uzzy
Keiler: maand vakantie voor
Nederland
GEDEELTE TOPSPORTERS
GAAT STREEP TE VER
Aanloop tot
geïntegreerde
verenigingen
7P/KWARTET ZATERDAG 19 MEI 1973
SPORT T19/K21
ïze honkbalmedewerker
ILVEEN Al staan Sparta en Haarlem Nicols op de Europese
[tljalmarkt hoog genoteerd en bekleedt het Nederlandse negental
iteeds) een toonaangevende positie, de realiteit wijst wel aan
vergelijking met het Amerikaanse baseball er een is van reus
irgje. De talrijke honkbalduels met Amerikaanse teams zijn er
iorbeeld van. In de afgelopen maand werd het bijvoorbeeld ook
eins bewezen, toen de in Amerika toch echt niet als toptalent be
fyde Daryll Southwick bij de Nicols zijn diensten aanbood: maar
arlemmers keken stomverbaasd naar de verrichtingen van de
Ige Amerikaan, die daarop met groot enthousiasme werd inge-
f de ploeg van coach Leo Kops.
sterker werd de nietige posi-
het nationale honkbal gevoeld,
>t Nederlandse team enkele
geleden een veertiendaagse
de Verenigde Staten maakte,
istemming werd het verblijf
Kansas City Royals Baseball
,.jy beschreven in termen als
en 'het einde'.
In de mensen die dage-
In dat paradijs vertoeft is
keiler, technisch directeur van
fjemy in Sarasota, Florida. Zijn
jijkste werk is het coördineren
van de opleiding van aanstaande prof
honkballers. Hierdoor ook maakte hij
begin februari kennis met de nationa
le selectie. De contacten die toen wer
den gelegd, leidden tot het verzoek
van de KNBSB aan Keiler om in mei
naar Nederland te komen. Keiler: 'Dat
betekende een maand van mijn vakan
tie opgeven. Maar dat wilde ik graag
doen. Ik wil graag proberen het Ne
derlandse honkbal te helpen, net zo
goed als de begeleiders van het team
hur. tijd en geld eraan geven'.
Keller nam de invitatie aan en traint
nu de selectie. Slechts voor één
maand want in juni zal Ron Fraser,
die ook vorig jaar al trainer-coach
3
BUZZY KELLER
van de nationale ploeg was, het werk
van Keiler overnemen. De manager
van het team A. Kruijs, bij wie Keiler
een tijdelijk onderdak heeft gevon
den, zegt: 'Natuurlijk, het is maar één
maand, maar het is beter dan niets.
Bovendien kon Fraser niet eerder dan
in juni beginnen. Zodoende waren
we dolblij dat Keiler die overbrug-
gingstijd wilde komen'. En Keiler: 'Ik
ken Ron Fraser erg goed. Voordat hij
begint, zal ik nog intensief besprekin
gen met hem voeren over het verloop
van de training'.
Research
Een training, die op 8 juli in Haar
lem moet uitmonden in het behalen
van het Europese kampioenschap. Een
voorbereiding waarin Buzzy Keiler
een uitermate belangrijke schakel is.
De Amerikaan heeft inmiddels al een
tweejarige ervaring op de KC Royal
baseball Academy achter de rug. Hij
ziet daardoor dat er heel wat meer
dan alleen zo hard mogelijk werpen
en slaan bij de opleiding gevraagd
wordt. De Academy, eigendom van de
schatrijke Ewing M. Kauffman, geldt
zelfs in de Verenigde Staten als een
uniek honkbalintemaat, waar behalve
een enorm arsenaal honkbalmateriaal
ook de wetenschappelijke aanpak en
de medische begeleiding met de
grootst mogelijke zorg wordt bekeken.
Keiler: 'heel belangrijk is de research'.
We kennen zo'n vijftal projek-
ten, waar bijvoorbeeld oogtesten wor
den gedaan psychologische onderzoe
ken worden verricht. Zelfs hypnose is
een middel waar we dankbaar gebruik
van maken. Niet zoals het in shows
wordt bedreven, maar voor de spelers
zelf. Zij moeten in bepaalde situaties
door zelf-hypnose zien te relexen,
weer de nodige concentratie krij
gen. Als een speler in heit veld
van slag is, moet hij door deze metho
de zijn ritme weer kunnen vinden'.
