)e kwetsbare eerlijkheid van Witold Gombrowicz
Nijhoff zag toneel in Polen
Iff/KWARTET ZATERDAG 5 MEI 1973Küiw ira/mia
Uitgekookte halfgaarheid
KUNST T15/K1S
- Ad Zuiderent
Ld al onder verschillende omstandigheden mijn dood ontmoet, maar die
betingen bevatten altijd een soort zijuitgang die uitkwam op het leven,
ik hier, in de Tiergarten, de dood onmiddellijk ervoer en vanaf die
gelijkt hij niet meer van mij. Ik had Amerika niet moeten verlaten. Waar
in, Lb had ik daarginds niet begrepen dat Europa voor mij slechts de dood
lijn? Ja, voor een man als ik, en in mijn situatie, moet iedere stap in de
ening van zÜn kindertijd en zijn jeugd dodelijk zijn: en hoewel ik me later
ndidan eens heb Verbaasd' dat zoiets fijns als een geur mijn leven onver-
zo radicaal kon afsluiten, zette zich toch vanaf die. dag de dood elk
pnt als een vogel op mijn schouder, en dat gedurende heel mijn verblijf
jrlijn.'
Ijtold Gombrowicz (19041969) dit in
chrijft, bevindt hij zich vlak bij zijn
teland Polen. In 1939 had hij op uit-
ng van een Poolse scheepvaartmaat-
iij de eerste reis van de 'Chrobry'
maakt, naar Buenos Aires. Tijdens
orte verblijf daar brak de tweede we-
rlog uit, waardoor hij in Argentinië
vierentwintig jaar lang. Later ervoer
■owicz dit verblijf in Argentinië als
wede jeugd, een verlossing van de Ge-
enis. De wereld zou immers in enkele
een totaal ander aanzien krijgen, zon-
at Gombrowicz daar ook maar in de
ste mate deel aan had.
•lijn
jw op uitnodiging, nu van de Ford
ation, gaat Gombrowicz in 1963 terug
iuropa om een jaar in Berlijn door te
in. Hij breekt zich met moeite los van
ind van zijn tweede jeugd. Hij pro-
j foto's van Witold Gombrowicz en
(vrouw Rita stonden in het laatste
van het literair magazine
(december 1972,) dat geheel aan
schrijver was gewijd,
f
beert zijn leven in Argentinië te ordenen:
aanvankelijk het zorgeloze bohémienleven.
later zijn leven als bankemployee, tenslotte
zijn leven als redelijk bekend literator. Hij
probeert het lot te doorgronden dat hem de
ze levensloop bezorgde, als hij hierover
schrijft in zijn dagboek. Delen van dit dag
boek zijn al eerder in het Nederlands
vertaald. Daar is nu het Dagboek Parijs-Ber-
lijn (1) aan toegevoegd, over de periodo
1963—1964.
Als hoofdpersoon van zijn dagboek lijkt hij
op de personages in zijn verhalen, die met
geheimen worden geconfronteerd, waarin zij
koste wat het kost willen doordringen. In
het hier ter sprake komende deel van zijn
dagboek zijn die geheimen schijnbaar geo
grafisch bepaald: Argentinië. Parijs, Berlijn,
Polen. Schijnbaar, ja, want in werkelijkheid
is het grootste geheim waarin Gombrowicz
tracht door te dringen: Gombrowicz zelf.
Argentinië: 'Natuurlijk dacht ik, natuurlijk
is dat alles niets dan een kwestie van ver
wijdering: Polen niet bemind hebben omdat
ik er te dicht bij stond, Argentinië bemin
nen omdat ik het altijd op een bepaalde af
stand heb gehouden, en het pas nu bemin
nen, nu ik me ervan verwijder, me ervan
losruk Ook zijn eigen verleden kan
men op afstand beminnen, als men zich niet
alleen in de tijd, maar ook in de ruimte
verwijdertzoals ik, ontvoerd, heen en
weer geslingerd, onderworpen aan een on
onderbroken proces van zich verwijderen en
zich losscheuren, uitgehold, verteerd door
een hartstochtelijke liefde voor wat zich
juist van mij verwijderde. Argentinië ver
leden of land? Een verleden dat een land
is, en een land dat een verleden is'.
