Nieuwe Nederlandse verhalen /rienden van Diana Vandenberg 'KWARTET ZATERDAG 2 JUNI 1973 KUNST T17/K17 en deel van het interieur van het museum oor Jac. Lelsz verband met haar 50ste verjaardag er bij Uitgeverij Arxveld te Den ,ag een boek verschenen, een soort er amicorum, gewijd aan de schilde- 5 Diana Vandenberg. Het heet 'Vrien- 11 van Diana Vandenberg', is ge- ireven door Albert in 't Veld en erd van een sympathiek voorwoord lorzien door oud-burgemeester van En Haag, mr. H. A. M. T. Kolfschoten. pn tijdje geleden werd in Apeldoorn 'ii tentoonstelling gehouden door iana Vandenberg die haar werk lf fantasmagisch noemt. En ook wel eta-realistisch, omdat zij er van uit at dat achter de fysieke wereld n geestelijke werkelijkheid zit. et boek bevat een aantal in brief- irm (aan het begin steeds 'Lieve iana' en aan het eind 'Je Albert') weergegeven interviews met mensen, die de schilderes niet alleen van na bij kennen, maar ook tot haar bewon deraars gerekend mogen worden. Om er enkele te noemen: Simon Vinken oog, Paul Citroen, prof. dr. A. A. Has pels, Norma Green en dr. J. Stelling- werff, die het boek 'De hermetische schilderkunst van Diana Vandenberg' schreef. In dit besprekinkje gaat het niet over de kunst van de schilderes, die ge stempeld wordt door haar kosmische beleving en annex hiermede de sfeer van gnostici, Catharen, mystici en Ro- zekruisers. Het gaat in dit geval om het boek en daarvan moeten we zeg gen, dat het nogal irritant is, zoals dat bij dergelijke uitgaven dikwijls het geval is. De dierbaarheid druipt er af, en alle gevoel voor proportie is zoek. Het maakt een overspannen geforceerde indruk. Zeker op hen, die niet tot de vriendenkring behoren. Maar ja, ook hier zal wel gelden 'dat er maar weiniig journalisten zijn die echt proberen in de huid van een kunstenaar te kruipen, en dan een zinnig stuk te schrijven. Voor die vriendenkring, inclusief 'gro te tovenaar Simon Vinkenoog', zal het best een aardig boek zijn. En voor an deren is het best een aardig kijkboek, want er staan niet minder dan dertig reproducties in van Diana Vanden- bedg's meest recente werk en nog een paar andere platen, waaronder een schilderij dat Johfra, haar voor malige echtgenoot, in 1947 van haar maakte. Vandaag opent koningin Juliana het Rijksmuseum Vincent van Gogh te Amsterdam. Nu kan precies tien jaar na het geven van de opdracht voor een ontwerp, na ik weet niet hoeveel artikelen in bijna alle kranten en tijdschriften het publiek, waarvoor zo'n mu seum eigenlijk gebouwd wordt, komen en oordelen. Veel mensen zullen na een eerste be zoek dat oordeel al klaar hebben. Maanden voor de opening rouieerde er zelfs al een spotnaam: het Mauso leum. Want, wordt er meermalen gezegd, het is onzin om zo'n luxueus museum van meer dan tien miljoen neer te zetten voor het werk van één kunste naar. Er is toch ook geen Rembrandt- of Mondriaannuiseum? Maar laten wc wel beseffen dat als dit museum er niet was gekomen, er een grote kans had bestaan dat Nederland een niet gering deel van Vincents schilderijen was kwijtgeraakt. Want het museum was een onderdeel van de overeenkomst die het Rijk in 1962 met de Stichting Vincent van Gogh sloot. Ir. dr. V. W. van Gogh - een zoon van Vincents broer Theo - was namelijk bang dat de colleccie bij zijn overlijden als gevolg van de enorme successierechten uiteen zou vallen en dat wilde hij tot alle prijs voorkomen. Daarom werd de hele ver zameling, schilderijen, tekeningen, prenten, brieven