Pleidooi voor versterking rechtspositie jeugdigen MbÜL Jd u dichtbij 1 Commentaar Onderzoek 7?|Auto valt van krik af: man omgekomen Bloemkool of roomsoes? 1 Kernreactor die niet leeg kan lopen: de HGTR 'nederland is bijna klaar' tweekoppig schlager spittaal blindganger ROUW/KWARTET WOENSDAG 13 JUNI 1973 /X - BINNENLAND T5/K7 Het is onduidelijk wat precies de mo tieven zijn van de journalist Willem Oltmans, die hem zo doen doordram- men over de noodzaak van een histo risch onderzoek naar de manier waar op Nederland tot 1962 de kwestie- Hieuw Guinea heeft afgewikkeld. Het is onduidelijk, maar' misschien ook niet eens zo belangwekkend. In elk geval mogen echte of vermeende ïotieven bij de heer Oltmans geen ar gument vormen om een dergelijk on derzoek niet in te stellen. Uiteindelijk is het na-oorlogse proces van de de kolonisatie een belangrijke en op som mige punten diepingrijpende ontwikke- in de Nederlandse geschiedenis [geweest, waarbij en dat geldt met name voor de kwestie-Nieuw Guinea de Nederlandse autoriteiten nogal tens van argumenten hebben gewisseld om één en hetzelfde doel veilig te stellen: namelijk Nieuw Guinea buiten de invloedssfeer van de regering in Ijakarta te houden. Dat er een onderzoek moet komen (en [zeker op korte termijn, nu er nog zo veel betrokkenen in leven zijn om hun getuigenissen en documenten te ach terhalen) is buiten kijf. De vraag is al leen hoe een dergelijk onderzoek het :ste kan worden aangepakt. Oltmans zelf denkt in de richting van parlementaire enquête, maar het de vraag of een dergelijke methode :tief is. Ten eerste heeft de grond- tgever, toen hij het parlement het van enquête gaf, waarschijnlijk •elijks gedacht aan het dienstbaar ten van het parlement voor de ge- Ischrijving, maar eerder aan de lelijkheid om feiten en omstandig- voor de vaststelling van een ikomstig beleid te achterhalen en ieder zichtbaar te maken. Ten recde is het de vraag of het nog wel igelijk (en verantwoord) is, zolang nadat de gebeurtenissen zich hebben afgespeeld, de betrokkenen onder ede 1 ie laten getuigen. J Een betere suggestie is de rijkscom- d"g missie voor de vaderlandse geschiede- °j nis in te schakelen of wat ons betreft een opdracht te geven aan een be kwaam historicus, die dan natuurlijk 'p, de mogelijkheid moet hebben om zijn ord werk in volstrekte onafhankelijkheid le I uit te voeren, te Proefschrift waardevolle stimulans voor verder doordenken en uitwerken door prof. mr. J. de Ruiter Al geruime tijd is dat deel van ons recht, dat zich bezig houdt met minderjarigen niet meer het rus tige bezit, dat het gedurende een lange reeks van jaren is geweest. Nadat in 1905 de kinderwetten van 1901 waren ingevoerd (waardoor ontheffing en ontzetting van het ouderlijk gezag mogelijk werd) en in 1922 de kinderrechter mei de maatregel ondertoezichtstelling in de wet was opgenomen, was ons kinderrecht redelijk modern Door meer en minder ingrijpende wijzigingen en aanvullingen in later jaren (o.a. grondige reorganisatie van wat toen voogdijraad heette tot raad voor de kinderbe scherming, adoptiewetgeving en het nieuwe kinderstrafrecht van 1965) werd de ontwikkeling goed gevolgd. Het kinderrecht werd algemeen ge zien als een sympathiek stuk recht, dat er was ter wille van de verwaar loosde of bedreigde jeugd. Die jeugd moest worden beschermd, vooral te gen onmachtige of kwaadwillende ou ders, en de wet gaf daartoe aan de rechter de bevoegdheid het gezag der ouders te beperken of het hun te ont nemen. Veel discussie of bezinning over de grondslagen van het kinder recht was er niet en leek ook niet erg nodig. Wet en rechter hadden immers het beste voor met het kind. Ook zij die betrokken waren bij de uitvoering van de maatregelen (de werkers van de voogdij- en gezins voogdij