De kerk kan zingende haar weg vervolgen Het nieuwe liedboek: laat u niet beetnemen! Kerken krijgen nieuw liedboek vandaag Beroepings- werk ZOMERWEKE 1973 TROUW/KWARTET ZATERDAG 19 MEI 1973 A andaag wordt in Middelburg het nieuwe liedboek aangeboden aan (vertegenwoordigers van): de hervormde kerk. de gereformeerde kerken, de lutherse kerk. de remonstrantse broederschap en de doopsgezinde sociëteit. Ter gelegenheid hiervan hebben wij dr. P. G. Kunst, de voorzitter van de interkerkelijke stichting voor het kerklied, gevraagd te schrijven over het tot stand komen van het liedboek. Aan dr. A. C. Honders, verbonden aan het instituut voor liturgiewetenschap van de rijksuniversiteit te Gro ningen, verzochten wij zijn oordeel over het liedboek te geven. In de theologische etherleergang van de NCRV-radio (maandagsavonds) van kwart voor elf tot twintig over elf) worden de volgende kolleges over het nieuwe bedboek gegeven: op 21 en 28 mei en 4 juni door dr. Honders en op 11 juni, 8 juni en 25 juni door dr. J. Wit. Ook dr. Wit is als hymuoloog aan bovengenoemd instituut voor liturgiewetenschap verbonden. Nóg een mededeling. Het nieuwe liedboek is pas aan het eind van deze maand in de boekhandel verkrijgbaar en dan nog alleen de zg. standaard-editie (prijs 14,75). Half augustus komen in de handel: een grotere editie (prijs 17,50), een uitgave met vier-stemmige zetting (ƒ35.èn luxe edities van de standaard- en de grotere uitgave (prijs resp. 18,50 en 21,50). Het liedboek is een gezamenlijke uitgave van Boekencentrum, Den Haag en Jongbloed Zetka, Leeuwarden. door dr. P. G. Kunst Als de hervormde synode na de tweede wereldoorlog een commissie voor de gezangen in het leven roept, is eerste opdracht voor het eenvaarde gezelschap: herziening van de bundel-1938. Na een aantal jaren komt de commissie tot de overtuiging, dat het beter is de bundel-1938 los te laten en een nieuw gezangenboek samen te stellen. Titelblad van de Hymni ofte Loff-sangen uit 1615. Bij uitgeverij Frits Knuf in Amsterdam verscheen een facsimile-uitgave van deze bundel, die dr. Hon ders in zijn artikel noemt (prijs 27,50). Het opmerkelijke in deze ontwikke ling is vooral geweest, dat zij zich niet beperkte tot één kerkgemeen schap. In doopsgezinde en remon strantse kring werd van het begin af belangstelling getoond. In de gere formeerde kerken was toen de be faamde 'negen-sprong* aan de gang: Van 29 naar 59 gezangen; al spoedig van 59 naar 119! Een afronding naar dertig-zestig-honderdtwintig zat er echt niet in. Het bleef in de paulini sche lijn van de stokslagen; dat wa ren er ook altijd veertig min-één. De lutheranen gingen een nog weer andere weg. De 'Evangelisch Luther se Kerk in het Koninkrijk der Ne derlanden' is aan haar eigen geschie denis lange tijd trouw gebleven door de omstandige zorg voor litur gie en kerklied. De Geneefse psalm berijming was b.v. bij deze kerkge meenschap niet in gebruik. Zij bleef aan haar gezangboek werken en kreeg na veel inspanning in 1955 haar nieuwe bewerking. Toch boog zij later ook haar kerkelijke lijn naar die van de interkerkelijke sa menwerking toe. Met grote dank baarheid mag in dit verband de naam van professor Kooiman wor den genoemd. Barrières en bezwaren Wie de lijnen van deze kerkelijke tradities naast elkaar ziet lopen en enigszins op de hoogte is van de verknochtheid van kerken aan de schat van haar liederen en liturgie, kan zich haast niet voorstellen, dat het verlangen om tot één gezamen lijk liedboek te komen sterker is ge bleken dan