Reddeloosheid
Eveneens Argentinië: 'dat in de oceanen ver
loren land, met zijn vissestaart in de Zuid
pool zwemmend o, de eenzaamheid van
Argentinië op de kaart en haar neerstorten
in de wateren, die overhaaste afdaling naar
beneden, dat reddeloos verdrinken in de
verten
Het eerste citaat is nog de beschrijving van
een algemeen menselijke ervaring, die men
bij iedere romantische schrijver kan tegen
komen: datgene beminnen waar men afstand
toe neemt. Het tweede citaat daarentegen is
typerend voor Gombrowicz: een bepaalde
vorm obsedeert hem en roept gevoelens
wakker van eenzaamheid, belachelijkheid en
reddeloosheid. In dit geval is het de toeval
lige vorm van Argentinië op de landkaart.
Gombrowicz isoleert zo'n detail van zijn om
geving en geeft er een betekenis aan die
strikt persoonlijk is. Een. dergelijkebe
schrijving zegt meer over de schrijver dan
over Argentinië.
Parijs is voor Gombrowicz aanleiding tot
een geweldige woede-uitbarsting: het is een
stad die de veertig gepasseerd is, waar geen
jeugd kan bestaan: 'Die paar voorbijgangers
die ik heb gezien terwijl ik met Kot in het
café was, waren al genoeg die gebaren,
bewegingen, uitdrukkingen, kledingen
daar barsten de antipathieën los die ik sinds
lang koesterde'.
Deze afkeer is in Argentinië al gevoed, want
in gesprekken die de Franse cinticus Domi
nique de Roux met hem had, vertelde Gom
browicz dat een schrijver in de Zuidameri-
kaanse literaire wereld pas geaccepteerd
werd, als hij in Parijs geaccepteerd was. Pa
rijs werd vanuit Zuid-Amerika als de belang
rijkste normgever beschouwd op literair
gebied. Dus is het niet zo vreemd als Gom
browicz met zijn passie voor jeugd zich af
keert van deze al te wijze, al te oude stad.
Er zijn echter twee auteurs die Gombro
wicz' gedachten over Frankrijk een positie
ve wending weten te geven: Sartre en Ge
net. Tegenover beiden neemt hij een hou
ding aan van bewondering die getemperd
wordt door de angst met een sterkere te
doen te hebben. Als hij Pompes funèbres
van Genet aan het lezen is, schrijft hij: 'Het
leek me alsof ik Genet zelf had opgeroepen,
hem in zekere zin had uitgedacht, zoals ik
scènes uit mijn romans had uitgedacht
En als hij mij overtroefde, dan als kind van
mijn eigen verbeelding. Toch voelde ik me
onbehaaglijk deze broederziel was
hm laten we zeggen, wat compromitte
rend En dat niet alleen De hand die
mij daar. onder de lantaarnpaal, ongeoor
loofd had willen aanraken, die hand was zo
koud! Ondanks alles had ik niet de moed
zijn andere boeken ook maar door te blade
ren, en zelfs dat Pompes funèbres heb ik
niet al te precies gelezen'.
