Gevangenis: spiegelbeeld Anna Kavan en het absurde leven 4 J. Tavenraat, een romanticus die zijn tijd ver vooruit was m: KUNST Anna Kavan is een tamelijk onbekende schrijfster. Toch heeft zij een aantal opmerkelijke boeken geschreven. Zij werd in 1904 in Frankrijk geboren uit Engelse ouders als Helen Woods. Als jong meisjes reisde zij met haar welgestelde ouders mee door Europa en huwde in 1924 Donald Ferguson. Zij gaat met hem mee naar de Verenigde Staten en naar Birma. In 1929 publiceert zij haar eerste roman en zij blijft publiceren tot aan '38. welk jaar van grote betekenis voor haar wordt. Zij ontdekt Kafka, zegt de traditionele roman vaarwel, scheidt van Ferguson en trouwt met Stuart Edmonds, gaat met hem mee naar Australië en gaat schrijven onder de naam Anna Kavan, welke naam ze officieel de hare deed worden. In het Engels-talig gebied is zij zeer bekend geworden als verbeeldster van de gevoeligheid van de moderne mens, die zich zijn hachelijke situatie bewust geworden is. Sinds Kafka weten wij dat het leven volstrekt ondoorzichtig is. Anna Kavan geeft aan die ervaring op geheel eigen wijze gestalte. Zij overleed in 1968 aan een te grote dosis heroïne. Haar béroemdste boek is 'Ice', dat spoedig in het Nederlands verschijnen zal. Deze bijzonderheden heb ik geput uit 'Julia en de bazooka', een bundel korte verhalen van Anna Kavan, uitgegeven in de voortreffelijke reeks van Meulenhoff, voortreffelijk, omdat in die Meulenhoffreeks steeds voor het Nederlands taalgebied vrij onbekend of helemaal niet bekend werk in vertaling gegeven wordt, voorzien van bio- en bibliografische bijzonderheden. Het woord 'bazooka' staat hier voor injectie-spuit; die spuit is het wapen waarmee ze de schrikwekkende aanvallen van haar angst en eenzaamheid heeft bestreden. Anna Kavan is in alle opzichten een moeilijk te begrijpen vrouw. Zij heeft veel gereisd, ze was een door J. van Doorne vrouw van de wereld; zij kleedde zich steeds zeer elegant en ging bij haar gebruik van heroïne niet van kwaad tot erger, tenminste niet in die tragische zin, dat zij arm, verslonsd, volledig verloren ten onder ging. Zij had een grote werklust. Zo lees ik, dat zij o.m. een firma heeft opgericht die zich bezig hield met het restaureren van Londense huizen. Tien jaar voor haar dood ontwierp ze nog een huis voor zichzelf, waarvan zij de blinden steeds gesloten zou houden en dat een verborgen tuin bevatte. In haar ondér de naam 'Julia en de bazooka' gepubliceerde verhalen (ze zijn posthuum uitgegeven), geeft zij een beeld van zichzelf. Ze zijn auto-biografisch. Ze vormen geen verdediging van haar wijze van leven, 'maar zij geven uiting aan haar onduidelijke doch diepe angstgevoelens; zij verbeelden wat haar uitermate grote gevoeligheid aan onbegrijpelijkheden ontwaarde. Anna Kavan omstreeks 1950. Het is duidelijk, dat zij een gespleten persoonlijkheid was, op het spoor gekomen van wat er aan geheim en mysterie in haar eigen ziel en in de realiteit aanwezig is. Dat maakt haar verhalen zo beklemmend. Zij roept haar angsten en hallucinaties op, op tten wijze die niet beschrijvend is, maar herscheppend. De lezer kan niet zeggen, wat haar diepe angsten bevatten. De woorden zijn bij haar slechts transportmiddel, geen gestalte. Zoals een rivier een schip niet bevat maar het slechts draagt, zo dragen haar verhalen haar gevoelens. Maar juist dat onbeschrijfelijke