Rood en wit bij Bergman Koninklijk gesubsidieerd manierisme F De boerefluitjes van de poëzi Boekenetalaj KINGIM CARSOO KUNST T^, door Dr. H. S. Visscher Waarom is er zoveel rood in Bergmans nieuwe film? 'Vraag me niet waarom 't zo moet zijn, want ik weet 't nietzegt Bergman zelf daarover, om daarna dan toch een veronder stelling los te laten, namelijk dat hij zich in zijn kindertijd 'het inwendige van de ziel' als een soort vochtig vlies in ver schillende nuances rood voor stelde. Of dat nu terecht is of niet, zeker is dat 'Cries en whispers' een 'zielsge- beuren' is. Evenals iedere film van Bergman. De handeling speelt zich weer af in een typisch 'huis clos'. Ditmaal geen eiland, maar een statig landhuis, waar Agnes, die aan kanker lijdt, haar levenseind tegemoet gaat. Haar twee zusters, Karin en Maria, hebben hun gezin verlaten om Agnes' lijdensgang te begeleiden. Zo zijn de drie zusters samen in het oude huis, dat vol typische Bergmanniaan- se jeugdherinneringen zit: 'n tover lantaarn, een poppenhuis, doorschij nende overgordijnen waarop silhou etten zichtbaar worden. Er is het dienstmeisje Anna. dat al jaren van haar leven aan de verzorging en ver pleging van Agnes gewijd heeft. Ag nes" sterven brengt vier vrouwen sa men in een isolement waar de dood onmiskenbaar aanwezig is en waarin de waarheid omtrent de onmacht tot werkelijke communicatie open en bloot aan het licht treedt Rood zijn de kamerwanden, rood is de vloerbedekking, dekens, de meu bels, rood is - soms - een jurk. In rood lossen de sekwenties en de close-ups van de vrouwengezichten zich op. Rood is ook de appel waar Anna gretig in bijt nadat ze 's mor gens gebeden heeft voor haar gestor ven dochtertje. En rood is het bloed, dat nutteloos vloeit, verspild in wanhoop of haat: in de z.g. flash backs zien we Maria's echtgenoot een vergeefse poging doen met een briefopener, wanneer Maria's on trouw hem duidelijk is. en Karin verwondt haar vagina met een glas scherf om haar man sexueel kontakt onmogelijk te maken... Rood is de kleur van het leven - het leven dat geleefd moet worden, al is 't met pijn. vernedering, haat en wanhoop. Alleen Agnes heeft geen bloed meer: als zij - het is kort voor haar sterven - bloed moet overgeven, komt er niets... Agnes. de zieke, leeft in de herinne ring van enkele momenten waarop waarachtige communicatie mogelijk leek: een woordenloze blik die ze met haar moeder wisselde, een wan deling met haar zusters en Anna door de onwaarschijnlijk mooie tuin... Met dat beeld eindigt de film. Het is een beeld met een dubbele bodem. Want de toeschouwer heeft dan al de film gezien en weet hoe eenzaam Agnes sterft, al zijn haar zusters bij de hand. En hij weet dat het wit waarin de zusters gekleed gaan. de kleur van de dood is: het wit waarin het lijk van Agnes ge kleed wordt, het wit waarin Karin gekleed gaat vóór ze zichzelf in het levensbeginsel waarvan ze draagster is, ten diepste met de glasscherf verwondt. Was er óóit communica tie? Een 'deelhebben aan...?' Een vereenzelviging, zoals dc verpleegster in 'Persona' ooit trachtte te bewerk stelligen? De gebaren zijn er. De zusters omringen haar met zorg. Ze wassen haar. ze kammen haar haren, ze lezen haar voor. Maar in Berg mans mise-en-scène verkeren ze bij na voortdurend in het aangrenzende - rode - vertrek. En tijdens Agnes 'benauwdheden zijn ze alleen maar machteloze buitenstaanders, verstrikt in machteloze gebaren. De aan- vangssekwentie is tekenend. Als de film begint, ontwaakt Agnes uit een benauwde droom. Het moet iets als een doodsdroom geweest zijn, want voordien heeft de camera gedwaald langs de verstarde onwezenlijkheid van de vroegochtendlijke tuin en over de verstarde dingen in de zie kenkamer: en beeld, een pendule waarvan een wijzer plotseling niet meer werkt, zodat de tijd uitvalt. Agnes staat