Prentenbijbel valt in weltoebereide akker DRIJVERS EN GEDREVENEN ISn vandaag! C Dominee Toornvliet weer in de ether Consument in vergeetboek a TROUW /KWARTET ZATERDAG 9 JUNI 1973 KERK f/KM rne •>/- wsaim door A. J. Klei Een jaar of vijf geleden kwam uitgeverij Fibula/Van Disboeck met een facsimile-uitgave van (de prenten uit) de prentbijbel van Pieter Mortier op de markt. Uitgevoerd in twee delen, samen in een doos gestopt, vormde een fraai en stichtelijk relatiegeschenk. Maar een doorslaand succes is deze uitgave niet geweest, dunkt me, want al vrij gauw kon je bij De Slegte dit geheel voor minder dan de helft van de prijs kopen. Nu is bij uitgeverij De Banier in Utrecht een Prentbijbel verschenen, die een soort van bloemlezing biedt van prenten uit zeventiende- en achttiende-eeuwse statenbijbels. Je zou ook kunnen omschrijven: een verzameling fascimile-herdrukken van pagina's uit die oude prentbijbels. Vandaar dat uiterlijk en formaat (27 bij 45 centimeter) gelijk zijn aan die van een (dunne) statenbijbel. Ik geloof niet dat we deee bijzondere uitgave, waarvoor 150 gulden neergeteld moet worden, ooit ergens afgeprijsd zullen tegenkomen, want de Prentbijbel van De Banier valt in een weltoebereide akker. Die akker wordt gevormd door de uiterst rechtse flank van het in ons land zo rijk geschakeerde gereformeerdendom. Da&r vooral vindt De Banier z'n afnemers en in Utrecht weten ze ook drommels goed wat in deze groep aan verlangens leeft. Zo presenteerde deze uitgeverij het vorig jaar een facsimile-herdruk van de statenbijbel van Van Ravesteyn uit 1657 en ik verneem dat de oplage van duizend exemplaren al bijna uitverkocht is. ondanks de toch forse prijs van 750 gulden. In de gouden eeuw namen de mensen vaak bij hun statenbijbel een prentbijbel, en dat kunnen de kopers van de Ravesteyn-bijbel anno 1973 ook doen. Welnu, de Prentbijbel, oplage tweeduizend, vliegt weg (als je dat tenminste van zo'n omvangrijk boekwerk kunt zeggen). De zaak is namelijk deze, dat er oud gereformeerden zijn die alléén de zeventiende-eeuwse uitgave van de statenbijbel als de zuivere weergave van Gods Woord erkennen, inclusief de gothische letters en de zeventiende-eeuwse spelling en woordkeus. Een bijbel in de statenvertaling maar met gewone letters en met 'ik' in plaats van 'ick' en 'en' in plaats van 'ende' deugt niet. Wanneer de gereformeerde bijbelstichting, die zich inzet voor het behoud van de statenvertaling en andere vertalingen principieel afwijst, straks een gemoderniseerde Ravesteyn-bijbel uitbrengt, hoeft ze daarmee bij déze oud-gereformeerden niet aan te komen. De moderniseringen, zo begrijp ik van collega L. M. P. Scholten, die bestuurslid is van genoemde stichting, beperkten zich tot wat wij uiterlijke dingen noemen: spelling, woordkeus, lettertype. 'Wijf werd overal 'vrouw' en. om een wat ingewikkelder voorbeeld te noemen, in de woorden 'U dan die gij gelooft' uit 1 Petrus 2 vers 7 is het woordje 'gij' als typisch zeventiende-eeuwse en sinds lang ongebruikelijke herhaling van de tweede persoon, geschrapt. En dit pikken de gebruikers van de 'echte' Ravesteyn-bijbel niet. Waarom overigens dat vasthouden aan juist déze statenbijbel uit 1657?? Van collega Scholten hoor ik dat in vroegere drukken ervan nogal wat fouten zaten en dat de uitgave van 1657 het resultaat was van het werk van een speciale commissie die aan 't corrigeren was gegaan. Dat er later in de Ravesteyn-bijbel van 1657 ook fouten ontdekt werden, deed er niet toe (een rapport daarover verdween onder de tafel): de Ravesteyn-bijbel van 1657 is de officiële statenbijbel gebleven, ook tegenover het werk van andere drukkers, zoals Keur (die zijn naam mee had: Keur-bijbel!). In verscheidene