maakt een diepe indruk. Immers niemand is instaat, zijn diepste gevoelens, ook niet zijn diepste geluksgevoelens onder woorden te brengen. Bij Anna Kavan is soms sprake van geluk, maar dan geluk, waarin van meet af aan het zaad kiemt van de ramp. Rhys Davies, die de bundel samenstelde en van een nawoord voorzag, schrijft op pagina 156 het volgende: 'Ook had zij een onwankelbaar geloof in, en kennis van de bijbel.' Ik heb daarvan geen sporen 'YP kunnen vinden in de verhalen, mededeling voegt een nieuwe lijn| toe aan de grillige tekening van haar persoonlijkheid. Nu is het niet zo, dat een gelovige gevrijwaard is van het geestelijke lijden dat Anna Kavan tekent. Maar hij zal toch nu en dan, al is het maar vertwijfeld, zich vastklemmen aan de zekerheden die zijn geloof hem biedt. Bij iemand van wie gezegd wordt dat zij een onwankelbaar geloof in j de bijbel had, doet het vréémd aan, dat niets daarvan in deze, j haar diepste wezen openbarend» verhalen doorklinkt. Daarenboven is er dit: Anna Kavai was een vrouw, die zichzelf bezien kon. Zij was niet gestoord, zij wist wat zij deed zelfs was zij geestelijl tar zeer begaafd. tee: Enkele zinnen in de verhalen wijzen op een moeilijke, eenzame jeugd. Moeten wij nu haar grilligheid en haar hypochondrie op rekening zetten van frustraties an opgelopen in haar jeugd? Ik meenjjn van niet, ook al zal die jeugd wel' enige invloed gehad hébben..Ik geloof, dat haar fijnbesnaarde natuur, nadat zij geconfronteerd werd met het absure van het bestaan, verward raakte. Men zou kunnen zeggen, dat het werk van Kafka een funeste invloed op haar gehad heeft. Maar bij nader inzier kan dat niet waar zijn. Ieder men: gelovig of ongelovig, ontdekt als hij werkelijk volwassen is geworden, dat het bestaan absurd js. Het is juist Kafka die hem in zekere zin bevrijdt: Kafka zegt: 'je^, bent niet de enige' en helpt hem zodoende de grote schrik te dragen. Kafka wijst ook de wég: geef gestalte aan je angst. Anna Kavan heeft dat op haar eigen, van grote eerlijkheid en talent getuigende wijze gedaan. Anna Kavan: 'Julia en de bazooka' Een verhalenbundel. Oorspronkelijke titel: 'Julia and the bazooka'. Vertaald door Bob den UyL Met een nawoord van Rhys Davies. Paperback. Aantal pagina's 159. Prijs ƒ9,50. TROUW/KWARTET ZATERiDAJG 14 JULI 1973 Tavenraat: 'Dikke ruiter'. door G. Kruis Johannes Tavenraat. Het is zelfs voor insiders niet zo'n bekende naam. Slechts een enkele 'n uitgebreide of een ouderwetse kunstenaarslexicon vermeldt, dat deze kunstenaar in 1809 te Rotterdam werd geboren en daar, in 1881, ook overleed. Er werd maar weinig over hem en zijn werk gepubliceerd. Jan Veth schreef in 'De Gids' van oktober 1921 over 'Een vergeten Romanti cus'. Ik heb dat artikel niet gelezen, maar ik neem aan dat Jan Veth waarom zou hij het anders uit de vergetelheid opgediept hebben? het werk van deze schilder wel ge waardeerd zal hebben. Johannes Tavenraat, van wie nu 113 schilderijen en een groot aantal te keningen te zien zijn in de Boter- hal, de expositieruimte van het Westfries Museum in Hoorn, was namelijk een échte romanticus. En hoewel er in de tijd, dat hij werkte, velen zich aan de destijds heersende mode van de romantiek hielden, kenden ze toch meestal niet de harts tochtelijke verliefdheid op de harts tocht, zoals die zich toen vaak af spiegelde in de kunst der Latijnen. Ook de dweepzucht van onze ooster