op, dwaalt door de ka mer. kijkt de tuin in. brengt de klok weer op gang en gaat dan weer liggen. In de aangrenzende kampr ligt Maria in een stoel te slapen. Als Karin binnenkomt om haar af te lossen en haar wakker maakt, zegt zij: 'Er is niets bijzonders ge beurd...' Het lijkt op Gethsemane. En dat effekt wordt nog verdiept in de lijkrede van de dominee, waarin hij haar ziet als degeen die alle leegte, pijn en wanhoop van de an deren op zich genomen heeft en wie hij vraagt om te bidden voor de overlevenden in 'een vuile wereld onder een lege lucht'. Drie zusters. Ieder met een eigen verleden, eigen herinneringen. Ag nes herinnert zich de moeder met wie ze nauwelijks kontakt heeft. De anderen maken in flash-backs - die heel abrupt door een vertellende commentaarstem worden ingeleid - dieptepunten van hun dode huwe lijkslevens mee. Maar het is niet dat alléén, dat hen maakte tot wie ze zijn. Maria's portret wordt mes scherp door haar voormalige min naar, de huisdokter getekend als be- haagzuchtig en egocentrisch en Ka rin blijkt min of meer bezeten door geld. Voor Maria, de 'dromerige', lijkt de vroegere liefde voor de dok ter een uitweg. Maar de manier waarop hij eet, als ze een diner voor hem heeft klaargemaakt - toont ons, toeschouwers, duidelijk, dat ook daar niets van te verwachten is. Het is kenmerkend, hoe vaak Bergman de kem van menselijke verhoudin gen door hun wijze van eten ont hult. In 'Het uur van de wolf ver klaart het eten van de man alles omtrent wat er in hem aan ontmen selijking gebeurt. In 'Cries and whispers' komt nog een afschuwelijk onthutsende eetpartij voor. als Ka- Moment uit 'Cries en Whispers' rin en haar man aan tafel zitten. En terecht. Hoe vaak zullen niet de grie ven van huwelijkspartners geprojek- teerd zijn in de eetgewoonten van de ander tijdens die maaltijden waarbij men gedwongen is tezamen te zijn. Anna, het dienstmeisje, vertegen woordigt een kontakt, een communi catie. Ook zij is machteloos. Maar met liefde. In haar droom, waarin de dode Agnes min of meer 'herrijst zoals de goochelaar in 'Ansiktet' - is zij, Anna, het die 'bemiddelt' tus sen de dode en de beidé zusters die zich - tekenend genoeg - in verstard zwijgen nog 'n vertrek verder hebben teruggetrokken. Maar de zusters la ten het afweten, en het is Anna, die de levende dode aan haar moederlij ke borst drukt, zoals ze het ook bij de levende deed. Zwart is de officiële rouwkleur: de erkende kleur van de erkende dood. In het zwart zijn de gezusters bij de begrafenis. De echtgenoten zijn er ook. Straks zullen ze vertrekken en ieder zal in de hel van het eigen do de huwelijk - een minder officieel erkende en onderkende dood - terug treden. De zusters verraden bijna openlijk het kontakt dat ze toch één enkel moment in het sterfhuis ten aanzien van elkaar gevonden hebben - in een scène waarin Bergman de woorden laat wegvallen en alleen één enkele donkere celloklank laat ho ren. Het 'leven' gaat door.En An na - nu niet meer nodig - wordt met dodelijk egoïstisch gemak en een fooi aan de kant gezet. Alleen achterge bleven, slaat zij het dagboek van Agnes op en leest het schoongewaan- de 'moment in de tuin'. Het is een verraderlijk beeld. Het lijkt idyllisch, met al dat overdadige groen. Maar wij hebben de tuin al in Agnes' doodsdroom gezien en weten dat het een dodenhof is. Daarin drie witte gestalten - Anna duidelijk minder wit -: ten dode gewijd, reeds ontsnapt aan 'het leven'. Daar is geen kriezel 'rood' meer bij. Het is ondanks of juist door zijn 'schoonheid' het bit terste beeld van de film: Agnes' 'waan' van de mogelijkheid van een wezenlijk verband en verbond Bitter als nooit tevoren - en dat zegt heel wat bij Bergman. Maar mis schien ook nooit tevoren zo grandioos in het oproepen van zijn gesloten uit- zichtsloze eenzame wereld. En ook dat zegt heel