lunsthandel iiarkt van Hinkende literatuur fDe diners van de bourgeoisie QUASI- POËZIE rf/K Kijk-en-koop- expositie '/KWARTET ZATERDAG 28 APRIL 1973 KUNST T13/K19 dam h geelonj w. dia nedeb 27 f °?g;| G. Kruis vianJ [door wordt de soms enorme vaarde van kunstwerken be- l? Hoe zit liet met de kunst als geldbelegging7 Wal zijn de atenfijste bedragen, die ooit voor kunstwerken betaald werden? 1973 dadelijke en nuchtere vragen, vragen die steeds weer 11a uitke veilingen betaalde recordprijzen opduiken, maar ook vra- 73 kaVaarop eigenlijk helemaal geen duidelijke en nuchtere ant- <te venen te geven zijn. omzet ver u dood, wanneer A:. Üééi i daar iets edroejchrijft.' Zo reageerde, heel char- ;rd h« sen internationaal bekend kunst- ibrenfflaarster, toen dr. Willi Bongard eslo*e nomisch redacteur en beursspe- ^ra van 'Die Zeit' haar inlichtte es va zijn plannen de wereldkunst- ♦„-j eens wat meer van dichtbij te nS >ekijken. "fbpmerking zou het idee kannen p dat de kunstmarkt een aangele gd is, die door niets-ontziende inensen geleid werd, door men- ^25 geen enkele inmenging willen 20.8 in voor buitenstaanders geheim- 27.5 ;e doen en laten. wat Bongard in deze voor hem lias® financiële materie het eerst o.85fcte was, dat de handel in kunst 10.6 bt èlle handel, dus ook die in de 41.25 ie, laat ik maar zeggen 'kitsch'- economisch gezien een 17.4 men te verwaarlozen factor is. 27.65taait in de VS b.v. zo om "•Hiizendste procent van het bruto- 25 produkt. 355 eens doet dat allemaal niets af |o ;et feit, dat er telkens weer fan- 70.25phe prijzen worden neergeteld, 54.25 ook voor dingen waar de meeste men sen dat helemaal niet afzien. Zomaar een willekeurig voorbeeld: in de eerste helft van de 15e eeuw nam een schilder een plankje zo groot als een briefkaart, prepareerde het en schilderde er een 'Sint Joris en de draak' op. 'tWas ergens in Vlaande ren, in Brugge, Doornik, Brussel of Leuven en de schilder was Rogier van der Weijden. Vermoed wordt, dat hij het schilderijtje in opdracht maakte, maar 't kan evengoed zijn, dat hij tus sen die vele opdrachten door fijn even voor zichzelf werkte op een overgeschoten stukje paneel. 'Plankje' voor miljoen Maar hoe dan ook, meer dan vijfhon derd jaar later, op 16 maart 1966 werd datzelfde plankje geveild bij So- theby in Londen. 'Sint Joris en de draak', dat paneeltje niet groter dan een briefkaart, bracht toen 220.000 pond, ruim twee miljoen gulden op Wie het gekocht heeft, is niet bekend, maar 'twas in ieder geval iemand, die het er voor over had. Iemand die, Iet- Kort geleden werd er voor een andere Avercamp nog 360.000 betaald jchenhof combines voor een ton terlijk en figuurlijk, bereid was iede re prijs te betalen om juist dit schil derijtje in zijn bezit te krijgen. Dat is een van de redenen waarom kunst soms zo duur betaald wordt. Hoe komt zo'n man of vrouw erbij zullen velen zich afvragen. Allereerst kan natuurlijk wel aangenomen wor den, dat mensen die dergelijke stuk ken kopen, daar niet hun laatste geld aan uitgeven. En er zullen er maar weinig zijn, die bereid zijn zoveel geld op tafel te leggen, alleen om met zo'n nieuwe aanwinst hun relaties te overtroeven. Dat geval met die Van der Weijden is daarvan eigenlijk al een voorbeeld: de koper wenste onbekend te blijven. Het meest waarschijnlijke is, dat die helemaal wèg was van dat schilderij tje. Hier lijkt me zelfs de factor geld belegging niet van toepassing. Veel bekende collecties zijn