uzzy Keiler: maand vakantie voor Nederland GEDEELTE TOPSPORTERS GAAT STREEP TE VER Aanloop tot geïntegreerde verenigingen 7P/KWARTET ZATERDAG 19 MEI 1973 SPORT T19/K21 ïze honkbalmedewerker ILVEEN Al staan Sparta en Haarlem Nicols op de Europese [tljalmarkt hoog genoteerd en bekleedt het Nederlandse negental iteeds) een toonaangevende positie, de realiteit wijst wel aan vergelijking met het Amerikaanse baseball er een is van reus irgje. De talrijke honkbalduels met Amerikaanse teams zijn er iorbeeld van. In de afgelopen maand werd het bijvoorbeeld ook eins bewezen, toen de in Amerika toch echt niet als toptalent be fyde Daryll Southwick bij de Nicols zijn diensten aanbood: maar arlemmers keken stomverbaasd naar de verrichtingen van de Ige Amerikaan, die daarop met groot enthousiasme werd inge- f de ploeg van coach Leo Kops. sterker werd de nietige posi- het nationale honkbal gevoeld, >t Nederlandse team enkele geleden een veertiendaagse de Verenigde Staten maakte, istemming werd het verblijf Kansas City Royals Baseball ,.jy beschreven in termen als en 'het einde'. In de mensen die dage- In dat paradijs vertoeft is keiler, technisch directeur van fjemy in Sarasota, Florida. Zijn jijkste werk is het coördineren van de opleiding van aanstaande prof honkballers. Hierdoor ook maakte hij begin februari kennis met de nationa le selectie. De contacten die toen wer den gelegd, leidden tot het verzoek van de KNBSB aan Keiler om in mei naar Nederland te komen. Keiler: 'Dat betekende een maand van mijn vakan tie opgeven. Maar dat wilde ik graag doen. Ik wil graag proberen het Ne derlandse honkbal te helpen, net zo goed als de begeleiders van het team hur. tijd en geld eraan geven'. Keller nam de invitatie aan en traint nu de selectie. Slechts voor één maand want in juni zal Ron Fraser, die ook vorig jaar al trainer-coach 3 BUZZY KELLER van de nationale ploeg was, het werk van Keiler overnemen. De manager van het team A. Kruijs, bij wie Keiler een tijdelijk onderdak heeft gevon den, zegt: 'Natuurlijk, het is maar één maand, maar het is beter dan niets. Bovendien kon Fraser niet eerder dan in juni beginnen. Zodoende waren we dolblij dat Keiler die overbrug- gingstijd wilde komen'. En Keiler: 'Ik ken Ron Fraser erg goed. Voordat hij begint, zal ik nog intensief besprekin gen met hem voeren over het verloop van de training'. Research Een training, die op 8 juli in Haar lem moet uitmonden in het behalen van het Europese kampioenschap. Een voorbereiding waarin Buzzy Keiler een uitermate belangrijke schakel is. De Amerikaan heeft inmiddels al een tweejarige ervaring op de KC Royal baseball Academy achter de rug. Hij ziet daardoor dat er heel wat meer dan alleen zo hard mogelijk werpen en slaan bij de opleiding gevraagd wordt. De Academy, eigendom van de schatrijke Ewing M. Kauffman, geldt zelfs in de Verenigde Staten als een uniek honkbalintemaat, waar behalve een enorm arsenaal honkbalmateriaal ook de wetenschappelijke aanpak en de medische begeleiding met de grootst mogelijke zorg wordt bekeken. Keiler: 'heel belangrijk is de research'. We kennen zo'n vijftal projek- ten, waar bijvoorbeeld oogtesten wor den gedaan psychologische onderzoe ken worden verricht. Zelfs hypnose is een middel waar we dankbaar gebruik van maken. Niet zoals het in shows wordt bedreven, maar voor de spelers zelf. Zij moeten in bepaalde situaties door zelf-hypnose zien te relexen, weer de nodige concentratie krij gen. Als een speler in heit veld