De kerk kan zingende
haar weg vervolgen
Het nieuwe liedboek: laat u niet beetnemen!
Kerken krijgen nieuw liedboek
vandaag
Beroepings-
werk
ZOMERWEKE 1973
TROUW/KWARTET ZATERDAG 19 MEI 1973
A andaag wordt in Middelburg het nieuwe liedboek aangeboden aan (vertegenwoordigers van): de
hervormde kerk. de gereformeerde kerken, de lutherse kerk. de remonstrantse broederschap en de
doopsgezinde sociëteit.
Ter gelegenheid hiervan hebben wij dr. P. G. Kunst, de voorzitter van de interkerkelijke stichting
voor het kerklied, gevraagd te schrijven over het tot stand komen van het liedboek. Aan dr. A. C.
Honders, verbonden aan het instituut voor liturgiewetenschap van de rijksuniversiteit te Gro
ningen, verzochten wij zijn oordeel over het liedboek te geven.
In de theologische etherleergang van de NCRV-radio (maandagsavonds) van kwart voor elf tot
twintig over elf) worden de volgende kolleges over het nieuwe bedboek gegeven: op 21 en 28 mei
en 4 juni door dr. Honders en op 11 juni, 8 juni en 25 juni door dr. J. Wit. Ook dr. Wit is
als hymuoloog aan bovengenoemd instituut voor liturgiewetenschap verbonden.
Nóg een mededeling. Het nieuwe liedboek is pas aan het eind van deze maand in de boekhandel
verkrijgbaar en dan nog alleen de zg. standaard-editie (prijs 14,75). Half augustus komen in de
handel: een grotere editie (prijs 17,50), een uitgave met vier-stemmige zetting (ƒ35.èn luxe
edities van de standaard- en de grotere uitgave (prijs resp. 18,50 en 21,50). Het liedboek is een
gezamenlijke uitgave van Boekencentrum, Den Haag en Jongbloed Zetka, Leeuwarden.
door dr. P. G. Kunst
Als de hervormde synode na de tweede wereldoorlog een commissie voor de gezangen in het leven
roept, is eerste opdracht voor het eenvaarde gezelschap: herziening van de bundel-1938. Na een
aantal jaren komt de commissie tot de overtuiging, dat het beter is de bundel-1938 los te laten
en een nieuw gezangenboek samen te stellen.
Titelblad van de Hymni ofte Loff-sangen uit 1615. Bij uitgeverij Frits Knuf
in Amsterdam verscheen een facsimile-uitgave van deze bundel, die dr. Hon
ders in zijn artikel noemt (prijs 27,50).
Het opmerkelijke in deze ontwikke
ling is vooral geweest, dat zij zich
niet beperkte tot één kerkgemeen
schap. In doopsgezinde en remon
strantse kring werd van het begin af
belangstelling getoond. In de gere
formeerde kerken was toen de be
faamde 'negen-sprong* aan de gang:
Van 29 naar 59 gezangen; al spoedig
van 59 naar 119! Een afronding naar
dertig-zestig-honderdtwintig zat er
echt niet in. Het bleef in de paulini
sche lijn van de stokslagen; dat wa
ren er ook altijd veertig min-één.
De lutheranen gingen een nog weer
andere weg. De 'Evangelisch Luther
se Kerk in het Koninkrijk der Ne
derlanden' is aan haar eigen geschie
denis lange tijd trouw gebleven
door de omstandige zorg voor litur
gie en kerklied. De Geneefse psalm
berijming was b.v. bij deze kerkge
meenschap niet in gebruik. Zij bleef
aan haar gezangboek werken en
kreeg na veel inspanning in 1955
haar nieuwe bewerking. Toch boog
zij later ook haar kerkelijke lijn
naar die van de interkerkelijke sa
menwerking toe. Met grote dank
baarheid mag in dit verband de
naam van professor Kooiman wor
den genoemd.
Barrières en bezwaren
Wie de lijnen van deze kerkelijke
tradities naast elkaar ziet lopen en
enigszins op de hoogte is van de
verknochtheid van kerken aan de
schat van haar liederen en liturgie,
kan zich haast niet voorstellen, dat
het verlangen om tot één gezamen
lijk liedboek te komen sterker is ge
bleken dan alle twijfels, barrières
en bezwaren waarmee dit moeizame
werk omringd en belast werd.