e.d. in permanent bruikleen afgestaan aan het Rijk dat dan voor een museum en de exploita tie daarvan zou zorgdragen. De - tragische - geschiedenis van het ontwerp, nog even kort: de Rijksge bouwendienst gaf in juni 1963 de op dracht aan de bekende architect Ger- rit Rietveld, die er maar heel kort aan heeft kunnen werken. Hij over leed in 1964. Dé hoofdvorm van het nieuwe museum was toen - ook in maquette - klaar. Daarop heeft Riet- velds compagnon Van Dillen voortge- werkt, maar ook hij kon zijn werk niet voltooien. Hij stierf in 1966, waarna de derde man van het bureau, J. van Tricht, zijn taak overnam. Ook in dit blad is de architectuur van het nieuwe museum al meermalen uitgebreid aan de orde geweest; 't komt er globaal genomen op neer dat Van Tricht, wat het interieur betreft, gekozen heeft voor openheid. Als je binnenkomt, word je daar dan ook heel nadrukkelijk mee geconfron teerd: je staat plotseling in een enor me rechthoekige, hoge ruimte, een lichtschacht die doorloopt tot het dak. Daaromheen zijn de met trappen en liften bereikbare drie verdiepingen gegroepeerd, twee met daglicht, een waar de tekeningen hangen - met kunstlicht. Aan de z.g. klimaatbeheer sing is zeer veel aandacht besteed: de kosten daarvan bedragen dan ook tien procent van de bouwsom. Naast de gewone voorzieningen in ge bouwen als deze, informatiebalie, kas sa, reproduktieverkoop, garderobe, restaurant, aula, is er een grote ruim te waar iedereen zelf kan schilderen, tekenen of op andere manieren crea tief bezig kan zijn. Dat wilde ir. Van Gogh zo, want zegt Exterieur van het museum hij: 'Ik ga er vanuit, dat iedereen een geboren kunstenaar is'. De 83-jarige heer Van Gogh is trou wens nog ten volle betrokken bij alles wat het (een beetje: 'zijn') museum aangaat. Hij organiseerde ook de hui dige inrichting: alle 230 schilderij van Vincent uit deze verzameling zijn nu te zien. Later zal er zeker geselec teerd worden, zodat ook de werken van tijdgenoten uit de collectie van Theo. zoals Gauguin, Bernard en Mon- ticelli aan bod kunnen komen. Meer dan tweehonderd schilderijen envan één kunstenaar in één museum. Veel, maar 't blijft een deel. De ge ruchten die een paar maanden gele den de ronde deden dat ook de Van Gogh's uit het Rijksmuseum Kröller- Miiller naar Amsterdam zouden ko men, missen alle grond. De hele col lectie 19e en 20e eeuwse kunstwerken op de Hoge Veluwe werden door me vrouw Kröller-Miiller aan de Staat ge schonken onder voorwaarde dat zij in het museum te Otterloo zouden blij ven. De beide musea zuil enwel veel samenwerken. En voor veel ander werk van Vincent blijven de minder reislustige liefheb bers aangewezen op reprodukties. Die 'ontbrekende' Van Goghs zijn soms heel ver van huis. In de Hermitage te Leningrad bijvoorbeeld waar een groep schilderijen aanwezig is, die de moeite van een aparte vermelding he lemaal waard is. 'De zee bij Saintes Marie' uit 1883, waarover de schilder aan zijn broer schreef: 'De Middellandse Zee heeft een wisselende kleur als makreel' een visie die heel duidelijk in het won derlijke coloriet van dat schilderij naar voren komt. Dan zijn er de prachtige 'Heesters', 'De arena van Arles', 'De Wandeling', 'De rode wijngaard', allemaal uit 1888. 