Rood en wit bij
Bergman
Koninklijk gesubsidieerd manierisme
F
De boerefluitjes van
de poëzi
Boekenetalaj
KINGIM
CARSOO
KUNST T^,
door Dr. H. S. Visscher
Waarom is er zoveel rood in
Bergmans nieuwe film? 'Vraag
me niet waarom 't zo moet zijn,
want ik weet 't nietzegt
Bergman zelf daarover, om
daarna dan toch een veronder
stelling los te laten, namelijk
dat hij zich in zijn kindertijd
'het inwendige van de ziel' als
een soort vochtig vlies in ver
schillende nuances rood voor
stelde.
Of dat nu terecht is of niet, zeker is
dat 'Cries en whispers' een 'zielsge-
beuren' is. Evenals iedere film van
Bergman. De handeling speelt zich
weer af in een typisch 'huis clos'.
Ditmaal geen eiland, maar een statig
landhuis, waar Agnes, die aan kanker
lijdt, haar levenseind tegemoet gaat.
Haar twee zusters, Karin en Maria,
hebben hun gezin verlaten om Agnes'
lijdensgang te begeleiden. Zo zijn
de drie zusters samen in het oude
huis, dat vol typische Bergmanniaan-
se jeugdherinneringen zit: 'n tover
lantaarn, een poppenhuis, doorschij
nende overgordijnen waarop silhou
etten zichtbaar worden. Er is het
dienstmeisje Anna. dat al jaren van
haar leven aan de verzorging en ver
pleging van Agnes gewijd heeft. Ag
nes" sterven brengt vier vrouwen sa
men in een isolement waar de dood
onmiskenbaar aanwezig is en waarin
de waarheid omtrent de onmacht tot
werkelijke communicatie open en
bloot aan het licht treedt
Rood zijn de kamerwanden, rood is
de vloerbedekking, dekens, de meu
bels, rood is - soms - een jurk. In
rood lossen de sekwenties en de
close-ups van de vrouwengezichten
zich op. Rood is ook de appel waar
Anna gretig in bijt nadat ze 's mor
gens gebeden heeft voor haar gestor
ven dochtertje. En rood is het
bloed, dat nutteloos vloeit, verspild
in wanhoop of haat: in de z.g. flash
backs zien we Maria's echtgenoot
een vergeefse poging doen met een
briefopener, wanneer Maria's on
trouw hem duidelijk is. en Karin
verwondt haar vagina met een glas
scherf om haar man sexueel kontakt
onmogelijk te maken... Rood is de
kleur van het leven - het leven dat
geleefd moet worden, al is 't met
pijn. vernedering, haat en wanhoop.
Alleen Agnes heeft geen bloed
meer: als zij - het is kort voor haar
sterven - bloed moet overgeven,
komt er niets...
Agnes. de zieke, leeft in de herinne
ring van enkele momenten waarop
waarachtige communicatie mogelijk
leek: een woordenloze blik die ze
met haar moeder wisselde, een wan
deling met haar zusters en Anna
door de onwaarschijnlijk mooie
tuin... Met dat beeld eindigt de film.
Het is een beeld met een dubbele
bodem. Want de toeschouwer heeft
dan al de film gezien en weet hoe
eenzaam Agnes sterft, al zijn haar
zusters bij de hand. En hij weet dat
het wit waarin de zusters gekleed
gaan. de kleur van de dood is: het
wit waarin het lijk van Agnes ge
kleed wordt, het wit waarin Karin
gekleed gaat vóór ze zichzelf in het
levensbeginsel waarvan ze draagster
is, ten diepste met de glasscherf
verwondt. Was er óóit communica
tie? Een 'deelhebben aan...?' Een
vereenzelviging, zoals dc verpleegster
in 'Persona' ooit trachtte te bewerk
stelligen? De gebaren zijn er. De
zusters omringen haar met zorg. Ze
wassen haar. ze kammen haar haren,
ze lezen haar voor. Maar in Berg
mans mise-en-scène verkeren ze bij
na voortdurend in het aangrenzende
- rode - vertrek. En tijdens Agnes
'benauwdheden zijn ze alleen maar
machteloze buitenstaanders, verstrikt
in machteloze gebaren. De aan-
vangssekwentie is tekenend. Als de
film begint, ontwaakt Agnes uit een
benauwde droom. Het moet iets als
een doodsdroom geweest zijn, want
voordien heeft de camera gedwaald
langs de verstarde onwezenlijkheid
van de vroegochtendlijke tuin en
over de verstarde dingen in de zie
kenkamer: en beeld, een pendule
waarvan een wijzer plotseling niet
meer werkt, zodat de tijd uitvalt.