Wij moeten ons in 1973 wèl realise
ren dat er in de periode van 1950
tot rond 1965 tussen b.v. de her
vormde en de gereformeerde part
ners van geregeld overleg nog wei
nig sprake was. Er is bij de voorbe
reiding van de (gereformeerde) bun-
del-119 wel contact met de hervorm
de commissie geweest. Er zijn af
spraken gemaakt dat in de teksten en
melodieën van de '119' bepaalde ver
anderingen zouden worden aange
bracht, die later ook door de andere
partners zouden overgenomen wor
den. Bij de kerkgangers zijn die ver
anderingen destijds beslist niet in
de smaak gevallen.
Dat gebeurde alles in de tijd dat
men hoogstens durfde hopen op een
gemeenschappelijke 'hoofdbundel'
plus aanhangsels met geliefde liede
ren voor de onderscheiden kerken.
Misschien herinnert iemand zich
nog de spottende uitdrukking van
professor Kooiman over 'de heilige
koeien'.
Het is óók goed zich na jaren te
herinneren dat de synodes en kerke
lijke besturen zich toch niet op het
liturgiebestand en de vastgestelde
bundels van dat moment hebben
vastgelegd. Zij hebben beseft, dat er
beweging zat in de kerkelijke posi
ties.
De hervormde synode nam in 1965
met waardering kennis van het eer
ste concept dat 713 lioderen telde.
Wèl oordeelde zij, dat de bundel op
deze manier te omvangrijk zou wor
den. Daarom gaf zij als richtlijn
aan: hoogstens 450. Zij zette de sa
menwerking van de dichters zo wel
onder grote spanning. Tegelijkertijd
hield zij de deur open voor een (be
scheiden) inbreng van de andere
partners.
De gereformeerde synode besloot in
1965 haar bundel van de 119 defini
tief te aanvaarden. Hoe definitief zij
dit bedoelde moge blijken uit het
feit, dat in hetzelfde artikel van de
synodale acta (Middelburg, art. 220)
bepaald wordt dat het contact met
de hervormde instantie(s) zal vast
gehouden worden. De rapporteur
van de betrokken synodale commis
sie liet er bij de behandeling geen
twijfel over bestaan. Hij verklaarde
namens deputaten dat dit besluit
'niet inhoudt, dat de bundel van de
119 gezangen altijd in deze vorm zal
blijven bestaan en in de toekomst
niet groter zal worden'.
Interkerkelijke
Niet lang daarna in 1966
wordt dan de interkerkelijke com
missie voor de gezangen gevormd.
Vijf partners zijn van de partij: ned.
herv. kerk, geref. kerken, ev. luth.
kerk, remonstrantse broederschap en
doopsgezinde sociëteit. Het duurt
wel enige tijd voor de zaak goed op
dreef komt. De gereformeerde part
ner is b.v. pas november 1967 in de
gezamenlijke werkplaats toegelaten.
Er is dan echter al zoveel voorberei
dend werk gedaan, dat de beschikba
re tijd nuttig besteed kan worden
voor een laatste revisie. In 1970 gaat
het uiteindelijk resultaat naar de
onderscheiden synodale en kerkbe-
stuurlijke organen. Als het daar ge
passeerd is komt het goedgekeurde
concept op de tafel van dé interker
kelijke stichting voor de psalmberij
ming. Deze stichting heeft zich in
tussen op verzoek van alle partners
met de uitgave van het liedboek be
last. Terwille van haar uitgebreide
opdracht heet zij niet meer interker
kelijke stichting voor de psalmberij
ming; maar voor het kerklied.
Taak der stichting
Uit het bovenstaande is duidelijk
dat de stichting geen invloed heeft
gehad op de samenstelling van de
bundel. Haar taak is in de statuten
omschreven als: verzorgen van de
berijming van de psalmen in de Ne
derlandse taal. Deze opdracht is uit
de oude statuten overgegaan in die
van de nieuwe. Daarbij komt dan de
taak: verkrijgen van nieuwe liederen
in de Nederlandse taal, verwerven en
beheren van de auteursrechten van
psalmen en kerkelijke liederen; het
verspreiden, uitgeven en doen uitge
ven van psalmen en kerkelijke liede
ren. Zeer belangrijk kan de wèl om
schreven opdracht worden, waarin
wordt vastgelegd dat de stichting
'het goede gebruik van kerkliederen'
zal 'bevorderen'.