wat. Wat Bergman en zijn cameraman inzake mise-en-scène en vooral in belichting gepresteerd hebben, is ongelooflijk. Het licht van een petrolielamp, de schim van een witte vrouwengestalte in de donke re, nachtelijke gangen. Het gefilter de licht door neergelaten gordijnen in Anna's droom. Het verzadigde rood van het interieur. Maar nog veel meer: de wijze waar op Bergman 'zijn' vrouwen tot leven - of dood - laat komen. Je vraagt je eigenlijk niet eens meer af. hoe hij zó verschrikkelijk authentiek Agnes' onbereikbare benauwdheid en lijden heeft kunnen laten 'gebeuren' voor de camera. Dat is geen kwestie van techniek, maar van magie -of in ie der géval van Bergmans ongelooflij ke gevoel voor vrouwen. Men kijkt naar die begenadigde actrice Harriet Andersson en men voelt dezelfde versehikkelijke onmacht om iets te 'zijn' voor de ander, om in het lij den 'in te treden'. Het is bijna on verdraaglijk om ernaar te kijken. Bergman beeldt niet de onmacht van de menselijke communicatie uit: hij laat het ons lijfelijk en letterlijk ondergaan. Dat is het onvergetelijke van zijn films: het gebeurt allemaal écht - al weet je niet hoe. Dirk Gorter: 'Stilleven met peer Gerard van Zon: 'Dicht room Wat men in de jaren vijftig en zestig voor onmogelijk gehouden zou heb ben, is in de jaren zeventig bezig zich te ontwikkelen. De terugkeer naar vroeger die incidenteel zich openbaar de. neemt vormt aan. De vraag is of men met de nieuwe uitingen zo tevre den of zelfs blij kan wezen, want met de terugkeer naar vroeger, naar de natuur, naar de gevoelslyriek in the matisch opzicht, is er formeel gezien reden tot bezorgdheid. Poëzie lijkt weer huisvlijt te worden, waarmee men zijn tijd nuttig en aangenaam kan passeren en waarmee geen vitale belangen zijn gemoeid. Do' revolutie die de Vijftigers ontke tenden was een revolutie vooral in poëtisch opzicht, de Vijftigers stelden zich in hun poëzie maatschappelijk op en ontdekten talrijke nieuwe taaimo gelijkheden; de Zestigers hadden oog voor de gewone werkelijkheid of voor de werkelijkheid in taal Men kan dus zeggen dat de naoorlogse poëzie op of in het teken van taal en werkelijk heid Dat wil zeggen dat de gedichten ofwel het zicht op de realiteit ver ruimden, ofwel de kijk op de werke lijkheid anders lieten zijn, ofwel zich zelf het aankijken waard maakten. Dit alles stond wel degelijk ten dienste van het publiek in sleur doorbrekend opzicht. Toch, eenmaal gewend aan Kouwe- naar, gingen er stemmen op die spra ken van steriel maakwerk, tenvijl Bernlef zijn stiel verlaten zou als er teveel epigonisme zou ontstaan, en H. C. ten Berge zijn cultuurhistorische ontdekkingen niet meer verstopte in eigen poëzie, maar direct in vertalin gen ging doorgeven. Dit betekent dat de verschillende wijzen van schrijven zich op dood spoor bevinden. De lite raire systemen zijn verstard, hetgeen de tijd rijp maakt voor een nieuwe conventie. Die nieuwe conventie zette in met de hernieuwde belangstelling voor dichters als J. C. Noordstar. N. E. M. Pareau, met de komst van Ger- rit Komrij en met de verschijning van Album van Jacques Waterman in 1970. De laatste twee grijpen terug op oud poëtisch erfgoed, dat de kenner als zodanig herkent en herkauwt en dat dc leek aantrekkelijk voorkomt omdat het allemaal zo begrijpelijk is. Toch zitten er adders onder het gras, want zo kalm en gezapig als het vroe ger was, is het niet meer. In de oude vormen van Komrij en Waterman is hedendaagse vertwijfeling aanwezig. Wanneer men laatste regels van ge dichten van Waterman in zijn jongste bundel Maanden, jaren opsomt, krijgt komt dagen. men er een beeld van: 'is uitgespeeld'; 'die laate kans doormidden maaien'; 'hem dood en ten prooi aan het kwaad'; 'en uitgestrooid door de eeu wigheid'; 'ga ik voort tot waar ik tui mel in mijn graf'; 'scheen alles zwar ter dan ooit