Pro of contra
Vooral deze laatste opmerking heeft mij be
paald bij mijn relatie als lezer tot het werk
van Gombrowicz. Er is geen schrijver wiens
werk ik zo lang bewust ongelezen laat, aan
wiens werk ik met een zo grote huiver be
gin. Niet uit angst dat het tegen zal vallen;
daarvoor was Gombrowicz te kritisch ten
aanzien van zijn eigen werk: discussieren
over de kwaliteit van zijn werk lijkt mij
niet zinvol. Maar in dat werk herken ik
stukken verleden, die verloren dreigen te
gaan. Geen feiten of voorvallen, maar gevoe
lens. Daardoor is Gombrowicz geen schrij
ver wiens werk geconsumeerd kan worden
als een willekeurige roman uit de lopende
literaire produktie. Net als Ferdydurke,
Kosmos of ander werk van Gombrowicz ver
plicht Dagboek Parijs-Berlijn mij tot stel-
lingname pro of contra Gombrowicz, pro of
contra eigen idealen, pro of contra eigen
verleden, pro of contra twijfels die verma
len dreigen te worden in de molen van al
ledaagse beslissingen en kortzichtigheid.
Mijn houding tegenover Witold Gombrowicz
is meer te vergelijken met zijn houding te
genover Sartre dan met die van de Fransen
tegenover Proust, waarover hij noteert: 'On
ze bewondering voor een kunstenaar heeft
veel weg van de goedheid van een oude
tante die een kleine jongen een compli
mentje geeft om hem geen verdriet te doen.
De kunstenaar heeft onze gunst weten te
verwerven, hij heeft onze sympathie vero
verd in die mate dat wij gelukkig zijn hem
te kunnen bewonderen en het ons moeite
zou kosten het niet te doen. Dit blijkt dui
delijk in de houding van de Fransen tegen
over Proust, die, zelfs in zijn kist, met zoe
tigheden wordt verwend hij heeft ze
voor zich gewonnen. Sartre daarentegen is
misschien wel de enige grote hedendaagse
kunstenaar, naar mijn weten, die persoon-
1 lijk wordt verafschuwd'.
Gombrowicz' verblijf in Parijs duurt maar
een maand. Dan gaat hij naar Berlijn, de
stad waar hij onontkoombaar de dood ont
moet, waar hij beseft dat Argentinië voor
goed voorbij is, waar hij beseft in Europa
te zullen sterven, waar hij ook twee maan
den in het ziekenhuis terechtkomt.
'In vele opzichten lijkt deze stad zo sterk op
mij, dat ik niet meer weet waar ik eindig
en waar zij begint'. Gombrowicz is ziek,
Berlijn is ziek. 'Ik, uit Argentinië gekomen,
eerder buiten de Geschiedenis staand en
volkomen onwennig, had voortdurend de in
druk dat Berlijn, als een nieuwe Lady Mac
beth. ononderbroken haar handen waste
Berlijn tracht het verleden te overmeeste
ren, Gombrowicz tracht dit verleden,
waaraan hij geen deel heeft gehad, op zich
zelf te betrekken: hij probeert er zich ver
antwoordelijk voor te voelen. Berlijn werpt
hem terug op zichzelf. 'Berlijn openbaarde
zich aan mij als een innerlijk avontuur
maar daar heb ik me nu pas rekenschap van
gegeven, langzamerhand, onder het schrij
ven
Berlijn is ook de stad waar hij vlak bij Po
len is. Maar de confrontatie met Polen is
het meest ontnuchterende gedeelte uit het
boek. Een van de gesprekken die hij met
landgenoten in Berlijn voert, blijkt te resul
teren in een hetze vanuit Polen tegen Gom
browicz. Hij zegt in dit gesprek dat erva
ring en dan in dit geval oorlogservaring
niet de enige vereiste is om door te drin
gen in de ziel van de Duitser. Dit informele
gesprek wordt verminkt gepubliceerd als
een interview, waaruit Gombrowicz tevoor
schijn komt als een eerloos verdediger van
het nazisme. Rechtzettingen die Gombrowicz
naar Polen stuurt, worden pas na enkele
maanden gepubliceerd, als niemand meer
geïnteresseerd is in wat deze 'collaborateur
met het Duitse, op revanche beluste imperi
alisme' te zeggen heeft. De Polen begrepen
Gombrowicz niet. zij rukten citaten uit hun
verband en maakten hem zwart.