De stichting kon met haar opdracht
om het liedboek uit te geven niet
starten zolang zij geen eigenares was
geworden van de auteursrechten.
Het verwerven van deze rechten be
hoorde tot de taak van de generale
financiële raad van de hervormde
kerk. Deze begon daarmee pas in
een laat stadium en moest toen er
varen dat het omgaan met de prak
tijk van de Nederlandse auteurswet
bepaald geen sinecure is. Nabestaan
den van overleden dichters en com
ponisten moesten tot ver in het bui
tenland opgespoord worden. Er
mocht immers geen risico ontstaan,
dat liederen werden opgenomen.
waarover geen afspraken zijn ge
maakt en vastgelegd.
Daarna kwam het niet gemakkelijke
hoofdstuk van de schuld aan de her
vormde kerk ter sprake. Gedurende
een reeks van jaren hebben dichters
aan een opdracht van de hervormde
synode gewerkt. Deze heeft de be
trokkenen daarvoor gehonoreerd.
Het is duidelijk dat het daarvoor be
stede bedrag moet terugbetaald wor
den. Daarbij diende de stichting
zich te realiseren, of zij in staat zou
zijn zulke omvangrijke bedragen te
rug te betalen. Mede met het oog
daarop werd besloten met een klein
aantal standaarduitgaven te begin
nen.
Op een gegeven moment dreigde de
hele zaak toch nog vast te lopen
toen het Buma het bureau dat het
muziekauteursrecht in Nederland
bewaakt zich als geïnteresseerde
instantie meldde. Het bureau be
richtte aan de stichting, dat het ge
bruik van liederen uit het liedboek
zou betekenen, dat gebruik wordt
gemaakt van teksten en muziek die
door het bureau beschermd worden.
Men ging er namelijk van uit dat de
gemeentezang ook als een uitvoering
in de zin van de wet zou te verstaan
zijn.
Na een reeks spannende besprekin
gen kwam het tussen Buma en
stichting tot een goede afspraak. Het
Buma verklaarde op zijn recht aan
spraak te blijven maken, maar zegde
toe ten aanzien van de gemeente
zang van zijn recht geen gebruik te
zullen maken. Voor het gebruik van
allerlei andere soorten en vormen
van muziek in de eredienst werd
een billijke regeling getroffen
De zaak van de gemeentezang kwam
nog in hetzelfde jaar bij de behan
deling van de auteurswet in de
Tweede Kamer ter sprake. Daar
werd een amendement ingediend om
de 'gemeentezang met begeleiding"
voortaan vrij te stellen van uitvoe
ringsrechten. Een unanieme kamer
accepteerde het amendement. De se
naat mopperde daarna nog wel over
zoveel kerkelijke vrijheid, maar liet
de zaak toch passeren.
Drie uitgaven
De uitvoering van de standaarduit
gaven is in hoog tempo ter hand ge
nomen. Twee typen zijn voorshands
gekozen, één met een wat kleiner,
het andere met een royaler letter-
beeld. Als derde uitgave verschijnt
tegen de zomer van dit jaar een
meerstemmige zetting. De kleine en
de grote standaarduitgave tellen
ruim elfhonderd bladzijden. Achter
in vindt men onderscheiden regis
ters. waardoor het opzoeken en ge
bruiken van de liederen vergemakke
lijkt wordt. Er is ook een register
met summiere gegevens over de
dichters en de componisten.
Het behoort niet tot mijn taak over
de inhoud van de bundel uit te wei
den. De samenstelling van de bun
del is een opdracht, die tot de ver
antwoordelijkheid van anderen be
hoort. Laat ik er alleen van zeggen,
dat naar mijn oordeel geen enkele
kerk, óók niet een groepering in een
kerk, het nieuwe liedboek als alleen
voor zich zal kunnen claimen. De
verzameling liederen, die men er in
vindt, is bedoeld als een geheel waar
uit men kiezen kan. In de 'Verant
woording', die voorin de bundel is
opgenomen, heeft de commissie zich
daarover uitvoerig uitgesproken.