overigens wèl om die reden ontstaan. Vaak wordt dan begonnen met het kopen van gro te veilige namen, maar dikwijls krijgen dan die beginnende verzame laars door hun omgang met de kunst de smaak echt te pakken. Dan verge ten ze, waar het ze in feite om begon nen was en gaan gewoon kopen waar ze zin in hebben. Trouwens, kunst is heus niet altijd zo'n goede belegging. Het zou best kunnen, dat als die Van der Weijden nu weer op de veiling kwam, er nie mand te vinden zou zijn, die bereid was er weer meer dan twee miljoen voor neer te tellen. Die absurd hoge prijzen garanderen helemaal niet dat men zich een (handels-)object heeft aangeschaft, dat men met veel winst weer van de hand kan doen. Al is dat in deze consumptiemaatschappij, met zijn doorlopende geldontwaarding wel enigszins aan het veranderen, toch hebben schilderijen nog steeds min der waardevastheid dan men over het algemeen denkt. Verliezen op een Rembrandt Voor de oorlog was het zelfs nog mo gelijk dat vertelde collectionneur De Geus-Van de Heuvel me eens op een Rembrandt te verliezen. In 1938 bijvoorbeeld werd de collectie- Mensingh geveild. Daarin bevond zich het portret van de Amsterdamse bur gemeester Maarten Looten van Rem brandt. Dat schilderij bracht toen 102.000 op; negen jaar daarvoor had Mensingh het in Londen gekocht voor 330.000. Dan is er nog de 'schaars heid-waarde', de zeldzaamheid van het werk, maar reëel gezien gaat het er toch altijd in de eerste plaats om, of er een museum of verzamelaar bereid is de toch vaak ongekend hoge prijzen te betalen. Zo bevond zich het portret van 'Gine- vra de' Benei' van Leonardo da Vinei eeuwenlang in de verzameling van de vorsten van Liechtenstein. Tot Franz Jozef II het, na heel lang weifelen, verkocht aan de National Gallery te Washington voor het hoogste bedrag, dat tot nu toe ooit voor een kunst werk werd betaald: tussen de 5 en 6 miljoen dollar, om en nabij de 18 mil joen gulden dus. Maar: er was toen maar een vijftiental Leonardo's op de kunstmarkt en dit was de eerste in een Amerikaanse collectie. Frans Hals voor f 25.- Er zijn ook altijd nog mensen die op vlooienmarkten lopen te zoeken naar het 'vergeten meesterwerk'. Nu, die verhalen van oude meesters, die voor een prik op zo'n markt gekocht wor den, halen toch nog altijd de wereld pers. Zoals dat portret, dat in 1962 in Nederland voor 25 gekocht werd en dat, drie jaar later in Londen, bij Christie's voor 205.800 dollar geveild werd. Het bleek een Frans Hals te zijn. Dan is er de handel in eigentijdse kunst. Die is afhankelijk van zoveel factoren, management, publiciteit, kunstkritiek en (niet zelden harde) commercie, dat er maar weinig zin nigs over te zeggen is. n Paar voorbeelden. Het verhaal gaat dat Picasso in een café eens een oude kennis ontmoette, die in geldnood zat. De meester had te weinig geld bij zich om de man te kunnen helpen en maakte daarom een tekeningetje op de achterkant van een bierviltje en signeerde dat. Waarmee in ieder geval is, dat alles waar Picasso zijn handtekening op zette, in bankpapier veranderde. Ook voor werken van andere 'klassie ke' modernen als Moore, Miro, Ko- koschka, Chagall nog levende meesters worden honderdduizen den betaald. Maar ook voor Rauschen- berg's 'combines', samengesteld uit al lerlei afval, o.a. werken waar hij al jaren zelf niet werkelijk meer achter staat, brengen zo gemiddeld.een ton op. En, er is niets nieuws onder de zon: al in de grijze oudheid was men be reid