Met deze praktijken beoogt Buzzy Kei
ler en zijn 34 leden tellende staf in
Sarasota het honkbal reeds bij de fun
damenten aan te pakken. Keiler: 'Het
zijn allemaal dingen die erbij horen.
Zo moet een jonge speler niet alleen
maar honkbal beoefenen. Hij moet
ook weten waarom hij bepaalde han
delingen verricht. Belangrijk daarbij
is op een gegeven moment de discipli
ne. Er moet erg hard gewerkt worden
om alle facetten in de honkbalsport
zo goed mogelijk door te krijgen. Op
onze academie wordt die discipline als
een belangrijke eis gesteld'.
Hanteerbaar
Buzzy Keiler erkent de grote verschil
len in mogelijkheden bij de Ameri
kaanse en Nederlandse honkballers.
'Natuurlijk, er is verschil in levens
stijl, verschil in waarden. Maar ik ge
loof zeker dat bepaalde onderdelen in
onze methoden voor Nederland han
teerbaar zijn. Ik heb al gemerkt
dat de organisatie-vorm verbeterd is.
Dat men de selectie beter uitoefent.
Wat ik ook al ondervonden heb, zo
wel in Sarasota als bij de nationale
training, is dat de Nederlanders bij
zonder goede luisteraars zijn. Er
wordt aan gewerkt om van het team
een zo groot mogelijke eenheid te ma
ken, een gemeenschap die optimale
communicatie kent. Dat kan met onze
methode'.
Manager Kruijs vertelt welke indruk
de Honkbalbond van Buzzy Keiler
heeft gekregen» 'Keiler is een van de
beste honkbalspécialisten. Onze uitno
diging komt voort uit de kontakten in
Sarasota. Hij is niet alleen belangrijk
om het Europese kampioenschap te
behalen, maar vooral ook met het oog
op de toekomst'. En Keiler: 'Wat ik
nu doe, is het continueren van ons
werk in februari in Florida. Er zijn
jonge jongens bij het Nederlandse
team met veel talent. Zij kennen vaak
een nervositeit, die ik moet zien weg
te werken. Ik wil ze overtuigen van
de noodzaak om hard te werken. Als
zij iets willen bereiken, dan is dat er
voor nodig. Een jongen als Charles
Urbanus, een zeer goed atleet, die ei-I
genlijk voor verschillende posities een
uitstekende kracht is, bezit vreselijk
veel kwaliteit. Maar omdat hij nog
harder werkt dan de meeste anderen,
zijn zijn prestaties nog beter'.
Media
Bij de poging om het peil van de
honkbalsport omhoog te brengen, ziet
Buzzy Keiler ook een arbeidsveld voor
de nieuwsmedia. Keiler: 'Kranten, ra
dio en t.v. kunnen voor meer toe
schouwers zorgen, dan de clubs zelf.
Zij moeten gekleurde verhalen bren-!
gen. Let wel, je hoeft geen leugens op
te hangen, maar je berichtgeving
moet een aantrekkelijkheid voor de
honkbalsport inhouden. Daarbij hoort
ook het leveren van standen en aller
lei ander cijfermateriaal'.
De steeds strakkere
Hossen topsport en medische
Hiap is geenszins een
e. Topsport vraagt steeds
n het lichaam en de vraag
ver de grenzen nog kunnen
verlegd, vindt het antwoord
mende mate uit
ïappelijke onderzoekingen,
eer nog dan het werk in
ria of proefnemingen in de
ktijk, raakt de arts betrokken
opsport-activiteiten. De man
directe, daadwerkelijke
e begeleiding treedt vooral de
aren nadrukkelijker op de
ld.
ters zijn bereid zich omwille
prestaties vele opofferingen
isten. Zij hebben haast, hun
■perkt. Profs willen In zo kort
e tijd veel geld verdienen,
s staan andere zaken voor
lympische Spelen,
nschappen) die onder geen
jcdwarsboomd mogen worden.
