Pleidooi voor versterking
rechtspositie jeugdigen
MbÜL
Jd
u
dichtbij
1
Commentaar
Onderzoek
7?|Auto valt van krik
af: man omgekomen
Bloemkool of roomsoes?
1
Kernreactor die
niet leeg kan
lopen: de HGTR
'nederland is bijna klaar'
tweekoppig
schlager
spittaal
blindganger
ROUW/KWARTET WOENSDAG 13 JUNI 1973
/X -
BINNENLAND
T5/K7
Het is onduidelijk wat precies de mo
tieven zijn van de journalist Willem
Oltmans, die hem zo doen doordram-
men over de noodzaak van een histo
risch onderzoek naar de manier waar
op Nederland tot 1962 de kwestie-
Hieuw Guinea heeft afgewikkeld.
Het is onduidelijk, maar' misschien
ook niet eens zo belangwekkend. In
elk geval mogen echte of vermeende
ïotieven bij de heer Oltmans geen ar
gument vormen om een dergelijk on
derzoek niet in te stellen. Uiteindelijk
is het na-oorlogse proces van de de
kolonisatie een belangrijke en op som
mige punten diepingrijpende ontwikke-
in de Nederlandse geschiedenis
[geweest, waarbij en dat geldt met
name voor de kwestie-Nieuw Guinea
de Nederlandse autoriteiten nogal
tens van argumenten hebben gewisseld
om één en hetzelfde doel veilig te
stellen: namelijk Nieuw Guinea buiten
de invloedssfeer van de regering in
Ijakarta te houden.
Dat er een onderzoek moet komen (en
[zeker op korte termijn, nu er nog zo
veel betrokkenen in leven zijn om hun
getuigenissen en documenten te ach
terhalen) is buiten kijf. De vraag is al
leen hoe een dergelijk onderzoek het
:ste kan worden aangepakt.
Oltmans zelf denkt in de richting van
parlementaire enquête, maar het
de vraag of een dergelijke methode
:tief is. Ten eerste heeft de grond-
tgever, toen hij het parlement het
van enquête gaf, waarschijnlijk
•elijks gedacht aan het dienstbaar
ten van het parlement voor de ge-
Ischrijving, maar eerder aan de
lelijkheid om feiten en omstandig-
voor de vaststelling van een
ikomstig beleid te achterhalen en
ieder zichtbaar te maken. Ten
recde is het de vraag of het nog wel
igelijk (en verantwoord) is, zolang
nadat de gebeurtenissen zich hebben
afgespeeld, de betrokkenen onder ede
1 ie laten getuigen.
J Een betere suggestie is de rijkscom-
d"g missie voor de vaderlandse geschiede-
°j nis in te schakelen of wat ons betreft
een opdracht te geven aan een be
kwaam historicus, die dan natuurlijk
'p, de mogelijkheid moet hebben om zijn
ord werk in volstrekte onafhankelijkheid
le I uit te voeren,
te
Proefschrift waardevolle stimulans voor verder doordenken en uitwerken
door prof. mr. J. de Ruiter
Al geruime tijd is dat deel van ons recht, dat zich bezig houdt met minderjarigen niet meer het rus
tige bezit, dat het gedurende een lange reeks van jaren is geweest. Nadat in 1905 de kinderwetten van
1901 waren ingevoerd (waardoor ontheffing en ontzetting van het ouderlijk gezag mogelijk werd)
en in 1922 de kinderrechter mei de maatregel ondertoezichtstelling in de wet was opgenomen, was
ons kinderrecht redelijk modern Door meer en minder ingrijpende wijzigingen en aanvullingen in
later jaren (o.a. grondige reorganisatie van wat toen voogdijraad heette tot raad voor de kinderbe
scherming, adoptiewetgeving en het nieuwe kinderstrafrecht van 1965) werd de ontwikkeling goed
gevolgd.