Een streepje aan de balk mag gezet
voor het feit dat zich onder de re
gisters óók een lijst bevindt van lie
deren die voor samenkomsten met
kinderen geschikt zijn. Daarmee is
natuurlijk niet gezegd dat ouderen
deze 'kinderversjes' maar moeten
overslaan. Deze lijst is in de Neder
landse kerkelijke kring toch wel een
novum èn een grote winst
Naar Middelburg
Met vreugde trekken wij vandaag
naar Middelburg om gasten te zijn
van de Zeeuwen. Daar is een voor
treffelijk initiatief genomen, waar
aan de Zeeuwse staten hun mede
werking spontaan èegeven hebben.
De aanbieding van het liedboek
wordt onderstreept door een ten
toonstelling, die een goede indruk
geeft van de geschiedenis die het
kerklied in Nederland sinds de tijd
van de Reformatie heeft doorge
maakt.
Het grote werk is gereedgekomen.
De kerken krijgen het liedboek in
handen. Laten de kerken het spoe
dig gaan gebruiken. Het moet hun
liedboek worden.
In deze bundel wordt aan de ge
meente een psalmberijming en een
gezangenbundel aangereikt, waarin
anno 1973 de nauwe band tussen ge
loof en lied opnieuw bevestigd en
beleden wordt.
De kerk kan zingende haar weg
vervolgen.
Zou het initiatief, dat de biblio
thecaris van de Zeeuwse provinci
ale bibliotheek nam, ook overge
nomen kunnen worden in andere
delen van ons land?
Voor liefhebbers van de vader
landse kerkgeschiedenis, vooral
ook voor studenten aan pedagogi
sche akademies en andere middel
bare colleges bestaat een unieke
gelegenheid om een brok historie
te zien, dat weinig geëxposeerd
wordt.
Waarom zou deze tentoonstelling
ook niet naar Leeuwarden, Arn
hem en andere plaatsen kunnpn
komen?
Wie pakt dat eens aan?
Het is de moeite waard!
door dr. A. C. Honders
We weten het allemaal. Dat wc zowel binnen als buiten de kerk voortdurend voor de vraag
komen te staan: wat moeten we doen, als er over bepaalde onderwerpen op een onjuiste en vaak
onverantwoorde wijze geschreven en gesproken wordt. Moeten we er op ingaan of moeten we het
maar laten lopen?
De vraag gaat ook weer aardig klem
men nu het nieuwe liedboek op ver
schijnen staat. De eerste reacties op
deze bundel zijn al losgekomen. Zo
b.v. van een enkeling, die reeds van
de opzet en de inhoud van het te
drukken boek heeft kunnen kennis
nemen. Als je die reacties leest en
hoort, houd je je hart wel vast voor
alles wat er indien het in dezelfde
trant doorgaat nog komen kan.
Vooral de stem van 'het gewone
kerkvolk' (wie of wat dat ook mag
zijn) zal herhaaldelijk worden inge
voerd. Maar al te vaak krijgen we
dan met het, vooral in kerkelijke
bladen vrij veel voorkomende ver
schijnsel te maken, dat aan allerlei
privé-meningen enige glans wordt
verleend doordat verwezen wordt
naar de mening van het gewone ge
meentelid. Ik hoop. dat al die gewo
ne gemeenteleden nogmaals: wie
of wat dat ook zijn daar rustig
het hunne van zullen denken. En
zich niet in de luren laten leggen.
En zich niet laten beetnemen. Maar
te zijner tijd met hun eigen oordeel
en hun eigen mening zullen komen.
Vrij en onafhankelijk. Zoals het ie
der gemeentelid betaamt. Ook het
gewone.
Communicatiestoornis
In het nummer van 5 april jl van
het 'Hervormd Weekblad' heeft dr.
B. W. Steenbeek, hervormd predi
kant te Hoogeveen, een artikel ge
schreven dat handelt over de ru
briek 'Tijd voor Pasen' van het
nieuwe gezangboek. Het artikel is
getiteld 'Symptomen van een com
municatie-stoornis*.
Als er uit dit artikel één ding dui
delijk wordt dan is het dit, dat wij
gesteld al dat wij zo graag het
modewoord 'communicatiestoornis'
willen gebruiken deze stoornis
alleen maar groter maken als we zo
onzorgvuldig blijven schrijven als
dr. Steenbeek gedaan heeft.