Kwetsbaar
Uiteindelijk is Dagboek Parijs-Berlijn niet
de beschrijving van de terugreis van een
Europeaan uit ZUid-Amerika; het is ook
niet alleen de beschrijving van de innerlij
ke landkaart van Witold Gombrowicz; maar
het is de ontnuchterende ervaring van een
auteur wiens innerlijke landkaart goed gele
zen moet worden, wil men hem niet mis
verstaan. 'Als u door het raam kijkt, ziet
het er sinister uit. En toch, mijnheer, de
mensen in Oost-Berlijn zijn veel sympathie
ker. Welwillend, vriendelijk Belangeloos.
Geen vergelijking met de West-Berlijner, zo
materialistisch
'Aha, u bent een aanhanger van dat
systeem?' 'Ik? Integendeel! De mensen daar
zijn beter omdat ze in de misère zitten en
onderdrukt worden Altijd dezelfde ge
schiedenis: hoe slechter het systeem, hoe be
ter de mensen'. Uit deze innerlijke dialoog
van een auteur voor zijn hotelraam moet de
lezer zelf maar concluderen dat het tussen
de wal van het systeem en het schip van de
mensen gemakkelijk verdrinken is. Gombro
wicz kiest voor de mens die zich wil bloot
geven, die zich niet achter fagades van mo
de en welvaart verbergt; hij stelt zich dus
kwetsbaar op. Dagboek Parijs-Berlijn is
daarom geen vrijblijvende lectuur voor een
verloren uurtje.
1) Witold Gombrowicz. Dagboek Parijs-
Berlijn (oorspr. titel Dziennik III; vertaald
door Paul Beers). IVIoussault, Amsterdam/-
Standaard, Antwerpen. 143 blz., prijs
12 50.
oor Ber Huising
5 loudi Nijhoff was weer eens naar Polen om daar toneel te zien. Zij heeft
iü daarover verteld. In een paar gesprekken van uren, nog aangevuld
iet haar geschreven indrukken. Die ik hier heb samengevat.
Bn,
:ht
eerste keer dat ik naar Polen
g aldus Loudi Nijhoff, in de
ren zestig was zij er vijfmaal
cnsfctdekte ik al dat de Polen een to
wel fcelvolk zijn bij uitnemendheid,
ten.
idei heater wordt er vereerd. Het staat
In de bovenste sport van de maat-
ladder. In de door de
irlog verwoeste steden verrezen de
eaters het eerst. Het begrip, het
sspect, de liefde voor het theater,
in de minister van kunstzaken tot
an de krantenjongen, is ontroe-
ind. Daar is een klimaat waarin je
als actrice gelukkig voelt. Het pu-
liek, en de overheid, hebben altijd
eld over voor het toneel. Ook Gro-
°°>ski, waarmee ze het artistiek
et zo eens zijn, wordt gesubsidi-
erd. In het gehele land worden de
ïeaters vakkundig beheerd. Schrij-
dramaturgen, regisseurs,
,cu lurs, directeuren, technici, musici,
alg Hen zijn zo uitzonderlijk begaafd.
us ij kunnen spelen wat zij willen,
iet oude en het nieuwe, stukken uit
iet Westen, maar dan ook werken
Ut de Sowjet-Unie. Zij hebben ni-
eau en er zijn formidable uitschie-
■iaa ers, die je nergens anders ziet. To-
ine ieel is een ware, en bloeiende, cul-
uur in Polen. En er worden hoge
R isen aan gesteld, Liefde voor het
oneel, discipline, en het willen be-
,teI leersen van het vak, zijn daar pri-
bij ,lir'
na
Stfaar wat nu?
dia k was bij lessen op de toneelschool
pre n Krakow. Derdeklassers deden
daar een zelf gemaakt spel met zang
in dans. Een meisje moest als vedet-
.idite een trap afschrijden en ik dacht
log 'laat haar nou, ze doet het al zo
goed,' maar de lerares vond dat het
Jjog beter moest. Een jongen die
ar^en clown moest spelen jongleerde.
ton hij dat dan? Nee, hij moest het
'eren, hij wou toch de clown zijn. Ik
|D hoorde een leerling een claus van
iifDürrenmatt uitstekend zeggen, maar
,Jij moest het daarna ook doen tij
dens zware lichamelijke oefeningen.
rglpjk zoIk geef maar een paar
(Voorbeelden van wat zij daar in de
^PP'eiding doen aan beheersing van
■jchaara en stem, en aan het waar-
knaken van karakters en situaties.