Het kinderrecht werd algemeen ge
zien als een sympathiek stuk recht,
dat er was ter wille van de verwaar
loosde of bedreigde jeugd. Die jeugd
moest worden beschermd, vooral te
gen onmachtige of kwaadwillende ou
ders, en de wet gaf daartoe aan de
rechter de bevoegdheid het gezag der
ouders te beperken of het hun te ont
nemen. Veel discussie of bezinning
over de grondslagen van het kinder
recht was er niet en leek ook niet erg
nodig. Wet en rechter hadden immers
het beste voor met het kind.
Ook zij die betrokken waren bij de
uitvoering van de maatregelen (de
werkers van de voogdij- en gezins
voogdij instellingenaccepteerden
over het algemeen zonder moeite de
justitiële achtergrond van de hulpver
lening.
Deze prettige stemming is nu vrij
grondig verstoord. Daarvoor is een
aantal oorzaken aan te wijzen, waar
van ik er twee wil noemen. Eén er
van is de opkomst van het professio
nele maatschappelijke werk dat ge
voed door sociologie en psychologie
meer dan 'voorheen aandacht
vraagt voor de noodzaak het kind niet
te isoleren van het eigen gezin maar
de hulp te verlenen indien maar
enigszins mogelijk aan het kind in
het eigen milieu en dus aan ouders
en kind tezamen. Een hulpbehoevend
kind betekent vrijwel steeds een hulp
behoevend gezin. Vandaar dat die jus
titiële maatregelen, die bestaan in het
op enigerlei wijze onttrekken van het
kind aan de zeggenschap van de ou-
Naast rechten ook
verplichtingen?
ders, veel gereserveerder dan voor
heen worden bekeken.
Een andere oorzaak van de kritische
houding ten aanzien van het kinder
recht ligt hierin, dat bij alle goede
bedoelingen de rechtspositie van de
jeugdige zwak is. Alles draait om het
kind, bij iedere beslissing gaat het om
het belang van het kind, maar het
zijn steeds de ouderen die uitmaken
wat dat belang in de concrete situatie
inhoudt. De mening van de hoofdper
soon, de jeugdige zelf, wordt daarbij
niet gevraagd.
Deze situatie was en is wel aanvaard
baar ten aanzien van het zeer jonge,
onmondige kind. Maar de wat oudere
en rijpere jeugd, die zeer wel kan
meedenken en meepraten over de ei
gen situatie, heeft behoefte aan een
rechtspositie. Het kinderrecht heeft er
door deze ontwikkeling een dimensie
bij gekregen. Was het vroeger vooral
het recht aangaande de bescherming
van onmondige kinderen tegen hun
ouders, nu zoekt men oök naar de ei
gen rechtspositie van de jeugdige
mens in zijn groei naar volwassen
heid. Vandaar dat het begrip kinder
recht steeds meer wordt verdrongen
door het begrip jeudgrecht.
Dit ter inleiding van de bespreking
van het op 30 mei te Utrecht verde
digde proefschrift Recht voor Jeugdi
gen (Onderzoek naar Rechten en
Rechtsbeginselen in het jeugdrecht)
van mej. Mr. M. de Langen.
Dit op een brede studie gebaseerde
werk is één doorlopend pleidooi voor
de versterking van de rechtspositie
van de jeugdige en dat zowel materie
el (welke rechten heeft de jeugdige)
als formeel (welke positie heeft hij
in het procedure).
Haar uitgangspunt heeft mej. De Lan
gen gekozen in de verschillende inter
nationale verklaringen en verdragen,
zoals de Universele Verklaring van
de Rechten van de Mens, het Verdrag
van Rome en de Verklaring van de
Rechten van het Kind. Op basis van
de daarin vervatte grondrechten for
muleert zij een proeve van beginsel
verklaring voor de jeugdzorg, waarin
de rechten van de jeugdigen, van hun
ouders en van het gezin waartoe zij
behoren bondig worden geformuleerd
(hoofdstuk I).