instellingenaccepteerden over het algemeen zonder moeite de justitiële achtergrond van de hulpver lening. Deze prettige stemming is nu vrij grondig verstoord. Daarvoor is een aantal oorzaken aan te wijzen, waar van ik er twee wil noemen. Eén er van is de opkomst van het professio nele maatschappelijke werk dat ge voed door sociologie en psychologie meer dan 'voorheen aandacht vraagt voor de noodzaak het kind niet te isoleren van het eigen gezin maar de hulp te verlenen indien maar enigszins mogelijk aan het kind in het eigen milieu en dus aan ouders en kind tezamen. Een hulpbehoevend kind betekent vrijwel steeds een hulp behoevend gezin. Vandaar dat die jus titiële maatregelen, die bestaan in het op enigerlei wijze onttrekken van het kind aan de zeggenschap van de ou- Naast rechten ook verplichtingen? ders, veel gereserveerder dan voor heen worden bekeken. Een andere oorzaak van de kritische houding ten aanzien van het kinder recht ligt hierin, dat bij alle goede bedoelingen de rechtspositie van de jeugdige zwak is. Alles draait om het kind, bij iedere beslissing gaat het om het belang van het kind, maar het zijn steeds de ouderen die uitmaken wat dat belang in de concrete situatie inhoudt. De mening van de hoofdper soon, de jeugdige zelf, wordt daarbij niet gevraagd. Deze situatie was en is wel aanvaard baar ten aanzien van het zeer jonge, onmondige kind. Maar de wat oudere en rijpere jeugd, die zeer wel kan meedenken en meepraten over de ei gen situatie, heeft behoefte aan een rechtspositie. Het kinderrecht heeft er door deze ontwikkeling een dimensie bij gekregen. Was het vroeger vooral het recht aangaande de bescherming van onmondige kinderen tegen hun ouders, nu zoekt men oök naar de ei gen rechtspositie van de jeugdige mens in zijn groei naar volwassen heid. Vandaar dat het begrip kinder recht steeds meer wordt verdrongen door het begrip jeudgrecht. Dit ter inleiding van de bespreking van het op 30 mei te Utrecht verde digde proefschrift Recht voor Jeugdi gen (Onderzoek naar Rechten en Rechtsbeginselen in het jeugdrecht) van mej. Mr. M. de Langen. Dit op een brede studie gebaseerde werk is één doorlopend pleidooi voor de versterking van de rechtspositie van de jeugdige en dat zowel materie el (welke rechten heeft de jeugdige) als formeel (welke positie heeft hij in het procedure). Haar uitgangspunt heeft mej. De Lan gen gekozen in de verschillende inter nationale verklaringen en verdragen, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Verdrag van Rome en de Verklaring van de Rechten van het Kind. Op basis van de daarin vervatte grondrechten for muleert zij een proeve van beginsel verklaring voor de jeugdzorg, waarin de rechten van de jeugdigen, van hun ouders en van het gezin waartoe zij behoren bondig worden geformuleerd (hoofdstuk I). Spanning In hoofdstuk II onderzoekt mej. De Langen in hoeverre'in de geschiede nis van het jeugdrecht en de jeugdbe scherming die rechten tot erkenning zijn gekomen. Overtuigend toont zij de spanning tussen het behandelings aspect (de rechter moet die straf of maatregel kunnen vastellen, die hij lllHet is waar dat dan een herhaling ,e^^lt te vrezen van de theoretische d:s- ssie over het instituut van de staats- toricus, zoals die indertijd ook ge- terd is toen dr. L. de Jong zijn op- .facht kreeg voor de geschiedschrij- IVing van Nederland in de oorlogsja ren. Een dergelijke opdracht moet dan ook niet worden gegeven omdat dat de ideale vorm van geschiedschrijving iu zijn, maar alleen omdat het er "_^naar uitziet dat de particuliere onder- loekers-niet partijgangers het voorlo- lig zullen laten afweten en er op het igenblik (terecht) bij heel wat Nedcr- inders nieuwsgierigheid bestaat naar :t hoc-en-wat van die episode en de achten, die daarin