Agnes staat op, dwaalt door de ka
mer. kijkt de tuin in. brengt de
klok weer op gang en gaat dan weer
liggen. In de aangrenzende kampr
ligt Maria in een stoel te slapen. Als
Karin binnenkomt om haar af te
lossen en haar wakker maakt, zegt
zij: 'Er is niets bijzonders ge
beurd...' Het lijkt op Gethsemane.
En dat effekt wordt nog verdiept in
de lijkrede van de dominee, waarin
hij haar ziet als degeen die alle
leegte, pijn en wanhoop van de an
deren op zich genomen heeft en wie
hij vraagt om te bidden voor de
overlevenden in 'een vuile wereld
onder een lege lucht'.
Drie zusters. Ieder met een eigen
verleden, eigen herinneringen. Ag
nes herinnert zich de moeder met
wie ze nauwelijks kontakt heeft. De
anderen maken in flash-backs - die
heel abrupt door een vertellende
commentaarstem worden ingeleid -
dieptepunten van hun dode huwe
lijkslevens mee. Maar het is niet dat
alléén, dat hen maakte tot wie ze
zijn. Maria's portret wordt mes
scherp door haar voormalige min
naar, de huisdokter getekend als be-
haagzuchtig en egocentrisch en Ka
rin blijkt min of meer bezeten door
geld. Voor Maria, de 'dromerige',
lijkt de vroegere liefde voor de dok
ter een uitweg. Maar de manier
waarop hij eet, als ze een diner voor
hem heeft klaargemaakt - toont ons,
toeschouwers, duidelijk, dat ook
daar niets van te verwachten is. Het
is kenmerkend, hoe vaak Bergman
de kem van menselijke verhoudin
gen door hun wijze van eten ont
hult. In 'Het uur van de wolf ver
klaart het eten van de man alles
omtrent wat er in hem aan ontmen
selijking gebeurt. In 'Cries and
whispers' komt nog een afschuwelijk
onthutsende eetpartij voor. als Ka-
Moment uit 'Cries en Whispers'
rin en haar man aan tafel zitten. En
terecht. Hoe vaak zullen niet de grie
ven van huwelijkspartners geprojek-
teerd zijn in de eetgewoonten van
de ander tijdens die maaltijden
waarbij men gedwongen is tezamen
te zijn.
Anna, het dienstmeisje, vertegen
woordigt een kontakt, een communi
catie. Ook zij is machteloos. Maar
met liefde. In haar droom, waarin
de dode Agnes min of meer 'herrijst
zoals de goochelaar in 'Ansiktet' -
is zij, Anna, het die 'bemiddelt' tus
sen de dode en de beidé zusters die
zich - tekenend genoeg - in verstard
zwijgen nog 'n vertrek verder hebben
teruggetrokken. Maar de zusters la
ten het afweten, en het is Anna, die
de levende dode aan haar moederlij
ke borst drukt, zoals ze het ook bij
de levende deed.
Zwart is de officiële rouwkleur: de
erkende kleur van de erkende dood.