Spanning
In hoofdstuk II onderzoekt mej. De
Langen in hoeverre'in de geschiede
nis van het jeugdrecht en de jeugdbe
scherming die rechten tot erkenning
zijn gekomen. Overtuigend toont zij
de spanning tussen het behandelings
aspect (de rechter moet die straf of
maatregel kunnen vastellen, die hij
lllHet is waar dat dan een herhaling
,e^^lt te vrezen van de theoretische d:s-
ssie over het instituut van de staats-
toricus, zoals die indertijd ook ge-
terd is toen dr. L. de Jong zijn op-
.facht kreeg voor de geschiedschrij-
IVing van Nederland in de oorlogsja
ren. Een dergelijke opdracht moet dan
ook niet worden gegeven omdat dat
de ideale vorm van geschiedschrijving
iu zijn, maar alleen omdat het er
"_^naar uitziet dat de particuliere onder-
loekers-niet partijgangers het voorlo-
lig zullen laten afweten en er op het
igenblik (terecht) bij heel wat Nedcr-
inders nieuwsgierigheid bestaat naar
:t hoc-en-wat van die episode en de
achten, die daarin werkten.
- - WWlli i --
TIEL De 32-jarige C. A. C. van
irevel uit Tiel is in het ziekenhuis
trieden nadat hij bij het repareren
van zijn auto ernstig was gewond.
Achter zijn huis lag hij onder een
omhooggekrikte auto; door onbekende
oorzaak schoot de krik plotseling on-
_;.i der de auto uit en de wagen viel op
>o het slachtoffer. De heer Grevel liep
ernstig hersenletsel op.
Li de Parijsc voorstad Créteil zijn kortgeleden deze tamelijk revolutionaire woontorens afgebouwd. In de torens be
vinden zich luxueuze appartementen. Het project is 'Les Choux' geheten. Dit Franse woord is op verschillende
manieren te vertalen. Het kan 'kool' (bloemkool, rode kool, spruitjes) betekenen, maar ook 'roomsoezen', of zelfs 'schat-
jes'. Dat laatste heeft de bedenker van de naam ongetwijfeld niet bedoeld.
erg
"p
idat dingen die in je eigen voor- of
itertuin worden neergezet, nu een-
aiaal de meeste aandacht trekken,
heeft de even ruime als bezorgde be
langstelling. voor kernreactoren zich
nogal gericht op twee types: de water
ig gekoelde die er al zijn (Dodewaard,
Borsele) en de natriumgekoelde die
er gaat komen (Kalkar). Over de vei-
ligheidskant van beide soorten zijn zo-
™als bekend pittige discussies mogelijk.
Verder is er een slepende maar kleine
affaire in Arnhem, de suspensie-test-
feactor, waarvan het er nog niet
naar uitziet dat hij school gaat ma-
5rt 1 ken.
ooitd Maar het bericht van vorige week, dat
Shell zich voor een slordige zeshon-
derdmiljocn gulden in de gasgekoel-
de kernreactor gaat interesseren, wijst
15 "Jerop dat een derde type belangrijk
kan gaan worden. (Als het dat niet
wordt, zou Shell zich wel een erg du
re hobby hebben aangemeten, want er
i'*^I®oet nog wel meer geld in voordat
het er weer uit kan gaan komen.)
Reden genoeg dus, om ons af te vra
gen hoe blij of bezorgd we moeten
zijn over wat voluit de 'hoge tempera
tuur gasgekoelde reactor' heet
(HTGR). Wat in het kader van die
bezorgdheid het eerst opvalt is, dat de
mogelijkheid van catastrofale reactor-
J' ongevallen (het risico is klein maar
d') "ooit uit te sluiten) er bij de HGTR
iviii' veel minder onaangenaam uitziet.
Met mogelijke ongeval dat bij de wa-
tergekoelde reactor de meeste aan
dacht trekt, is een groot lek in het
koelcircuit, waardoor de hete splijt
stofstaven in de kern droog komen te
staan en steeds heter worden wanneer
het wat omstreden noodkoelsysteem
de warmte-afvoer niet overneemt.