De informatie die hij over die ene
rubriek geeft is op verschillende
punten zonder meer onjuist. Het is
voor de lezers van dit artikel nauwe
lijks interessant als ik dat hier ga
aantonen. Wel wil ik er bij wijze
van voorbeeld aan herinneren
dat allerlei onzorgvuldigheden en
misverstanden kunnen ontstaan om
dat bepaalde gezangen uit de bun
del-1938 nu in het nieuwe liedboek
op een geheel andere plaats kunnen
terugkeren. Zo komt gezang 41 met
een aantal coupletten terug als lied
110, in de rubriek 'Bijbelliederen'
en keert gezang 37 terug als 'litur
gisch gezang' in het bij het liedboek
in te voegen katern. Nadat dr.
Steenbeek heeft gezegd wat hij ver
staat onder 'overname' vanuit de
bundel-'38 in het nieuwe liedboek is
zijn konklusie: 'Nog geen twintig
procent van de oude lijdensliederen
is in het nieuwe liedboek terugge
keerd. Het had volgens ons minstens
vijftig procent mogen zijn en dan
bestaande uit die liederen, die het
best gekend en het meest gezongen
worden.' Afgezien van het feit dat
ik het begrip 'overname' iets anders
zou willen interpreteren, kan ik het
cijfergegoochel (het is namelijk
vaak maar net waar je al bij voor
baat naar toe wilde) het beste aan
de kaak stellen door mijn konklusie
ook maar te geven: van het aantal
lijdensliederen uit de bundel-'38
komt meer dan de helft, dus meer
dan 50 procent, gewijzigd (b.v. wat
betreft berijming of aantal couplet
ten) of ongewijzigd in het nieuwe
liedboek, katern inbegrepen, terug.
Ieder gewoon gemeentelid kan dat
straks zelf nagaan.
Er zou over dr. Steenbeeks artikel
nog wel meer te zeggen zijn, maar
wellicht is al voldoende duidelijk,
dat op deze manier de communica
tiestoornis alleen maar bevorderd
wordt
Hoe was het?
Met het eigen oordeel vanuit de ge
meente is het in de Nederlandse
protestantse kerkgeschiedenis nooit
zo florissant gesteld geweest. Stem
men van synoden en van vooral pre
dikanten hebben meestentijds over
heerst. Althans wat betreft het kerk
lied. Sinds de zestiende eeuw ken
nen wij een niet zozeer principieel
als wel praktisch tot de psalmen be
perkte kerkzang. Vooral in de syno
devergaderingen nationale en
provinciale vielen de beslissin
gen. Waarbij wel in aanmerking
moet worden genomen het taktische
onderscheid dat men maakte tussen
wat in de kerkdienst en wat daar
buiten (b.v. thuis) gezongen en ge
musiceerd werd. Het zingen van ge
zangen is in het Nederlandse calvi
nisme dan ook nooit een onbekend
verschijnsel geweest. Ik verwijs
slechts naar Sluiter en Hazeu. Men
komt het echter niet zozeer binnen
als wel buiten de kerkdienst tegen.
Dat beteken: niet. zozeer een princi
piële degradatie en achterstelling als
wel een taktische spreiding en varië-
ring. Het leven is in het calvinisme
nooit opgegaan in de liturgie. Ge
lukkig.
Maar wat het kerklied buiten de
psalmen betreft, zijn we nooit zo
goed van de grond gekomen en heb
ben we nooit zo gelukkig geope
reerd. De door de provinciale syno
de van Utrecht geëntameerde bun
del met hymnen en lofzangen (1615)
sloeg niet aan. Ongetwijfeld omdat
het uit de toenmaals verdachte hoek
van het remonstrantisme afkomstig
was. Voetius vroeg zich omstreeks
1640 nog af waarom de remonstran
ten deze bundel inderdaad niet in
bruik hadden genomen. Maar ook an
dere faktoren hebben een rol ge
speeld. Zo het altijd weer onder
schatte technisch-praktische punt
van de verantwoorde muzikale intro-
duktie in de gemeenten. Bij Reitsma
en Van Veen in hun 'Acta der pro
vinciale en particuliere synoden'
kan men er een en ander over lezen.
