)e kwetsbare eerlijkheid van Witold Gombrowicz Nijhoff zag toneel in Polen Iff/KWARTET ZATERDAG 5 MEI 1973Küiw ira/mia Uitgekookte halfgaarheid KUNST T15/K1S - Ad Zuiderent Ld al onder verschillende omstandigheden mijn dood ontmoet, maar die betingen bevatten altijd een soort zijuitgang die uitkwam op het leven, ik hier, in de Tiergarten, de dood onmiddellijk ervoer en vanaf die gelijkt hij niet meer van mij. Ik had Amerika niet moeten verlaten. Waar in, Lb had ik daarginds niet begrepen dat Europa voor mij slechts de dood lijn? Ja, voor een man als ik, en in mijn situatie, moet iedere stap in de ening van zÜn kindertijd en zijn jeugd dodelijk zijn: en hoewel ik me later ndidan eens heb Verbaasd' dat zoiets fijns als een geur mijn leven onver- zo radicaal kon afsluiten, zette zich toch vanaf die. dag de dood elk pnt als een vogel op mijn schouder, en dat gedurende heel mijn verblijf jrlijn.' Ijtold Gombrowicz (19041969) dit in chrijft, bevindt hij zich vlak bij zijn teland Polen. In 1939 had hij op uit- ng van een Poolse scheepvaartmaat- iij de eerste reis van de 'Chrobry' maakt, naar Buenos Aires. Tijdens orte verblijf daar brak de tweede we- rlog uit, waardoor hij in Argentinië vierentwintig jaar lang. Later ervoer ■owicz dit verblijf in Argentinië als wede jeugd, een verlossing van de Ge- enis. De wereld zou immers in enkele een totaal ander aanzien krijgen, zon- at Gombrowicz daar ook maar in de ste mate deel aan had. •lijn jw op uitnodiging, nu van de Ford ation, gaat Gombrowicz in 1963 terug iuropa om een jaar in Berlijn door te in. Hij breekt zich met moeite los van ind van zijn tweede jeugd. Hij pro- j foto's van Witold Gombrowicz en (vrouw Rita stonden in het laatste van het literair magazine (december 1972,) dat geheel aan schrijver was gewijd, f beert zijn leven in Argentinië te ordenen: aanvankelijk het zorgeloze bohémienleven. later zijn leven als bankemployee, tenslotte zijn leven als redelijk bekend literator. Hij probeert het lot te doorgronden dat hem de ze levensloop bezorgde, als hij hierover schrijft in zijn dagboek. Delen van dit dag boek zijn al eerder in het Nederlands vertaald. Daar is nu het Dagboek Parijs-Ber- lijn (1) aan toegevoegd, over de periodo 1963—1964. Als hoofdpersoon van zijn dagboek lijkt hij op de personages in zijn verhalen, die met geheimen worden geconfronteerd, waarin zij koste wat het kost willen doordringen. In het hier ter sprake komende deel van zijn dagboek zijn die geheimen schijnbaar geo grafisch bepaald: Argentinië. Parijs, Berlijn, Polen. Schijnbaar, ja, want in werkelijkheid is het grootste geheim waarin Gombrowicz tracht door te dringen: Gombrowicz zelf. Argentinië: 'Natuurlijk dacht ik, natuurlijk is dat alles niets dan een kwestie van ver wijdering: Polen niet bemind hebben omdat ik er te dicht bij stond, Argentinië bemin nen omdat ik het altijd op een bepaalde af stand heb gehouden, en het pas nu bemin nen, nu ik me ervan verwijder, me ervan losruk Ook zijn eigen verleden kan men op afstand beminnen, als men zich niet alleen in de tijd, maar ook in de ruimte verwijdertzoals ik, ontvoerd, heen en weer geslingerd, onderworpen aan een on onderbroken proces van zich verwijderen en zich losscheuren, uitgehold, verteerd door een hartstochtelijke liefde voor wat zich juist van mij verwijderde. Argentinië ver leden of land? Een verleden dat een land is, en een land dat een verleden is'. Reddeloosheid Eveneens Argentinië: 'dat in de oceanen ver loren land, met zijn vissestaart in de Zuid pool zwemmend o, de eenzaamheid van Argentinië op de kaart en haar neerstorten in de wateren, die overhaaste afdaling naar beneden, dat reddeloos verdrinken in de verten Het eerste citaat is nog de beschrijving van een algemeen menselijke ervaring, die men bij