Voor de met vloeibaar metaal (natri
um) gekoelde kweekreactor is ook al
het wegvallen van de koeling een
denkbare en mogelijk fatale gebeurte
nis. Er zijn wel verschillen. De kans
op een catastrofaal lek is aanzienlijk
kleiner omdat het koelmiddel niet on
der een druk van zo'n honderdzestig
atmosfeer in het circuit zit. De werk
druk van een kweekreactor ligt in de
orde van vijf atmosfeer.
Een negatieve factor is, dat het weg
vallen van natrium uit de kern, de
kernreacties die daar aan de gang zijn
juist bevordert, terwijl in een water-
reactor het droogvallen remmend
werkt. Om dezelfde reden is plaatse
lijk aan de kook raken van het natri
um in de kern erg vervelend: de aan
wezigheid van dampbellen in plaats
van gesmolten metaal doet de reactie
extra uit de hand lopen.
Bij al deze onaangename gedachten
steken de mogelijkheden van de gas
gekoelde reactor gunstig af: de HTGR
kan principieel niet leeglopen en niet
aan de kook raken want er zit hele
maal geen vloeistof in. De kernbrand
stof ligt, verdeeld in bolletjes van on
geveer een halve millimeter doorsnee,
stevig ingebed in tamelijk massief
grafiet. De ontwikkelde warmte wordt
afgevoerd door heliumgas dat er bij
een druk van zo'n vijftig atmosfeei
met grote snelheid langs wordt gebla
zen.
Valt die gasstroom weg, dan hoeft het
noodsysteem dat de koeling moet
overnemen, niet binnen enkele secon
den te functioneren om een ramp te
voorkomen. Het grafiet kan aardig
wat warmte opnemen, en het smelt
niet. De veiligheidsmarges liggen dus
wat ruimer dan bij de typen waarover
we ons tot nu toe al of niet erg be
zorgd maakten.
Rendement
Ook op andere punten maakt de
HTGR geen onaardige indruk. Het
rendement waarmee de ontwikkelde
warmte in elektriciteit kan worden
omgezet, ligt flink hoger dan bij de
waterreactor, wat betekent dat er
minder afvalwarmte in het milieu
hoeft te worden weggewerkt.
Wat betref* de zuinigheid waarmee
hij met zijn kernbrandstof omspringt,
staat de HGTR ergens tussen de wa
terreactor en de kweekreactor. De
kweekreactor produceert zoals bekend
meer splijtbaar plutonium dan hij
zelf aan splijtbaar materiaal gebruikt.
De waterreactor vormt maar een paar
procent plutonium in plaats van de
meer dan honderd van de kweekreac
tor. De HTGR kan gevoed worden
met een mengsel van verrijkt urani
um en het niet splitsbarc thorium, en
zet dan aanmerkelijke hoeveelheden
thorium om in splijtbaar uranium.
Dat is natuurlijk mooi meegenomen,
maar dat wil niet zeggen dat de gas
gekoelde reactor niet zijn heel eigen
(ADVERTENTIE)
doko^de beste voeding voor uw hond
grondstoffenprobleem heeft. Dat pro
bleem zit niet in de brandstof, maar
in het koelgas. Helium komt in de
lucht voor, maar dat is maar vijf ku
bieke centimeter per kubieke meter,
en dat is er niet voor een aanvaardba
re prijs uit te halen. De ironie wil,
dat wij ons helium betrekken uit be
paalde aardgasvoorkomens. En aard
gas raakt, zoals we langzamerhand we
ten, binnen afzienbare tijd op.
Het probleem zou aardig te overzien
zijn, als helium niet zo'n hinderlijk
ijl gas was. Het is erg moeilijk om
het lekdicht op te sluiten. Bij de hui
dige stand der techniek verliest een
HTGR per dag iets in de buurt van
eentiende procent van zijn totale hoe
veelheid koelgas. Volgens deskundi
gen zal dat percentage flink kleiner
moeten worden willen we niet akelig
snel door de voorraad heen raken.