van slag is, moet hij door deze metho de zijn ritme weer kunnen vinden'. Met deze praktijken beoogt Buzzy Kei ler en zijn 34 leden tellende staf in Sarasota het honkbal reeds bij de fun damenten aan te pakken. Keiler: 'Het zijn allemaal dingen die erbij horen. Zo moet een jonge speler niet alleen maar honkbal beoefenen. Hij moet ook weten waarom hij bepaalde han delingen verricht. Belangrijk daarbij is op een gegeven moment de discipli ne. Er moet erg hard gewerkt worden om alle facetten in de honkbalsport zo goed mogelijk door te krijgen. Op onze academie wordt die discipline als een belangrijke eis gesteld'. Hanteerbaar Buzzy Keiler erkent de grote verschil len in mogelijkheden bij de Ameri kaanse en Nederlandse honkballers. 'Natuurlijk, er is verschil in levens stijl, verschil in waarden. Maar ik ge loof zeker dat bepaalde onderdelen in onze methoden voor Nederland han teerbaar zijn. Ik heb al gemerkt dat de organisatie-vorm verbeterd is. Dat men de selectie beter uitoefent. Wat ik ook al ondervonden heb, zo wel in Sarasota als bij de nationale training, is dat de Nederlanders bij zonder goede luisteraars zijn. Er wordt aan gewerkt om van het team een zo groot mogelijke eenheid te ma ken, een gemeenschap die optimale communicatie kent. Dat kan met onze methode'. Manager Kruijs vertelt welke indruk de Honkbalbond van Buzzy Keiler heeft gekregen» 'Keiler is een van de beste honkbalspécialisten. Onze uitno diging komt voort uit de kontakten in Sarasota. Hij is niet alleen belangrijk om het Europese kampioenschap te behalen, maar vooral ook met het oog op de toekomst'. En Keiler: 'Wat ik nu doe, is het continueren van ons werk in februari in Florida. Er zijn jonge jongens bij het Nederlandse team met veel talent. Zij kennen vaak een nervositeit, die ik moet zien weg te werken. Ik wil ze overtuigen van de noodzaak om hard te werken. Als zij iets willen bereiken, dan is dat er voor nodig. Een jongen als Charles Urbanus, een zeer goed atleet, die ei-I genlijk voor verschillende posities een uitstekende kracht is, bezit vreselijk veel kwaliteit. Maar omdat hij nog harder werkt dan de meeste anderen, zijn zijn prestaties nog beter'. Media Bij de poging om het peil van de honkbalsport omhoog te brengen, ziet Buzzy Keiler ook een arbeidsveld voor de nieuwsmedia. Keiler: 'Kranten, ra dio en t.v. kunnen voor meer toe schouwers zorgen, dan de clubs zelf. Zij moeten gekleurde verhalen bren-! gen. Let wel, je hoeft geen leugens op te hangen, maar je berichtgeving moet een aantrekkelijkheid voor de honkbalsport inhouden. Daarbij hoort ook het leveren van standen en aller lei ander cijfermateriaal'. De steeds strakkere Hossen topsport en medische Hiap is geenszins een e. Topsport vraagt steeds n het lichaam en de vraag ver de grenzen nog kunnen verlegd, vindt het antwoord mende mate uit ïappelijke onderzoekingen, eer nog dan het werk in ria of proefnemingen in de ktijk, raakt de arts betrokken opsport-activiteiten. De man directe, daadwerkelijke e begeleiding treedt vooral de aren nadrukkelijker op de ld. ters zijn bereid zich omwille prestaties vele opofferingen isten. Zij hebben haast, hun ■perkt. Profs willen In zo kort e tijd veel geld verdienen, s staan andere zaken voor lympische Spelen, nschappen) die onder geen jcdwarsboomd mogen worden. Iers zijn daarom ook bereid es te doen aan hun lichaam, r van hun activiteiten. Er is geen tijd naar pijn te Die onwillige spier moet B, die kapotte enkel of knie :n rem