Iers zijn daarom ook bereid
es te doen aan hun lichaam,
r van hun activiteiten. Er is
geen tijd naar pijn te
Die onwillige spier moet
B, die kapotte enkel of knie
:n rem vormen,
die daarbij moet helpen is de
Zijn taak is te helpen bij
nemen van die 'ellendige
ssen'. En de artsen die zich
Verdiept in de sport kunnen
Zij kennen
lingsmethoden, die de
van de betrokken sportman
d zijn. Zij weten ook dat het
iele voorschrijven van rust In
allen helemaal niet zo'n beste
is. Dat je een sportman niet
ken met z'n ene been op een
iet laten zitten, maar best de
zijn lichaam in training kan
op der jaren is een
leid praktische kennis
1, waarmee de al dan niet
topsporters in ruime mate
rdeel hebben kunnen doen.
wikkeling waarmee tot voor
ereen vrede had. Want de
naanden is de
eeskunde het onderwerp van
ebreide discussie geweest, de
lar hoe ver dat medisch
n bij sportletsel kan gaan,
•t name actueel door Johan
De Ajacied sukkelde met een
Ige blessure, maar kon in de
clubarts John Rolink (in de
■ulevard-pers voorzien van de
'injectie-koning') best worden
ipt' voor het duel tegen
"iinchen. Johan Cruijff
:rde twee chirurgen (Hans
Hans Tetzner), die hem het
|en op dat moment ontraadden.
Ibleef thuis, met alle
itige gevolgen van dien. Het
'is inmiddels wat AJax betreft
voor de sportartsen leeft het
ïog voort.
leniging voor
leeskunde' gaf dezer dagen
laring uit, waarin de wijze
de sportgeneeskunde in het
Is gekomen teleurstellend
[enoemd. De vereniging
het dat de Indruk is gewekt
arts bij het uitoefenen van
neeskundige handelingen
Ijks enige rekening houdt met
sen van de sportbeoefenaar*,
schijn is gewekt dat 'de
van de sportbeoefenaar in
ring komen omdat zij
schikt zouden zijn aan het
san de club of de groep',
neeskunde mag nimmer, zo
vereniging, omwille van
es of clubbelangen strijdig
de algemeen aanvaarde
npgen over geneeskunde. Ook de
at sportbeoefenaren geen vrije
:uze zouden hebben, vervult
niging met verontwaardiging,
van prestaties voor
oefenaren heeft dat
ande konsekwenties. En als de
t helpt, vinden zij wel iemand
Die bijvoorbeeld wèl
Benten verstrekt, waarvan de
niet zijn te overzien.
|sieve behandelingsmethoden,
end gebruik van stimulerende
Benten, de voortdurende jacht
;t motto 'citius, altius, fortius'
ikt de rol van de sportarts
lakkelijk. Voldoende redenen
geval voor een gesprek
met Hans do Jongste,
bij de Nederlandse Sport
Ie, hoofd van het medisch
op Papendal. Sinds negen
lortgeneeskunde zijn beroep,
(elf omschrijft als: 'reiziger in
^eeskunde'. De vraag die hij
imenteel ten aanzien van de
t stelt, formuleert hij met:
lijn we mee bezig, waar gaan
toe?'
door Hans Schmit
De vraag waar we in de topsport
nu eigenlijk mee bezig zijn is
geen nieuwe. Want toen Hans de
Jongste in 1956 bij toeval de eer
ste stap zette op de weg van de
sportgeneeskunde, werd hij ook
al met die vraag geconstateerd.
Als huisarts werd hij toen bena
derd door de zwembond of hij
niet iets aan de begeleiding van
een aantal clubzwemmers kon
doen. De Jongste antwoordde dat
hij van het onderwerp niets af
wist. De Jongste: 'Verwoerd van
de zwembond zei toen: ik zal je
wat helpen en je wat literatuur
geven. Bij het pakket dat ik toen
kreeg zat ook een geïllustreerd
tijdschrift, waarin een artikel van
Jan Stender stond. Hij vroeg zich
daarin af wat hij nu precies deed
en hoe ver hij kon gaan. En Jan
Stender was, zoals velen zich nog
zullen kunnen herinneren, geen
man van de zachte lijn. Hij was
keihard, in zijn methodes en aan
pak'.