oud-gereformêerde gezinnen is de facsimile-herdruk van de Ravesteyn-bijbel daarom blij begroet: de in gebruik zijnde statenbijbel was versleten en nu kon je een nieuwe, maar onveranderde Ravesteyn uit 1657 krijgen. De prijs vormde blijkbaar geen belemmering, maar wie hieruit afleest dat deze aanhangers van de statenvertaling er stuk voor stuk warmpjes bij moeten zitten, vergeet in rekening te brengen dat deze mensen geen cent uitgeven voor radio en televisie, want dat is verboden waar. Een vader kocht zes exemplaren van de facsimile-herdruk van de Ravesteyn-bijbel: al zijn kinderen moesten er een hebben! En meen niet dat de liefde voor en het gebruik van deze statenbijbel beperkt is tot, bijvoorbeeld, de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden: ik heb me laten vertellen dat er in Amsterdam een warme bakker woont die drie maal per dag tien pagina's uit zijn pas verworven Ravesteyn-bijbel leest. Het feit dat in veel gevallen deze facsimile-herdruk van een zeventiende-eeuwse statenbijbel de deur binnenkomt als een bijbel die elke dag gelézen wordt, doet me veel welwillender tegenover deze uitgave staan dan wanneer deze herdruk, die eigenlijk toch zoiets is als 'old finish', louter zou dienen als royaal relatiegeschenk of om te pronken op een bijzettafeltje in de salon. Nu kom ik eindelijk weer terecht bij de pas verschenen Prentbijbel. Deze is samengesteld door de heer W. C. Poortman, gepensioneerd directeur van de technische school voor het kledingbedrijf In Amsterdam. Hij is liefhebber, kenner en verzamelaar van oude prentbijbels, hij praat er veel en enthousiast over en hoeft daarbij nauwelijks zijn in schriften opgetaste aantekeningen raadplegen. Dat merkte ik destijds, toen ik hem aansprak over door ir. J. van der Graaf Ik heb me wel eens afgevraagd waar de merkwaardige uitdruk king geestdrijvers vandaan komt. Een merkwaardig woord: men sen die de Geest drijven. Op z'n minst zit hier de gedachte ach ter dat mensen op elk moment en bij elk probleem over de Geest menen te kunnen beschikken. De Heilige Geest wordt liet verlengstuk of de projectie van onze gee?t. Wij drijven de Geest, hetzij we deze gaan voorschrijven, boe die in ons moet werken, hetzij we de Geest voorschrijven hoe die door ons moei werken. Zo zitten de geestdrijvers in de hoek van de mystieken wat nog wat anders is dan de bevindelijken of in de hoek van de activisten, de doe ners, die hun dóén als werk van de Geest presenteren. In beide gevallen is er een krampachtigheid omdat de Geest, hetzij in ons hetzij door ons, verwerkelijkt moet worden. In beide gevallen ook wordt de Geest verzelf standigd. losgemaakt van de Vader eii de Zoon. en éénzijdig vervlochten met de mens. Leven door de Heilige Geest ls ech ter een door de Geest gedreven zijn. Dat is de teneur, die wc tegenko men in het gelijknamige boekje, dat de hervormde bond voor inwendige zending op g.g. uitgaf. Het bevat vier lezingen over dit thema, gehou den op een conferentie van de stu dentenvereniging C.S.F.R Tussen twee haakjes: het is geen alledaagse zaak dat studenten, zich een week- lang bezig houden met een thema over de Heilige Geest en dan niet alleen theologen maar ook (in hoofdzaak zelfs) niet-theologen, niet alleen a-mensen maar zeker niet minder b-mensen. .Maar intussen toch een thema op leven en dood. want de Geest is het die lévend maakt. Buiten de Geest is het de dood in de pot. ook in de studie. Dat maakt met nume prof. dr. S. v. d. Linde m zijn betoog duidelijk. De studie (van de christen-student) kan en mag alleen gezien worden als dienst aan God In Zijn wereld. Zo gezien is ze geen prolaiu- maar een geestelijke zaak. een eerlijk wettig s.uk van de heiliging'. Me dunkt, een uitspraak