vormen, die daarbij moet helpen is de Zijn taak is te helpen bij nemen van die 'ellendige ssen'. En de artsen die zich Verdiept in de sport kunnen Zij kennen lingsmethoden, die de van de betrokken sportman d zijn. Zij weten ook dat het iele voorschrijven van rust In allen helemaal niet zo'n beste is. Dat je een sportman niet ken met z'n ene been op een iet laten zitten, maar best de zijn lichaam in training kan op der jaren is een leid praktische kennis 1, waarmee de al dan niet topsporters in ruime mate rdeel hebben kunnen doen. wikkeling waarmee tot voor ereen vrede had. Want de naanden is de eeskunde het onderwerp van ebreide discussie geweest, de lar hoe ver dat medisch n bij sportletsel kan gaan, •t name actueel door Johan De Ajacied sukkelde met een Ige blessure, maar kon in de clubarts John Rolink (in de ■ulevard-pers voorzien van de 'injectie-koning') best worden ipt' voor het duel tegen "iinchen. Johan Cruijff :rde twee chirurgen (Hans Hans Tetzner), die hem het |en op dat moment ontraadden. Ibleef thuis, met alle itige gevolgen van dien. Het 'is inmiddels wat AJax betreft voor de sportartsen leeft het ïog voort. leniging voor leeskunde' gaf dezer dagen laring uit, waarin de wijze de sportgeneeskunde in het Is gekomen teleurstellend [enoemd. De vereniging het dat de Indruk is gewekt arts bij het uitoefenen van neeskundige handelingen Ijks enige rekening houdt met sen van de sportbeoefenaar*, schijn is gewekt dat 'de van de sportbeoefenaar in ring komen omdat zij schikt zouden zijn aan het san de club of de groep', neeskunde mag nimmer, zo vereniging, omwille van es of clubbelangen strijdig de algemeen aanvaarde npgen over geneeskunde. Ook de at sportbeoefenaren geen vrije :uze zouden hebben, vervult niging met verontwaardiging, van prestaties voor oefenaren heeft dat ande konsekwenties. En als de t helpt, vinden zij wel iemand Die bijvoorbeeld wèl Benten verstrekt, waarvan de niet zijn te overzien. |sieve behandelingsmethoden, end gebruik van stimulerende Benten, de voortdurende jacht ;t motto 'citius, altius, fortius' ikt de rol van de sportarts lakkelijk. Voldoende redenen geval voor een gesprek met Hans do Jongste, bij de Nederlandse Sport Ie, hoofd van het medisch op Papendal. Sinds negen lortgeneeskunde zijn beroep, (elf omschrijft als: 'reiziger in ^eeskunde'. De vraag die hij imenteel ten aanzien van de t stelt, formuleert hij met: lijn we mee bezig, waar gaan toe?' door Hans Schmit De vraag waar we in de topsport nu eigenlijk mee bezig zijn is geen nieuwe. Want toen Hans de Jongste in 1956 bij toeval de eer ste stap zette op de weg van de sportgeneeskunde, werd hij ook al met die vraag geconstateerd. Als huisarts werd hij toen bena derd door de zwembond of hij niet iets aan de begeleiding van een aantal clubzwemmers kon doen. De Jongste antwoordde dat hij van het onderwerp niets af wist. De Jongste: 'Verwoerd van de zwembond zei toen: ik zal je wat helpen en je wat literatuur geven. Bij het pakket dat ik toen kreeg zat ook een geïllustreerd tijdschrift, waarin een artikel van Jan Stender stond. Hij vroeg zich daarin af wat hij nu precies deed en hoe ver hij kon gaan. En Jan Stender was, zoals velen zich nog zullen kunnen herinneren, geen man van de zachte lijn. Hij was keihard, in zijn methodes en aan pak'. Na dat eerste begin in 1956 is Hans de Jongste in toenemende mate be trokken geweest bij (onder meer) het begeleiden van topsporters. Hij werk te voor de zwembond, was met de Amersfoortse