werkten. - - WWlli i -- TIEL De 32-jarige C. A. C. van irevel uit Tiel is in het ziekenhuis trieden nadat hij bij het repareren van zijn auto ernstig was gewond. Achter zijn huis lag hij onder een omhooggekrikte auto; door onbekende oorzaak schoot de krik plotseling on- _;.i der de auto uit en de wagen viel op >o het slachtoffer. De heer Grevel liep ernstig hersenletsel op. Li de Parijsc voorstad Créteil zijn kortgeleden deze tamelijk revolutionaire woontorens afgebouwd. In de torens be vinden zich luxueuze appartementen. Het project is 'Les Choux' geheten. Dit Franse woord is op verschillende manieren te vertalen. Het kan 'kool' (bloemkool, rode kool, spruitjes) betekenen, maar ook 'roomsoezen', of zelfs 'schat- jes'. Dat laatste heeft de bedenker van de naam ongetwijfeld niet bedoeld. erg "p idat dingen die in je eigen voor- of itertuin worden neergezet, nu een- aiaal de meeste aandacht trekken, heeft de even ruime als bezorgde be langstelling. voor kernreactoren zich nogal gericht op twee types: de water ig gekoelde die er al zijn (Dodewaard, Borsele) en de natriumgekoelde die er gaat komen (Kalkar). Over de vei- ligheidskant van beide soorten zijn zo- ™als bekend pittige discussies mogelijk. Verder is er een slepende maar kleine affaire in Arnhem, de suspensie-test- feactor, waarvan het er nog niet naar uitziet dat hij school gaat ma- 5rt 1 ken. ooitd Maar het bericht van vorige week, dat Shell zich voor een slordige zeshon- derdmiljocn gulden in de gasgekoel- de kernreactor gaat interesseren, wijst 15 "Jerop dat een derde type belangrijk kan gaan worden. (Als het dat niet wordt, zou Shell zich wel een erg du re hobby hebben aangemeten, want er i'*^I®oet nog wel meer geld in voordat het er weer uit kan gaan komen.) Reden genoeg dus, om ons af te vra gen hoe blij of bezorgd we moeten zijn over wat voluit de 'hoge tempera tuur gasgekoelde reactor' heet (HTGR). Wat in het kader van die bezorgdheid het eerst opvalt is, dat de mogelijkheid van catastrofale reactor- J' ongevallen (het risico is klein maar d') "ooit uit te sluiten) er bij de HGTR iviii' veel minder onaangenaam uitziet. Met mogelijke ongeval dat bij de wa- tergekoelde reactor de meeste aan dacht trekt, is een groot lek in het koelcircuit, waardoor de hete splijt stofstaven in de kern droog komen te staan en steeds heter worden wanneer het wat omstreden noodkoelsysteem de warmte-afvoer niet overneemt. Voor de met vloeibaar metaal (natri um) gekoelde kweekreactor is ook al het wegvallen van de koeling een denkbare en mogelijk fatale gebeurte nis. Er zijn wel verschillen. De kans op een catastrofaal lek is aanzienlijk kleiner omdat het koelmiddel niet on der een druk van zo'n honderdzestig atmosfeer in het circuit zit. De werk druk van een kweekreactor ligt in de orde van vijf atmosfeer. Een negatieve factor is, dat het weg vallen van natrium uit de kern, de kernreacties die daar aan de gang zijn juist bevordert, terwijl in een water- reactor het droogvallen remmend werkt. Om dezelfde reden is plaatse lijk aan de kook raken van het natri um in de kern erg vervelend: de aan wezigheid van dampbellen in plaats van gesmolten metaal doet de reactie extra uit de hand lopen. Bij al deze onaangename gedachten steken de mogelijkheden van de gas gekoelde reactor gunstig af: de HTGR kan principieel niet leeglopen en niet aan de kook raken want er zit hele maal geen vloeistof in. De kernbrand stof ligt, verdeeld in bolletjes van on geveer een halve millimeter doorsnee, stevig ingebed in tamelijk massief grafiet. De ontwikkelde warmte wordt afgevoerd door heliumgas dat er bij een druk van zo'n vijftig atmosfeei met grote snelheid langs wordt gebla zen. Valt die gasstroom weg, dan hoeft het noodsysteem dat de koeling moet overnemen, niet