buren was hen nogal vreemd. De Nederlandse romantiek was over het algemeen uitermate braaf van karakter, heel sentimenteel, pathe tisch en een beetje belachelijk, zo in de sfeer van 'Jonge weduwe met haar dochtertje in een winterland schap bij ondergaande zon'. Bij Tavenraat was dat anders. Dat zag een enkeling toen al. Zoals Christiaan Kramm, een architect schilder-kunstverzamelaar en schrij ver over kunst in 1861: 'In al zijne stukken, meestal op jagten, in woes te bergachtige streken, betrekking hebbende en in vreemde landen naar de natuur genomen, is de werking van het licht, vooral bij ondergaan de zon, zoo geheel vreemd aan de Hollandsche school, dat buitenlan ders steeds vermeenen, dat hij geen Hollander is. Het ware echter te- wenschen, dat elk oorspronkelijk ge nie zijne opvattingen van de natuur met zulk gevoel teruggave, hoe vreemd die ook mogt wezen, en niet aan de zoogenaamd vereischte rege len der voorbeelden van anderen bleef hangen. Hoevele proeven van miskenning van oorspronkelijke op vatting levert de kunstgeschiedenis niet op, waaraan door de waarheid eerst in later tijd de verdiende hul de gebragt wordt'. Tavenraat deed het trouwens alle maal anders. Hij begon eigenlijk pas echt omstreeks zijn dertigste jaar. Toen pas ging hij zich, zoals dat heet, geheel aan de kunst wijden. En dat kwam nogal aan. Hij was na melijk van goeden huize, zijn vader, een zakenman, was jarenlang wet houder van Rotterdam. Het was uiteraard de bedoeling dat Johannes zijn voetsporen zou druk ken en zo kwam hij via verschillen de kantoorbanen waar z'n vader Tavenraat met zijn hond Milo: ('De eerste op 't rendez-vous'). hem wel ingeholpen zal hebben bij de verfhandel van de dichter Tollens terecht. Toen, het was in 1839, zag hij het niet meer zitten: hij had al jarenlang, als hobby, ge schilderd en getekend en daar wilde hij nu zijn beroep van maken. Dat gaf grote moeilijkheden. In een keu rige familie van die tijd pasten kun stenaars die voor hun brood werkten niet en zo kwam het tot. een Volledige breuk. Tavenraat vertrok naar Kleef, waar hij de beroemde B. C. Koekkoek op zocht. Hij copieerde daar wat, maar ging niet bij de meester in de leer. Later zei hij daarover: 'Ik heb er wel over gedacht zijn leerling te worden, doch ik heb niet gewenscht geoordeeld, uit vrees door zijn een zijdigheid hoe verdienstelijk ook zijn talent was in een blote na volging te vervallen, gelijk zo velen dat hebben gedaan'. Johannes Ta venraat was een groot natuurliefheb ber en een verwoed jager, die er veel op uittrok met zijn honden, vooral de bergen in, bij de Rijn, in Zwitserland, Bohemen of de Arden nen, en tijdens die tochten maakten hij dan de schetsen, die toen waar schijnlijk maar weinigen te zien kre gen maar die nu, in Hoorn, tot het beste van de expositie behoren. Soms zijn die puur-romantisch en kun je toch wel heel goed merken, dat de kunstenaar lang in Duitsland gewoond en gewerkt heeft. Dramati sche landschappen met woeste blik semschichten, wild bewegende, ge knakte bomen, in spelonken vluch tende herten. Zonsondergangen schilderde hij en landschappen in de vroege morgen. Hij durfde daarbij alles, gebruikte gloeiende kleuren en bijna bizarre lichteffecten. Je bent kennelijk toch zó aan die tamme, voorzichtige geef-je-niet- bloot-romantiek gewend, dat je het eigenlijk allemaal net even tè vindt. Anderzijds kun je toch zeker