tevoren'; 'naar maat der onrust stop'; 'dan wacht men op ant woord decennia lang'; 'dat was de echo hol en leeg'; 'eens vlijtig, thans niet meer zo noest'; 'het grootste tot dusver der massagraven'; 'ieder heeft schoon genoeg van die'; 'kijk maar hij speelt voor gier"; al deze regels wijzen op zwarte romantiek, ook al zijn de gedichten in metrisch opzicht en naar het rijm te oordelen en wat betreft de logica tamelijk kinderlijk en sin terklaasachtig. In het kleinste ver schuilt zich de dood. de vergankelijk heid en een poppenhuis vormt 'voor 't poppenvolk een tijdelijk tehuis'. Al dus maakt ook Waterman wel degelijk zinvol gebruik van onhandigheden, ook hij legt zijn wil op aan de norma le loop van de zin, ook hij ontregelt het ritme der gewoonte. Op zijn ma nier legt hij over de primaire structu ren (die wij allen kennen) de secun daire structuur van zijn vormgevings principes (die persoonlijk zijn). Al leen. hij doet het anders dan wie hem voorgingen, wat zijn goed recht is, maar we schieten er niet veel op, wat ons aller lot is. Ook Gerrit Komrij heeft de rijmklok weer gebengeld, zou J. J. L. ten Kate in het hekeltijdschrift Braga (184243) zeggen. Aan het tijdschrift heeft Kom rij die in zijn vorige bundels alleen al door zijn motto's opschudding verwek te het motto voorz ijn bundel Tutti frutti ontleend: 'NB. De mottoos zijn te het motto voor zijn bundel Tutti- conoipieerd als herdruk van zijn eerste publdkabie Maagdenburger halve bol len (in deze kolommen uitvoerig be sproken. 9.7.69), maar, zegt de dich ter. bij herlezing bleven er maar vier over. Onder die vier bevindt zich 'De dwaaltuin', waar ik blij om ben want destijds noemde ik dat het mooiste gedicht uit de bundel. Omdat een bundel-niet uit vier gedichten kan be staan, heeft Komrij opnieuw 'enkele aardigheidjes gecomponeerd' en 'alsof het niet op kan, aan het eind ook nog een mopje proza zijnde een be scheiden stellingname van' de dienst willige dichter. Wat ook prettig is aan de bundel is de terugkeer van de cur sieve regel die plotseling in het ro mein wel wil opduiken als gemeen zaamheid, als lekker cliché.' maar die ook vaak het gedicht in een grotere ruimte zetten. Overigens is Tutti-frut- tl weer een bundel dieo nnavolgbaar Komrijaans is: 'Ik heb mijn lezers al tijd met een rijmend kluitje in het riet van hun eigendunk gestuurd. Poëzie is iemand de oren vullen met poetskatoen. Toch schreef ik, in te genstelling tot de meeste andere dich ters, met een pen en niet met een be zemsteel. Vandaar ook dat de bundels van uw dienaar over de toonbank vlo gen en thans, naast de ribfluwelen tweezitsstelletjes en Hindelooper koe koeksklokken, in geen enkele stolp boerderij van de Avenue-lezende up- per-middle-classes ontbreken. Mijn kommer vormt het ongelezen sieraad hunner polyether-tafels. En zo is het goed. Meer mochten wij niet verwach ten', aldus het slot van de prozamop. Ik citeer als voorproef 'Het snoepje van de week'; Vanmorgen was je zo bedonderd en bedroefd Bij 't opstaan. Je hart reed op een lijk wagen. Je had zo'n stemming waarin 'niets meer hoeft', Waarin geen schijn van knusheid op De koek was op, vond je, nljj0. meer baten. 15 (Je leek nu haast de zoveel^-} steller, Want anders was je altijd evi4l' laten). Je zou het nooit meer kunne4' tellen, k\-, t'A Dacht je, dat harte wee, die van je. fi',! En: 'opeens was 't weg. Je vi 4 zelfs p Glanzen van zaligheid. Je z< oranje >3-1: Boven en je petje stond móóie'- elf- E Jacques Waterman. Maanden,31' De Arbeiderspers Amsterdam P' blz. ƒ11,90. (,c_; Gerrit Komrij. Tutti-frutti. Dei-i derspes Amsterdam 1973. P3 12,50. K Prcntposters van stad en land p l gave: Europese Bibliotheek -Is bommel. Prijs: ƒ8,50. Ri De Europese Bibliotheek is eenjV begonnen als vervolg en aanvul-' de series 'In oude ansichten' u ze nog?', waarin ongeveer 7ïi tjes zijn verschenen. Naar aap.' van het omvangrijke archiefnw"8 dat deze afbeeldingen van sus dorpsgezichten heeft opgelevei '7 schijnen er thans 'E.B.