Typerend acht ik de volgende twee
berichten uit de provincie Utrecht
(1606). De predikant van Hagestein
hericht: 'Verhalde van den coster,
dat daer hij te vooren de pauselijke
superstitie gedient hadde, nu wel
bekende door redenen overwonnen
te zijn, maer noch niet konde ge
bracht worden tot voorlesen oft
voorsingen' (VI, 302). En wat Leus
den betreft: 'Verclaerde den dienaer
van sijn kereke, dat hij tamelick ge
hoor heefft, geen psalmen en heefft
connen invoeren, doordien den cos-
ter niet can voorsingen, ende hij
selffs een valsche stem heefft'
(VI. 309).
En als we aan latere tijden denken
weet iedereen dat wat rondom de
bundel 'Evangelische Gezangen'
(1806) gezegd en geschreven is, ook
niet in vergulde letters staat opgete
kend.
Wie intussen een geheel eigen weg
gingen waren de lutheranen en
doopsgezinden. Bij hen stuiten we
op een lange en boeiende gezangen
traditie, waaraan, ook wetenschappe
lijk, echt nog wel eens wat meer
aandacht mag worden geschonken.
Zou die uitgebreidere gezangentradi
tie bij lutheranen en doopsgezinden
wellicht toch ook niet samenhangen
met het feit dat bij hen de gewone
gemeente zelfstandiger en mondiger
zich heeft laten gelden?
Hoe is het?
Wie zijn er nu allemaal Dij betrok
ken. Het liedboek voor de kerken
rekent met en rekent op de
doopsgezinden, lutheranen, gerefor-,
meerden, hervormden en remon
stranten. Ze krijgen met elkaar een
boek in handen dat ondanks de
nodige tekortkomingen en gebreken,
die werkelijk wel aan te wijzen zijn,
en waarvoor men bepaald geen litur
gische of hymnologische fijnproever
hoeft te zijn als een uniek ge
schenk mag worden aanvaard. In
plaats van ons negatief te uiten zul
len we mogen beginnen met duide
lijk te maken dat we op een royale
wijze dankbaar kunnen zijn. Voor
wat ons wordt aangereikt en aange
boden. Om deels op de oude ver
trouwde wijzen en met de alom be
kende teksten, maar evenzeer op
nieuwe melodieën en met ongekende
teksten die hun geheimen graag
aan de zingende gemeente willen
toevertrouwen God te loven en
onszelf en de medemensen aan te
moedigen en aan te vuren. Aan te
vuren tot een verantwoord leven in
deze tijd en in deze wereld. Ik maak
me sterk dat nergens in de wereld
kerk op dit ogenblik op iets verge
lijkbaars kan worden gewezen: het
samenkomen in deze bundel van zo
veel nieuwe inspiratie én traditio
neel bezit, originele dichterlijkheid
én vertrouwde taal, bijbelse bemoe
diging én aktuele prediking. En dan
daarbij: zouden we als gewone ge
meenteleden ook niet daarvoor er
kentelijk mogen zijn dat we wat het
zingen betreft (nog) niet aan de ar-
HYMNI,
•ft»
log f.ingm/ op be Cfcboojtr
ortfj Hcciri.niötfrniQai /jhjh-
ouken, IfcJV CHK1SÏI.
Den I. Loff-fangli,
Gcflrft by dol Ou.hVidcttsfmhtfi.,:
Ikynjietvlrm'r ChJiiir
r *jaE
HKIblfc Vhcncerulog)
«Vtp bar bi>i WnkUi»
fJt=—
«J rn «rfrtlIVrOooa n« *rr0 ni nun
I ***1/ «MtftMifilaian
psssrss?sr__
Eerste pagina van de bundel Hymni
ofte Lof-sangen. (iets verkleind)
metierige mode van de weg-werp-lie-
deren zijn uitgeleverd? Het schijnt
wel of het steeds meer 'in' is om de
geavanceerdheid van het geloof
daaraan te demonstreren dat we het
in alles houden op het wegwerpelij-
ke. Alles wat langer mee zou kun
nen gaan wantrouwen we.