'Het landschap bij Auvers in de regen' uit 1890 en de beroemde 'Rondgang der gevangenen' dat hij in het asyl van St. Remy vervaardigde naar een gravure van Gustave Doré. Aan de andere kant van de wereld, in het Metropolitan Museum te New York is de niet minder bekende 'L'Arlésienne' te vinden, het karakte ristieke protet van madame Ginoux, die in Arles een klein café dreef, waar Van Gogh en Gauguin nogal eens aanwipten. Ook te New York, in het Museum of Modern Art, vormt de 'Sterrennacht' een der topstukken van de colleectie. Waarschijnlijk het meest populaire werk van de moderne kunst - en mis schien ook wel het meest gereprodu ceerde - 'De Zonnebloemen' hangt in de Londense Tate Gallery, terwijl een andere, ook een heel mooie versie van dit gegeven in Duitsland is, in de Bayerische Gemalde Sammlung te Milnchen. Een ander schilderij, waarvan de re produkties ook vele huiskamers sie ren, het beroemde 'Bruggetje te Ar les' hangt in het Wallraf-Richartzmu- seum in Keulen. Dit was zomaar een kort, verre van compleet overzichtje van de zich in het buitenland bevindende doeken van Vincent van Gogh. Nog vele ande re Amerikaanse musea bezitten schil derijen van hem, die in Buffalo, Chi cago, Cleveland, Detroit, Kansas City, Worcester, Buenos Aires en Sao Pao lo. Ook de meeste Europese musea heb ben wel een of meerdere werken van Vincent en zelfs in Afrika (Gisa) en in Azië (Tokio) kan men de bezoe kers een schilderij van deze kunste naar tonen. Maar eerst naar Amsterdam, waar ze, volgens directeur drs. E. R. Meyer dertig nieuwe musea hadden kunnen bouwen als ze de collectie-Van Gogh verkocht hadden. Alleen hadden ze dan niets gehad om op te hangen... Een zakelijk slot: de toegangsprijs is twee gulden en er zijn plannen voor een (week-)kaart, die ook toegang geeft tot het Rijksmuseum en het Ste delijk. Toos Staalman door J. van Doorne Van Bernard J. Sijtsma zijn er twee novellen in één bandje verschenen; de eerste novelle 'Een jongen van buiten' heeft aan de bundel zijn titel verschaft; de tweede novelle heet 'Migratie'. De twee verhalen geven blijk van een opvallend literair talent; de dialogen zijn natuurlijk en de karakteriseringen van mensen en dingen zijn scherp, kort en beeldend. 'In 'Een jongen van buiten' staat de menselijke eenzaamheid centraal. Hans, een jonge homofiel, ontmoet een jongeman, Ton, die bij Hans intrekt. Hans wordt verliefd op Ton, een knappe, ijdele, aan dromen en tabletten verslaafde jongen, die echter Hans' liefde niet beantwoordt, omdat hij niet homofiel is. De novelle is het trieste verhaal van Hans' liefde. Hij verzorgt de mooie klaploper Ton net zo lang totdat hij het niet meer kan uithouden en besluit, Ton de deur uit te zetten. Het verhaal vormt, bij alle waardering die ik heb voor taal, stijl en karaktertekening, geen prettige lectuur. Zoals bij veel moderne literatuur stoot ik mij aan het gebruik van platte woorden. Het gebruik ervan is in deze novelle volstrekt a-functioneel, want alleen maar die woorden die sexuele zaken aanduiden, zijn plat; de rest van de woorden is conventioneel-keurig. Maar triester is het, de leegheid van geest te ondergaan van de beide figuren; zij leven in een eng getrokken levenskring. Wat Sijtsma duidelijk overbrengt, is de eenzaamheid van Hans. Het tweede verhaal 'Migratie' vind ik sterker dan het eerste. Het is heel knap geschreven en gecomponeerde novelle, waarin een jonge, uit Friesland naar Amsterdam overgekomen communist, naar Amsterdam verhuist omdat hij daar een betrekking als kantoorbediende gevonden heeft. Hij komt op een klein kamertje terecht bij een geestverwant, een medewerker van de communistische vakbeweging. De