In het zwart zijn de gezusters bij de
begrafenis. De echtgenoten zijn er
ook. Straks zullen ze vertrekken en
ieder zal in de hel van het eigen do
de huwelijk - een minder officieel
erkende en onderkende dood - terug
treden. De zusters verraden bijna
openlijk het kontakt dat ze toch één
enkel moment in het sterfhuis ten
aanzien van elkaar gevonden hebben
- in een scène waarin Bergman de
woorden laat wegvallen en alleen één
enkele donkere celloklank laat ho
ren. Het 'leven' gaat door.En An
na - nu niet meer nodig - wordt met
dodelijk egoïstisch gemak en een fooi
aan de kant gezet. Alleen achterge
bleven, slaat zij het dagboek van
Agnes op en leest het schoongewaan-
de 'moment in de tuin'. Het is een
verraderlijk beeld. Het lijkt idyllisch,
met al dat overdadige groen. Maar
wij hebben de tuin al in Agnes'
doodsdroom gezien en weten dat het
een dodenhof is. Daarin drie witte
gestalten - Anna duidelijk minder
wit -: ten dode gewijd, reeds ontsnapt
aan 'het leven'. Daar is geen kriezel
'rood' meer bij. Het is ondanks of
juist door zijn 'schoonheid' het bit
terste beeld van de film: Agnes'
'waan' van de mogelijkheid van een
wezenlijk verband en verbond
Bitter als nooit tevoren - en dat zegt
heel wat bij Bergman. Maar mis
schien ook nooit tevoren zo grandioos
in het oproepen van zijn gesloten uit-
zichtsloze eenzame wereld. En ook
dat zegt heel wat. Wat Bergman en
zijn cameraman inzake mise-en-scène
en vooral in belichting gepresteerd
hebben, is ongelooflijk. Het licht van
een petrolielamp, de schim van een
witte vrouwengestalte in de donke
re, nachtelijke gangen. Het gefilter
de licht door neergelaten gordijnen
in Anna's droom. Het verzadigde
rood van het interieur.
Maar nog veel meer: de wijze waar
op Bergman 'zijn' vrouwen tot leven
- of dood - laat komen. Je vraagt je
eigenlijk niet eens meer af. hoe hij
zó verschrikkelijk authentiek Agnes'
onbereikbare benauwdheid en lijden
heeft kunnen laten 'gebeuren' voor
de camera. Dat is geen kwestie van
techniek, maar van magie -of in ie
der géval van Bergmans ongelooflij
ke gevoel voor vrouwen. Men kijkt
naar die begenadigde actrice Harriet
Andersson en men voelt dezelfde
versehikkelijke onmacht om iets te
'zijn' voor de ander, om in het lij
den 'in te treden'. Het is bijna on
verdraaglijk om ernaar te kijken.
Bergman beeldt niet de onmacht
van de menselijke communicatie uit:
hij laat het ons lijfelijk en letterlijk
ondergaan. Dat is het onvergetelijke
van zijn films: het gebeurt allemaal
écht - al weet je niet hoe.
Dirk Gorter: 'Stilleven met peer Gerard van Zon: 'Dicht room
Wat men in de jaren vijftig en zestig
voor onmogelijk gehouden zou heb
ben, is in de jaren zeventig bezig zich
te ontwikkelen. De terugkeer naar
vroeger die incidenteel zich openbaar
de. neemt vormt aan. De vraag is of
men met de nieuwe uitingen zo tevre
den of zelfs blij kan wezen, want met
de terugkeer naar vroeger, naar de
natuur, naar de gevoelslyriek in the
matisch opzicht, is er formeel gezien
reden tot bezorgdheid. Poëzie lijkt
weer huisvlijt te worden, waarmee
men zijn tijd nuttig en aangenaam
kan passeren en waarmee geen vitale
belangen zijn gemoeid.
Do' revolutie die de Vijftigers ontke
tenden was een revolutie vooral in
poëtisch opzicht, de Vijftigers stelden
zich in hun poëzie maatschappelijk op
en ontdekten talrijke nieuwe taaimo
gelijkheden; de Zestigers hadden oog
voor de gewone werkelijkheid of voor
de werkelijkheid in taal Men kan dus
zeggen dat de naoorlogse poëzie op of
in het teken van taal en werkelijk
heid Dat wil zeggen dat de gedichten
ofwel het zicht op de realiteit ver
ruimden, ofwel de kijk op de werke
lijkheid anders lieten zijn, ofwel zich
zelf het aankijken waard maakten. Dit
alles stond wel degelijk ten dienste
van het publiek in sleur doorbrekend
opzicht.