Intussen ben ik zo vrij om nog niet
te twijfelen aan de eigen mogelijk
heden van het kerklied. Het kerk
lied is veelkleurig als Jozefs pronk
gewaad (zo staat het warempel in de
'nieuwe' vertaling!) Ik schreef dus:
het kerklied is veelkleurig als Jozefs
veelvervige rok. Je raakt er niet in
één dag op uitgekeken. En dat is nu
juist ook de bedoeling: dat wij niet
zozeer met de liederen in de weer
zijn, maar dat de liéderen met ons
aan de haal kunnen gaan. Ik wijs
dan als voorbeeld wel eens op het
avondlied. In een rijke samenhang,
vaak uitermate lapidair maar daar
om niet minder indringend, worden
er verbindingen in gelegd met (1)
de avond van deze dag, met (2) de
avond van mijn leven cn met (3) de
avond van deze wereldtijd. Ik word
in één lied van enkele verzen be
paald bij (1) de nacht die ik inga
waarna morgen de nieuwe dag aan
breekt. Ik wordt bepaald bij (2) het
einde van mijn leven: dat ik sterven
zal. Ik word bepaald bij (3) het ein
de der dagen wanneer Christus zal
wederkomen. Nacht is slaap, is
doodsslaap, is duister, en zonde, is
kwaad en aanvechting. Het is te ho
ren hoe de gelaagdheid waarop ik
hier attendeer aanwezig is in het
avondlied waarvan de eerste drie
verzen luiden-
1. O Heer mijn God, ook deze nacht
zij lof en eer U toegebracht
omdat Gij dag en duister schept
en ons het licht gegeven hebt
2. Om Christus' wil doe mij niet aan
het kumad dat ik U heb gedaan,
veeleer vergeef mij, Heer en geef
dal ik voorlaan in vrede leef.
3. Neem mij de last van doodsangst
af,
dat ik te ruste ga in 't graf
Leer mij te sterven dat ik mag
vrolijk verrijzen op uw dag.
Het avondlied is stervenslied. En
het is het lied waarin uitgezien
wordt naar de grote dag van Chris
tus' komst. We begrijpen dat b.v. de
lofzang van Simeon steeds zo'n
avondlied is geweest. We begrijpen
dat deze lofzang van Simeon door de
gemeente in Genève gezongen werd
op paaszondag 2 April 1564. Calvijn
zou niet lang meer leven. Men droeg
hem naar de kerk en daar zat hij
met de gemeente voor het laatst
aan bij de viering van het heilig
avondmaal. Uit de handen van Beza
ontving hij de tekenen van het li
chaam en bloed des Heren; moeilijk
ademend, maar met innerlijke
vreugde zong hij de psalmen mee en
inzonderheid de Lofzang van Sime
on: 'Nu laat Gij, Heer, uw dienst
knecht gaan in vrede', (dr. W. F.
Dankbaar, Calvijn, zijn weg en
werk, p. 207)
Avondlied, stervenslied, eeuwig
heidslied.
Het kerklied draagt ons alle tijden
door.
Dat heeft de 'gewone gemeente' al
tijd wel geweten. Ze heeft zich zelfs
kunnen redden met liederen van
Rhijnvis Feith en Hieronymus van
Alphen (nu blijkbaar opeens hoog
genoteerd in confessionele kring).
Zou ze het niet waardiger, indrin
gender, overtuigender kunnen met
liederen van Barnard, Wit, Schulte
Nordholt? Trouwens, die namen zeg
gen mij niet zoveel. Ik laat me niet
beetnemen. Tenslotte zingt de ge
meente haar eigen lied. Niets min
der. Niets meer. Het zij haar ge
noeg.
ONNASPEURLIJK
Als ik prof. Van Selms goed bi E
(in zijn verklaring van Genesis;
ziet hij de schrijver van de n
van deze verhalen als iemand <g
een vergadering over het prty.