cardioloog Wim Mosterd betrokken bij de voorbereiding op de Olympische Spelen in Tokio, bezocht drie keer Mexico (Spelen 1968), had atleten en hockeyers onder zijn hoede en was tenslotte vorige zomer bij de Spelen in- MUnchen hoofd van het me disch begeleidingsteam. Vooral na dat sportfestijn is hij de topsport gaan re lativeren. De Jongste: 'Wanneer ik Mllnchen bezie, en dan probeer ik al le ellende rond de Israëliërs even te vergeten, kan ik niet anders zeggen dan dat ik veel mooie sport heb ge zien. Maar toch, in alle gesprekken die ik heb gevoerd, kwam ik steeds weer al die opofferingen tegen die voor die sport moesten worden ge troost. En steeds meer kwam de vraag naar voren of ik nu eigenlijk, grof ge zegd, niet bezig was die mensen naar hun eigen ongeluk te begeleiden. Als arts heb je vaak een vertrouwensrela tie, hoor je veel en merk je dat een deel in de topsport net een streep te ver gaat. Wat er in die top van de sport gebeurt, is wel niet dodelijk, maar is evenmin gezond. Keihard trai nen zonder meer, daar heb ik vrede mee. Maar het gaat soms verder, te ver. Wat niet wil zeggen, dat ik die mensen in de steek laat Ik vraag ze of ze wel weten wat ze doen, dat ze zo uitgefietst of gelopen kunnen zijn, dat ze zo vergeten zijn. Ik vraag ze dan hun activiteiten te relativeren. Train hard, goed, maar niet ten koste van wat dan ook, je toekomst, je li chaam. Ik vind dat je twee dingen goed voor ogen moet houden. Ten eerste dat je achteraf kunt zeggen: het was een mieterse tijd, en niet dat je moet zeggen: dat of dat heb ik er aan overgehouden; in mijn rug, in mijn knie, in mijn werk of wat dan ook. En ten tweede: topsporters moe ten gezond blijven, ondanks hun sportbeoefening.' Spuiten Het doel van de sportgeneeskunde is de sportmensen weer zo snel mogelijk aan de gang te brengen. Hij kan het ook andere artsen kwalijk nemen, wanneer ze bijvoorbeeld te veel rust aan een sportman voorschrijven. Maar dokter De Jongste zal evenmin direct klaar staan met een spuit. De Jongste: Tets genezen verklaren dat niet gene zen is, omwille van de prestatie, wijs ik zonder meer af. Het is onjuist om, wanneer het sein zo lang op oranje staat dat het elk moment op rood kan springen, het dan maar op groen te spuiten. Je moet daar natuurlijk wel een differentiatie in aanbrengen. Wanneer iemand zijn kleine teen een dag voor een wedstrijd verstuikt, wil ik hem best een injectie geven om de pijn te verdrijven. Maar ik zal dat be slist niet doen wanneer die man een gebroken kuitbeen heeft (Gerd MUller van Bayern Mllnchen speelde in de UTRECHT Het Nederlandse voetbal mag de laatste jaren 'gros sieren' in allerlei soorten cups, er is sinds kort een trofee waarvoor een grootmacht als Ajax bij voor baat niet in aanmerking komt. Want de 'wereldcup voor buiten landse werknemers', het sluitstuk van een kleine maar unieke voet- balslrijd op vaderlandse bodem, zal uitsluitend in Marokkaanse, Turkse, Joegoslavische of Spaanse handen terecht kunnen komen. De uiteindelijke beslissing, die 27 mei in het Utrechtse Stadion Galge- waard valt, zal het Nederlandse volk dan ook niet tot massale vreugde tonelen kunnen verleiden. De ge schiedenis immers die aan die fi nale vooraf ging, kende geen ande re potentiele supporters dan de 150.000 buitenlandse arbeiders die in Nederland werkzaam zijn. De competitie voor buitenlandse werknemers is bovendien geen spe cifiek sport-gebeuren, hoewel voet bal het voornaamste bindmiddel is en blijft. Het