Ook andere industriële ontwikkelin
gen zouden een forse aanslag op de
heliumvoorziening kunnen doen.
Hoe groot is de kans dat de HTGR in
derdaad een belangrijk stuk van de
energiemarkt verovert? Met name
mensen die voor de snelle kweekreac
tor nog wel wat vertragingen en prijs
verhogingen in het verschiet zien,
zijn daar vrij optimistisch over. In ie
der geval heeft de HGTR het voordeel
van de beschikbaarheid, plus een vrij
omvangrijke technische ervaring met
prototypes.
Gulf General Atomics, de Amerikaan
se partner van Shell in deze nieuwe
ontwikkeling, heeft op de zeer concur
rerende Amerikaanse markt tot verba
zing van de deskundigen zes harde
bouworders weggesleept. Of dat de
voortekenen var. een bloeiende com
merciële ontwikkeling zijn, blijft in
tussen een gok. Shell gaat proberen,
zei iemand die het niet zo zag zitten
vorige week, om kennis die ze niet
hebben, te verkopen op een markt die
ze niet kennen.
I
het meest in het belang van het kind
acht het kind dus als object van
behandeling) en het algemene rechts-
aspect, het justitiële kader, dat strikte
toepassing van het recht en waarbor
gen tegen willekeurig rechterlijk in
grijpen vergt. Enerzijds de rechter als
'parens patriae', als opper-ouder, die
in zijn wijsheid het belang van de
jeugdige met zijn maatregelen behar
tigt; anderzijds de rechter als degene
die in conflicten volgens de algemene
rechtsbeginselen een beslissing geeft.
Een spanning die niet alleen in ons
land, maar bijvoorbeeld ook in de Ver
enigde Staten duidelijk herkenbaar is.
In het derde hoofdstuk kiest mej. De
Langen duidelijk voor de conceptie
dat jeugdrecht het recht is dat uitgaat
van de rechten van jeugdigen en in
zijn toepassing beheerst wordt door
de algemene rechtsbeginselen. Als uit
vloeisel daarvan betoogt zij dat in een
hulpverleningsproces slechts bij uit
zondering naar justitiële maatregelen
behoort te worden omgezien een
gedachte die overigens reeds vrijwel
gemeengoed is. Verder bespreekt zij
de door haar onderkende rechten van
jeugdigen (vooral het recht op per
soonlijke vrijheid en veiligheid en het
recht op verzorging en opvoeding) en
van de ouders (recht op wettig gezag
en de bevoegdheid dit naar eigen in
zicht uit te oefenen zij het zonder
dat recht te misbruiken). Zowel ten
aanzien van ouders als jeugdigen be
pleit zij een sterkere rechtspositie in
het proces en hun erkenning als vol
waardige partijen, waardoor zij ten
volle de gelegenheid ontvangen hun
rechten te verdedigen.
Consequenties
In het vierde (m.i. het sterkste)
hoofdstuk stelt mej. De Langen aan
de orde welke consequenties de toe
passing van de algemene rechtsbegin
selen in de jeugdrechtspraak moeten
hebben. Zij formuleert achtereenvol
gens het objectiviteitsbeginsel (gelijke
gevallen moeten gelijk worden behan
deld en ongelijke ongelijk, naar even
redigheid van de verschillen); het in
dividualiteitsbeginsel (iedere burger
is als individu drager van rechten);
het legaliteitsbeginsel inbreuken op
de individuele vrijheid mogen slechts
worden gemaakt op wettelijke gron
den) en het effectiviteitsbeginsel
zulk een inbreuk mag slechts op rati
onele gronden worden gemaakt). In
diverse opzichten blijken deze begin
selen in de rechtspraak met betrek
king tot jeugdigen cp nog onvolkomen
wijze te zijn verwerkelijkt, zodat zij
ten slotte komt tot een aantal aanbe
velingen voor een beleid, waarin het
recht van de jeugdigen centraal staat.