kapitalen neer te tellen voor kunstwerken. Julius Ceasar legde niet minder dan 80 talenten (ongeveer een half miljoen gulden) op tafel om ei genaar te kunnen worden van de 'Me dea' van de Griek Timomachus. En dat was toen ook een modern kunste naar. door J. van Doorne Zodra literatuur tot levensbe schouwelijke propaganda wordt, is zij gedoemd te verschralen en te verkwijnen. Nu is propageren iets lieel anders dan getuigen. Een literair werk kan zeer wel blijk geven van de wereldbe schouwelijke ligging van zijn ma ker, zonder literair schade te on dervinden. Maar literatuur ver armt als zij een levensbeschou welijk program moet dienen. Zij is dan haar vrijheid kwijt zonder welke zij niet bloeien kan. Duidelijk is dat te zien bij de ontwik keling van de Russische communisti sche literatuur. Voor zover deze het communisme propageerde, is zij lite rair vrijwel waardeloos. Tot aan de jaren '60, dat is dus na de destalinisa tie. kwam belangrijk werk slechts bui ten RuslanJ uit, al of niet met mede weten van de auteurs. Na de destalinisatie kende het Russi sche literaire leven een helaas slechts korte lente, waarna de winter op nieuw inviel. Charles B. Timmer heeft tien van die lenteverhalen van zeven auteurs uit het Russisch vertaald. Tien opmerke lijke verhalen. Opmerkelijk allereerst omdat zij in geen enkel opzicht blijk geven van communistische propaganda, maar al evenmin blijk geven, geschreven te zijn door lieden die het communisme met hart en ziel aanvaarden. Zij pro pageren niet. maar zij getuigen even min. De verhalen zijn óók niet geëngageerd in deze zin, dat zij kritiek oefenen op het regiem. Die kritiek is er hier en daar wel, maar zij is zó verborgen, dat van getuigenis geen sprake is. De verhalen houden zich bezig met het menselijk lot in engere zin. Het is de gewone mens van alledag met zijn zorgen en gebreken, zijn verdriet en klein geluk, zijn angst, zijn liefde en zijn dromen, die in het middelpunt staat. Maar die mens doet politiek en maatschappelijk niet mee. Ook deze tien verhalen vormen gefrustreerde li teratuur. Zo deze literatuur al niet meer kruipt, zij hinkt toch nog altijd. In tweeërlei opzicht verschilt zij van de buiten Rusland verschenen litera tuur. Zij is geen verzetsliteratuur en zij is wat de vormgeving betreft, mo derner dan de in het buitenland ver schenen literatuur. En dat laatste is toch al een grote winst. Stijlprogram Ik ben begonnen met te zeggen, dat een levensbeschouwelijk program voor de letteren dodelijk is, maar heel an ders ligt de zaak als het over een vorm- en stijlprogram gaat. Een der gelijk program kan van geweldige be tekenis zijn voor de literatuur. Een dergelijk program schept nieuwe mo gelijkheden, nieuwe uitdrukkingsvor men, het verjongt de letteren en ver rijkt ze. Auteurs van verzets-, of getuigenislite ratuur zullen zich met stijl- en vorm problemen niet bezighouden; zij heb ben wel wat anders te doen. Vandaar het traditioneel karakter van de Rus sische roman van buiten de grenzen. De auteurs die in de korte Russische politieke lente schreven, behoefden niet meer te propageren, maar voluit schrijven konden zij evenmin. Het was nog slechts lente, geen zomer. Zij vonden een uitlaapklep in stijl- en compositievernieuwing. De tien door Timmers vertaalde ver halen zijn stuk voor stuk het lezen waard, ook al mist men een levensdi mensie. Ze zijn geschreven door Joeri Nagi- bin, Wladimir Maksimow, Wladimir Soloöechin, Wasili Sjoeksjin, Wasili