alle twijfels, barrières en bezwaren waarmee dit moeizame werk omringd en belast werd. Wij moeten ons in 1973 wèl realise ren dat er in de periode van 1950 tot rond 1965 tussen b.v. de her vormde en de gereformeerde part ners van geregeld overleg nog wei nig sprake was. Er is bij de voorbe reiding van de (gereformeerde) bun- del-119 wel contact met de hervorm de commissie geweest. Er zijn af spraken gemaakt dat in de teksten en melodieën van de '119' bepaalde ver anderingen zouden worden aange bracht, die later ook door de andere partners zouden overgenomen wor den. Bij de kerkgangers zijn die ver anderingen destijds beslist niet in de smaak gevallen. Dat gebeurde alles in de tijd dat men hoogstens durfde hopen op een gemeenschappelijke 'hoofdbundel' plus aanhangsels met geliefde liede ren voor de onderscheiden kerken. Misschien herinnert iemand zich nog de spottende uitdrukking van professor Kooiman over 'de heilige koeien'. Het is óók goed zich na jaren te herinneren dat de synodes en kerke lijke besturen zich toch niet op het liturgiebestand en de vastgestelde bundels van dat moment hebben vastgelegd. Zij hebben beseft, dat er beweging zat in de kerkelijke posi ties. De hervormde synode nam in 1965 met waardering kennis van het eer ste concept dat 713 lioderen telde. Wèl oordeelde zij, dat de bundel op deze manier te omvangrijk zou wor den. Daarom gaf zij als richtlijn aan: hoogstens 450. Zij zette de sa menwerking van de dichters zo wel onder grote spanning. Tegelijkertijd hield zij de deur open voor een (be scheiden) inbreng van de andere partners. De gereformeerde synode besloot in 1965 haar bundel van de 119 defini tief te aanvaarden. Hoe definitief zij dit bedoelde moge blijken uit het feit, dat in hetzelfde artikel van de synodale acta (Middelburg, art. 220) bepaald wordt dat het contact met de hervormde instantie(s) zal vast gehouden worden. De rapporteur van de betrokken synodale commis sie liet er bij de behandeling geen twijfel over bestaan. Hij verklaarde namens deputaten dat dit besluit 'niet inhoudt, dat de bundel van de 119 gezangen altijd in deze vorm zal blijven bestaan en in de toekomst niet groter zal worden'. Interkerkelijke Niet lang daarna in 1966 wordt dan de interkerkelijke com missie voor de gezangen gevormd. Vijf partners zijn van de partij: ned. herv. kerk, geref. kerken, ev. luth. kerk, remonstrantse broederschap en doopsgezinde sociëteit. Het duurt wel enige tijd voor de zaak goed op dreef komt. De gereformeerde part ner is b.v. pas november 1967 in de gezamenlijke werkplaats toegelaten. Er is dan echter al zoveel voorberei dend werk gedaan, dat de beschikba re tijd nuttig besteed kan worden voor een laatste revisie. In 1970 gaat het uiteindelijk resultaat naar de onderscheiden synodale en kerkbe- stuurlijke organen. Als het daar ge passeerd is komt het goedgekeurde concept op de tafel van dé interker kelijke stichting voor de psalmberij ming. Deze stichting heeft zich in tussen op verzoek van alle partners met de uitgave van het liedboek be last. Terwille van haar uitgebreide opdracht heet zij niet meer interker kelijke stichting voor de psalmberij ming; maar voor het kerklied. Taak der stichting Uit het bovenstaande is duidelijk dat de stichting geen invloed heeft gehad op de samenstelling van de bundel. Haar taak is in de statuten omschreven als: verzorgen van de berijming van de psalmen in de Ne derlandse taal. Deze opdracht is uit de oude statuten overgegaan in die van de nieuwe. Daarbij komt dan de