om ter harte te ne men. Is het wetenschappelijk bezig zijn, niet in het minst aan de bfacul- teiten, niet zo verseculariseerd, dat het aspect van de heiliging eruit is? Alleen al daarom is het heel hard nodig, dat studenten aan alpha- en beta-faculteiten bezig zijn met het werk van de Heilige Geest. Studie ligt als het goed is op het vlak van de heiliging. In bepaalde kerkelijke kringen wordt nog wel gesproken over het 'van God geleerd zijn', waarmee dan bedoeld wordt dat de Geest ons verlicht en het Woord doet verstaan. Het lijkt me toe dat we déze spiritualiteit ook bij het wetenschappelijk bezig zijn niet mis sen kunnen. Niet geïsoleerd Wat houdt leven uit de Geest in? Twee dingen, wil het onderbav ge boekje zeggen: inwerking en uitwer king. Wie liet allemaal bijbels gead strueerd wil zien leze de voortreffe lijke bijdrage van dr.s. A. Nnrtrde- graaf. Deze laat vooral zien dat de inwerking van de Heilige Geest geen geïsoleerde zaak is. De Geest neemt het uit Christus en verkon digt het ons: 'De Geest schenkt geen nieuwe openbaringen naast of boven Christus uit De Geest doet niet an ders dan Christus in het volle licht zetten. Wie dit vergeet, vervalt licht tot een zeer onbijbelse geestdrij verij'. Het is goed, dat hier zo sterk de na druk wordt gelegd op de nauwe ver- b uding lussen Christus en de Geest, dit ter afgrendeling naar de kant van de 'Sehwarmers', de geestdrij vers van allerlei soort. Hier ligt ten diepste ook het kardinale verschil tussen mystiek en bevinding. Bevin delijken worden nogal eens als mystieken aangeduid. Toegegeven, er zijn 'bevindelijken', die blijven steken in de roerselen van het eigen hart, en die Christus voor zover zij Hem nog in het oog hebben alleen maar zien aan het eind van een ervaringsweg; mensen die blij ven steken in de ervaringen van het gemoed. Maar de gereformeerde Re formatie heeft van meet af aan de nauwe verbinding tussen Christus en de Geest vor ogen gehad, en een doperse mystiek duidelijk on derscheiden van de bijbelse bevin ding, van het bevinden van het werk van Christus in ons. Deze bevinding echter heeft de Re formatie intussen overigens met na druk beklemtoond: het heil vraagt om innerlijke doorleving. Noorde- graaf citeert dc Heidelbergse Cate chismus. waarin gezegd wordt dat de Heilige Geest samen met de Vader cn de Zoon eeuwig God is maar ook mij is gegeven. En het klassieke Doopsformulier zegt, dat 'de Heilige Geest ons toeëigent wat we in Chris tus hebben'. Dat is bijbelse spiritua liteit. Het gaat ook om de toepas sing van het heil. Prof. Graafland stelde kort geleden op een bijeen komst van predikanten, dat de toe passing van het heil even wezenlijk is als het heil zelf. Met de uitdruk king' al was Jezus duizend maal in Bethlehem geboren, maar niet in mijn hart. dan was ik nog verloren' kan je een geheel verkeerde kant uitgaan, de kant namelijk van een overspannen subjectivisme, met ver waarlozing van het 'objectieve' van de heilsfeiten. Maar daarachter zit toch déze authentiek bijbelse ge dachte. dat Christus ook in mij ge stalte moet krijgen. Paulus zegt dat het God heeft be haagd 'Zijn Zoon in hem te openba ren'. Dat is niet in systemen te van gen maar het is wel de realiteit van het gelool, waarmee mensen leven en sterven kunnen. Tr de bijdrage van ds. L. Huisman i.i deze bundel, waarin de persoonlijke noties van de inwerking van de Geest alle accent krijgen, wordt uitdrukkelijk gewe zen op het gevaar, dat het werk van de Geest in-ons tot een systeem wordt gemaakt. Maar dergelijke ont sporingen zijn volgens hem eerder te vinden in de laatste eeuw dan in de Nadere Reformatie, waarin het juist de bedoeling was 'het geeste lijk leven te voeden en te verster ken' en dan