De taak, die mej. De Langen zich
heeft gesteld, is verre van gemakke
lijk. Grondrechten plegen zeer alge
meen geformuleerd te zijn en het valt
niet mee deze een voor de rechtstoe-
passing bruikbare vorm te geven.
Vooral ten aanzien van de materiële
rechtspositie van de jeugdige zullen
deze grondrechten beslist verder gecon
cretiseerd moeten worden. Het valt
daarom op dat mej. De Langen vrij
weinig aandacht besteed aan de reeds
tamelijk uitgewerkte voorstellen in 't
rapport Jeugdbeschermingsrecht van
de commissie-Wiarda, die betreffen
een geleidelijke toeneming in de han
delingsbekwaamheid van minderjari
gen en het regelen van hun bevoegd
heid zelf een opleiding, een beroep en
dergelijke te kiezen.
Ouderlijk gezag
Een volgend punt, waarop de behan
deling door mej. De Langen mij niet
erg bevredigt is dat van de relatie
tussen het ouderlijk gezag en de rech
ten van de jeugdige. Zij constateert
daar een spanning die in haar betoog
niet tot een oplossing komt (zie blz.
39). Dat kan ook niet zolang men te
zeer in abstracto de vrijheid van de
ouders en die van de jeugdigen naast
elkaar stelt en niet zoekt naar de in
trinsieke beperking van beide.
Bepaald jammer vind ik het dat mej.
De Langen principieel niet wil weten
van verplichtingen van jeugdigen.
Haar motivering daarvan komt hierop
neer, dat het een deel is van het ont
wikkelingsproces van de jeugdige om
zich op alle denkbare en ondenkbare
wijzen te verzetten tegen de hem ge
boden verzorging en opvoeding en te
zoeken naar de betekenis en omvang
van zijn recht op persoonlijke vrij
heid en veiligheid en zijn recht op
verzorging en opvoeding. Hij behoeft
dus aldus zou ik dit willen para
fraseren in de opvoedingssituatie
geen enkele verantwoordelijkheid op
zich te nemen.
Verantwoordelijkheid
Ik meen dat mej. De Langen hier toch
tekort doet aan de grondgedachte van
haar gehele werk. Indien wij de jeug
dige serieus willen nemen, hem wil
len erkennen als mens in zijn groei
naar volwassenheid en daarom als
drager van rechten dan mogen wij
hem niet iedere verantwoordelijkheid
ontnemen.
Zoals iedereen is de jeugdige binnen
het raam van zijn mogelijkheden ge
houden van zijn rechten een behoor
lijk gebruik te maken en in redelijk
heid mee te werken aan de uitoefe
ning der bevoegdheden van de ouders.
Evenzeer als bij rechten van jeugdi
gen is bij hun plichten hun mondig
heid in het geding.
De verleiding om verder met mej. De
Langen in discussie te treden moet ik
weerstaan. Haar proefschrift (zij
duidt het zelf bescheiden aan als
voorstudie of wel een discussiestuk)
biedt veel en is een waardevolle sti
mulans tot het verder doordenken en
uitwerken van de centrale vragen van
jeugdrecht en jeugdbescherming,
waarvoor zij zo terecht aandacht
vraagt.