Toch, eenmaal gewend aan Kouwe-
naar, gingen er stemmen op die spra
ken van steriel maakwerk, tenvijl
Bernlef zijn stiel verlaten zou als er
teveel epigonisme zou ontstaan, en H.
C. ten Berge zijn cultuurhistorische
ontdekkingen niet meer verstopte in
eigen poëzie, maar direct in vertalin
gen ging doorgeven. Dit betekent dat
de verschillende wijzen van schrijven
zich op dood spoor bevinden. De lite
raire systemen zijn verstard, hetgeen
de tijd rijp maakt voor een nieuwe
conventie. Die nieuwe conventie zette
in met de hernieuwde belangstelling
voor dichters als J. C. Noordstar. N.
E. M. Pareau, met de komst van Ger-
rit Komrij en met de verschijning
van Album van Jacques Waterman in
1970. De laatste twee grijpen terug op
oud poëtisch erfgoed, dat de kenner
als zodanig herkent en herkauwt en
dat dc leek aantrekkelijk voorkomt
omdat het allemaal zo begrijpelijk is.
Toch zitten er adders onder het gras,
want zo kalm en gezapig als het vroe
ger was, is het niet meer. In de oude
vormen van Komrij en Waterman is
hedendaagse vertwijfeling aanwezig.
Wanneer men laatste regels van ge
dichten van Waterman in zijn jongste
bundel Maanden, jaren opsomt, krijgt komt dagen.
men er een beeld van: 'is uitgespeeld';
'die laate kans doormidden maaien';
'hem dood en ten prooi aan het
kwaad'; 'en uitgestrooid door de eeu
wigheid'; 'ga ik voort tot waar ik tui
mel in mijn graf'; 'scheen alles zwar
ter dan ooit tevoren'; 'naar maat der
onrust stop'; 'dan wacht men op ant
woord decennia lang'; 'dat was de
echo hol en leeg'; 'eens vlijtig, thans
niet meer zo noest'; 'het grootste tot
dusver der massagraven'; 'ieder heeft
schoon genoeg van die'; 'kijk maar hij
speelt voor gier"; al deze regels wijzen
op zwarte romantiek, ook al zijn de
gedichten in metrisch opzicht en naar
het rijm te oordelen en wat betreft
de logica tamelijk kinderlijk en sin
terklaasachtig. In het kleinste ver
schuilt zich de dood. de vergankelijk
heid en een poppenhuis vormt 'voor
't poppenvolk een tijdelijk tehuis'. Al
dus maakt ook Waterman wel degelijk
zinvol gebruik van onhandigheden,
ook hij legt zijn wil op aan de norma
le loop van de zin, ook hij ontregelt
het ritme der gewoonte. Op zijn ma
nier legt hij over de primaire structu
ren (die wij allen kennen) de secun
daire structuur van zijn vormgevings
principes (die persoonlijk zijn). Al
leen. hij doet het anders dan wie
hem voorgingen, wat zijn goed recht
is, maar we schieten er niet veel op,
wat ons aller lot is.