iedere romantische schrijver kan tegen komen: datgene beminnen waar men afstand toe neemt. Het tweede citaat daarentegen is typerend voor Gombrowicz: een bepaalde vorm obsedeert hem en roept gevoelens wakker van eenzaamheid, belachelijkheid en reddeloosheid. In dit geval is het de toeval lige vorm van Argentinië op de landkaart. Gombrowicz isoleert zo'n detail van zijn om geving en geeft er een betekenis aan die strikt persoonlijk is. Een. dergelijkebe schrijving zegt meer over de schrijver dan over Argentinië. Parijs is voor Gombrowicz aanleiding tot een geweldige woede-uitbarsting: het is een stad die de veertig gepasseerd is, waar geen jeugd kan bestaan: 'Die paar voorbijgangers die ik heb gezien terwijl ik met Kot in het café was, waren al genoeg die gebaren, bewegingen, uitdrukkingen, kledingen daar barsten de antipathieën los die ik sinds lang koesterde'. Deze afkeer is in Argentinië al gevoed, want in gesprekken die de Franse cinticus Domi nique de Roux met hem had, vertelde Gom browicz dat een schrijver in de Zuidameri- kaanse literaire wereld pas geaccepteerd werd, als hij in Parijs geaccepteerd was. Pa rijs werd vanuit Zuid-Amerika als de belang rijkste normgever beschouwd op literair gebied. Dus is het niet zo vreemd als Gom browicz met zijn passie voor jeugd zich af keert van deze al te wijze, al te oude stad. Er zijn echter twee auteurs die Gombro wicz' gedachten over Frankrijk een positie ve wending weten te geven: Sartre en Ge net. Tegenover beiden neemt hij een hou ding aan van bewondering die getemperd wordt door de angst met een sterkere te doen te hebben. Als hij Pompes funèbres van Genet aan het lezen is, schrijft hij: 'Het leek me alsof ik Genet zelf had opgeroepen, hem in zekere zin had uitgedacht, zoals ik scènes uit mijn romans had uitgedacht En als hij mij overtroefde, dan als kind van mijn eigen verbeelding. Toch voelde ik me onbehaaglijk deze broederziel was hm laten we zeggen, wat compromitte rend En dat niet alleen De hand die mij daar. onder de lantaarnpaal, ongeoor loofd had willen aanraken, die hand was zo koud! Ondanks alles had ik niet de moed zijn andere boeken ook maar door te blade ren, en zelfs dat Pompes funèbres heb ik niet al te precies gelezen'. Pro of contra Vooral deze laatste opmerking heeft mij be paald bij mijn relatie als lezer tot het werk van Gombrowicz. Er is geen schrijver wiens werk ik zo lang bewust ongelezen laat, aan wiens werk ik met een zo grote huiver be gin. Niet uit angst dat het tegen zal vallen; daarvoor was Gombrowicz te kritisch ten aanzien van zijn eigen werk: discussieren over de kwaliteit van zijn werk lijkt mij niet zinvol. Maar in dat werk herken ik stukken verleden, die verloren dreigen te gaan. Geen feiten of voorvallen, maar gevoe lens. Daardoor is Gombrowicz geen schrij ver wiens werk geconsumeerd kan worden als een willekeurige roman uit de lopende literaire produktie. Net als Ferdydurke, Kosmos of ander werk van Gombrowicz ver plicht Dagboek Parijs-Berlijn mij tot stel- lingname pro of contra Gombrowicz, pro of contra eigen idealen, pro of contra eigen verleden, pro of contra twijfels die verma len dreigen te worden in de molen van al ledaagse beslissingen en kortzichtigheid. Mijn houding tegenover Witold Gombrowicz is meer te vergelijken met zijn houding te genover Sartre dan met die van de Fransen tegenover Proust, waarover hij noteert: 'On ze bewondering voor een kunstenaar heeft veel weg van de goedheid van een oude tante die een kleine jongen een compli mentje geeft om hem geen verdriet te doen. De kunstenaar heeft onze gunst weten te verwerven, hij heeft onze sympathie vero verd in die mate dat wij gelukkig zijn hem te kunnen bewonderen en het ons moeite zou kosten het niet te doen. Dit blijkt dui delijk in de houding van de Fransen tegen over Proust, die, zelfs in zijn kist, met zoe tigheden wordt verwend hij heeft ze voor zich gewonnen. Sartre daarentegen is misschien wel de enige grote hedendaagse kunstenaar, naar mijn weten, die persoon- 1 lijk wordt verafschuwd'. Gombrowicz' verblijf in Parijs duurt maar een maand. Dan gaat hij naar Berlijn, de stad waar hij onontkoombaar de dood ont moet, waar hij beseft dat Argentinië voor goed voorbij is, waar hij beseft in Europa te zullen sterven, waar hij ook twee maan den in het ziekenhuis terechtkomt. 