niet ontkennen, dat veel van Tavenraat's romantische werk een ondertoon van wezenlijke dramatiek heeft. Ta venraat was overigens zeer veelzij dig. Werkelijk zijn tijd vooruit. Kijk maar naar paneeltjes als, om een paar voorbeelden te noemen, 'Heide landschap met vennen', 'Landschap met zandweg' of 'Bomen bij afgra ving'. Daar ontdek je, dat Willm Roelofs bij wijzen van spreken ei genlijk helemaal niet naar Barbizon had gehoeven om onze uitgebloeide romantiek langzamerhand te doen verkeren in de Haagse School. Want bij dit soort schilderijen word je ge confronteerd met een kunstenaar, die een nuchtere zelfs uitgesproken realistische, maar zeer boeiende in terpretatie gaf van het geziene. En hij past. omstreeks 1840 al, een techniek toe, waarvoor ik geen ande re naam kan verzinnen dan impres sionistisch. Soms zo ver doorgevoerd 'Wilde zwijnen'. 'De wonderlijke boom' dat het bijna abstracte composities lijken. Opvallend is ook de manier, waarop hij licht suggereert. Hij speelt er mee, laat 't spinterend binnendrin gen door het gebladerte van een bos, laat het over de grond strijken in flitsende strepen en langgerekte vlakken, laat het trillen op een oude muur, steeds veranderend en altijd bewegend. Er zijn, zoals ik al opmerkte, veel geschilderde schetsen. Daan-oor ge bruikte Tavenraat ieder flintertje beschikbare ruimte. Een dergelijke studie van jagers en wild bijvoor beeld op een paneeltje heeft iets van een legpuzzel. De ene figuur is dwars, boven of tussen de anderen afgebeeld en om iedere schets te zien, zou je het paneeltje enkele ke ren moeten kantelen. Soms ook twee bijna eendere landschapjes onder el kaar met kleurnotities en ook veel werkjes, heel klein, 'n paar centime ter, die waarschijnlijk ook wel als studies bedoeld waren, maar die nu juist, veel meer dan Tavenraat's sa lonstukken, een indruk geven van diens bijzondere spontaneiteit. Dit is een van die schaars voorko mende gelegenheden, waar je door de confrontatie met de minder be kende aspecten van een bepaald oeu vre, het allemaal plotseling heel an ders ziet. Waar je zaken mooi loopt te vinden, die je vroeger totaal niet" te zeggen hadden. Dat lag dus kenn- lijk aan jezelf en niet aan die din gen. De expositie, die tot 27 au gustus duurt, is samengesteld uit particulier bezit en werden door schenkingen van mevrouw De Vries- Tavenraat te Lunteren aan de heer H. Jllngeling samengebracht in de Stichting 't Schou' te Schipluiden. Tftveraat: 'Landschap met koeien en eenden'. lieer ETB. Scène uit 'The Glasshouse' Filmkroniek door dr. H. S. Visscher Lang geleden, nog in de periode van de zwijgende film, maakte Alexan der Room een Russische film over een hypermoderne Amerikaanse ge vangenis: een film waarop het nodi ge aan te merken viel, maar waarin het gevangeniswezen op een over weldigende wijze gestileerd werd tot een 'eigen wereld' naast de 'gewone wereld' daarbuiten. Natuurlijk heeft de gevangenis altijd een belangrijke rol gespeeld op het filmdoek, maar meestal toch als een functioneel on derdeel in een plot waarvan het we zenlijke buiten de muren van de ge vangenis ligt. Slechts weinig films hebben zich beperkt tot de ook filmisch niet gemakkelijk te mani puleren ruimte van de gevange nis. Beroemd is 'The birdman of Al- catraz', waarin Burt Lancaster een tot levenslang veroordeelde gevan gene speelde die zich via een toe vallig tijdverdrijf ontwikkelde