taak: verkrijgen van nieuwe liederen in de Nederlandse taal, verwerven en beheren van de auteursrechten van psalmen en kerkelijke liederen; het verspreiden, uitgeven en doen uitge ven van psalmen en kerkelijke liede ren. Zeer belangrijk kan de wèl om schreven opdracht worden, waarin wordt vastgelegd dat de stichting 'het goede gebruik van kerkliederen' zal 'bevorderen'. De stichting kon met haar opdracht om het liedboek uit te geven niet starten zolang zij geen eigenares was geworden van de auteursrechten. Het verwerven van deze rechten be hoorde tot de taak van de generale financiële raad van de hervormde kerk. Deze begon daarmee pas in een laat stadium en moest toen er varen dat het omgaan met de prak tijk van de Nederlandse auteurswet bepaald geen sinecure is. Nabestaan den van overleden dichters en com ponisten moesten tot ver in het bui tenland opgespoord worden. Er mocht immers geen risico ontstaan, dat liederen werden opgenomen. waarover geen afspraken zijn ge maakt en vastgelegd. Daarna kwam het niet gemakkelijke hoofdstuk van de schuld aan de her vormde kerk ter sprake. Gedurende een reeks van jaren hebben dichters aan een opdracht van de hervormde synode gewerkt. Deze heeft de be trokkenen daarvoor gehonoreerd. Het is duidelijk dat het daarvoor be stede bedrag moet terugbetaald wor den. Daarbij diende de stichting zich te realiseren, of zij in staat zou zijn zulke omvangrijke bedragen te rug te betalen. Mede met het oog daarop werd besloten met een klein aantal standaarduitgaven te begin nen. Op een gegeven moment dreigde de hele zaak toch nog vast te lopen toen het Buma het bureau dat het muziekauteursrecht in Nederland bewaakt zich als geïnteresseerde instantie meldde. Het bureau be richtte aan de stichting, dat het ge bruik van liederen uit het liedboek zou betekenen, dat gebruik wordt gemaakt van teksten en muziek die door het bureau beschermd worden. Men ging er namelijk van uit dat de gemeentezang ook als een uitvoering in de zin van de wet zou te verstaan zijn. Na een reeks spannende besprekin gen kwam het tussen Buma en stichting tot een goede afspraak. Het Buma verklaarde op zijn recht aan spraak te blijven maken, maar zegde toe ten aanzien van de gemeente zang van zijn recht geen gebruik te zullen maken. Voor het gebruik van allerlei andere soorten en vormen van muziek in de eredienst werd een billijke regeling getroffen De zaak van de gemeentezang kwam nog in hetzelfde jaar bij de behan deling van de auteurswet in de Tweede Kamer ter sprake. Daar werd een amendement ingediend om de 'gemeentezang met begeleiding" voortaan vrij te stellen van uitvoe ringsrechten. Een unanieme kamer accepteerde het amendement. De se naat mopperde daarna nog wel over zoveel kerkelijke vrijheid, maar liet de zaak toch passeren. Drie uitgaven De uitvoering van de standaarduit gaven is in hoog tempo ter hand ge nomen. Twee typen zijn voorshands gekozen, één met een wat kleiner, het andere met een royaler letter- beeld. Als derde uitgave verschijnt tegen de zomer van dit jaar een meerstemmige zetting. De kleine en de grote standaarduitgave tellen ruim elfhonderd bladzijden. Achter in vindt men onderscheiden regis ters. waardoor het opzoeken en ge bruiken van de liederen vergemakke lijkt wordt. Er is ook een register met summiere gegevens over de dichters en de componisten. Het behoort niet tot mijn taak over de inhoud van de bundel uit te wei den. De samenstelling van de bun del is een opdracht, die tot de ver antwoordelijkheid van anderen be