Dat manifesteert zich dan in voor
treffelijke gespeelde scènes, waarin
ik geloofde. En toch bleef ik zitten
met: wat nu? Weer een perfecte Re
visor na jaren? Want nu ik na ze
ven jaar weer terug was kon ik er
eigenlijk niet veel van merken, dat
er in die tijd in de wereld, en met
het toneel, wat gebeurd was. Het
Poolse toneel is nog steeds dat waar
alles om draait en toch zag ik eigen
lijk niet de wereld van nu in hun
voorstellingen.
Wel in Matka
Ik zag daar Gogols Revisor, in een
verantwoorde voorstelling, perfect
gebracht, goede rollen, goede regie,
maar conventioneel, zonder visie, en
nergens bespeurde ik een overeen
komst met nu. Becketts Eindspel
heb ik er ook gezien, mooi gespeeld,
maar alweer conventioneel, zonder
het grote van Beckett. En het pu
bliek houdt meer van het traditione
le. Zo zag ik mensen, die zeven jaar
geleden aan round-theater deden, nu
traditioneel doen in een gewone
schouwburg. De voorstelling van
Biesy (De Duivels) naar Dostojews-
ki, bewerkt door Camus, geregis
seerd door Andrzej Wajda, die ook
een beroemd filmregisseur is, was
wel voor honderd procent theater,
op het hoogste plan van regie, spel,
decor en costumes; een grote harmo
nische voorstelling, maar half, al
thans niet geheel, modern.
Een werkelijk overweldigende bele
venis was Matka (Moeder) in Kra-
kows Stary Teatr. Het is een stuk
van Wickay die in 1824 al absur
distisch schreef over een knellen
de moederbinding, en het wordt ab
surd gespeeld alsof het een Ionesco
Bij het vertellen daarover kon Lou
di Nijhoff niet op haar stoel blijven
zitten. Zij had de hele kamer nodig
om maar enig idee te geven van die
eeuwig breiende moeder die zich, al
dansende, in de wol verwikkelde, of
van de al volwassen zoon, die van
ellende soms opeens in de branden
de lamp hing, of van angst plotse
ling op een hoge wiebelende kast
sprong. Toen die kast tenslotte viel
rolde het gehele toneel vol knotten
blauwe wol. De zoon, huilend als
een baby, vermoordde zijn moeder,
maar die bleek dan weer een pop te
zijn, want Matka breide onsterfelijk
voortNu ja, het was niet te ver
tellen, en niet na te doen, wat er al
lemaal gebeurde, wat die acteurs
konden, wat er technisch mogelijk
bleek. Het was, zei Loudi Nijhoff,
een indringende, adembenemende
voorstelling, groots van visie, stijl
en spel, technisch volkomen
synchroon met de regie opgebouwd,
schitterend!