Mr. J. de Ruiter is hoogleraar in het
privaatrecht aan de Vrije Universiteit
van Amsterdam.
onder redactie van loessmit
'Zoveel duizend jaar geleden is
men begonnen met het maken van
Nederland. Hier en daar werd wat
prut opgehoogd tot een terp. hier
en daar werd wat klei en slik aan
elkaar geklonterd tot een dijk. En
nu, na eeuivenlang gewroet in het
Deltagebied en na een grondig on
derzoek waaraan vele betrouwbare
personen deelnemen, blijkt dat het
Kunstwerk bij na klaar is. 1-Iier en
daar een stukje land nog wat dro
ger, een teeg erbij of eraf, wat bre
der of wat smaller, wat meer koei
en en paarden en wat minder var
kens en kippen of omgekeerd, een
paar fabrieken en sommige eilan
den wat groter of kleiner, enkele
mensenkarakters wat gaver, enkele
verdeelsleutels wat anders gehan
teerd. Jazeker, er moet nog heel
wat veranderd en verbeterd wor
den. Nog even fiks de handen uit
de mouwen. Nog even flink aange
pakt, maar het einde van het
maakproces is in zicht. Het totaal
beeld Nederland is nu al duidelijk
en over een tijdje is het helemaal
klaar'.
En die onderzoekers gaan maar
door. 'Tot nu toe werd Nederland
economisch, theologisch, sociolo
gisch, psychologisch, technologisch,
morologisch en eticologisch tot ver
velens toe van haver tot gort en
tot op de draad versleten onder
zocht. En ivat er van overgebleven
is. is bijgezet in ongenietbare rap
porten, niet meer gelezen biblio
theken, allemaal problemen, niets
dat klopt, zwaarmoedige conclusies,
in duisternis gedompelde oplossin
gen. En dat alles in de hogere bla-
bla-taal, suf-gepiekerde commissie
terminologieën'.
Zo moet je de problemen dan ook
niet aanpakken, is de mening van
het 'Deskundologies Laboratorium'
in Amsterdam, dat ook boven
staand historisch overzichtje en
analyse heeft samengesteld. 'Neder
land is bijna klaar' is na onder
meer de vlinderaktie zijn
nieuwste projekt. En omdat Neder
land bijna klaar is, ivordt de toe
stand xvaarin ons land zich thans
bevindt 'emblematies, dus niet pro
blematics' vastgelegd 'in klare taal
en heldere beelden'. Daartoe ko
men, aldus de deskundologen, vrij
dagmiddag vijftig onafhankelijke
onderzoekers bij Lunteren bij el
kaar. uitgangspunt omdat het 't
middelpunt van het land is. Daar
bepalen ze wat en waar ze precies
willen onderzoeken, want alle mo
gelijkheden staan nog open. Een
'soulexpeditie' noemen ze hun tien
daagse tocht kriskras door het
Kunstwerk dat bijna klaar is. Alle
onderzoekers zijn uitgerust met 'ei
gen maatstaven en eigen verblijf-
materiaal'. wat inhoudt dat ze zelf
moeten zorgen voor slaapzak,
vocht- en koudewerend materiaal
voor nachtelijk verblijf buiten Hil-
ton-hotels en gesanctioneerde cam
pings, zodat iedereen zich overal
in Nederland thuisvoelt en verder
klein werkmateriaal, zoals papier
en potlood en een vervelingsset.
Is er 'nergens meer licht in de
duisternis? Niets meer zelf weten,
geen houvast? Zijn die beroemde
Hollandse luchten er nog wei?
Kunnen we alles wat ze tegenko
men nog los van hun (onze) opge
plakte problemen zelf onderzoeken
en door anderen laten controleren,
vastleggen in klare taal?' We zul
len het spoedig weten, want 'tien
dagen dag en nacht, bij tij en on
tij, in voor- en tegenspoed overal
in Nederland alles wat voorhanden
is ter plekke onderzocht' en gron
dig getoetst aan de stelling 'Neder
land is bijna klaar'. De bedoeling
is elke dag verslag uit te brengen
aan 'pers, radio en t.v.; gelieven
die achterbleven; bekenden die
men wil verblijden met levensteke
nen; andersdenkenden die men wil
verbazen met andere bevindingen
en vondsten, zelf denkenden die
ontdekkingen met eigen maatsta
ven kunnen nameten: niet er over
nadenkenden die het allemaal al
lang wisten'. En uiteindelijk komt
alles nog eens te staan in het
handboek Deskundologie, deel
drie.