binnen enkele secon den te functioneren om een ramp te voorkomen. Het grafiet kan aardig wat warmte opnemen, en het smelt niet. De veiligheidsmarges liggen dus wat ruimer dan bij de typen waarover we ons tot nu toe al of niet erg be zorgd maakten. Rendement Ook op andere punten maakt de HTGR geen onaardige indruk. Het rendement waarmee de ontwikkelde warmte in elektriciteit kan worden omgezet, ligt flink hoger dan bij de waterreactor, wat betekent dat er minder afvalwarmte in het milieu hoeft te worden weggewerkt. Wat betref* de zuinigheid waarmee hij met zijn kernbrandstof omspringt, staat de HGTR ergens tussen de wa terreactor en de kweekreactor. De kweekreactor produceert zoals bekend meer splijtbaar plutonium dan hij zelf aan splijtbaar materiaal gebruikt. De waterreactor vormt maar een paar procent plutonium in plaats van de meer dan honderd van de kweekreac tor. De HTGR kan gevoed worden met een mengsel van verrijkt urani um en het niet splitsbarc thorium, en zet dan aanmerkelijke hoeveelheden thorium om in splijtbaar uranium. Dat is natuurlijk mooi meegenomen, maar dat wil niet zeggen dat de gas gekoelde reactor niet zijn heel eigen (ADVERTENTIE) doko^de beste voeding voor uw hond grondstoffenprobleem heeft. Dat pro bleem zit niet in de brandstof, maar in het koelgas. Helium komt in de lucht voor, maar dat is maar vijf ku bieke centimeter per kubieke meter, en dat is er niet voor een aanvaardba re prijs uit te halen. De ironie wil, dat wij ons helium betrekken uit be paalde aardgasvoorkomens. En aard gas raakt, zoals we langzamerhand we ten, binnen afzienbare tijd op. Het probleem zou aardig te overzien zijn, als helium niet zo'n hinderlijk ijl gas was. Het is erg moeilijk om het lekdicht op te sluiten. Bij de hui dige stand der techniek verliest een HTGR per dag iets in de buurt van eentiende procent van zijn totale hoe veelheid koelgas. Volgens deskundi gen zal dat percentage flink kleiner moeten worden willen we niet akelig snel door de voorraad heen raken. Ook andere industriële ontwikkelin gen zouden een forse aanslag op de heliumvoorziening kunnen doen. Hoe groot is de kans dat de HTGR in derdaad een belangrijk stuk van de energiemarkt verovert? Met name mensen die voor de snelle kweekreac tor nog wel wat vertragingen en prijs verhogingen in het verschiet zien, zijn daar vrij optimistisch over. In ie der geval heeft de HGTR het voordeel van de beschikbaarheid, plus een vrij omvangrijke technische ervaring met prototypes. Gulf General Atomics, de Amerikaan se partner van Shell in deze nieuwe ontwikkeling, heeft op de zeer concur rerende Amerikaanse markt tot verba zing van de deskundigen zes harde bouworders weggesleept. Of dat de voortekenen var. een bloeiende com merciële ontwikkeling zijn, blijft in tussen een gok. Shell gaat proberen, zei iemand die het niet zo zag zitten vorige week, om kennis die ze niet hebben, te verkopen op een markt die ze niet kennen. I het meest in het belang van het kind acht het kind dus als object van behandeling) en het algemene rechts- aspect, het justitiële kader, dat strikte toepassing van het recht en waarbor gen tegen willekeurig rechterlijk in grijpen vergt. Enerzijds de rechter als 'parens patriae', als opper-ouder, die in zijn wijsheid het belang van de jeugdige met zijn maatregelen behar tigt; anderzijds de rechter als degene die in conflicten volgens de algemene rechtsbeginselen een beslissing geeft. Een spanning die niet alleen in ons land, maar bijvoorbeeld ook in de Ver enigde Staten duidelijk herkenbaar is. In het derde hoofdstuk kiest mej. De Langen duidelijk voor de conceptie dat jeugdrecht het recht is dat uitgaat van de rechten van jeugdigen en in zijn toepassing beheerst wordt door de algemene rechtsbeginselen. Als uit vloeisel