in directe gebonden heid aan Christus. Voor wie het ove rigens niet mocht weten: De Nadere Reformatie heeft tegenover een ver standelijk geloofstype het bevindelij ke benadrukt, het werk van de Hei lige Geest in ons. Gemeente Een andere waardevolle lijn uit Noordegraafs bijdrage is, dat bijbel se spiritualiteit nooit individualisti sche versmalling kan betekenen. De Geest woont namelijk in de gemeen te. Dat mag wel niet uitgespeeld worden tegen het persoonlijke, maar anderzijds mag het persoonlijke niet uitgespeeld worden tegen het ge meenschappelijke. Spiritualisten van allerlei snit hebben vaak weinig oog voor de concrete gemeente. Maar Paulus spreekt over het wonen van de Geest ln de gemeente als in een tempel. Dat betekent niet, dat wie tot de gemeente behoort automa tisch de Geest heeft. Blijft namelijk staan de eveneens paulinlstische uit spraak dat wie de Geest van Chris tus niet heeft. Hem niet toebehoort. Dat zegt Paulus binnen de gemeen te. Maar anderzijds is het van be lang te zien dat de Geest en de ge meente bijeen horen, zodat het spre ken over een 'kerk-buiten de-kerk' in het Nieuw Testamentisch getuigenis geen grond heeft. De Geest, die de Trooster is, is bij de Zijnen. Hij is de pleitbezorger voor de Zijnen. In deze bundel staat in dat verband dan ook dat de liefde van Christus in de wereld niet verdragen wordt. Ze is hinderlijk omdat ze oproept tot gehoorzaamheid aan God (Huis man). Daarom, er is een nauwe rela tie tussen de Geest en de gemeente: een relatie samen, want we geloven en belijden niet in ons eentje; maar. binnen de gemeenschap van de ge meente, toch ook weer een relatie individueel, omdat we ook weer als enkelingen tegenover God staan. Maar dan nu de uitwerking. Er is door de Geest ook de heiliging van het leven: verheerlijk dan God in uw lichaam. Het lichaam is tempel van de Geest. 'Gij geheel anders, want gij hebt Christus leren ken nen'. 'Het gaat om de liturgie van het leven persoonlijk en collectief. De binnenkamer staat niet los van het buitenvertrek, het bidvertrek ligt niet ver van de straat. Leven uit de Geest betekent dan ook niet de aarde ontvluchten en het licha melijke verachten. Het leven, het li chamelijke. het wordt allemaal ge heiligd. Het evenwichtige van het boekje 'Leven door de Heilige Geest' is. dat de inwerking nergens los staat van de uitwerking. Door de Geest gedreven zijn betekent ook naar buiten gedreven zijn, de onder scheiden levensterreinen in het blik veld hebben, waar de heerschappij van Christus moet worden uitge zegd. Prof. dr. C. Graafland zegt het zo: 'We zijn druk aan het werk, omdat we de komende Heere verwachten. Zo zullen wij toch altijd er iets van ervaren wat Lodenstein dichtte: 'Het oog omhoog, het hart naar boven, hier beneden ls het niet; het ware le ven, lieven, loven, ls daar waar men Jezus ziet'. Alleen zal deze houding een werkelijk geestelijke houding zijn, als wij meteen ons inzetten om het leven in en van deze wereld zo zinvol mogelijk te doen zijn. Dat is namelijk de grote vooroefening op de toekomst'. En ook: 'De schepping, de voorzienigheid Gods, het onder houden van Zijn prachtige schep ping, de lach en het geluk, de ou dervreugde en de liefde, de kunst zinnigheid en het vermaak, het zijn allemaal dingen die er zijn mogen, omdat Hij ze mèt en in Zijn schep ping heeft gegeven'. De lijn. die in dit boekje ligt, is dan ook dat christenen wel 'vreemdelin gen' in de wereld zijn maar geen kluizenaars: ze zijn wel diep door drongen van de voorlopigheid van dit bestaan maar concluderen daar uit niet voorlopig alles maar op z'n beloop te laten. Leven uit de Geest betekent namelijk ook beleving van 'de vreugde in een stuk cultuurbeoe fening'. (Graafland). God