Ook Gerrit Komrij heeft de rijmklok
weer gebengeld, zou J. J. L. ten Kate
in het hekeltijdschrift Braga (184243)
zeggen. Aan het tijdschrift heeft Kom
rij die in zijn vorige bundels alleen al
door zijn motto's opschudding verwek
te het motto voorz ijn bundel Tutti
frutti ontleend: 'NB. De mottoos zijn
te het motto voor zijn bundel Tutti-
conoipieerd als herdruk van zijn eerste
publdkabie Maagdenburger halve bol
len (in deze kolommen uitvoerig be
sproken. 9.7.69), maar, zegt de dich
ter. bij herlezing bleven er maar vier
over. Onder die vier bevindt zich 'De
dwaaltuin', waar ik blij om ben want
destijds noemde ik dat het mooiste
gedicht uit de bundel. Omdat een
bundel-niet uit vier gedichten kan be
staan, heeft Komrij opnieuw 'enkele
aardigheidjes gecomponeerd' en 'alsof
het niet op kan, aan het eind ook nog
een mopje proza zijnde een be
scheiden stellingname van' de dienst
willige dichter. Wat ook prettig is aan
de bundel is de terugkeer van de cur
sieve regel die plotseling in het ro
mein wel wil opduiken als gemeen
zaamheid, als lekker cliché.' maar die
ook vaak het gedicht in een grotere
ruimte zetten. Overigens is Tutti-frut-
tl weer een bundel dieo nnavolgbaar
Komrijaans is: 'Ik heb mijn lezers al
tijd met een rijmend kluitje in het
riet van hun eigendunk gestuurd.
Poëzie is iemand de oren vullen met
poetskatoen. Toch schreef ik, in te
genstelling tot de meeste andere dich
ters, met een pen en niet met een be
zemsteel. Vandaar ook dat de bundels
van uw dienaar over de toonbank vlo
gen en thans, naast de ribfluwelen
tweezitsstelletjes en Hindelooper koe
koeksklokken, in geen enkele stolp
boerderij van de Avenue-lezende up-
per-middle-classes ontbreken. Mijn
kommer vormt het ongelezen sieraad
hunner polyether-tafels. En zo is het
goed. Meer mochten wij niet verwach
ten', aldus het slot van de prozamop.
Ik citeer als voorproef 'Het snoepje
van de week';
Vanmorgen was je zo bedonderd en
bedroefd
Bij 't opstaan. Je hart reed op een lijk
wagen.
Je had zo'n stemming waarin 'niets
meer hoeft',
Waarin geen schijn van knusheid op
De koek was op, vond je, nljj0.
meer baten. 15
(Je leek nu haast de zoveel^-}
steller,
Want anders was je altijd evi4l'
laten).
Je zou het nooit meer kunne4'
tellen, k\-,
t'A
Dacht je, dat harte wee, die
van je. fi',!
En: 'opeens was 't weg. Je vi 4
zelfs p
Glanzen van zaligheid. Je z<
oranje >3-1:
Boven en je petje stond móóie'-
elf- E
Jacques Waterman. Maanden,31'
De Arbeiderspers Amsterdam P'
blz. ƒ11,90. (,c_;
Gerrit Komrij. Tutti-frutti. Dei-i
derspes Amsterdam 1973. P3
12,50. K
Prcntposters van stad en land p l
gave: Europese Bibliotheek -Is
bommel. Prijs: ƒ8,50. Ri
De Europese Bibliotheek is eenjV
begonnen als vervolg en aanvul-'
de series 'In oude ansichten'
u ze nog?', waarin ongeveer 7ïi
tjes zijn verschenen. Naar aap.'
van het omvangrijke archiefnw"8
dat deze afbeeldingen van sus
dorpsgezichten heeft opgelevei '7
schijnen er thans 'E.B.-produk(_
de vorm van 'prentposters'. Dez<
dukties worden uitgegeven op I
van 50 cm bij 70 cm en gedi
200 grams mat papier. De deal
prenten zijn bijzonder geschil
versiering van woning, kantoor
drijfsruimte. Men kan ze ookgu
gen op spaanplaat, dan is de prlc
De Europese Bibliotheek heet.
deze reprodukties een catalogufen
geven, waarin ongeveer 130 prejn
van A tot Z Alkmaar-Zwo|CI
den vermeld. We ontvingen p
die betrekking hebben op de
denis van Den Haag en Scheve]
Niet alleen voor verzamelaars":
zeker ook voor de velen, die Kj
stelling hebben voor historisclfei
den van oud-Nederland, zijn de |G
ten op stadsdelen, dorpskommen
ren, bos en duinlandschappen
kelijk. De stadsgezichten verwr
verwegend naar de tweede helfti-
negentiende eeuw. De prenten iL
wezig, dan wel te bestellen via <T
en kunsthandel.