tot een befaamde ornitholoog. Heel bekend is natuurlijk Bressons 'Een ter dood veroordeelde ont snapt': reconstructie van de ontsnap ping van een Franse verzetsstrijder uit de door de Duitsers bewaakte ge vangenis van Lyon. Het was overi gens allerminst een spectaculaire 'ontsnappingsfilm': men volgt de ontsnapping tot precies buiten de muur van de gevangenis dan houdt de film op. Maar wat centraal staat in Bressons film is de gevange nis zélf, het 'gevangeniswezen' als een zelfstandig, labyrintisch univer sum, met heel eigen wetten en ei gen hiërarchieën: een wereld nóóst onze wereld, een werkelijkheid naast onze werkelijkheid. Dat is ook het thema van de verfil ming door Tom Gries van Truman Capotes 'The Glasshouse'. Behalve het allereerste begin, waarin een groepje gevangenen in een getralie de bus door een zeer eenzaam, ruig en winters landschap naar een Ame rikaanse staatsgevangenis wordt ver voerd, speelt de film zich uitslui tend binnen de gevangenismuren af. Een geweldige zoom-beweging redu ceert gevangenen en bewakers tot kleine, nietige wezens als ze het strenge doodstille gevangeniscom plex binnengaan. Binnen begint het labyrint: hekken die geopend en weer gesloten worden, smalle gan gen, vertrekken waar het gecompli ceerde introductieceremonieel zich afspeelt. De reële geografische oriën tatie is al lang en breed zoek vóór we de eigenlijke gevangenis betre den. En dan begint pas echt de 'an dere wereld'. Het beleid is er tot op zekere hoog te modern. De gevangenen kunnen zich een deel van de dag betrekke lijk vrij door hun afdeling of op het sportveld of in de bibliotheek bewe gen. De schaarse buitenopnamen to nen ons een vervreemd 'buiten', en de auto's die men soms in de verte over de verkeersweg ziet rijden be horen écht tot een zeer verre en vreemde werkelijkheid. De wereld binnen de gevangenis kent een eigen hiërarchie. Het is een ogenschijnlijk zeer rustige we reld, maar in werkelijkheid wordt zij beheerst door terreur en geweld. De film laat ons daarover niet in twijfel. Hugo Slocum, de 'demon', heeft door bepaalde machtsmiddelen hij beheerst bijvoorbeeld de clan destiene toevoer van drugs naar de gevangenis zowel bewakers als gevangenen in zijn greep. Slocum heeft een indrukwekkend uiterlijk: een goede kop, een goede body. Men zou zich aanvankelijk op hem kun nen verkijken. De film verhindert dat door ons te laten zien hoe de heerser Slocum met een van zijn on derdanen afrekent door een geweldi ge ketel met kokende soep over hem leeg te laten storten. Omringd door. zijn 'lijfwacht' heerst hij over zijn afdeling als Lucifer. Uiteraard tracht hij meteen ook vat te krijgen op sommigen van de nieuw aangeko- menen: een nog betrekkelijk on schuldige, frisse jongen die Slocums homofiele neigingen oproept, en een intellectueel die zit wegens doodslag doordat hij bij een verkeersongeluk waarbij zijn vrouw ernstig gewond raakte, de dader heeft neergeslagen. De jongen verzet zich tegen de ver leidingen van Slocum en wordt ten slotte door medegevangenen aange rand en verkracht, waarna hij zelf moord pleegt. De 'leraar, die voor Slocum belastend materiaal in zijn bezit heeft, wordt met medewe ten van van Slocum afhankelijke be wakers bedreigd door Slocum en zijn lijfwacht, maar weet 'de duivel' op het kritieke moment te doden met een wapen dat hem verschaft wordt door een zich overigens afzijdig hou dende 