man heet Henk; de vrouw Mieke; het zijn nog betrekkelijk jonge mensen met twee kleine kinderen. Mieke wordt verliefd op haar knappe commensaal Wieger. Ze droomt ervan, hem te verleiden, maar gaandeweg wordt haar duidelijk, dat Wieger homofiel is. Nochtans doet ze een poging, die echter mislukt, waarna ze besluit dat Wieger het huis uit moet. De verhalen zijn duidelijk eikaars pendant. De bezwaren die ik heb tegen het eerste verhaal, heb ik ook tegen dit tweede. Bewondering heb ik echter voor de wijze waarop Sijtsma ook in dit verhaal de eenzaamheid van zijn figuren weet gestalte te geven. Een beklemmend, ontroerend verhaal. Met gemengde gevoelens heb ik 'Door gebrek aan adem' van Toos Staalman gelezen. Dertien verhalen zijn in de bundel bijeengebracht, die heel verschillend van kwaliteit zijn. Het taalgebruik suggereert een dramatiek, tragiek vaak, die door de belevenissen niet wordt waargemaakt. Er is iets overdrevens in de verhalen. Het is alsof de schrijfster overspannen is. Hier en daar is zij bepaald ongeloofwaardig. Dat is zij al op de eerste pagina, waar ik dit lees: 'Alles went. Je weet dat je er ieder ogenblik geweest kunt zijn en het wordt een tweede natuur snel te reageren op alle onvoorziene aanslagen die je broze leventje belagen. Maar wie herkent gevaar in kleine jongetjes op fietsen, die achterstevoren op hun zadel zitten en geen handen uitsteken. Racende jongetjes. Hij grijpt haar in de flank. Languit ligt ze op straat onder haar fiets'. Om te beginnen al dit: al had het jongetje (de 'hij' die zomaar ineens in het relaas verschijnt) zijn arm uitgestoken, dan nog had de fietster van het verhaal dat niet kunnen zien. Ze heeft toch geen ogen in haar rug? En achterstevoren op hun zadel zitten? Zeker circus jongetjes? En waarom 'jongetjes op fietsen' geschreven in plaats van 'fietsende jongetjes'? Het 'die' van de zin zou er op vooruit zijn gegaan. Daarenboven is het hele voorval volstrekt a-functioneel voor het verhaal. Dergelijke zaken vond ik verscheidene malen in de verhalen. Op pagina 27 tref ik een kind aan, dat iets liefs tegen haar moeder heeft gezegd en dan het volgende denkt: 'Ik heb het weer niet goed gezegd. De woorden breken nog voordat ze overgebracht zijn. Niemand begrijpt ze, daarom vindt niemand me aardig'. Ik geloof niet in een leerlingetje van een basisschool dit denkt: 'dat de woorden breken nog voor ze overgebracht zijn'. Ik neem maar een paar voorbeelden. Er zou nog heel wat uit de verhalen te kammen zijn. De verhalen zijn bijna alle somber, triest. De bedoeling ervan is, het menselijk leed te tekenen, voornamelijk dat van de vereenzaming of het niet kunnen vinden van begrip. Er staan ook twee absurdistische verhalen in. Het ene, 'De Zaaier'is knap gebouwd en goed uitgewerkt, ook al vind ik het slot smakeloos. Het begint op een vreemde manier. 'De vrouw van Jochem schold hard en lang en vaak. Vandaar dat Jochems hoofd was weggezakt tussen zijn schouders. Hij leek een beetje op een slapende vogel. Op een slapende vogel met nekkramp wel te verstaan. En dat was goed'. Waarom was dat goed? En wat heeft nekkramp daar nu mee te maken? Alweer overdreven, overspannen woordgebruik. Het tweede absurdistische verhaal vertoont bedenkelijke fouten. Hoe absurd het begin ook moge zijn, de absurde situatie dus, nooit mag vergeten worden dat de uitwerking ervan volstrekt logisch moet zijn. Dat maakt zulk een verhaal dan beklemmend. Dat tweede verhaal heet 'Hiaat'. Een