-produk(_ de vorm van 'prentposters'. Dez< dukties worden uitgegeven op I van 50 cm bij 70 cm en gedi 200 grams mat papier. De deal prenten zijn bijzonder geschil versiering van woning, kantoor drijfsruimte. Men kan ze ookgu gen op spaanplaat, dan is de prlc De Europese Bibliotheek heet. deze reprodukties een catalogufen geven, waarin ongeveer 130 prejn van A tot Z Alkmaar-Zwo|CI den vermeld. We ontvingen p die betrekking hebben op de denis van Den Haag en Scheve] Niet alleen voor verzamelaars": zeker ook voor de velen, die Kj stelling hebben voor historisclfei den van oud-Nederland, zijn de |G ten op stadsdelen, dorpskommen ren, bos en duinlandschappen kelijk. De stadsgezichten verwr verwegend naar de tweede helfti- negentiende eeuw. De prenten iL wezig, dan wel te bestellen via <T en kunsthandel. (ADVERTENTIE) Bij King Cars is een goedkope auto ook altijd een goede koop. Dat dit om de drommel geen kijken voor hij een auto koopt Of zij, goedkope bewering is, Iaat King Cars want ook mevroüw komt bij in Naarden (aan de grote weg, vlakbij King Cars aan haar trek. En beslist niet op de koffie, hoewel we haar graag een kopje aanbieden. Dat doen we alle dagen, niet op zondag, wel op vrijdagavond tot 10 uur. Kies voor zekerheid Keus uit meer den 300 wagens BOVAG gar. bewijs-ANWB keuring RIJKSWEG - NAARDEN TELEFOON 02159-40041 ''•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••ft het motel) u zwart-op-w'it zien. Met mear liefst 39 punten. Zoals bij voorbeeld deze: King Cars kent geen kneuzen. Of:King Care heeft nooit schade auto's. Bij King Cars hebt u de keuze uit ca.300verschillende modellen, niet helemaal-nieuw, wel helemaal- goed. Stuk voor stuk gegarandeerd meteen onvoorwaardelijk BOVAG- certificaat Bovendien zijn alle auto's overzichtelijk opgesteld en duidelijk geprijsd. Het is eigenlijk vreemd, dat nog met iedereen eerst bij King Cars gaat Arie van Geest: 'De drie Marquerita's' door G. Kruis In het Kultureel Sentrum "De Koningswei' te Tilburg nog heel nieuw, vandaar die k en die s is nu voor de tweede maal een deel van het werk te zien, dat werd ingezonden voor de Ko ninklijke Subsidie voor Vrije Schilderkunst 1973. Het Cultureel Centrum Venlo kwam vorig jaar op het idee eens een over zicht te geven van de inzendingen voor deze nog door koningin Wilhel- mina ingestelde susidie, bedoeld als aanmoediging voor jonge schilders, 't Zit er wel in dat deze tentoonstel lingen traditie zullen worden en in de loop van de jaren zal de organisatie ervan minsschien vanzelf wel wat over zichtelijker worden. 't Is nu al iets beter dan vorig jaar. De prijswinnaars worden nu tenmin ste vermeld in de catalogus mèt een reproduktie zelfs van een van hun werken. Ook dit keer kun je daar geen titels van schilderijen in vinden maar die zijn nu in ieder geval aangebracht bij de schilderijen zelf. En dat is een he le verbetering. Want op een dergelijk grote tentoonstelling zo'n honderd dertig werken gaat het publiek toch al gauw wat ongericht dwalen en dan wil een titel nog wel eens tot wat aandachtiger kijken leiden. Er zijn nog een paar dingen veran derd. Vorige keer werd er nog volop gesproken over 'beginnende' kunste naars, nu is dat 'jonge' kunstenaars geworden. Terecht. Ik wees er in 1972 al op dat je mensen, die een jaar of acht geleden ook al aangemoedigd werden, nauwelijks nog beginnend kunt noemen. Hetzelfde geldt voor mijn gevoel voor kunstenaars, die eer der internationale of andere prijzen wonnen of wier werk al ik weet niet hoe lang is opgenomen in museumcol lecties. Vier bekroningen dit keer. Mareike Geys wordt langzamerhand een vaste verschijning tussen de prijs winnaars. Ze wordt nu, na 