Grotowski, profeet
in eigen land
Natuurlijk ging Loudi Nijhoff naar
Wroclaw om de Apocalypsis van
Grotowski te zien, tweemaal met
tweehonderd tegen de muur gezeten
rondom de vloer. De eerste avond
was nog vreemd. Op de tweede was
zij 'volledig van de kaart.' Zij zei:
Met die enorme beheersing van het
lichaam en de stem brengen de spe
lers het tot een intens waarmaken
van mensen die nu leven. Hij
brengt je tot de kern. Decor, costu
mes, mooie belichting, muziek, laat
hij weg. Je beleeft met Grotowski
het drama van Jems, Johannes, La
zarus, Maria Magdalena
Grotowski, die zijn opleiding in
Moskou kreeg, en al jong directeur
en regisseur was van grote produc
ties, die nog gebaseerd waren op de
toneelspelkunst sinds de 19e eeuw,
is nu de grote vernieuwer. Maar ook
de profeet, die in eigen land niet
wordt geëerd, al kan hij er zijn
gang gaan. Hij is door meer buiten
landers dan door Polen gezien en
zijn boek Poor Theatre is niet eens
in het Pools verkrijgbaar. Toen ik,
heel paradoxaal, als Nederlandse
met de leerlingen van de toneel
school een paar oefeningen deed,
wisten zij niet dat die van Grotows
ki waren. Zij stonden er onwennig
tegenover, maar zij waren wel met
een enorm geïnteresseerd. Grotows
ki is niet zomaar gekomen. Ze wil
len er nog niet aan, maar het proces
van vernieuwing is niet tegen te
houden. Ze ontkennen hem min of
meer, gehecht als ze zijn aan het ou
de traditionele. En dat is ook niet
gering. Als dat er niet geweest was
had Grotowski zich niet zo kunnen
afzetten.
De schouwburgen zitten vol in Po
len, maar niet voor Beckett en Gro
towski. De Polen hebben het beter
gekregen, al zijn ze nog niet verpest
door de welvaart. Ze zijn vitaal, ge
zond, creatief, ze redden het wel,
maar ze kijken terug. Ze accepteren
hun leven van nu en ze willen het
niet veranderen zoals dat zich in an
dere landen wel ontwikkelt. Er is in
vele stukken, in Amerika. Engeland,
en hier in Mickery, ook veel 'mo
derns' dat leeg is en niets met het
theater te maken heeft. En toch
vind ik het streven naar andere to
neelvormen in deze andere wereld
machtig interessant. Ik verheug me
dan ook weer op het Nancy-festival
(van experimenteel toneel).
Loudi Nijhoff, in 1900 geboren, in
Wenen opgeleid, kwam in 1929 bij
Verkade, en speelde later o.m. bij
van Dalsum. Zij heeft Badeloch, 0-
phelia, Maria Stuart, St. Joan ge
speeld, om maar een paar grote rol
len te noemen. Zij kwam in 1965 bij
Studio om er Mrozek, Obaldia, Bec
kett, Albee te spelen. Haar laatste
optreden was in Clair Obscur van
Marguerite Duras. Hoewel de 72-jari-
ge zou kunnen terugkijken op een
rijk toneelverleden, gaat haar hart
blijkbaar nog uit naar een geheel
vernieuwde toekomst.
door R. L. K. Fokkema
De flaptekst van Van aldoor
groter hoogte plat op het zeil,
een bundel gedichten van Hen
drik van Teylingen, laat het
voorkomen alsof wij een talent
rijk dichter in 1966 gemist heb
ben, toen Van Teylingen debu
teerde met De baron fietst
rond. Voor de meesten zal dit
zeker gelden, want het was een
tijd waarin zijn vormgevend
bewustzijn de wind niet in de
zeilen had. Het was de tijd van
Barbarber, van Bernlef, van de
wegwerp-poëzie, van de na
bloei der Vijftigers en van de
opkomst der poëzie van voor
gevormd materiaal.
In weinig leek de eerste bundel
daarop, want deze dichter zocht
het in oude vormen als haikoe en
sonnet, in verfijning en stylering,
in humor en scabreuze grappen, in
tekening en schildering. Intussen
was de bundel heterogeen van op
zet, ofschoon men er wel een lijn
van geboorte naar dood in kon ont
dekken.