'zwarte' groepering. Per onge luk wordt de leraar dan weer dood geschoten door de enige goede bewa ker, die al verschillende keren in botsing is geweest met het regiem en die later als blijkt dat de hele zaak in de doofpot gestopt zal gaan worden z'n baan opgeeft en de gevangenis verlaat. Evenals in de in het begin genoem de films, wordt de gevangenis van binnenuit waargenomen: via de ge vangenen. In 'The Glasshouse' is er echter ook een blik van buitenaf: de 'goede' bewaker, een Vietnam-vete- raan, die samen met de nieuwe groep gevangenen de gevangenis is binnengegaan. Hij is een nieuweling en zijn blik is nog onbevangen. Hij meldt zijn bevindingen aan de ge vangenisdirecteur: een oude, mum- mie-achtige man, die best weet wat er allemaal aan de hand is, maar er zich niet mee bemoeit doch de za ken zichzelf laat uitwerken, ook al zijn daar berekenbaar mensenlevens mee gemoeid. Hoe koel ook geobserveerd, en hoe koel ook in cameravoering en kleur gebruik krijgt de film toch een nieuwe dimensie, die men 'lucife- risch' zou kunnen noemen. Slocum is een Lucifer die het goede en het zuivere corrumpeert cn die laat lij den omdat hij zelf lijdt. De oude ge mummificeerde, nominale heerser, de gevangenisdirecteur, geeft Luci fer tot op zekere hoogte carte blan che. De directeur bekent ergens aan de nieuwe bewaker, dat hij óók niet jubelt over het systeem, maar dat het systeem er nu eenmaal is. En zo blijft alles hetzelfde. Ook als Lucifer tenslotte ten onder gaat en de 'goe de' bewaker het allemaal niet meer neemt, zal er niets veranderen. Het systeem zal doorgaan. Binnen afzien bare tijd zal er ongetwijfeld eon nieuwe Lucifer verschijnen, systeem is onaantastbaar De koelheid van de film han] men met het kleurgebruik, ook met het 'spel': vrijwel all< schiedt in understatement. Mei ook zeggen: vrijwel alles gescf'i ondergronds. Ook de leraar die gedood wordt terwijl hij Ld doodt is een koele, introvert ^êi, tellectueel, van wie we maar even iets van zijn innerlijk! moedsgesteldheid kunnen radeif' gelijk geeft dat nu juist de fill geladenheid en die 'luciferischfai mensie'. Het plot had, met nan gen het einde van de film, st gekund. Het Luciferische loopt dan uit de hand en wordt ovei ken. En men krijgt ook het dat hij eigenlijk niet zo goed gekomen met die blik-van-buit de 'goede' bewaker, wiens len en ervaringen wij maar ze cidenteel en fragmentarisch ki j volgen en wiens Vietnam-ver ook een niet werkelijk uitgedp,: rol lijkt te spelen. Ondanks die tekortkomingen n Gries een film vol indringende, den beelden, die men niet gau kunnen vergeten, evenmin als zichten die hij filmde. Hij riep rompelend een nieuw soort u sum op dat naast 'onze' weri heid lijkt te staan, dat ons vi en ver is en dat niettemin te n een 'luciferisch' vergroot gelbeeld van onze werkelijkheii ju£' Dat speelt sterker in de film d aanklacht Natuurlijk houdt de emv ook een aanklacht in. Maar eei lh»7 klacht zonder alternatief. Een klacht tegen de absurditeit va i de systeem maar er is gi derDe aanklacht reikt dan Je gevangenismuren: het ijnl' aanklacht tegen het leven zelf, een samenleving waarin Lucif zichtbaar of onzichtbaar mo is, getolereerd wordt, en steei il'r nieuw beginnen kan. De s waarin wij 'onze' werkelijkheid is verwrongen en verbogen, het spiegelbeeld is er des te i gender om lekei etb.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 16