hoort. Laat ik er alleen van zeggen, dat naar mijn oordeel geen enkele kerk, óók niet een groepering in een kerk, het nieuwe liedboek als alleen voor zich zal kunnen claimen. De verzameling liederen, die men er in vindt, is bedoeld als een geheel waar uit men kiezen kan. In de 'Verant woording', die voorin de bundel is opgenomen, heeft de commissie zich daarover uitvoerig uitgesproken. Een streepje aan de balk mag gezet voor het feit dat zich onder de re gisters óók een lijst bevindt van lie deren die voor samenkomsten met kinderen geschikt zijn. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat ouderen deze 'kinderversjes' maar moeten overslaan. Deze lijst is in de Neder landse kerkelijke kring toch wel een novum èn een grote winst Naar Middelburg Met vreugde trekken wij vandaag naar Middelburg om gasten te zijn van de Zeeuwen. Daar is een voor treffelijk initiatief genomen, waar aan de Zeeuwse staten hun mede werking spontaan èegeven hebben. De aanbieding van het liedboek wordt onderstreept door een ten toonstelling, die een goede indruk geeft van de geschiedenis die het kerklied in Nederland sinds de tijd van de Reformatie heeft doorge maakt. Het grote werk is gereedgekomen. De kerken krijgen het liedboek in handen. Laten de kerken het spoe dig gaan gebruiken. Het moet hun liedboek worden. In deze bundel wordt aan de ge meente een psalmberijming en een gezangenbundel aangereikt, waarin anno 1973 de nauwe band tussen ge loof en lied opnieuw bevestigd en beleden wordt. De kerk kan zingende haar weg vervolgen. Zou het initiatief, dat de biblio thecaris van de Zeeuwse provinci ale bibliotheek nam, ook overge nomen kunnen worden in andere delen van ons land? Voor liefhebbers van de vader landse kerkgeschiedenis, vooral ook voor studenten aan pedagogi sche akademies en andere middel bare colleges bestaat een unieke gelegenheid om een brok historie te zien, dat weinig geëxposeerd wordt. Waarom zou deze tentoonstelling ook niet naar Leeuwarden, Arn hem en andere plaatsen kunnpn komen? Wie pakt dat eens aan? Het is de moeite waard! door dr. A. C. Honders We weten het allemaal. Dat wc zowel binnen als buiten de kerk voortdurend voor de vraag komen te staan: wat moeten we doen, als er over bepaalde onderwerpen op een onjuiste en vaak onverantwoorde wijze geschreven en gesproken wordt. Moeten we er op ingaan of moeten we het maar laten lopen? De vraag gaat ook weer aardig klem men nu het nieuwe liedboek op ver schijnen staat. De eerste reacties op deze bundel zijn al losgekomen. Zo b.v. van een enkeling, die reeds van de opzet en de inhoud van het te drukken boek heeft kunnen kennis nemen. Als je die reacties leest en hoort, houd je je hart wel vast voor alles wat er indien het in dezelfde trant doorgaat nog komen kan. Vooral de stem van 'het gewone kerkvolk' (wie of wat dat ook mag zijn) zal herhaaldelijk worden inge voerd. Maar al te vaak krijgen we dan met het, vooral in kerkelijke bladen vrij veel voorkomende ver schijnsel te maken, dat aan allerlei privé-meningen enige glans wordt verleend doordat verwezen wordt naar de mening van het gewone ge meentelid. Ik hoop. dat al die gewo ne gemeenteleden nogmaals: wie of wat dat ook zijn daar rustig het hunne van zullen denken. En zich niet in de luren laten leggen. En zich niet laten beetnemen. Maar te zijner tijd met hun eigen oordeel en hun eigen mening zullen komen. Vrij en onafhankelijk. Zoals het ie der gemeentelid betaamt. Ook het gewone. Communicatiestoornis In het nummer van 5 april