'In vele opzichten lijkt deze stad zo sterk op mij, dat ik niet meer weet waar ik eindig en waar zij begint'. Gombrowicz is ziek, Berlijn is ziek. 'Ik, uit Argentinië gekomen, eerder buiten de Geschiedenis staand en volkomen onwennig, had voortdurend de in druk dat Berlijn, als een nieuwe Lady Mac beth. ononderbroken haar handen waste Berlijn tracht het verleden te overmeeste ren, Gombrowicz tracht dit verleden, waaraan hij geen deel heeft gehad, op zich zelf te betrekken: hij probeert er zich ver antwoordelijk voor te voelen. Berlijn werpt hem terug op zichzelf. 'Berlijn openbaarde zich aan mij als een innerlijk avontuur maar daar heb ik me nu pas rekenschap van gegeven, langzamerhand, onder het schrij ven Berlijn is ook de stad waar hij vlak bij Po len is. Maar de confrontatie met Polen is het meest ontnuchterende gedeelte uit het boek. Een van de gesprekken die hij met landgenoten in Berlijn voert, blijkt te resul teren in een hetze vanuit Polen tegen Gom browicz. Hij zegt in dit gesprek dat erva ring en dan in dit geval oorlogservaring niet de enige vereiste is om door te drin gen in de ziel van de Duitser. Dit informele gesprek wordt verminkt gepubliceerd als een interview, waaruit Gombrowicz tevoor schijn komt als een eerloos verdediger van het nazisme. Rechtzettingen die Gombrowicz naar Polen stuurt, worden pas na enkele maanden gepubliceerd, als niemand meer geïnteresseerd is in wat deze 'collaborateur met het Duitse, op revanche beluste imperi alisme' te zeggen heeft. De Polen begrepen Gombrowicz niet. zij rukten citaten uit hun verband en maakten hem zwart. Kwetsbaar Uiteindelijk is Dagboek Parijs-Berlijn niet de beschrijving van de terugreis van een Europeaan uit ZUid-Amerika; het is ook niet alleen de beschrijving van de innerlij ke landkaart van Witold Gombrowicz; maar het is de ontnuchterende ervaring van een auteur wiens innerlijke landkaart goed gele zen moet worden, wil men hem niet mis verstaan. 'Als u door het raam kijkt, ziet het er sinister uit. En toch, mijnheer, de mensen in Oost-Berlijn zijn veel sympathie ker. Welwillend, vriendelijk Belangeloos. Geen vergelijking met de West-Berlijner, zo materialistisch 'Aha, u bent een aanhanger van dat systeem?' 'Ik? Integendeel! De mensen daar zijn beter omdat ze in de misère zitten en onderdrukt worden Altijd dezelfde ge schiedenis: hoe slechter het systeem, hoe be ter de mensen'. Uit deze innerlijke dialoog van een auteur voor zijn hotelraam moet de lezer zelf maar concluderen dat het tussen de wal van het systeem en het schip van de mensen gemakkelijk verdrinken is. Gombro wicz kiest voor de mens die zich wil bloot geven, die zich niet achter fagades van mo de en welvaart verbergt; hij stelt zich dus kwetsbaar op. Dagboek Parijs-Berlijn is daarom geen vrijblijvende lectuur voor een verloren uurtje. 1) Witold Gombrowicz. Dagboek Parijs- Berlijn (oorspr. titel Dziennik III; vertaald door Paul Beers). IVIoussault, Amsterdam/- Standaard, Antwerpen. 