(ADVERTENTIE)
Bij King Cars is een goedkope auto
ook altijd een goede koop.
Dat dit om de drommel geen kijken voor hij een auto koopt Of zij,
goedkope bewering is, Iaat King Cars want ook mevroüw komt bij
in Naarden (aan de grote weg, vlakbij King Cars aan haar trek.
En beslist niet op de koffie, hoewel
we haar graag een kopje aanbieden.
Dat doen we alle dagen, niet op
zondag, wel op vrijdagavond tot 10 uur.
Kies voor zekerheid
Keus uit meer den 300 wagens
BOVAG gar. bewijs-ANWB keuring
RIJKSWEG - NAARDEN
TELEFOON 02159-40041
''•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••ft
het motel) u zwart-op-w'it zien.
Met mear liefst 39 punten.
Zoals bij voorbeeld deze:
King Cars kent geen kneuzen.
Of:King Care heeft nooit schade
auto's. Bij King Cars hebt u de keuze
uit ca.300verschillende modellen,
niet helemaal-nieuw, wel helemaal-
goed. Stuk voor stuk gegarandeerd
meteen onvoorwaardelijk BOVAG-
certificaat Bovendien zijn alle auto's
overzichtelijk opgesteld en duidelijk
geprijsd.
Het is eigenlijk vreemd, dat nog met
iedereen eerst bij King Cars gaat
Arie van Geest: 'De drie Marquerita's'
door G. Kruis
In het Kultureel Sentrum "De
Koningswei' te Tilburg nog
heel nieuw, vandaar die k en die
s is nu voor de tweede maal
een deel van het werk te zien,
dat werd ingezonden voor de Ko
ninklijke Subsidie voor Vrije
Schilderkunst 1973.
Het Cultureel Centrum Venlo kwam
vorig jaar op het idee eens een over
zicht te geven van de inzendingen
voor deze nog door koningin Wilhel-
mina ingestelde susidie, bedoeld als
aanmoediging voor jonge schilders,
't Zit er wel in dat deze tentoonstel
lingen traditie zullen worden en in de
loop van de jaren zal de organisatie
ervan minsschien vanzelf wel wat over
zichtelijker worden.
't Is nu al iets beter dan vorig jaar.
De prijswinnaars worden nu tenmin
ste vermeld in de catalogus mèt een
reproduktie zelfs van een van hun
werken.
Ook dit keer kun je daar geen titels
van schilderijen in vinden maar die
zijn nu in ieder geval aangebracht bij
de schilderijen zelf. En dat is een he
le verbetering. Want op een dergelijk
grote tentoonstelling zo'n honderd
dertig werken gaat het publiek
toch al gauw wat ongericht dwalen en
dan wil een titel nog wel eens tot wat
aandachtiger kijken leiden.
Er zijn nog een paar dingen veran
derd. Vorige keer werd er nog volop
gesproken over 'beginnende' kunste
naars, nu is dat 'jonge' kunstenaars
geworden. Terecht. Ik wees er in 1972
al op dat je mensen, die een jaar of
acht geleden ook al aangemoedigd
werden, nauwelijks nog beginnend
kunt noemen. Hetzelfde geldt voor
mijn gevoel voor kunstenaars, die eer
der internationale of andere prijzen
wonnen of wier werk al ik weet niet
hoe lang is opgenomen in museumcol
lecties.
Vier bekroningen dit keer.
Mareike Geys wordt langzamerhand
een vaste verschijning tussen de prijs
winnaars. Ze wordt nu, na 1968, 1969,
1971 en 1972 al voor de vijfde maal,
dus met recht koninklijk, gesubsidie
erd.
Arie van Geest die in 1969 eervol
vermeld werd op de Salon van de
Maassteden in Schiedam Dirk Gor
ter en Gerard van Zon kregen de Ko
ninklijke Subsidie voor het eerst.