doel was desondanks allereerst iets op te zetten voor dat kleine groepje arbeiders dat vooral het 'vuile werk' opknapt waardoor onze economie mede kan blijven draaien, maar dat in zo vele op zichten, vooral recreatief, buiten onze samenleving blijft staan. Toen in het najaar van 1971 de eerste plannen voor een voetbal competitie voor gastarbeiders vorm begonnen te krijgen, stond dan ook de recreatie op de eerste plaats. De heer Pastoor van het (nog jonge) bureau Sportzaken Buitenlandse Werknemers: 'Het verenigingsleven leeft over het al gemeen niet sterk bij buitenlandse werknemers. Vooral Turken en Marokkanen organiseren zich slecht, Spanjaarden en Italianen daarentegen kunnen zich gemakke lijker organiseren, een club bestu ren, contributie innen enzovoort. De gedachte groeide toen dat als je een elftal formeert, je in de eer ste plaats de mensen met elkaar in contact brengt en in de tweede plaats kunt hopen dat zich rond zo'n elftal supporters scharen. De mogelijkheid bestaat dan dat je tot verenigingsvormen komt.' Subsidie De eerste pogingen leidden in het begin van 1972 tot een kleine com petitie, die zoveel elementen tot succes in zich droeg, dat het in september van datzelfde jaar tot een breder opgezet vervolg kwam. Met subsidie van het ministerie van CRM werd gestart met een landelijke competitie, waaraan 32 elftallen deelnamen, verdeeld in drie groepen: Turken (met 12 elf tallen), Marokkanen (14 elftallen) en overige gastarbeiders. De ge mengde groep was een uitvloeisel van de te geringe belangstelling van bijvoorbeeld de Joegoslaviërs. Niet zo verwonderlijk, want het grootste deel van de Joegoslavische werknemers in Nederland zijn vrouwen in de confectie industrie. De belangstelling is inmiddels, ruim een half jaar later, aanzien lijk gestegen. Het aantal elftallen zal het komende seizoen meer dan verdubbeld zijn en de Spanjaarden voetballen zelfs in een landelijke eerste en drie regionale tweede klassen. De moeilijkheden die daarvoor moesten worden overwon nen, zijn niet gering, alleen al door het feit dat de Nederlandse competitie kampt met een tekort aan accomodaties en kader. De heer Pastoor: 'Vorige zomer heb ben we contact met de KNVB op genomen met een verzoek om steun. Het gevolg daarvan is ge weest dat we een soort afdeling zijn geworden, naast de bestaande afdelingen, en dat de KNVB steun verleent bij het zoeken naar vel den. Ook de gemeentelijke Stich tingen voor Sport en Spel hebben ons voortreffelijk geholpen. Met de scheidsrechters was het evenmin gemakkelijk, vooral omdat de bui tenlandse werknemers een groot vertrouwen in Nederlandse arbi ters hebben en vaak weigeren on der leiding van een landgenoot te spelen.' In het verleden kwamen de buiten landse werknemers vrijwel nooit in actie op de voetbalvelden. Nu zij een eigen, aparte competitie HANS DE JONGSTE vragen na ervaringen tijdens Spelen van München eerste wedstrijd tegen Ajax met een gebroken kuitbeen, red.). Het is niet zo dat ik dat nu pas zeg. In Mexico bijvoorbeeld bij de Olympische Spe len, ben ik van vele kanten aangeval len in de zaak-Collard (een soigneur die buiten zijn boekje ging, red.). Ik heb toen gewaarschuwd tegen spuiten en kreeg te horen: wat weet hij er van, hij is maar gewoon huisarts. Als hij het niet doet, is er wel iemand an ders die er voor zorgt dat ik morgen kan lopen.' Gezien de affaire-Cruijff en bijvoor beeld ook de houding van Tom Okker (die een blessure in zijn elleboog niet met injecties of