Na dat eerste begin in 1956 is Hans
de Jongste in toenemende mate be
trokken geweest bij (onder meer) het
begeleiden van topsporters. Hij werk
te voor de zwembond, was met de
Amersfoortse cardioloog Wim Mosterd
betrokken bij de voorbereiding op de
Olympische Spelen in Tokio, bezocht
drie keer Mexico (Spelen 1968), had
atleten en hockeyers onder zijn hoede
en was tenslotte vorige zomer bij de
Spelen in- MUnchen hoofd van het me
disch begeleidingsteam. Vooral na dat
sportfestijn is hij de topsport gaan re
lativeren. De Jongste: 'Wanneer ik
Mllnchen bezie, en dan probeer ik al
le ellende rond de Israëliërs even te
vergeten, kan ik niet anders zeggen
dan dat ik veel mooie sport heb ge
zien. Maar toch, in alle gesprekken
die ik heb gevoerd, kwam ik steeds
weer al die opofferingen tegen die
voor die sport moesten worden ge
troost. En steeds meer kwam de vraag
naar voren of ik nu eigenlijk, grof ge
zegd, niet bezig was die mensen naar
hun eigen ongeluk te begeleiden. Als
arts heb je vaak een vertrouwensrela
tie, hoor je veel en merk je dat een
deel in de topsport net een streep te
ver gaat. Wat er in die top van de
sport gebeurt, is wel niet dodelijk,
maar is evenmin gezond. Keihard trai
nen zonder meer, daar heb ik vrede
mee. Maar het gaat soms verder, te
ver. Wat niet wil zeggen, dat ik die
mensen in de steek laat Ik vraag ze
of ze wel weten wat ze doen, dat ze
zo uitgefietst of gelopen kunnen zijn,
dat ze zo vergeten zijn. Ik vraag
ze dan hun activiteiten te relativeren.
Train hard, goed, maar niet ten koste
van wat dan ook, je toekomst, je li
chaam. Ik vind dat je twee dingen
goed voor ogen moet houden. Ten
eerste dat je achteraf kunt zeggen:
het was een mieterse tijd, en niet dat
je moet zeggen: dat of dat heb ik er
aan overgehouden; in mijn rug, in
mijn knie, in mijn werk of wat dan
ook. En ten tweede: topsporters moe
ten gezond blijven, ondanks hun
sportbeoefening.'
Spuiten
Het doel van de sportgeneeskunde is
de sportmensen weer zo snel mogelijk
aan de gang te brengen. Hij kan het
ook andere artsen kwalijk nemen,
wanneer ze bijvoorbeeld te veel rust
aan een sportman voorschrijven. Maar
dokter De Jongste zal evenmin direct
klaar staan met een spuit. De Jongste:
Tets genezen verklaren dat niet gene
zen is, omwille van de prestatie, wijs
ik zonder meer af. Het is onjuist om,
wanneer het sein zo lang op oranje
staat dat het elk moment op rood kan
springen, het dan maar op groen te
spuiten. Je moet daar natuurlijk wel
een differentiatie in aanbrengen.
Wanneer iemand zijn kleine teen een
dag voor een wedstrijd verstuikt, wil
ik hem best een injectie geven om de
pijn te verdrijven. Maar ik zal dat be
slist niet doen wanneer die man een
gebroken kuitbeen heeft (Gerd MUller
van Bayern Mllnchen speelde in de
UTRECHT Het Nederlandse
voetbal mag de laatste jaren 'gros
sieren' in allerlei soorten cups, er
is sinds kort een trofee waarvoor
een grootmacht als Ajax bij voor
baat niet in aanmerking komt.
Want de 'wereldcup voor buiten
landse werknemers', het sluitstuk
van een kleine maar unieke voet-
balslrijd op vaderlandse bodem,
zal uitsluitend in Marokkaanse,
Turkse, Joegoslavische of Spaanse
handen terecht kunnen komen. De
uiteindelijke beslissing, die 27 mei
in het Utrechtse Stadion Galge-
waard valt, zal het Nederlandse volk
dan ook niet tot massale vreugde
tonelen kunnen verleiden. De ge
schiedenis immers die aan die fi
nale vooraf ging, kende geen ande
re potentiele supporters dan de
150.000 buitenlandse arbeiders die
in Nederland werkzaam zijn.