jl van het 'Hervormd Weekblad' heeft dr. B. W. Steenbeek, hervormd predi kant te Hoogeveen, een artikel ge schreven dat handelt over de ru briek 'Tijd voor Pasen' van het nieuwe gezangboek. Het artikel is getiteld 'Symptomen van een com municatie-stoornis*. Als er uit dit artikel één ding dui delijk wordt dan is het dit, dat wij gesteld al dat wij zo graag het modewoord 'communicatiestoornis' willen gebruiken deze stoornis alleen maar groter maken als we zo onzorgvuldig blijven schrijven als dr. Steenbeek gedaan heeft. De informatie die hij over die ene rubriek geeft is op verschillende punten zonder meer onjuist. Het is voor de lezers van dit artikel nauwe lijks interessant als ik dat hier ga aantonen. Wel wil ik er bij wijze van voorbeeld aan herinneren dat allerlei onzorgvuldigheden en misverstanden kunnen ontstaan om dat bepaalde gezangen uit de bun del-1938 nu in het nieuwe liedboek op een geheel andere plaats kunnen terugkeren. Zo komt gezang 41 met een aantal coupletten terug als lied 110, in de rubriek 'Bijbelliederen' en keert gezang 37 terug als 'litur gisch gezang' in het bij het liedboek in te voegen katern. Nadat dr. Steenbeek heeft gezegd wat hij ver staat onder 'overname' vanuit de bundel-'38 in het nieuwe liedboek is zijn konklusie: 'Nog geen twintig procent van de oude lijdensliederen is in het nieuwe liedboek terugge keerd. Het had volgens ons minstens vijftig procent mogen zijn en dan bestaande uit die liederen, die het best gekend en het meest gezongen worden.' Afgezien van het feit dat ik het begrip 'overname' iets anders zou willen interpreteren, kan ik het cijfergegoochel (het is namelijk vaak maar net waar je al bij voor baat naar toe wilde) het beste aan de kaak stellen door mijn konklusie ook maar te geven: van het aantal lijdensliederen uit de bundel-'38 komt meer dan de helft, dus meer dan 50 procent, gewijzigd (b.v. wat betreft berijming of aantal couplet ten) of ongewijzigd in het nieuwe liedboek, katern inbegrepen, terug. Ieder gewoon gemeentelid kan dat straks zelf nagaan. Er zou over dr. Steenbeeks artikel nog wel meer te zeggen zijn, maar wellicht is al voldoende duidelijk, dat op deze manier de communica tiestoornis alleen maar bevorderd wordt Hoe was het? Met het eigen oordeel vanuit de ge meente is het in de Nederlandse protestantse kerkgeschiedenis nooit zo florissant gesteld geweest. Stem men van synoden en van vooral pre dikanten hebben meestentijds over heerst. Althans wat betreft het kerk lied. Sinds de zestiende eeuw ken nen wij een niet zozeer principieel als wel praktisch tot de psalmen be perkte kerkzang. Vooral in de syno devergaderingen nationale en provinciale vielen de beslissin gen. Waarbij wel in aanmerking moet worden genomen het taktische onderscheid dat men maakte tussen wat in de kerkdienst en wat daar buiten (b.v. thuis) gezongen en ge musiceerd werd. Het zingen van ge zangen is in het Nederlandse calvi nisme dan ook nooit een onbekend verschijnsel geweest. Ik verwijs slechts naar Sluiter en Hazeu. Men komt het echter niet zozeer binnen als wel buiten de kerkdienst tegen. Dat beteken: niet. zozeer een princi piële degradatie en achterstelling als wel een taktische spreiding en varië- ring. Het leven is in het calvinisme nooit opgegaan in de liturgie. Ge lukkig. Maar wat het kerklied buiten de psalmen betreft, zijn we nooit zo goed van de grond gekomen en heb ben we nooit zo gelukkig geope reerd. De door de provinciale syno de van Utrecht geëntameerde bun del met hymnen en lofzangen (1615) sloeg niet aan. Ongetwijfeld omdat het uit de toenmaals verdachte hoek van het remonstrantisme afkomstig was. Voetius vroeg zich omstreeks 1640 nog af waarom de remonstran ten deze bundel inderdaad niet in bruik hadden genomen. Maar ook an dere faktoren hebben een rol ge speeld. Zo het altijd weer onder schatte technisch-praktische punt van de verantwoorde muzikale intro- duktie in de gemeenten. Bij Reitsma en Van Veen in hun 'Acta der pro vinciale en particuliere synoden' kan men er een en ander over lezen. Typerend acht ik de volgende twee berichten uit de provincie Utrecht (1606). De predikant van Hagestein hericht: 'Verhalde van den coster, dat daer hij te vooren de pauselijke superstitie gedient hadde, nu wel bekende door redenen overwonnen te zijn, maer noch niet konde ge bracht worden tot voorlesen oft voorsingen' (VI, 302). En wat Leus den betreft: 'Verclaerde den dienaer van sijn kereke, dat hij tamelick ge hoor heefft, geen psalmen en heefft connen invoeren, doordien den cos- ter niet can voorsingen, ende hij selffs een valsche stem heefft' (VI. 309). En als we aan latere tijden denken weet iedereen dat wat rondom de bundel 'Evangelische Gezangen' (1806) gezegd en geschreven is, ook niet in vergulde letters staat opgete kend. Wie intussen een geheel eigen weg gingen waren de lutheranen en doopsgezinden. Bij hen stuiten we op een lange en boeiende gezangen traditie, waaraan, ook wetenschappe lijk, echt nog wel eens wat meer aandacht mag worden geschonken. Zou die uitgebreidere gezangentradi tie bij lutheranen en doopsgezinden wellicht toch ook niet samenhangen met het feit dat bij hen de gewone gemeente zelfstandiger en mondiger zich heeft laten gelden? Hoe is het? Wie zijn er nu allemaal Dij betrok ken. Het liedboek voor de kerken rekent met en rekent op de doopsgezinden, lutheranen, gerefor-, meerden, hervormden en remon stranten. Ze krijgen met elkaar een boek in handen dat ondanks de nodige tekortkomingen en gebreken, die werkelijk wel aan te wijzen zijn, en waarvoor men bepaald geen litur gische of hymnologische fijnproever hoeft te zijn als een uniek ge schenk mag worden aanvaard. In plaats van ons negatief te uiten zul len we mogen beginnen met duide lijk te maken dat we op een royale wijze dankbaar kunnen zijn. Voor wat ons wordt aangereikt en aange boden. Om deels op de oude ver trouwde wijzen en met de alom be kende teksten, maar evenzeer op nieuwe melodieën en met ongekende teksten die hun geheimen graag aan de zingende gemeente willen toevertrouwen God te loven en onszelf en de medemensen aan te moedigen en aan te vuren. Aan te vuren tot een verantwoord leven in deze tijd en in deze wereld. Ik maak me sterk dat nergens in de wereld kerk op dit ogenblik op iets verge lijkbaars kan worden gewezen: het samenkomen in deze bundel van zo veel nieuwe inspiratie én traditio neel bezit, originele dichterlijkheid én vertrouwde taal, bijbelse bemoe diging én aktuele prediking. En dan daarbij: zouden we als gewone ge meenteleden ook niet daarvoor er kentelijk mogen zijn dat we wat het zingen betreft (nog) niet aan de ar- HYMNI, •ft» log f.ingm/ op be Cfcboojtr ortfj Hcciri.niötfrniQai /jhjh- ouken, IfcJV CHK1SÏI. Den I. Loff-fangli, Gcflrft by dol Ou.hVidcttsfmhtfi.,: Ikynjietvlrm'r ChJiiir r *jaE HKIblfc Vhcncerulog) «Vtp bar bi>i WnkUi» fJt=— «J rn «rfrtlIVrOooa n« *rr0 ni nun I ***1/ «MtftMifilaian psssrss?sr__ Eerste pagina van de bundel Hymni ofte Lof-sangen. (iets verkleind) metierige mode van de weg-werp-lie- deren