een operatie wil laten behandelen) is bij sommige topspor ters inmiddels wel het besef doorge drongen dat de medische kennis niet zonder meer en niet zonder gevaren altijd kan worden aangewend. Hoewel het gebruik van doping nog altijd schijnt toe te nemen. De Jongste: 'In München heb ik van doping weinig gemerkt, hoewel er naar mijn overtui ging veel is gebruikt. Je moet als arts de mensen echter beschermen. Ze hebben vaak oogkleppen op, anders waren ze misschien niet aan de top gekomen. Anderzijds merk ik minder van verzet tegen de-arts-die-niet-wil; enerzijds doordat je als arts meer ver trouwen kunt hebben gekregen, ande- zijds doordat ook de sportmensen zelf voor hun eigen gezondheid minder ri sico's nemen.' Bewegen Praten over sportgeneeskunde met Hans de Jongste wil hij, bewust, niet tot de topsport beperken. De Jongste: 'Topsport en het begeleiden van top sporters is misschien het meest be kende facet van de sportgeneeskunde, het is tegelijkertijd ook maar een klein deel. Bejaarden bijvoorbeeld die gaan bewegen, is een ander maar ze ker niet minder belangrijk facet. Wat niet wil zeggen dat je je handen van topsport kunt afhouden; iedere top sporter is laag begonnen.' Toen De Jongste in 1964 in dienst van de Ne derlandse Sport Federatie kwam, stond hem aanzienlijk meer voor ogen dan alleen de topsport. Er is, zijns in ziens, gezien de omstandigheden, op alle terreinen veel veranderd. Niet al leen bijvoorbeeld dat de medische aandacht langzaam is verschoven van het hart- en vaatstelsel naar het bewe gingsapparaat (De Jongste: 'Daarin ontstaan steeds meer blessures'), maar ook de aandacht van medici en weten schapsmensen van buiten de sport is toegenomen. En dat is voor hem van wezenlijk be lang. De Jongste: 'In de negen jaar dat ik nu bij de NSF werk, heb ik ge probeerd drie zaken enigszins van de grond te krijgen. In de eerste plaats heb ik geprobeerd de universiteiten te interesseren voor research in sport geneeskunde. In 1966 is de eerste gro te klap gevallen door het onderzoek van Biersteker in Mexico. Op het mo ment vindt aan vrijwel alle universi teiten onderzoek plaats. In Nijmegen zijn Binkhorst en Vos bezig met de spier en Vree met doping, in Utrecht werken Biersteker en De Vries aan de inspanningsfysiologie, in Amsterdam heb je de experimentele psychologie van Poulus, Nakken en Blitz, terwijl in Groningen Thalen met het hart be zig is. Nou weet ik wel dat er nog veel verbeterd kan worden, dat er nog weinig coördinatie is, maar in 1964 gebeurde nog vrijwel niets. Daarnaast heb ik getracht de geneeskundige we reld te laten inzien dat het begelei den van Sportbeoefenaren, op welk niveau dan ook, van' groot belang is. Om de bewegingsarmoede te bestrij den, als preventie voor hart- en vaat ziekten. Er is inmiddels wel iets ge beurd: preventief kregen we de Coo- peMest en het trimmen, curatief kwa men er bijvoorbeeld het revalideren van hartpatiënten door bewegen. Voor de Maatschappij voor Geneeskunde houd ik nog altijd lezingen om artsen op het belang van bewegen te wijzen. Daarnaast is er een applicatiecursus voor artsen, jaarlijks door zo'n dertig artsen bezocht. Er is ook een bijscho ling van schoolartsen, zodat de taak van bureaus voor sportkeuring kan worden verlicht. Er kan, opnieuw, nog veel veranderen, maar het pro bleem leeft inmiddels meer in de ge neeskundige wereld.' Papendal 'De derde taak die ik mij in 1964 heb gesteld, is het stimuleren van het on derwijs in sportgeneeskundige