143 blz., prijs 12 50. oor Ber Huising 5 loudi Nijhoff was weer eens naar Polen om daar toneel te zien. Zij heeft iü daarover verteld. In een paar gesprekken van uren, nog aangevuld iet haar geschreven indrukken. Die ik hier heb samengevat. Bn, :ht eerste keer dat ik naar Polen g aldus Loudi Nijhoff, in de ren zestig was zij er vijfmaal cnsfctdekte ik al dat de Polen een to wel fcelvolk zijn bij uitnemendheid, ten. idei heater wordt er vereerd. Het staat In de bovenste sport van de maat- ladder. In de door de irlog verwoeste steden verrezen de eaters het eerst. Het begrip, het sspect, de liefde voor het theater, in de minister van kunstzaken tot an de krantenjongen, is ontroe- ind. Daar is een klimaat waarin je als actrice gelukkig voelt. Het pu- liek, en de overheid, hebben altijd eld over voor het toneel. Ook Gro- °°>ski, waarmee ze het artistiek et zo eens zijn, wordt gesubsidi- erd. In het gehele land worden de ïeaters vakkundig beheerd. Schrij- dramaturgen, regisseurs, ,cu lurs, directeuren, technici, musici, alg Hen zijn zo uitzonderlijk begaafd. us ij kunnen spelen wat zij willen, iet oude en het nieuwe, stukken uit iet Westen, maar dan ook werken Ut de Sowjet-Unie. Zij hebben ni- eau en er zijn formidable uitschie- ■iaa ers, die je nergens anders ziet. To- ine ieel is een ware, en bloeiende, cul- uur in Polen. En er worden hoge R isen aan gesteld, Liefde voor het oneel, discipline, en het willen be- ,teI leersen van het vak, zijn daar pri- bij ,lir' na Stfaar wat nu? dia k was bij lessen op de toneelschool pre n Krakow. Derdeklassers deden daar een zelf gemaakt spel met zang in dans. Een meisje moest als vedet- .idite een trap afschrijden en ik dacht log 'laat haar nou, ze doet het al zo goed,' maar de lerares vond dat het Jjog beter moest. Een jongen die ar^en clown moest spelen jongleerde. ton hij dat dan? Nee, hij moest het 'eren, hij wou toch de clown zijn. Ik |D hoorde een leerling een claus van iifDürrenmatt uitstekend zeggen, maar ,Jij moest het daarna ook doen tij dens zware lichamelijke oefeningen. rglpjk zoIk geef maar een paar (Voorbeelden van wat zij daar in de ^PP'eiding doen aan beheersing van ■jchaara en stem, en aan het waar- knaken van karakters en situaties. Dat manifesteert zich dan in voor treffelijke gespeelde scènes, waarin ik geloofde. En toch bleef ik zitten met: wat nu? Weer een perfecte Re visor na jaren? Want nu ik na ze ven jaar weer terug was kon ik er eigenlijk niet veel van merken, dat er in die tijd in de wereld, en met het toneel, wat gebeurd was. Het Poolse toneel is nog steeds dat waar alles om draait en toch zag ik eigen lijk niet de wereld van nu in hun voorstellingen. Wel in Matka Ik zag daar Gogols Revisor, in een verantwoorde voorstelling, perfect gebracht, goede rollen, goede regie, maar conventioneel, zonder visie, en nergens bespeurde ik een overeen komst met nu. Becketts Eindspel heb ik er ook gezien, mooi gespeeld, maar alweer conventioneel, zonder het grote van Beckett. En het pu bliek houdt meer van het traditione le. Zo zag ik mensen, die zeven jaar geleden aan round-theater deden, nu traditioneel doen in een gewone schouwburg. De voorstelling van Biesy (De Duivels) naar Dostojews- ki, bewerkt door Camus, geregis seerd door Andrzej Wajda, die ook een beroemd filmregisseur is, was wel voor honderd procent theater, op het hoogste plan van regie, spel, decor en costumes; een grote harmo nische voorstelling, maar half, al thans niet geheel, modern. Een werkelijk overweldigende bele venis was Matka (Moeder) in Kra- kows Stary Teatr. Het is een stuk van Wickay die in 1824 al absur distisch schreef over een knellen de moederbinding, en het wordt ab surd gespeeld alsof het een Ionesco Bij het vertellen daarover kon Lou di Nijhoff niet op haar stoel blijven zitten. Zij had de hele kamer nodig om maar enig idee te geven van die eeuwig breiende moeder die zich, al dansende, in de wol verwikkelde, of van de al volwassen zoon, die van ellende soms opeens in de branden de lamp hing, of