daarvan betoogt zij dat in een hulpverleningsproces slechts bij uit zondering naar justitiële maatregelen behoort te worden omgezien een gedachte die overigens reeds vrijwel gemeengoed is. Verder bespreekt zij de door haar onderkende rechten van jeugdigen (vooral het recht op per soonlijke vrijheid en veiligheid en het recht op verzorging en opvoeding) en van de ouders (recht op wettig gezag en de bevoegdheid dit naar eigen in zicht uit te oefenen zij het zonder dat recht te misbruiken). Zowel ten aanzien van ouders als jeugdigen be pleit zij een sterkere rechtspositie in het proces en hun erkenning als vol waardige partijen, waardoor zij ten volle de gelegenheid ontvangen hun rechten te verdedigen. Consequenties In het vierde (m.i. het sterkste) hoofdstuk stelt mej. De Langen aan de orde welke consequenties de toe passing van de algemene rechtsbegin selen in de jeugdrechtspraak moeten hebben. Zij formuleert achtereenvol gens het objectiviteitsbeginsel (gelijke gevallen moeten gelijk worden behan deld en ongelijke ongelijk, naar even redigheid van de verschillen); het in dividualiteitsbeginsel (iedere burger is als individu drager van rechten); het legaliteitsbeginsel inbreuken op de individuele vrijheid mogen slechts worden gemaakt op wettelijke gron den) en het effectiviteitsbeginsel zulk een inbreuk mag slechts op rati onele gronden worden gemaakt). In diverse opzichten blijken deze begin selen in de rechtspraak met betrek king tot jeugdigen cp nog onvolkomen wijze te zijn verwerkelijkt, zodat zij ten slotte komt tot een aantal aanbe velingen voor een beleid, waarin het recht van de jeugdigen centraal staat. De taak, die mej. De Langen zich heeft gesteld, is verre van gemakke lijk. Grondrechten plegen zeer alge meen geformuleerd te zijn en het valt niet mee deze een voor de rechtstoe- passing bruikbare vorm te geven. Vooral ten aanzien van de materiële rechtspositie van de jeugdige zullen deze grondrechten beslist verder gecon cretiseerd moeten worden. Het valt daarom op dat mej. De Langen vrij weinig aandacht besteed aan de reeds tamelijk uitgewerkte voorstellen in 't rapport Jeugdbeschermingsrecht van de commissie-Wiarda, die betreffen een geleidelijke toeneming in de han delingsbekwaamheid van minderjari gen en het regelen van hun bevoegd heid zelf een opleiding, een beroep en dergelijke te kiezen. Ouderlijk gezag Een volgend punt, waarop de behan deling door mej. De Langen mij niet erg bevredigt is dat van de relatie tussen het ouderlijk gezag en de rech ten van de jeugdige. Zij constateert daar een spanning die in haar betoog niet tot een oplossing komt (zie blz. 39). Dat kan ook niet zolang men te zeer in abstracto de vrijheid van de ouders en die van de jeugdigen naast elkaar stelt en niet zoekt naar de in trinsieke beperking van beide. Bepaald jammer vind ik het dat mej. De Langen principieel niet wil weten van verplichtingen van jeugdigen. Haar motivering daarvan komt hierop neer, dat het een deel is van het ont wikkelingsproces van de jeugdige om zich op alle denkbare en ondenkbare wijzen te verzetten tegen de hem ge boden verzorging en opvoeding en te zoeken naar de betekenis en omvang van zijn recht op persoonlijke vrij heid en veiligheid en zijn recht op verzorging en opvoeding. Hij behoeft dus aldus zou ik dit willen para fraseren in de opvoedingssituatie geen enkele verantwoordelijkheid op zich te nemen. Verantwoordelijkheid Ik meen dat mej. De Langen hier toch tekort doet aan de grondgedachte van haar gehele werk. Indien wij de jeug dige serieus willen nemen, hem wil len erkennen als mens in zijn groei naar volwassenheid en daarom als drager van rechten dan mogen wij hem niet iedere verantwoordelijkheid ontnemen. Zoals iedereen is de jeugdige binnen het raam van zijn