De competitie voor buitenlandse
werknemers is bovendien geen spe
cifiek sport-gebeuren, hoewel voet
bal het voornaamste bindmiddel is
en blijft. Het doel was desondanks
allereerst iets op te zetten voor dat
kleine groepje arbeiders dat vooral
het 'vuile werk' opknapt waardoor
onze economie mede kan blijven
draaien, maar dat in zo vele op
zichten, vooral recreatief, buiten
onze samenleving blijft staan.
Toen in het najaar van 1971 de
eerste plannen voor een voetbal
competitie voor gastarbeiders vorm
begonnen te krijgen, stond dan
ook de recreatie op de eerste
plaats. De heer Pastoor van het
(nog jonge) bureau Sportzaken
Buitenlandse Werknemers: 'Het
verenigingsleven leeft over het al
gemeen niet sterk bij buitenlandse
werknemers. Vooral Turken en
Marokkanen organiseren zich
slecht, Spanjaarden en Italianen
daarentegen kunnen zich gemakke
lijker organiseren, een club bestu
ren, contributie innen enzovoort.
De gedachte groeide toen dat als
je een elftal formeert, je in de eer
ste plaats de mensen met elkaar in
contact brengt en in de tweede
plaats kunt hopen dat zich rond
zo'n elftal supporters scharen. De
mogelijkheid bestaat dan dat je tot
verenigingsvormen komt.'
Subsidie
De eerste pogingen leidden in het
begin van 1972 tot een kleine com
petitie, die zoveel elementen tot
succes in zich droeg, dat het in
september van datzelfde jaar tot
een breder opgezet vervolg kwam.
Met subsidie van het ministerie
van CRM werd gestart met een
landelijke competitie, waaraan 32
elftallen deelnamen, verdeeld in
drie groepen: Turken (met 12 elf
tallen), Marokkanen (14 elftallen)
en overige gastarbeiders. De ge
mengde groep was een uitvloeisel
van de te geringe belangstelling
van bijvoorbeeld de Joegoslaviërs.
Niet zo verwonderlijk, want het
grootste deel van de Joegoslavische
werknemers in Nederland zijn
vrouwen in de confectie industrie.
De belangstelling is inmiddels,
ruim een half jaar later, aanzien
lijk gestegen. Het aantal elftallen
zal het komende seizoen meer dan
verdubbeld zijn en de Spanjaarden
voetballen zelfs in een landelijke
eerste en drie regionale tweede
klassen. De moeilijkheden die
daarvoor moesten worden overwon
nen, zijn niet gering, alleen al
door het feit dat de Nederlandse
competitie kampt met een tekort
aan accomodaties en kader. De
heer Pastoor: 'Vorige zomer heb
ben we contact met de KNVB op
genomen met een verzoek om
steun. Het gevolg daarvan is ge
weest dat we een soort afdeling
zijn geworden, naast de bestaande
afdelingen, en dat de KNVB steun
verleent bij het zoeken naar vel
den. Ook de gemeentelijke Stich
tingen voor Sport en Spel hebben
ons voortreffelijk geholpen. Met de
scheidsrechters was het evenmin
gemakkelijk, vooral omdat de bui
tenlandse werknemers een groot
vertrouwen in Nederlandse arbi
ters hebben en vaak weigeren on
der leiding van een landgenoot te
spelen.'
In het verleden kwamen de buiten
landse werknemers vrijwel nooit
in actie op de voetbalvelden. Nu
zij een eigen, aparte competitie
HANS DE JONGSTE
vragen na ervaringen tijdens Spelen van München
eerste wedstrijd tegen Ajax met een
gebroken kuitbeen, red.). Het is niet
zo dat ik dat nu pas zeg. In Mexico
bijvoorbeeld bij de Olympische Spe
len, ben ik van vele kanten aangeval
len in de zaak-Collard (een soigneur
die buiten zijn boekje ging, red.). Ik
heb toen gewaarschuwd tegen spuiten
en kreeg te horen: wat weet hij er
van, hij is maar gewoon huisarts. Als
hij het niet doet, is er wel iemand an
ders die er voor zorgt dat ik morgen
kan lopen.'