1968, 1969, 1971 en 1972 al voor de vijfde maal, dus met recht koninklijk, gesubsidie erd. Arie van Geest die in 1969 eervol vermeld werd op de Salon van de Maassteden in Schiedam Dirk Gor ter en Gerard van Zon kregen de Ko ninklijke Subsidie voor het eerst. In het voorwoord tot de catalogus schrijft Tilburg's wethouder van cul turele zaken, M. A. Krens, dat de be zoeker voor zichzelf zal kunnen uit maken in hoeverre de bekroonde wer ken naar zijn mening terecht of ten onrechte uit de totale inzending wer den uitverkoren. Dat heeft, met permissie, overigens geen enkele zin: er zal namelijk niets door veranderen. Ik houd me hier en in al dit soort gevallen verre van enige kritiek op de beslissing van de jury. Wèl wordt het me na dergelijke mon ster-tentoonstellingen steeds duidelij ker, dat het eigenlijk niet meer op deze manier kan. Aan de hand van, laat ik zeggen, vroeg-negentiende maatstaven, die toenmalige vaststaan de regels en de zekerheden was zo'n jurering (misschien) nog wel moge lijk. In eerste instantie zal het vele bezoe kers van deze expositie ook niet al te ingewikkeld lijken. De kwaliteit van veel van het ingezonden werk is zoda nig, dat er na een eerste vluchtige se lectie niet al te veel meer overgeble ven zal zijn. Maar als dat gebeurd is, wordt het gewoon een kwestie van in dividuele keuze, persoonlijke voor keur dus, waarna de zaak alleen nog maar rond gemaakt kan worden door naar goed democratische gewoonte de meeste stemmen te laten gelden. Blijft een tentoonstelling die toch enigszins een indruk geeft van wat er in de jonge Nederlandse kunst aan de hand is. Dat is dan bitter weinig. Juist in deze tijd waarin iedereen de mond vol heeft over persoonlijke vrij heid, over de waarde van de individu aliteit in de kunst, blijkt dat de mode een grotere rol speelt dan ooit. De (kunst-)mode schrijft nu o.a. voor: we gaan weer figuratief, we gaan weer neo-, nieuw-, sur-, hyper-, fantas tisch realistisch werken en op zo'n ex positie van jongere kunstenaars zie je dan ook plotseling bijna geen ab stract werk meer of het moest geome trisch wezen, want dat is ook 'in'. Hoelang is het nu helemaal geleden dat een figuratief werkende kunste naar bijna geen kans kreeg om aan een Start- of Contourententoonstelling mee te doen? Nu op deze expositie, net als verleden jaar in Venlo, veel soms wel vakkun dig geschilderd dat komt een beet je terug maar fantasieloos epigo nisme, een vriendelijk woord voor ge wone na-aperij. Veel ongelooflijk ver velende, vèrgezochte toestanden ook met titels namen van kunstenaars wil ik bij zoveel inzendingen niet noe men als 'Blauwe koe die zich ver baast over de mens', nog origineler 'Eh,.dinges' of, heel indrukwekkend, maar voor iedere buitenstaander nietszeggend 'Het dialectische van de vrucht van het brein'. 'n Paar zogenaamde fotografische rea listen, althans mensen die daar iets van gezien hebben op de Documenta in Kassei in 1972, een relativerend re alist zag ik ook nog en dat is weinig na die tentoonstelling in Eindhoven door R. L. K. Fokkema 11 ferl Iru Vas en dan waren er nog een paar landschapjes en portretjes en 1 tal zaken die je zelfs in een sa enkraam op een weekmarkt 1 pen kunt, zo abominabel. Td druk: allemaal erg verzong belangrijkste achtergrond lijkl verbijzondering het inspelen kennelijk grote behoefte aan) zig-vreemde. M Na het bekijken van tentoonn als deze dringt die steeds teri de vraag dan weer met her, hevigheid op: vanwaar toch al bijzondere belangstelling voor de kunstenaars, terwijl je toch in kleine galerietjes in binlSL buitenland toch meermalen b naars ontmoet, die minstens z"u tief, zeker zo origineel zijn* vooral heel wat duidelijker In maken waar ze nu eigenlijk!11 mee bezig zijn. Misschien is duidelijkheid wel hun struikeK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 16