zijn uitgeleverd? Het schijnt wel of het steeds meer 'in' is om de geavanceerdheid van het geloof daaraan te demonstreren dat we het in alles houden op het wegwerpelij- ke. Alles wat langer mee zou kun nen gaan wantrouwen we. Intussen ben ik zo vrij om nog niet te twijfelen aan de eigen mogelijk heden van het kerklied. Het kerk lied is veelkleurig als Jozefs pronk gewaad (zo staat het warempel in de 'nieuwe' vertaling!) Ik schreef dus: het kerklied is veelkleurig als Jozefs veelvervige rok. Je raakt er niet in één dag op uitgekeken. En dat is nu juist ook de bedoeling: dat wij niet zozeer met de liederen in de weer zijn, maar dat de liéderen met ons aan de haal kunnen gaan. Ik wijs dan als voorbeeld wel eens op het avondlied. In een rijke samenhang, vaak uitermate lapidair maar daar om niet minder indringend, worden er verbindingen in gelegd met (1) de avond van deze dag, met (2) de avond van mijn leven cn met (3) de avond van deze wereldtijd. Ik word in één lied van enkele verzen be paald bij (1) de nacht die ik inga waarna morgen de nieuwe dag aan breekt. Ik wordt bepaald bij (2) het einde van mijn leven: dat ik sterven zal. Ik word bepaald bij (3) het ein de der dagen wanneer Christus zal wederkomen. Nacht is slaap, is doodsslaap, is duister, en zonde, is kwaad en aanvechting. Het is te ho ren hoe de gelaagdheid waarop ik hier attendeer aanwezig is in het avondlied waarvan de eerste drie verzen luiden- 1. O Heer mijn God, ook deze nacht zij lof en eer U toegebracht omdat Gij dag en duister schept en ons het licht gegeven hebt 2. Om Christus' wil doe mij niet aan het kumad dat ik U heb gedaan, veeleer vergeef mij, Heer en geef dal ik voorlaan in vrede leef. 3. Neem mij de last van doodsangst af, dat ik te ruste ga in 't graf Leer mij te sterven dat ik mag vrolijk verrijzen op uw dag. Het avondlied is stervenslied. En het is het lied waarin uitgezien wordt naar de grote dag van Chris tus' komst. We begrijpen dat b.v. de lofzang van Simeon steeds zo'n avondlied is geweest. We begrijpen dat deze lofzang van Simeon door de gemeente in Genève gezongen werd op paaszondag 2 April 1564. Calvijn zou niet lang meer leven. Men droeg hem naar de kerk en daar zat hij met de gemeente voor het laatst aan bij de viering van het heilig avondmaal. Uit de handen van Beza ontving hij de tekenen van het li chaam en bloed des Heren; moeilijk ademend, maar met innerlijke vreugde zong hij de psalmen mee en inzonderheid de Lofzang van Sime on: 'Nu laat Gij, Heer, uw dienst knecht gaan in vrede', (dr. W. F. Dankbaar, Calvijn, zijn weg en werk, p. 207) Avondlied, stervenslied, eeuwig heidslied. Het kerklied draagt ons alle tijden door. Dat heeft de 'gewone gemeente' al tijd wel geweten. Ze heeft zich zelfs kunnen redden met liederen van Rhijnvis Feith en Hieronymus van Alphen (nu blijkbaar opeens hoog genoteerd in confessionele kring). Zou ze het niet waardiger, indrin gender, overtuigender kunnen met liederen van Barnard, Wit, Schulte Nordholt? Trouwens, die namen zeg gen mij niet zoveel. Ik laat me niet beetnemen. Tenslotte zingt de ge meente haar eigen lied. Niets min der. Niets meer. Het zij haar ge noeg. ONNASPEURLIJK Als ik prof. Van Selms goed bi E (in zijn verklaring van Genesis; ziet hij de schrijver van de n van deze verhalen als iemand <g een vergadering over het prty. voor dodenherdenkingen tegen u men en commando's gestemd zou)r ben. Hij schrijft over Jakobs vre e plomatie ten aanzien van zijn Esau: 'Onze auteur pleit meer vo plomatie dan voor