Als de zon schijnt, lijkt alles een
beetje mooier dan in werkelijkheid
en misschien dacht de fotograaf
daardoor echt even dat hij aan een
meertje in de buurt van Brussel
een tweekoppige gans zag. Maar
schijn bedriegt: dichterbij geko
men bleken het wel degelijk twee
ganzen, een echtpaar dat kennelijk
van plan was lekker te gaan (zon-
ne-) baden.
Het zou zo'n mooie, moedgevende
naam voor het nieuwe streekzie
kenhuis in Zutphen geweest zijn:
'd'r in en d'r uit', maar zo gaat het
niet heten. Het ziekenhuisbestuur
rubriceerde deze tip, net als het
'Barend Servet-ziekenhuis', onder
het hoofdje 'meest merkwaardige
inzendingen' en koos uit de bijna
zeshonderd deelnemers aan de
prijsvraag voor een rake naam
Zutphenaar J. B. Nakken, die 'Het
Nieuwe Spittaal' bedacht heeft.
Een beetje kryptische naam, maar
blijkbaar erg duidelijk voor wie in
de buurt thuis is. Het schijnt een
specifiek Zutphens woord te zijn,
dat elders in Nederland vermoede
lijk niet wordt gebruikt en volgens
het ziekenhuisbestuur 'duidelijk
uitdrukt welk doel het gebouwen
complex dient'. Bovendien zou
'Spittaal' herinneren aan een tijd,
waarin de Zutphense ziekenzorg
een eenheid vormde, een mooie
tijd dus.
Toch niet makkelijk te vatten voor
een niet-inboorling die in dit nieu
we streekziekenhuis verzeild raakt.
Maar hoofdzaak blijft natuurlijk
dat hij of zij 'd'r in èn d'r uit'
komt.
Niet alleen in ons land hoort de
vervuiling van het milieu tot de
grootste problemen van deze tijd
en niet alleen hier worden er lied
jes c.q. protestsongs over gemaakt.
In West-Duitsland zal er zelfs een
staatsprijs worden ingesteld, na
tuurlijk niet voor het bevuilen,
maar wel voor het bezingen van
het milieu.
Minister Genscher van binnenland
se zaken (een soort combinatie van
onze ministeis Vorrink en De
Gaay Fortman en dan nog in 't
Duits) heeft dat besloten en daar
om zal er vanaf nu elk jaar, op
een vrolijke bonte avond en steeds
in Saarbrücken, zo'n beloning wor
den uitgereikt aan wie met zijn
'schlager' hc- meeste bijdraagt tot
de verspreiding van het milieube
sef.
Een oude man in de Noordengelse
stad Newcastle rijdt nog heel gere
geld auto. Dat zou niets bijzonders
zijn, ware het niet dat deze 74-jari-
ge officieel als blind te boek staat.
Hoe het mogelijk is dat deson
danks de oude man toch volkomen
legaal mag rondrijden, legt de arts
Jolles in een Brits autotijdschrift
uit. De automobilist, zegt hij, lijdt
aan een zeer beperkt gezichtsver
mogen, iets dat in 't Engels een
'tunnelblik' genoemd wordt; hij
kan normaal recht vooruit kijken,
maar van alles wat zich naast en
verder om hem heen afspeelt,
merkt de man totaal niets. Dat
verschrikkelijk beperkte gezichts
vermogen stempelt hem officieel
tot een blinde, maar als je in En
geland maar een kentekenplaat op
een bepaalde afstand kunt lezen,
zijn volgens de wet je ogen prima.
En dat kan deze oude man nu een
maal, schrijft dr. Jolles, want zijn
'tunnelblik' verhindert hem niet in
een rechte lijn te kijken. Alleen
van wat er om hem heen gebeurt,
ziet hij helemaal niets.
(ADVERTENTIE)
doko^de beste voeding voor uw hond