Gezien de affaire-Cruijff en bijvoor
beeld ook de houding van Tom Okker
(die een blessure in zijn elleboog niet
met injecties of een operatie wil laten
behandelen) is bij sommige topspor
ters inmiddels wel het besef doorge
drongen dat de medische kennis niet
zonder meer en niet zonder gevaren
altijd kan worden aangewend. Hoewel
het gebruik van doping nog altijd
schijnt toe te nemen. De Jongste: 'In
München heb ik van doping weinig
gemerkt, hoewel er naar mijn overtui
ging veel is gebruikt. Je moet als arts
de mensen echter beschermen. Ze
hebben vaak oogkleppen op, anders
waren ze misschien niet aan de top
gekomen. Anderzijds merk ik minder
van verzet tegen de-arts-die-niet-wil;
enerzijds doordat je als arts meer ver
trouwen kunt hebben gekregen, ande-
zijds doordat ook de sportmensen zelf
voor hun eigen gezondheid minder ri
sico's nemen.'
Bewegen
Praten over sportgeneeskunde met
Hans de Jongste wil hij, bewust, niet
tot de topsport beperken. De Jongste:
'Topsport en het begeleiden van top
sporters is misschien het meest be
kende facet van de sportgeneeskunde,
het is tegelijkertijd ook maar een
klein deel. Bejaarden bijvoorbeeld die
gaan bewegen, is een ander maar ze
ker niet minder belangrijk facet. Wat
niet wil zeggen dat je je handen van
topsport kunt afhouden; iedere top
sporter is laag begonnen.' Toen De
Jongste in 1964 in dienst van de Ne
derlandse Sport Federatie kwam,
stond hem aanzienlijk meer voor ogen
dan alleen de topsport. Er is, zijns in
ziens, gezien de omstandigheden, op
alle terreinen veel veranderd. Niet al
leen bijvoorbeeld dat de medische
aandacht langzaam is verschoven van
het hart- en vaatstelsel naar het bewe
gingsapparaat (De Jongste: 'Daarin
ontstaan steeds meer blessures'), maar
ook de aandacht van medici en weten
schapsmensen van buiten de sport is
toegenomen.
En dat is voor hem van wezenlijk be
lang. De Jongste: 'In de negen jaar
dat ik nu bij de NSF werk, heb ik ge
probeerd drie zaken enigszins van de
grond te krijgen. In de eerste plaats
heb ik geprobeerd de universiteiten
te interesseren voor research in sport
geneeskunde. In 1966 is de eerste gro
te klap gevallen door het onderzoek
van Biersteker in Mexico. Op het mo
ment vindt aan vrijwel alle universi
teiten onderzoek plaats. In Nijmegen
zijn Binkhorst en Vos bezig met de
spier en Vree met doping, in Utrecht
werken Biersteker en De Vries aan de
inspanningsfysiologie, in Amsterdam
heb je de experimentele psychologie
van Poulus, Nakken en Blitz, terwijl
in Groningen Thalen met het hart be
zig is. Nou weet ik wel dat er nog
veel verbeterd kan worden, dat er nog
weinig coördinatie is, maar in 1964
gebeurde nog vrijwel niets. Daarnaast
heb ik getracht de geneeskundige we
reld te laten inzien dat het begelei
den van Sportbeoefenaren, op welk
niveau dan ook, van' groot belang is.
Om de bewegingsarmoede te bestrij
den, als preventie voor hart- en vaat
ziekten. Er is inmiddels wel iets ge
beurd: preventief kregen we de Coo-
peMest en het trimmen, curatief kwa
men er bijvoorbeeld het revalideren
van hartpatiënten door bewegen. Voor
de Maatschappij voor Geneeskunde
houd ik nog altijd lezingen om artsen
op het belang van bewegen te wijzen.
Daarnaast is er een applicatiecursus
voor artsen, jaarlijks door zo'n dertig
artsen bezocht. Er is ook een bijscho
ling van schoolartsen, zodat de taak
van bureaus voor sportkeuring kan
worden verlicht. Er kan, opnieuw,
nog veel veranderen, maar het pro
bleem leeft inmiddels meer in de ge
neeskundige wereld.'