jongeman wordt wakker in het huis van zijn tante. Hij moet de planten cn de goudvis verzorgen bij haar afwezigheid. Maar er klopt iets niet. De goudvis is namaak en de planten zijn verdord. Hoe kan dat? Wel, de jongen is door een buurman, een professor in de biologie ingevroren en nu wordt hij wakker na zo'n honderdduizend jaar. Dat is dus wat niet klopt. Maar er klopt nog veel meer niet In het verhaal dan altijd. De jongen blijkt een attractie te zijn in een openluchtmuseum. Hij lag te zien in een glazen vitrine als voorbeeld van een mens die tengevolge van paring tot leven gekomen was en in plaats van pillen, gegroeid voedsel at. Het blijkt dat de mensen die zij begeleidt, geen haar meer hebben, op pillen leven en in reageerbuisjes tot stand zijn gekomen. Nu de waanzin van het verhaal. Ik val niet het absurde gegeven aan Waarom zou ik. Ik val de uitwerking aan. Goed, de jongeman is ingevroren. Zijn tante komt weer terug, maakt zich ongerust en koopt nieuwe planten en 'n nieuwe goudvis. De jongen blijft onvindbaar. Later wordt het huis afgebroken of het vervalt, tenzij de professor het in de grond heeft laten verzinken waar het misschien nog een paar eeuwen zonder al te veel schade zou hebben bestaan. Maar honderdduizend jaar? Ik noem maar iets. De mens is zodanig in het verhaal geëvolueerd, dat het toch niet te ruim genomen is: haarloos. op pillen levend, in reageerbuisjes verwekt. Mijn lijstje is nog lang niet af. Ho» kwam de jongen uit zijn ongetwijfeld luchtdichte en hechte vitrine? Het allergekste is, dat de jongeman de leidster van de excursie kan verstaan. Wie beseft, hoezeer een taal in duizend jaar evolueert, wrijft zich de ogen uit De lezer mag van de honderdduizend jaar ook tienduizend maken, dat kan me niet schelen. 'Hiaat' is een waardeloos, volstrekt ondoordacht verhaal. Het gegeven mits logisch uitgewerkt, zou beklemmend kunnen zijn. Nu wekt het wrevel tengevolge van zijn niet waargemaakte pretentie. Kan Toos Staalman niet schrijven? Jazeker wel. Twee verhalen heb ik met vreugde gelezen: 'Logees' en 'Saluut'. Vooral het laatst genoemde verhaal heeft me ontroerd. Maar de andere verhalen lijden alle min of meer aan overspannenheid. Ze zijn gewild-dramatisch. Van geheel andere aard is 'Portret van een moeder', geschreven door de dichteres Nel Veerman. In deze novelle geen moderne probleemstelling. Dit fijnzinnig verhaal, geschreven in zorgvuldig, eenvoudig Nederlands, ademt een geest van tederheid en zuiverheid, die weldadig aandoet De dramatische kracht van het verhaal ligt verscholen in nergens overspannen taalgebruik. In het verhaal vertelt een meisje over haar moeder, hoe het meisje de moeder ervaarde en hoe zij het sterven van de moeder onderging. Het boekje is, op een kleine uitzondering na, geheel geschreven vanuit het kind. Nergens staat iets, dat niet aanvaardbaar is in wat het kind denkt of zegt. De schrijfster komt niet tussenbeide. Dat vind ik heel knap. Een heel mooi boekje, dat ik een groot gebied toewens. Bernard J. Sijtsma: 'Een jongen van buiten'. Bij D'e Harmonie' te Amsterdam. Paperback. Aantal pagina's 153. Prijs 10,- Toos Staalman: 'Door gebrek aan adem'. Bij J. II. Kok te Kampen. Paperback. Aantal pagina's 87. Prijs 7.90. Nel Veerman: 'Portet van een moeder'. Bij J. H. Kok te Kampen. Gebonden. Aantal pagina's 89. Prijs 6.90. Fraai bandje naar ontwerp van Han Prins. Bernard J. Sijtsma

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 17