van angst plotse ling op een hoge wiebelende kast sprong. Toen die kast tenslotte viel rolde het gehele toneel vol knotten blauwe wol. De zoon, huilend als een baby, vermoordde zijn moeder, maar die bleek dan weer een pop te zijn, want Matka breide onsterfelijk voortNu ja, het was niet te ver tellen, en niet na te doen, wat er al lemaal gebeurde, wat die acteurs konden, wat er technisch mogelijk bleek. Het was, zei Loudi Nijhoff, een indringende, adembenemende voorstelling, groots van visie, stijl en spel, technisch volkomen synchroon met de regie opgebouwd, schitterend! Grotowski, profeet in eigen land Natuurlijk ging Loudi Nijhoff naar Wroclaw om de Apocalypsis van Grotowski te zien, tweemaal met tweehonderd tegen de muur gezeten rondom de vloer. De eerste avond was nog vreemd. Op de tweede was zij 'volledig van de kaart.' Zij zei: Met die enorme beheersing van het lichaam en de stem brengen de spe lers het tot een intens waarmaken van mensen die nu leven. Hij brengt je tot de kern. Decor, costu mes, mooie belichting, muziek, laat hij weg. Je beleeft met Grotowski het drama van Jems, Johannes, La zarus, Maria Magdalena Grotowski, die zijn opleiding in Moskou kreeg, en al jong directeur en regisseur was van grote produc ties, die nog gebaseerd waren op de toneelspelkunst sinds de 19e eeuw, is nu de grote vernieuwer. Maar ook de profeet, die in eigen land niet wordt geëerd, al kan hij er zijn gang gaan. Hij is door meer buiten landers dan door Polen gezien en zijn boek Poor Theatre is niet eens in het Pools verkrijgbaar. Toen ik, heel paradoxaal, als Nederlandse met de leerlingen van de toneel school een paar oefeningen deed, wisten zij niet dat die van Grotows ki waren. Zij stonden er onwennig tegenover, maar zij waren wel met een enorm geïnteresseerd. Grotows ki is niet zomaar gekomen. Ze wil len er nog niet aan, maar het proces van vernieuwing is niet tegen te houden. Ze ontkennen hem min of meer, gehecht als ze zijn aan het ou de traditionele. En dat is ook niet gering. Als dat er niet geweest was had Grotowski zich niet zo kunnen afzetten. De schouwburgen zitten vol in Po len, maar niet voor Beckett en Gro towski. De Polen hebben het beter gekregen, al zijn ze nog niet verpest door de welvaart. Ze zijn vitaal, ge zond, creatief, ze redden het wel, maar ze kijken terug. Ze accepteren hun leven van nu en ze willen het niet veranderen zoals dat zich in an dere landen wel ontwikkelt. Er is in vele stukken, in Amerika. Engeland, en hier in Mickery, ook veel 'mo derns' dat leeg is en niets met het theater te maken heeft. En toch vind ik het streven naar andere to neelvormen in deze andere wereld machtig interessant. Ik verheug me dan ook weer op het Nancy-festival (van experimenteel toneel). Loudi Nijhoff, in 1900 geboren, in Wenen opgeleid, kwam in 1929 bij Verkade, en speelde later o.m. bij van Dalsum. Zij heeft Badeloch, 0- phelia, Maria Stuart, St. Joan ge speeld, om maar een paar grote rol len te noemen. Zij kwam in 1965 bij Studio om er Mrozek, Obaldia, Bec kett, Albee te spelen. Haar laatste optreden was in Clair Obscur van Marguerite Duras. Hoewel de 72-jari- ge zou kunnen terugkijken op een rijk toneelverleden, gaat haar hart blijkbaar nog uit naar een geheel vernieuwde toekomst. door R. L. K. Fokkema De flaptekst van Van aldoor groter hoogte plat op het zeil, een bundel gedichten van Hen drik van Teylingen, laat het voorkomen alsof wij een talent rijk dichter in 1966 gemist heb ben, toen Van Teylingen debu teerde met De baron fietst rond. Voor de meesten zal dit zeker gelden, want het was een tijd waarin zijn vormgevend bewustzijn de wind niet in de zeilen had. Het was de tijd van Barbarber, van Bernlef, van de wegwerp-poëzie, van de na bloei der Vijftigers en van de opkomst der