vergeet niet de werken die in Christus' Naam bedreven werden. Behoefte Een boekje als het onderhavige kan, evenals de bespreking ervan, slechts fragmentarisch zijn. Belangrijk is evenwel de aanzet tot besinning op de bijbelse spiritualiteit Waar voor het 'waro leven, lieven, loven' geen plaats meer is, daar wordt het kil, zakelijk, krampachtig ook of wet tisch. Waar anderzijds dit Teven, lie ven, loven' niet naar buiten komt in de heiliging van het hele bestaan daar blijft het allemaal steriel, on der de maat van de Geest. •De verborgen omgang met God door de Geest mag zeker wel de aandacht hebben in een tijd als de onze, die zo verzakelijkt is dat er vrijwel geen plaats meer is voor de blijdschap, die de Geest geeft in het toepassen van Christus' werk in ons, en er geen plaats meer is voor de traan van de vreugde en dc traan van het berouw. Het is die verborgen omgang, die ook in de Nadere Re formatie alle accent kreeg, zonder dat ze los stond van de opdracht in het concrete leven van elke dag. De inwerking van de Geest is de bron. Er is een vreugde in God door de Geest en vandaaruit vreugde in de schepping, in het bezig zijn met het geschapene: Heere onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde. Bijbelse spiritualiteit is niet inpra ten en uitpraten, maar inleven en uitleven, niet drijven maar gedreven worden, A. Noordegraaf e.a.: Leven door de Heilige Geest; Uitgave Ned. Herv. Bond voor Inwendige Zending op gercf. grondslag, Joh. van üidenbar- neveldtiaan 10, Amersfoort; 136 pa gina's. Prijs 4.95. dlie herdruk van Fibula/Van Dishoeck, dat merk ik nu als ik hem iets vraag over deze Prentbijbel. Ik vertel hem dat mijn verhaal zaterdag voor pinksteren in de krant komt en dat ik daairom als illustratie kies de prent op pagina 104 van de uitstorting van de Heilige Geest. Dat vindt hij, geloof ik, een heel klein beetje spijtig, 'want die is nou net uit de énige prentbijbel die ik voor dit boek heb moeten lenen en niet zelf bezit. De afbeelding is uit de grote figuurbijbel van Schaebaelie.ja, met twee keer ae.een wonderlijk signeur, die eerst doopsgezind dominee was in Alkmaar en later meer brood zag in het drukkersvak. In deze Prentbijbel zijn de prenten niet gerangschikt naar de bijbels waar ze uit overgenomen zijn, de volgorde is bepaald door de (bijbelse) chronologie van de afgebeelde gebeurtenissen. Dit zal z'n voordeel hebben voor de kijker die ook gebruiker is, naar je krijgt wel een ietwat rommelig geheel met al die stijlen en formaten door elkaar. Om wegwijs te worden, heb je de inleidingen (met veel gegevens over drukkers, graveurs e.a.) en registers wel degelijk nodig. Soms is het een heel gescharrel en ik moest tenminste aan de heer Poortman vragen; van wie is nou precies die prent die ik in de krant wil zetten? Wat mij betreft had ik graag die qua9i-zeventiende- eeuwse pagina's, waarop de heer Poortman en Bander's directeur J. P. Otte hun zegje doen, graag ingeruild voor een bescheiden cultuur-historisch opstel. 'Ik ben geen cultuur-historicus', is de reactie van de heer Poortman wanneer ik hem dit zeg, 'maar ik ben wel blij dat ik in contact gekomen ben met iemand die het door mij verzamelde materiaal wetenschappelijk gaat verwerken'. Deze mededeling doet deugd, over prentbijbels ls niet makkelijk wat te vinden. De Winkler Prins en de christelijke encyclopedie van Kok in Kampen laten je onder de P volstrekt ln de steek. Intussen blijft het een vreugde in de Prentbijbel van Poortman/Otte te bladeren en te kijken: .er zijn een paar prachtig gekleurde titelprenten, er zijn curieuze 'werktekeningen' van de ark, leerzame kaarten en, natuurlijk, de vele prenten. Prenten, waarop je telkens wat nieuws ontdekt, prenten in