De niewe bundel is hechter van
bouw, gezien al het feit dat hij
geen andere vorm kent dan het oc
taaf, verdeeld over twee kwatrij
nen en verbonden door (vaak ver
springend) rijm. De gedichten zul
len het ook meer doen in deze tijd
van herwonnen vormgeving en
huisvlijt. Hiermee is niets depreci-
erends gezegd. Het feit dat de dich
ter destijds al een knappe techniek
bezat (zie vooral 'Sonnetten voor
tussen de middag' in de eerste
bundel), toont aan dat hier en ei
genzinnig talent bezig is, die de
vormverkneutering (waaraan de
eerste bundel leed) overwonnen
heeft en recht formalistische trant
gevonden heeft, die bewondering
afdwingt. Zo, opent de bundel met
de rite van het in bezit nemen van
een woning, waarin op subtiele
wijze de concipiëring van nieuw
leven verscholen zit:
De dood en betrokken familie
Hadden voor ons na lang wachten
vlot
Een huis ontruimd: we vonden er
drie
Rouwkamers en de gootsteen ver
stopt.
We vulden alles tot de smalste
Spleet met leven; onszelf eerst van
al
Met verwachting; het laatst twee
gaatjes
Met de schroeven van ons naam
plaatje.
In het tweede gedicht werkt hij
met klankverbindingen, wanneer
er onder de passende titel 'Vibra
to' altblokfluit wordt gespeeld:
O. Bach. Wat onder uw pruik
ontstond
Aan helderheid, die verblinding
wekt,
Fnuikt mijn woede: van het pla
fond duikt
Een gipsdruif in mijn schuimende
mond.
Het is de reactie op de eerste stro
fe:
Altblokfluit spelend in de avond
stond
Verleid ik bovenbuurvrouw teder
Tot grove intimiteit: tegader
Daveren haar vuisten op de grond.
Zo laat dit zien hoe de dichter een
dwaalspoor keurig bijeenharkt en
vervolgens het tafereel ombuigt. In
heel wat octaven kan men het
principe van het sonnet terugvin
den, de wending zit altijd wel er
gens. Aan de andere kant laat het
ontbreken van een sextet vermoe
den dat de dichter of een afgrijzen
heeft van 'toepassingen' of in crea
tieve ademnood bij de achtste re
gel begint te verkeren. De span
kracht van het octaaf is echter
heel wat groter in deze bewuste
beperking dan bij het traditionele
sonnet waar zowel de dichter als
de lezer zich bij lezing van het
octaaf realiseren dat er nog zes re
gels te doen zijn wat ongeconcen
treerdheid in de hand en in de
hersenen werkt. Met andere woor
den, de beperking tot achtregelige
strofen-schrijverij is een verstandi
ge daad van deze dichter.
De bundel bevat drie afdelingen,
uit de eerste, de titelafdeling, ci
teerde ik al, er steekt in de octa
ven van deze afdeling zowel maat
schappij-kritiek, bespotting, mede
dogen en zelfironie die overigens
op zeer bedekte toon worden uitge
sproken: de vorm lijkt hoofdzaak,
de inhoud is altijd ietwat bizar en
halfgaar, - nogmaals de vorm is
uitgekookt.
Dit geldt eveneens voor de afdelin
gen 'Bromfietser' en 'De Bijlmer
meer'. Een mooi voorbeeld van
dooreenmeniging van twee werel
den, iets waarin Van Teylingen
ook in deze tweede bundel sterk
is, citeer ik nog uit deze genietba
re bundel; het heet 'Onteigende':
Acht woonlagen boven het rietdak
Van zijn oude boerderij komt hij
Met eitjes langs de deur. Zijn ak
sent
Is uitgestorven in deze streek.
Maar zijn scheef lachje is overbe
kend: Zo veel stadsvolk heeft hij-
nimmer bij
Elkaar gehad op zijn erf en zo'n
smak
Geld hebben zijn kippen nooit ver
diend.
Hendrik van Teylingen. Van aldoor
groter hoogte plat op het zeil.
De Arbeiderspers Amsterdam 1973.
44 blz. 12.50.