeente afspelen: waarom bv. de ho
ge norm die de theologie bij monde
van de predikant aan de gemeente
doorgeeft, zo weinig behaald wordt.
Tegenstroom
i Tegenstrijdig
polaire indeling van conservatief te
genover progressief resoluut ondergra
vende. Mensen, zeker kerkmensen
blijken wat betreft veranderingsge
zindheid bepaald niet eenduidig in
een progressief of conservatief hokje
te plaatsen te zijn. Laat ik U de acht
oriëntaties noemen:
1. algemene behoudendheid; een
ongespecificeerd verzet tegen verande
ring.
2. de kerk als een nationale insti
tutie.
3. het streven naar gemeenschap,
dat losstaat van enigerlei maatschap
pelijke beïnvloeding dóór die kerk
4. voorkeur voor een gedecentrali
seerde organisatie.
5. het streven naar een kritisch
pluriforme kerk. Dit is iets anders
dan het volgende punt:
6. het streven naar kerkelijke
maatschappelijke actie
7. de behoefte aan een kerk. die
toevlucht biedt
8. het streven naar een radicaal
gewijzigde kerk, waarbij overigens
niet een maatschappij-verbeterende
bijdrage in het centrum staat.
Deze acht oriëntaties zijn niet exclu
sief, dat wil zeggen: er zijn nu niet
acht types veranderaars. Het blijkt
dat sommige oriëntaties onderling met
elkaar te koppelen zijn in soms tegen
strijdige combinaties. Mensen bijv.
die de kerk als nationale institutie
zien, zien haar tevens als toevlucht,
terwijl de laatsten, de toevluchtzoe-
kers, zich ook wel konden vinden in
een kritisch pluriforme kerk. wat in
feite weer contradictoir is t.o.v. een
kerk, die een nationale institutie wil
zijn. Het boek constateert dan ook
(met enige spijt?) dat het in allerlei
discussies omtrent kerkelijke verande
ring vaak lijkt te ontbreken aan zicht
op de samenhang tussen de diverse
veranderingsvoorstellen.
Het veldonderzoek in Zaandam lever
de in elk geval als conclusie op, dat
het kerktype van de gedistancieerde
hervormingsbeweging weinig kans
maakte ook al vertegenwoordigde het
nog zo'n belangrijke stroming in de
theologie.
Motieven
Daarmee komen wij dan tot het derde
deel van het boek: een verkennende
verklaring van veranderingsoriëntaties.
Waarom nemen mensen dergelijke
verschillende houdingen tegen veran
deringen aan?
De socioloog zal, anders dan b.v. de
psycholoog, een eigen 'catalogus' af
werken om na te gaan welke factoren
bepalend zouden kunnen zijn: zijn het
de intern-kerkelijke posities bv? Dat
wil zeggen: welke plaats neemt dit
kerklid in de organisatie (de gemeen
te) in? Welk werkterrein heeft hij
daar? Hoe intensief neemt hij deel
aan het kerkelijke werk? en ook: wel
ke kerkelijke richting hangt hij aan?
Je kunt daarnaast ook vragen naar de
maatschappelijke positie die de corres
pondent innemt: zijn inkomen, zijn
leeftijd, zijn beroep, zijn gezinssamen-
Tot slot vatten de schrijfsters de drie
benaderingen nog eens samen: we
moeten dan constateren dat zij met de
eerste het beste uit de voeten konden:
zij gaven de theologen handvaten om
een kerkmodel te ontwerpen, dat
tegemoet komt aan de door deze ker
kelijke 'spokesmen' geformuleerde Bij
bels verantwoorde opdracht van de
kerk. Op het kerkelijke veld bleek
van deze theologische opties nog wei
nig te bespeuren. Mensen wilden over
het algemeen in de kerk wel veran
deringen zien optreden, maar hoe het
dan moet blijft in het vage en is on
derling tegenstrijdig.