poëzie van voor gevormd materiaal. In weinig leek de eerste bundel daarop, want deze dichter zocht het in oude vormen als haikoe en sonnet, in verfijning en stylering, in humor en scabreuze grappen, in tekening en schildering. Intussen was de bundel heterogeen van op zet, ofschoon men er wel een lijn van geboorte naar dood in kon ont dekken. De niewe bundel is hechter van bouw, gezien al het feit dat hij geen andere vorm kent dan het oc taaf, verdeeld over twee kwatrij nen en verbonden door (vaak ver springend) rijm. De gedichten zul len het ook meer doen in deze tijd van herwonnen vormgeving en huisvlijt. Hiermee is niets depreci- erends gezegd. Het feit dat de dich ter destijds al een knappe techniek bezat (zie vooral 'Sonnetten voor tussen de middag' in de eerste bundel), toont aan dat hier en ei genzinnig talent bezig is, die de vormverkneutering (waaraan de eerste bundel leed) overwonnen heeft en recht formalistische trant gevonden heeft, die bewondering afdwingt. Zo, opent de bundel met de rite van het in bezit nemen van een woning, waarin op subtiele wijze de concipiëring van nieuw leven verscholen zit: De dood en betrokken familie Hadden voor ons na lang wachten vlot Een huis ontruimd: we vonden er drie Rouwkamers en de gootsteen ver stopt. We vulden alles tot de smalste Spleet met leven; onszelf eerst van al Met verwachting; het laatst twee gaatjes Met de schroeven van ons naam plaatje. In het tweede gedicht werkt hij met klankverbindingen, wanneer er onder de passende titel 'Vibra to' altblokfluit wordt gespeeld: O. Bach. Wat onder uw pruik ontstond Aan helderheid, die verblinding wekt, Fnuikt mijn woede: van het pla fond duikt Een gipsdruif in mijn schuimende mond. Het is de reactie op de eerste stro fe: Altblokfluit spelend in de avond stond Verleid ik bovenbuurvrouw teder Tot grove intimiteit: tegader Daveren haar vuisten op de grond. Zo laat dit zien hoe de dichter een dwaalspoor keurig bijeenharkt en vervolgens het tafereel ombuigt. In heel wat octaven kan men het principe van het sonnet terugvin den, de wending zit altijd wel er gens. Aan de andere kant laat het ontbreken van een sextet vermoe den dat de dichter of een afgrijzen heeft van 'toepassingen' of in crea tieve ademnood bij de achtste re gel begint te verkeren. De span kracht van het octaaf is echter heel wat groter in deze bewuste beperking dan bij het traditionele sonnet waar zowel de dichter als de lezer zich bij lezing van het octaaf realiseren dat er nog zes re gels te doen zijn wat ongeconcen treerdheid in de hand en in de hersenen werkt. Met andere woor den, de beperking tot achtregelige strofen-schrijverij is een verstandi ge daad van deze dichter. De bundel bevat drie afdelingen, uit de eerste, de titelafdeling, ci teerde ik al, er steekt in de octa ven van deze afdeling zowel maat schappij-kritiek, bespotting, mede dogen en zelfironie die overigens op zeer bedekte toon worden uitge sproken: de vorm lijkt hoofdzaak, de inhoud is altijd ietwat bizar en halfgaar, - nogmaals de vorm is uitgekookt. Dit geldt eveneens voor de afdelin gen 'Bromfietser' en 'De Bijlmer meer'. Een mooi voorbeeld van dooreenmeniging van twee werel den, iets waarin Van Teylingen ook in deze tweede bundel sterk is, citeer ik nog uit deze genietba re bundel; het heet 'Onteigende': Acht woonlagen boven het rietdak Van zijn oude boerderij komt hij Met eitjes langs de deur. Zijn ak sent Is uitgestorven in deze streek. Maar zijn scheef lachje is overbe kend: Zo veel stadsvolk heeft hij- nimmer bij Elkaar gehad op zijn erf en zo'n smak Geld hebben zijn kippen nooit ver diend. Hendrik van Teylingen. Van aldoor groter hoogte plat op het zeil. De Arbeiderspers Amsterdam 1973. 44 blz. 12.50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 15