mogelijkheden ge houden van zijn rechten een behoor lijk gebruik te maken en in redelijk heid mee te werken aan de uitoefe ning der bevoegdheden van de ouders. Evenzeer als bij rechten van jeugdi gen is bij hun plichten hun mondig heid in het geding. De verleiding om verder met mej. De Langen in discussie te treden moet ik weerstaan. Haar proefschrift (zij duidt het zelf bescheiden aan als voorstudie of wel een discussiestuk) biedt veel en is een waardevolle sti mulans tot het verder doordenken en uitwerken van de centrale vragen van jeugdrecht en jeugdbescherming, waarvoor zij zo terecht aandacht vraagt. Mr. J. de Ruiter is hoogleraar in het privaatrecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. onder redactie van loessmit 'Zoveel duizend jaar geleden is men begonnen met het maken van Nederland. Hier en daar werd wat prut opgehoogd tot een terp. hier en daar werd wat klei en slik aan elkaar geklonterd tot een dijk. En nu, na eeuivenlang gewroet in het Deltagebied en na een grondig on derzoek waaraan vele betrouwbare personen deelnemen, blijkt dat het Kunstwerk bij na klaar is. 1-Iier en daar een stukje land nog wat dro ger, een teeg erbij of eraf, wat bre der of wat smaller, wat meer koei en en paarden en wat minder var kens en kippen of omgekeerd, een paar fabrieken en sommige eilan den wat groter of kleiner, enkele mensenkarakters wat gaver, enkele verdeelsleutels wat anders gehan teerd. Jazeker, er moet nog heel wat veranderd en verbeterd wor den. Nog even fiks de handen uit de mouwen. Nog even flink aange pakt, maar het einde van het maakproces is in zicht. Het totaal beeld Nederland is nu al duidelijk en over een tijdje is het helemaal klaar'. En die onderzoekers gaan maar door. 'Tot nu toe werd Nederland economisch, theologisch, sociolo gisch, psychologisch, technologisch, morologisch en eticologisch tot ver velens toe van haver tot gort en tot op de draad versleten onder zocht. En ivat er van overgebleven is. is bijgezet in ongenietbare rap porten, niet meer gelezen biblio theken, allemaal problemen, niets dat klopt, zwaarmoedige conclusies, in duisternis gedompelde oplossin gen. En dat alles in de hogere bla- bla-taal, suf-gepiekerde commissie terminologieën'. Zo moet je de problemen dan ook niet aanpakken, is de mening van het 'Deskundologies Laboratorium' in Amsterdam, dat ook boven staand historisch overzichtje en analyse heeft samengesteld. 'Neder land is bijna klaar' is na onder meer de vlinderaktie zijn nieuwste projekt. En omdat Neder land bijna klaar is, ivordt de toe stand xvaarin ons land zich thans bevindt 'emblematies, dus niet pro blematics' vastgelegd 'in klare taal en heldere beelden'. Daartoe ko men, aldus de deskundologen, vrij dagmiddag vijftig onafhankelijke onderzoekers bij Lunteren bij el kaar. uitgangspunt omdat het 't middelpunt van het land is. Daar bepalen ze wat en waar ze precies willen onderzoeken, want alle mo gelijkheden staan nog open. Een 'soulexpeditie' noemen ze hun tien daagse tocht kriskras door het Kunstwerk dat bijna klaar is. Alle onderzoekers zijn uitgerust met 'ei gen maatstaven en eigen verblijf- materiaal'. wat inhoudt dat ze zelf moeten zorgen voor slaapzak, vocht- en koudewerend materiaal voor nachtelijk verblijf buiten Hil- ton-hotels en gesanctioneerde cam pings, zodat iedereen zich overal in Nederland thuisvoelt en verder klein werkmateriaal, zoals papier en potlood en een vervelingsset. Is er 'nergens meer licht in de duisternis? Niets meer zelf weten, geen houvast? Zijn die beroemde Hollandse luchten er nog wei? Kunnen we alles wat ze tegenko men nog los van hun (onze) opge plakte problemen zelf onderzoeken en door anderen laten controleren, vastleggen in klare taal?' We zul len het spoedig weten, want 'tien dagen