Als taak voor kerkelijke overkoepelen
de organen zien zij de bundeling van
allerlei her cn der verspreide initiatie
ven, de versterking der communicatie
tussen dergelijke locale groepen. Dit
zou overigens een goede opdracht
kunnen zijn voor een landelijk syno
daal apparaat van de Hervormde kerk,
dat onlangs door de werkgroep 'Om
de kerk' zo heftig bekritiseerd werd
vanwege zijn burokratische neigingen.
Zo'n apparaat zou dan communicatie-
bevorderend kunnen zijn.
Dit is geen gemakkelijk boek. De
schrijfsters hebben in hun voorwoord
nadrukkelijk gesteld, dat zij het typi
sche vakjargon hebben willen vermij
den en^ zij hebben, wanneer zij daar
toch toe genoodzaakt waren, een dui
delijke verklaring laten volgen voor
de niet-professionele lezer. Zij willen
dit boek ook in handen zien van pre
dikanten en andere kerkelijke wer
kers, opdat deze daar bij hun veran
deringspogingen in de kerk hun voor
deel mee kunnen doen en ook: opdat
zij weten wat zij daarbij van de socio
loog mogen verwachten.
Tenslotte: wat blijft intrigeren na le
zing van dit boek is, waarom komt er
de facto zo weinig uit de gemeente,
wanneer men over veranderingen
doorvraagt. Het boek kiest duidelijk
voor de inschakeling van een stuk or-
ganisatie-kunde c.q. organisatie-socio-
logie. Het doet dat omdat het de dia
gnose van een geloofscrisis als oorzaak
van het slecht functioneren van de
De kans dat de kerk als geheel een
gedistancieerde hervormingsbeweging
zal worden, moet naar mijn mening
uiterst klein worden geacht, ook al is
de theologische tendens in die rich
ting internationaal nog zo sterk. La
ten we met vergeten dat de tegen
stroom in theologicis ook steeds zicht
baarder wordt, getuige bv. de op
komst van de E.O. of de positie van
de gereformeerde bond in de her
vormde kerk.
Mensen zoeken zeer verschillende din
gen in een kerk. De ook door Thung
en Schipper gesignaleerde behoefte
aan troost en toevlucht zal bv. steeds
een der dominante waarden in een
kerk blijven, met name wanneer de
samenleving waarbinnen die kerk
functionneert, harder wordt. Het zal
niet toevallig zijn dat de samenle-
vingstheologie, als ik ze zo mag noe
men, opkwam in een tijd waarin de
derde wereld werd ontdekt met zijn
armoede en revolutionaire bewegin
gen, de Westerse landen een ongeken
de welvaartsgroei door industrialisatie
dóormaakten, de gevoelens van be
dreiging voor een nucleaire oorlog
wat afnamen. Daar zit, zo wil ik maar
zeggen, ook een zekere tijdgebonden
heid in. Misschien krijgen wij wel
weer een beweging in de kerk die de
troostende funktie sterk naar voren
haalt, gepaard gaande met een zekere
wereldmijding juist in een wereld
waarin de primaire verbanden, zoals
huwelijk en gezin verzwakt zijn. Ele
menten daarvan zie je in de behoefte
aan retraite, commune, kloosterleven,
sensitivity-training enz.
De theologie is ook tijd-geconditio-
neerd. Theologen zullen hier zeker op
zeggen dat de zorg om de wereld
nooit mag wegvallen uit de prediking.
Akkoord. Maar daarmee zal hoogstens
één aspekt van het bijbels getuigenis
zijn belicht. Een kerk als gedistanci
eerde hervormingsbeweging is niet al
leen (kerk)-politiek een onhaalbare
kaart, zij is tevens ongewenst. Het op
timale waarop gehoopt mag worden is
een pluriforme kerk, waarin aan deze
samenlevingsaspecten ruimte wordt
gelaten. Dat zou al een heel winst
punt zijn. want laten wij ons niets
wijsmaken, in de kerken zien wij
thans duidelijke tegenstromen opko
men, die dat maatschappij-kritische
verafschuwen. Deze groepen krijgen
door hun trouwe kerkbezoek de over-
hand in de kerkelijke colleges, syno
des etc. Zij zullen door hun besluit
vorming het gezicht van de kerk gaan
bepalen. Thung en Schipper ontdek
ten reeds, dat het gemiddelde kader
lid dominant confessioneel stemt;
voor de Nederlandse Hervormde Kerk
betekent dit concreet sedert de laatste
verkiezingen, dat dit een keuze voor
de C.H.U. is (zie De Nederlandse kie
zer '72, Alphen aan de Rijn 1973, p.