Papendal
'De derde taak die ik mij in 1964 heb
gesteld, is het stimuleren van het on
derwijs in sportgeneeskundige facet
ten aan de universiteit. Sportgenees
kunde is een horizontaal specialisme,
zoiets als huisarts, gericht op facetten
als orthopedie, traumatologie, cardio
logie en inspanningsfysiologie. Over
het algemeen leer je in je artsen-op
leiding denken vanuit het ziekenhuis,
daar krijg je ook je opleiding. Iemand
bij wie je niets vindt, is gezond. Ik
zou graag van een ander punt uit
gaan: ten opzichte van bedlegerigen
zijn jij en ik gezond, maar ten opzich
te van de extreme sportman zijn wij
in feite ziek. Die accent-verschuiving,
dat niet meer alles vanuit het zieken
huis benaderen, zou ik graag vanuit
de universiteiten zien komen. Daarom
ben ik zo blij dat vanuit Groningen
het verzoek is gekomen co-assistenten
in hun laatste opleidingsjaar op Pa
pendal, op het sportmedisch centrum,
te plaatsen. Graag.'
hebben, blijkt de belangstelling
voor actieve sportbeoefening plot
seling wel te bestaan. De heer Pas
toor: 'De belangstelling is er altijd
wel geweest. Maar door de geringe
kennis van het verenigingsleven en
de daaruit voortvloeiende slechte
leiding en begeleiding, smoorden
de meeste pogingen een club op te
zetten, voortijdig^. Hetgeen wel ge
deeltelijk naar niet geheel de ver
wondering wegneemt, dat een or
ganisatie die ijvert voor het wel
zijn van buitenlandse werknemers
en deze als volwaardige leden van
onze samenleving wil doen accepte
ren, de buitenlandse werknemers
in aparte voetbalcompetities bijeen
brengt.
Mislukt
Pastoor: 'Pogingen om buitenlan
ders bij Nederlandse verenigingen
onder te brengen, hebben altijd ge
faald. Er zijn wel buitenlandse
werknemers die in Nederlandse
clubs spelen, maar die zijn reeds
lang in Nederland en in vele op
zichten geïntegreerd. Ook het on
derbrengen van gehele buitenland
se elftallen in Nederlandse clubs is
mislukt. In Utrecht bijvoorbeeld
had Stichtse Boys in 1965 een
Spaans elftal. Aanvankelijk liep
dat goed, maar toen kwamen er
moeilijkheden. Er kwam achter
stand in de betaling van contribu
ties, de beste spelers werden naar
hogere elftallen overgebracht en
de groep viel uiteen. Na driekwart
van de competitie moest het elftal
zich dan ook terugtrekken. Het is
gewoon een feit dat de buitenlan
ders moeilijk worden geaccepteerd
of slechts worden gezien als een
welkome aanvulling voor de post
contributies. Op deze manier bleef
slechts een enkeling hangen, maar
werd de massa van de buitenlandse
werknemers niet bereikt. Zo zijn
we dus gekomen tot een aparte
competitie, waarin ook nog een
scheiding per nationaliteit is ge
maakt. En dat is eveneens een
noodzaak, want je kunt, vanwege
allerlei historische achtergronden,
in de praktijk nu eenmaal geen
Turken tegen Grieken laten spelen
of Marokkanen tegen Spanjaarden.
Wat niet wegneemt dat we blijven
streven naar zelfstandige vereni
gingen, die in de KNVB kunnen
worden opgenomen. Een voor
beeld: op dit moment zijn er in
Utrecht twee Turkse verenigingen.
Die stonden als water en vuur te
genover elkaar, maar nu zijn ze uit
zichzelf met het plan gekomen een
fusie aan te gaan, een echte vere
niging met statuten en reglemen
ten te vormen. We steunen ze
daarbij zoveel we kunnen, hopen
De heer Pastoor, man op het
nog jonge bureau Sportzaken
Buitenlandse Werknemers.
dat ze snel vier teams op de been
kunnen krijgen, zodat ze in de
KNVB kunnen spelen. Want als
voetbal de aanloop is tot de vor
ming van een echte, geïntegreerde
vereniging, dan is onze opzet ge
slaagd.'
HANS SCHMI7