facet ten aan de universiteit. Sportgenees kunde is een horizontaal specialisme, zoiets als huisarts, gericht op facetten als orthopedie, traumatologie, cardio logie en inspanningsfysiologie. Over het algemeen leer je in je artsen-op leiding denken vanuit het ziekenhuis, daar krijg je ook je opleiding. Iemand bij wie je niets vindt, is gezond. Ik zou graag van een ander punt uit gaan: ten opzichte van bedlegerigen zijn jij en ik gezond, maar ten opzich te van de extreme sportman zijn wij in feite ziek. Die accent-verschuiving, dat niet meer alles vanuit het zieken huis benaderen, zou ik graag vanuit de universiteiten zien komen. Daarom ben ik zo blij dat vanuit Groningen het verzoek is gekomen co-assistenten in hun laatste opleidingsjaar op Pa pendal, op het sportmedisch centrum, te plaatsen. Graag.' hebben, blijkt de belangstelling voor actieve sportbeoefening plot seling wel te bestaan. De heer Pas toor: 'De belangstelling is er altijd wel geweest. Maar door de geringe kennis van het verenigingsleven en de daaruit voortvloeiende slechte leiding en begeleiding, smoorden de meeste pogingen een club op te zetten, voortijdig^. Hetgeen wel ge deeltelijk naar niet geheel de ver wondering wegneemt, dat een or ganisatie die ijvert voor het wel zijn van buitenlandse werknemers en deze als volwaardige leden van onze samenleving wil doen accepte ren, de buitenlandse werknemers in aparte voetbalcompetities bijeen brengt. Mislukt Pastoor: 'Pogingen om buitenlan ders bij Nederlandse verenigingen onder te brengen, hebben altijd ge faald. Er zijn wel buitenlandse werknemers die in Nederlandse clubs spelen, maar die zijn reeds lang in Nederland en in vele op zichten geïntegreerd. Ook het on derbrengen van gehele buitenland se elftallen in Nederlandse clubs is mislukt. In Utrecht bijvoorbeeld had Stichtse Boys in 1965 een Spaans elftal. Aanvankelijk liep dat goed, maar toen kwamen er moeilijkheden. Er kwam achter stand in de betaling van contribu ties, de beste spelers werden naar hogere elftallen overgebracht en de groep viel uiteen. Na driekwart van de competitie moest het elftal zich dan ook terugtrekken. Het is gewoon een feit dat de buitenlan ders moeilijk worden geaccepteerd of slechts worden gezien als een welkome aanvulling voor de post contributies. Op deze manier bleef slechts een enkeling hangen, maar werd de massa van de buitenlandse werknemers niet bereikt. Zo zijn we dus gekomen tot een aparte competitie, waarin ook nog een scheiding per nationaliteit is ge maakt. En dat is eveneens een noodzaak, want je kunt, vanwege allerlei historische achtergronden, in de praktijk nu eenmaal geen Turken tegen Grieken laten spelen of Marokkanen tegen Spanjaarden. Wat niet wegneemt dat we blijven streven naar zelfstandige vereni gingen, die in de KNVB kunnen worden opgenomen. Een voor beeld: op dit moment zijn er in Utrecht twee Turkse verenigingen. Die stonden als water en vuur te genover elkaar, maar nu zijn ze uit zichzelf met het plan gekomen een fusie aan te gaan, een echte vere niging met statuten en reglemen ten te vormen. We steunen ze daarbij zoveel we kunnen, hopen De heer Pastoor, man op het nog jonge bureau Sportzaken Buitenlandse Werknemers. dat ze snel vier teams op de been kunnen krijgen, zodat ze in de KNVB kunnen spelen. Want als voetbal de aanloop is tot de vor ming van een echte, geïntegreerde vereniging, dan is onze opzet ge slaagd.' HANS SCHMI7

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 21