In het voorwoord tot de catalogus
schrijft Tilburg's wethouder van cul
turele zaken, M. A. Krens, dat de be
zoeker voor zichzelf zal kunnen uit
maken in hoeverre de bekroonde wer
ken naar zijn mening terecht of ten
onrechte uit de totale inzending wer
den uitverkoren.
Dat heeft, met permissie, overigens
geen enkele zin: er zal namelijk niets
door veranderen.
Ik houd me hier en in al dit soort
gevallen verre van enige kritiek op
de beslissing van de jury.
Wèl wordt het me na dergelijke mon
ster-tentoonstellingen steeds duidelij
ker, dat het eigenlijk niet meer op
deze manier kan. Aan de hand van,
laat ik zeggen, vroeg-negentiende
maatstaven, die toenmalige vaststaan
de regels en de zekerheden was zo'n
jurering (misschien) nog wel moge
lijk.
In eerste instantie zal het vele bezoe
kers van deze expositie ook niet al te
ingewikkeld lijken. De kwaliteit van
veel van het ingezonden werk is zoda
nig, dat er na een eerste vluchtige se
lectie niet al te veel meer overgeble
ven zal zijn. Maar als dat gebeurd is,
wordt het gewoon een kwestie van in
dividuele keuze, persoonlijke voor
keur dus, waarna de zaak alleen nog
maar rond gemaakt kan worden door
naar goed democratische gewoonte de
meeste stemmen te laten gelden.
Blijft een tentoonstelling die toch
enigszins een indruk geeft van wat er
in de jonge Nederlandse kunst aan de
hand is. Dat is dan bitter weinig.
Juist in deze tijd waarin iedereen de
mond vol heeft over persoonlijke vrij
heid, over de waarde van de individu
aliteit in de kunst, blijkt dat de mode
een grotere rol speelt dan ooit. De
(kunst-)mode schrijft nu o.a. voor:
we gaan weer figuratief, we gaan
weer neo-, nieuw-, sur-, hyper-, fantas
tisch realistisch werken en op zo'n ex
positie van jongere kunstenaars zie je
dan ook plotseling bijna geen ab
stract werk meer of het moest geome
trisch wezen, want dat is ook 'in'.
Hoelang is het nu helemaal geleden
dat een figuratief werkende kunste
naar bijna geen kans kreeg om aan
een Start- of Contourententoonstelling
mee te doen?
Nu op deze expositie, net als verleden
jaar in Venlo, veel soms wel vakkun
dig geschilderd dat komt een beet
je terug maar fantasieloos epigo
nisme, een vriendelijk woord voor ge
wone na-aperij. Veel ongelooflijk ver
velende, vèrgezochte toestanden ook
met titels namen van kunstenaars
wil ik bij zoveel inzendingen niet noe
men als 'Blauwe koe die zich ver
baast over de mens', nog origineler
'Eh,.dinges' of, heel indrukwekkend,
maar voor iedere buitenstaander
nietszeggend 'Het dialectische van de
vrucht van het brein'.
'n Paar zogenaamde fotografische rea
listen, althans mensen die daar iets
van gezien hebben op de Documenta
in Kassei in 1972, een relativerend re
alist zag ik ook nog en dat is weinig
na die tentoonstelling in Eindhoven
door R. L. K. Fokkema
11
ferl
Iru
Vas
en dan waren er nog een paar
landschapjes en portretjes en 1
tal zaken die je zelfs in een sa
enkraam op een weekmarkt 1
pen kunt, zo abominabel. Td
druk: allemaal erg verzong
belangrijkste achtergrond lijkl
verbijzondering het inspelen
kennelijk grote behoefte aan)
zig-vreemde. M
Na het bekijken van tentoonn
als deze dringt die steeds teri
de vraag dan weer met her,
hevigheid op: vanwaar toch al
bijzondere belangstelling voor
de kunstenaars, terwijl je toch
in kleine galerietjes in binlSL
buitenland toch meermalen b
naars ontmoet, die minstens z"u
tief, zeker zo origineel zijn*
vooral heel wat duidelijker In
maken waar ze nu eigenlijk!11
mee bezig zijn. Misschien is
duidelijkheid wel hun struikeK