militaire di t straties in het internationaal vei c Dat diplomatie, gesteld tegenove litaire demonstraties, dan ook n geen sacrale bezigheid behoeft tej,, bewijst de wijze waarop Jakob u voorbereidt. Hij is onderweg en e] dicht bij zijn broer Esau. Het 1 y te spannen. De aartsvader neem e maatregelen om de toestand het te bieden. Ten eerste stuurt hij 1 uit die het moeten doen vpork n alsof hij nog heel ver weg is, ma aan komt. Als die boden terugk en Esau's komst met vierho man melden, verdeelt Jakob alle J hij bij zich heeft om bij eventue derlaag van het ene gedeelte va^6 'leger', met het andere te kunne r komen. Als derde maatregel leze het gebed van Jakob. Dit is de keer dat we de aartsvader horei den. 't Lijkt erop dat hij geen a 0 uitweg meer ziet. Hij erkent zij ringheid en vrees, maar ontziet^ ook niet om God te wijzen ou voordelen die zijn redding biede»t vierde maatregel bestaat uit he s tussenafstanden sturen van gei{j ken. Moet Esau murw gemaakt nieuw omgekocht worden? Diplo is ook niet alles. Wij ontkomen n aan de gedachte dat er toch a waars is in wat men vroeger schien noemde 'Gods onnaspeu e wegen'. Men moet niet zeggen j geen touw aan vast te knope jj want dat is het nu juist wel. ziet dat als hij 't heeft over 1 trouw, die Gij aan uw knecht be? heeft. Dat komt op zijn credit ziet waar het om gaat. Daar is i voor zijn leven aan vast te ki I En trouwens, voor wiens leven rl NED. HERV. KERK Afscheid van Giessendam: A. val Vlist, beroepen te Genemuiden. NED. HERV. KERK f Beroepen te Rinsumageest toez:j Hazeleger, kand. te Wageningen., Benoemd tot geest, verzorger b| psych. kliniek Wolfheze: A. J. Si der te Amsterdam. GEREF. KERKEN Beroepen: te Augustinusga en huizum: N. J. Goris te Zutphen Utrecht-Z.: H. Groeneveld te V gen; te Wagenborgen: R. Hassefi Musselkanaal. Beroepbaar verklaard (door de Breukelen): A. Hooimeijer, H. v, andenstraat 17, Vreeland, die reeds hulpdiensten verricht. CHR. GEREF. KERKEN Beroepen te Deventer: J. H. Carl Leiden. GEREF. KERKEN (VRIJG. BV) Aangenomen naar Nijverdal: W. te Zwartsluis. EV. LUTH. KERK Afscheid van Delft: dr. S. E. Hof te Amsterdam (als herv. stud< pred.). OUD-GEREF. GEM. IN NED. Beroepbaar verklaard door de syi J. Schinkelshoek, lerend oudeL Vloeddijk 68, Kampen. Emeritaat verleend aan B. T< Kinderdijk. (ADVERTENTIE) ii "De kleuter de klos?" een zomp week voor iedereen die de zoml{ drukte vóór wil zijn en samen if' andere mensen (en kinderen) Ij avontuur van de opvoeding P vrijheid wil aangaan. 2330 juH Voor kinderen eigen program#1 Prijs: 175,kinderen: 85P tot 100,—. I Man, vrnuwi kind - anders? or allerlei aspekten van leven en f ven anno 1973: 714 juli. W deren eigen programma. Prf1 ƒ170,—, kinderen: 85,— fc 100,—. F Israël nu en straks, over Isr# de bijbel en de tegenwoordf staat Israël. 30 juni7 juli. Prijl 175,—. Vindplaatsen van God, op z» naar God en godsbeleving. 21f; juli. Prijs: ƒ170, Duits-Nederlands baggerkamp, P werkkamp voor jongeren, met hl stelwerkzaamheden, baggerwr en ontmoetingsprogramma. 21 jp 4 aug. Prijs: ƒ155,1 De mensheid, de mensen en It mensverkenningen vanuit de i soonlijke betrokkenheid van deelnemers. 28 juli4 aug. Pril 175,—. Liever leven! week over relati tussen volwassenen. 411 ai|\ Prijs: ƒ170,—. Psychiatrie in beweging, kliënten, familieleden van (eie kliënten en lezers van Foudraiijl 20—24 aug. Prijs: ƒ100,—. Opg. en inl. vormingscent ri4 Den Alerdinck, Laag-Zuthem, Pa Zwolle, tel. 05290 - 284.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 2