dag en nacht, bij tij en on tij, in voor- en tegenspoed overal in Nederland alles wat voorhanden is ter plekke onderzocht' en gron dig getoetst aan de stelling 'Neder land is bijna klaar'. De bedoeling is elke dag verslag uit te brengen aan 'pers, radio en t.v.; gelieven die achterbleven; bekenden die men wil verblijden met levensteke nen; andersdenkenden die men wil verbazen met andere bevindingen en vondsten, zelf denkenden die ontdekkingen met eigen maatsta ven kunnen nameten: niet er over nadenkenden die het allemaal al lang wisten'. En uiteindelijk komt alles nog eens te staan in het handboek Deskundologie, deel drie. Als de zon schijnt, lijkt alles een beetje mooier dan in werkelijkheid en misschien dacht de fotograaf daardoor echt even dat hij aan een meertje in de buurt van Brussel een tweekoppige gans zag. Maar schijn bedriegt: dichterbij geko men bleken het wel degelijk twee ganzen, een echtpaar dat kennelijk van plan was lekker te gaan (zon- ne-) baden. Het zou zo'n mooie, moedgevende naam voor het nieuwe streekzie kenhuis in Zutphen geweest zijn: 'd'r in en d'r uit', maar zo gaat het niet heten. Het ziekenhuisbestuur rubriceerde deze tip, net als het 'Barend Servet-ziekenhuis', onder het hoofdje 'meest merkwaardige inzendingen' en koos uit de bijna zeshonderd deelnemers aan de prijsvraag voor een rake naam Zutphenaar J. B. Nakken, die 'Het Nieuwe Spittaal' bedacht heeft. Een beetje kryptische naam, maar blijkbaar erg duidelijk voor wie in de buurt thuis is. Het schijnt een specifiek Zutphens woord te zijn, dat elders in Nederland vermoede lijk niet wordt gebruikt en volgens het ziekenhuisbestuur 'duidelijk uitdrukt welk doel het gebouwen complex dient'. Bovendien zou 'Spittaal' herinneren aan een tijd, waarin de Zutphense ziekenzorg een eenheid vormde, een mooie tijd dus. Toch niet makkelijk te vatten voor een niet-inboorling die in dit nieu we streekziekenhuis verzeild raakt. Maar hoofdzaak blijft natuurlijk dat hij of zij 'd'r in èn d'r uit' komt. Niet alleen in ons land hoort de vervuiling van het milieu tot de grootste problemen van deze tijd en niet alleen hier worden er lied jes c.q. protestsongs over gemaakt. In West-Duitsland zal er zelfs een staatsprijs worden ingesteld, na tuurlijk niet voor het bevuilen, maar wel voor het bezingen van het milieu. Minister Genscher van binnenland se zaken (een soort combinatie van onze ministeis Vorrink en De Gaay Fortman en dan nog in 't Duits) heeft dat besloten en daar om zal er vanaf nu elk jaar, op een vrolijke bonte avond en steeds in Saarbrücken, zo'n beloning wor den uitgereikt aan wie met zijn 'schlager' hc- meeste bijdraagt tot de verspreiding van het milieube sef. Een oude man in de Noordengelse stad Newcastle rijdt nog heel gere geld auto. Dat zou niets bijzonders zijn, ware het niet dat deze 74-jari- ge officieel als blind te boek staat. Hoe het mogelijk is dat deson danks de oude man toch volkomen legaal mag rondrijden, legt de arts Jolles in een Brits autotijdschrift uit. De automobilist, zegt hij, lijdt aan een zeer beperkt gezichtsver mogen, iets dat in 't Engels een 'tunnelblik' genoemd wordt; hij kan normaal recht vooruit kijken, maar van alles wat zich naast en verder om hem heen afspeelt, merkt de man totaal niets. Dat verschrikkelijk beperkte gezichts vermogen stempelt hem officieel tot een blinde, maar als je in En geland maar een kentekenplaat op een bepaalde afstand kunt lezen, zijn volgens de wet je ogen prima. En dat kan deze oude man nu een maal, schrijft dr. Jolles, want zijn 'tunnelblik' verhindert hem niet in een rechte lijn te kijken. Alleen van wat er om hem heen gebeurt, ziet hij helemaal niets. (ADVERTENTIE) doko^de beste voeding voor uw hond

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 7