barokke zwier, prenten met de intimiteit van de pre-romantiek. maar ach, wat doe ik hier met al die fraaie aanduidingen? Je vangt er de prenten zelf toch niet mee. Bij dit artikel is afgedrukt de plaat uit de grote figuur-bijbel van Jan Philipsz. Schaebaelie (1646), die de uitstorting van de H. Geest uitbeeldt. Bovenaan de pagina een paar voorbeelden van bladversieringen in prentbijbels. loffs SJP, erbelJ 'roef VUUR Joh Morgen is het pinksteren en d het in de kerk over de Heilig Dat God ook zo God is en z< 'jS meest nabij. Toch blijft voi mensen de Heilige Geest ni,sc I meer dan 'een dampje', iets o»u vo< lijks. En Hij is precies het oit de: God op z'n werkelijkst, bij huizinj ons hart, in onze mond, in d d 57) den die ons doorgegeven zijn, o.a. c voorgelezen, en die wij op om per 1 moeten doorgeven. Daar is Wat ons. Als we Hem ergens wille xitziet, ren, dan daar. Hij is morgi COmen waar die woorden gesproken hijnlij Verkijk u niet op een volle of i uy Ke kerk, dat zal er niet veel to 10eilij Hij gaat zijn eigen gang. V ;0Heg het vooral niet als er gezeg< )ns in dat Hij daar en daar alleen ifje k; bijzondere mate. Laat dat o\ njets dwazen, die menen Hem te ^en e opsluiten. Hij is daar waar et iaa zijn, het hoeven er maar twee te zijn (daar ook weer niet ea n-j, cipe van maken: hoe minder B1IU| ter) daar waar mensen samen de woorden weerklinken uit lar° grote Woord. Daar is Hij, God»16 lige Geest. Vrij zeker in die schap die u verlaten hebt omi opstookten, dat 't daar toch vinden was. Laat u niet van brengen, Hij is daar heus. Dare tr geen mens aan te twijfelen. W erCKr Woord opengaat, daar is Hij. 1 hangt niet van de stem of de !er|1J geerdheid van de voorganger 11 r61 van z'n echtheid (wie zal dat ib®ri met mensen val je om), en oiet.™ van het aantal mensen dat hie- 1)1 ringt, en of hij vurig spreekt we want dat is misschien de groot Kreeg warring die we elkaar aan !estal doen: 'vurig' verwarren met h die van de Geest, mensengeest mi ten 1 Geest, 'hij meent het zo' met 'Ik ning des Geestes. Voor wie de wil ontvangen brandt het vuur Zo werkelijk als u en ik en die waar die bijbel open ligt en d sen misschien branden en men men bidden: Kom, Schepper, If bezoèk uw kerk. If BcrocpingS" werk NED. HERV. KERK Beroepen te Reeuwijk: J. Vro^ wey te Emmeloord; te Utrecht: te Oegstgeest; te Putten: C. Bergh te Katwijk aan Zee. Aangenomen de benoeming to verz. v. d. psych. kliniek 'Wolfl kt n Wolfheze: A. J. Schneider te Jftgev dam. Bedankt voor Rijssen: H. Jon te Veenendaal; voor Zetten-And van de Bergh te Katwijk aan Z GEREF. KERKEN (VRIJG.) Beroepen te Vollenhoven-Kadoe Nieuwenhuis te Harlingen; wijk (ZH); R. Veefkind te Ai Gorichem-Langerak: J. de Fey Hoogezand-Sappemeer. CIIR. GEREF. KERKEN Beroepen te Zaandam: J. Verh Meppel Bedankt voor Deventer: J. H. te Leiden. GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Nieuwe-Ter-Aa: dria, kand. te Apeldoorn. Bedankt voor Benthuizen: R. aard te Leiden. Beroepbaar: J. Driessen te Utre<^: Paul te Zoetermeer; GEREF. KERKEN Beroepbaar: kand. C. A. van Deurlostr. 94, Amsterdam-Z. inal< BLOEMENDAAL Nu Radio ne weer in de ther is, zal ookj nee Toornvliet zijn uitzendingen vatten. Deze uitzendingen zulll eerste pinksterdag beginnen en f iedere zondagmorgen van twaalf uur. ADVERTENTIE Wat doet de overheid aan het] verlanglijstje van de co bond? Vrijwel niets! NAAM: ADRES: PLAATS: GIRONUMMER: Ik abonne^ op/vraag proefnuj van/Hervoi Nederland.] Abonnementsprijs 18,per haling; 36,— per jaar. Abonnementen^ nen elk ogenblik ingaan.' Bon Ingevuld in BLOKLETTER J! envelop (zonder postzegel) ven aan: ge Hervormd Nederland, azi Antwoordnummer 1776, Den llaal v;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 2