voor dodenherdenkingen tegen u
men en commando's gestemd zou)r
ben. Hij schrijft over Jakobs vre e
plomatie ten aanzien van zijn
Esau: 'Onze auteur pleit meer vo
plomatie dan voor militaire di t
straties in het internationaal vei c
Dat diplomatie, gesteld tegenove
litaire demonstraties, dan ook n
geen sacrale bezigheid behoeft tej,,
bewijst de wijze waarop Jakob u
voorbereidt. Hij is onderweg en e]
dicht bij zijn broer Esau. Het 1 y
te spannen. De aartsvader neem e
maatregelen om de toestand het
te bieden. Ten eerste stuurt hij 1
uit die het moeten doen vpork n
alsof hij nog heel ver weg is, ma
aan komt. Als die boden terugk
en Esau's komst met vierho
man melden, verdeelt Jakob alle J
hij bij zich heeft om bij eventue
derlaag van het ene gedeelte va^6
'leger', met het andere te kunne r
komen. Als derde maatregel leze
het gebed van Jakob. Dit is de
keer dat we de aartsvader horei
den. 't Lijkt erop dat hij geen a 0
uitweg meer ziet. Hij erkent zij
ringheid en vrees, maar ontziet^
ook niet om God te wijzen ou
voordelen die zijn redding biede»t
vierde maatregel bestaat uit he s
tussenafstanden sturen van gei{j
ken. Moet Esau murw gemaakt
nieuw omgekocht worden? Diplo
is ook niet alles. Wij ontkomen n
aan de gedachte dat er toch a
waars is in wat men vroeger
schien noemde 'Gods onnaspeu e
wegen'. Men moet niet zeggen j
geen touw aan vast te knope jj
want dat is het nu juist wel.
ziet dat als hij 't heeft over 1
trouw, die Gij aan uw knecht be?
heeft. Dat komt op zijn credit
ziet waar het om gaat. Daar is i
voor zijn leven aan vast te ki I
En trouwens, voor wiens leven rl
NED. HERV. KERK
Afscheid van Giessendam: A. val
Vlist, beroepen te Genemuiden.
NED. HERV. KERK f
Beroepen te Rinsumageest toez:j
Hazeleger, kand. te Wageningen.,
Benoemd tot geest, verzorger b|
psych. kliniek Wolfheze: A. J. Si
der te Amsterdam.
GEREF. KERKEN
Beroepen: te Augustinusga en
huizum: N. J. Goris te Zutphen
Utrecht-Z.: H. Groeneveld te V
gen; te Wagenborgen: R. Hassefi
Musselkanaal.
Beroepbaar verklaard (door de
Breukelen): A. Hooimeijer, H. v,
andenstraat 17, Vreeland, die
reeds hulpdiensten verricht.
CHR. GEREF. KERKEN
Beroepen te Deventer: J. H. Carl
Leiden.
GEREF. KERKEN (VRIJG. BV)
Aangenomen naar Nijverdal: W.
te Zwartsluis.
EV. LUTH. KERK
Afscheid van Delft: dr. S. E. Hof
te Amsterdam (als herv. stud<
pred.).
OUD-GEREF. GEM. IN NED.
Beroepbaar verklaard door de syi
J. Schinkelshoek, lerend oudeL
Vloeddijk 68, Kampen.
Emeritaat verleend aan B. T<
Kinderdijk.
(ADVERTENTIE)
ii
"De kleuter de klos?" een zomp
week voor iedereen die de zoml{
drukte vóór wil zijn en samen if'
andere mensen (en kinderen) Ij
avontuur van de opvoeding P
vrijheid wil aangaan. 2330 juH
Voor kinderen eigen program#1
Prijs: 175,kinderen: 85P
tot 100,—. I
Man, vrnuwi kind - anders? or
allerlei aspekten van leven en f
ven anno 1973: 714 juli. W
deren eigen programma. Prf1
ƒ170,—, kinderen: 85,— fc
100,—. F
Israël nu en straks, over Isr#
de bijbel en de tegenwoordf
staat Israël. 30 juni7 juli. Prijl
175,—.
Vindplaatsen van God, op z»
naar God en godsbeleving. 21f;
juli. Prijs: ƒ170,
Duits-Nederlands baggerkamp, P
werkkamp voor jongeren, met hl
stelwerkzaamheden, baggerwr
en ontmoetingsprogramma. 21 jp
4 aug. Prijs: ƒ155,1
De mensheid, de mensen en It
mensverkenningen vanuit de i
soonlijke betrokkenheid van
deelnemers. 28 juli4 aug. Pril
175,—.
Liever leven! week over relati
tussen volwassenen. 411 ai|\
Prijs: ƒ170,—.
Psychiatrie in beweging,
kliënten, familieleden van (eie
kliënten en lezers van Foudraiijl
20—24 aug. Prijs: ƒ100,—.
Opg. en inl. vormingscent ri4
Den Alerdinck, Laag-Zuthem, Pa
Zwolle, tel. 05290 - 284.