33).
De schrijfsters hebben, zo zei ik, pio
niersarbeid verricht Zij pleiten er
voor nu, als vervolg, een van de drie
benaderingen dieper uit te werken.
Het is te hopen dat de universiteiten
in ons land waar aan godsdienstsocio-
logiseh onderzoek gedaan wordt, deze
uitnodiging zullen aanvaarden.
Dr. H. D. de Loor bespreekt: 'Kerke
lijke verandering/Een sociologisch
ontwerp en een verkenning van ker
ken', door Madv A. Thung en Anneke
Schipper-van Otterloo. Uitg. Samson,
Alphen a.d. Rijn. Dr. De Loor (her
vormd) is als wetenschappelijk hoofd
medewerker voor de sociologie ver
bonden aan de afdeling pastoraal-theo-
logic van de theologische faculteit
van de Nijmeegse universiteit.
[ever
uit
de
NED. HERVORMDE KERK [dus
Beroepen te Den Helder: L. A. F1"'"?
raam te Workum. rdaaj
Aangenomen naar Vreeland
drs. Th. Boas, kand. te Leiden,
dankte voor streekgem. Mi(
Hoorn.
Benoemd tot studiesecr. v. alt/
van kerken te Utrecht (g
opdr.): dr. J. Schipper, secr. ra^
kerken te Amersfoort.
GEREF. KERKEN
Beroepen te Utrecht-Zuid: D. |den
meyer te Leiden. jSt
Afscheid: op 15 juli van Ten P<fciera
Reeskamp. wegens arbeid als Rijk«
g.o. aan de chr. ped. ac. te Groj pem
(reet.); Van Dokkum: T. S. vanjn de
wen, ber. te De Lier. )ratoi
Overleden: S. Greving (65) em[
te Westerbork (was nrpdiki
Dirkshorn, Zierikzee en te
(Gr); drs. mr. H. S. de Jong (1
pred te Harderwijk (was predil
Boerakker (Gr); L. J. Schal
(67), em. pred. te Hilversun
predikant te Beetgum en vloc
kant)' «Ch ~A
GEREF. GEMEENTEN oen6 r
Bedankt voor Middelburg: Olf- J
Poel te Yerseke. h'sma,"
BAPTISTEN GEMEENTEN j™
Beroepen te Groniingen-Noord: s Hai
d. Laan te Bilthoven (pred. hooi
dienst); te 2e Exloënnond: Lf,***
Schaap, kand. te De Bilt, die 1 j h
roep heeft aangenomen. bmer!
Bedankt voor Hengelo (Ov.)f pget
Brandsma te Groningen-Zuid. ios. l
Bidt. F
1 G J
jkoop.
te
g (.1
4p<
-Su3*/k
ADVERTENTIE[".„y™:
de vierde druk van
LIEBJE HOEKENDIJlfrbl
is verschenen. r.HAi
binn
8,50 bij de
TEN HAVE BAARtyenbu
-de 1
Jstraa
dien v
.ide be
lestra;
van
ijdeli
'icht.
rote
iwerk
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courai
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
burg f
Uitgaven van ,br®d®
B.V. De Christelijke Pe^
fen bli
Directie:
Ing. O. Postma,
F. Diemer.
Iwee v
mades;
de S<
(ieuwd
It een
waar
I zulh
zal c
Hoofdredactie:
J. Tammlnga.
Hoofdkantoor B.V. Lje|,rani
Christelijke Pers: N.j (|e
Voorburgwal 276-28lmmel\
A'dam. Postbus 85fn wo
Telefoon 020 - 22 03 8P°'ne
Postgiro: 26 92 74. Banf 4ori
Ned. Midd. Bank (rek.rt.
69 73 60 768). Gem.£
x 500. r>
ër. De
k zal d
ak.rt;,'oui.G
l.gifje be