Aksjonow, Viktor Nekrasow en Boelat Okoedzjawa. Timmers heeft het boek van een na woord voorzien en van ieder der au teurs een korte bio- en bibliografie toegevoegd. Charles B. Timmer: 'Tien verhalen uit Sowjetrusland 1960-1967'. Bij Meu- lenhoff te Amsterdam. Paperback. Aantal pagina's 255. Prijs 16,50. □e« Isfior dr. H. S. Visscher 22.64 iJJdere film van Luis Bunuel, de nu 73-jarige grootmeester, is 7 ui stormloop tegen de gevestigde orde van de bourgeoisie ge- ^jtest. Iedere film houdt een verstoring in van de ordentelijke 24i 2^rcerbjke gang van zaken waarin alles altijd precies op zijn ^^aals staat. Beroemd is liet fragment uit een heel vroege beroem- 6i film van hem, 'L'age dVr', waarin de heldin in haar hoogst M3*3|ique slaapsalet een geweldige koe in haar bed aantreft; in die- 1i5.e^lfde film zien we later een boerenwagen-met-paard dwars door 1i5.'9iii zaal rijden waar de 'liigh society' een stijlvol feestje viert. 2 01j Bunuels nieuwste, onlangs met Oscar bekroonde film 'Le char- discret de la bourgeoisie' ge- iedt hetzelfde: de vaste punten in grillige'lijn van de film zijn de ietjes van een groepje welgestel- n prominente societylieden, geen van die dineetjes komt een goed einde. Ze worden alle de een of andere manier ver- ird, waarbij het soms moeilijk uit te maken welke verstorin- in werkelijkheid en welke in de im plaats vinden, mei is een surrealist-van-het-eer- •uur. Zijn verzet tegen de geves- 1(jde orde van de bourgeoisie komt prt uit het feit dat juist die orde deur op een kier laat staan >r die andere, anarchistische maar fende wereld van het surrealisme, irom ook vertellen zijn films cwijzerfiit een conventioneel geordend Thaal. Voor Bunuel is het conven- .nele verhaal de erfenis van een irgerlijke cultuur; het biedt het maar quasi-geordende wereld- «Id van de bourgeoisie, waarin Jjes een vaste plaats krijgt toegewe- verklaarbaar cn oplosbaar "dt. Bunuels films doorbreken ordelijke beeld voortdurend, ze •nietigen de logische continuïteit [desoriënteren de toeschouwer be- jst omtrent wat 'werkelijkheid' cn 'droom' is. Juist in de films die na een lange periode van zwijg zaamheid gemaakt heeft, en die op het eerste gezicht minder avantgar- distisch lijken dan vroegere films als 'Le chien andalou' cn 'L'ögc d'or', is die desoriëntatie bijzonder groot. Men denke aan 'Belle de jour'. Zo zijn Bunuels films niet alleen in houdelijk een stormloop tegen de gevestigde orde der bourgeoisie, maar vooral ook in hun vorm, die voortdurend het beeld van die orde doorbreekt. Die gevestigde orde is voor Bunuel de schijnheilige en soms zelfs schoon schijnende camouflage van onrecht, uitbuiting, onderdrukking en frustratie. Zijn films zijn een scherp analyserende observering van het bourgeoisgedrag, dat als het wa re één grote breideling van de irra tionele krachten daarachter is. Hij kan zijn personages parodiëren, maar hij vertekent ze nooit tot een cliché of een karikatuur. Zijn regie is bewonderenswaardig en haalt exakt uit zijn personages wat hij erin wil tonen. Zijn personages uit 'Le charme dis- cret' zijn mensen die een bepaalde graad van perfectie hebben bereikt De vrouwen zijn mooi en elegant, de mannen en de vrouwen hebben goede omgangsvormen en smaak, en ze weten zich in iedere situatie te gedragen: kortom, ze beheersen als een soort 'hogere' wezens iedere si tuatie. In het beginfragment verschijnen de gasten in een indrukwekkende li mousine van het Corps diplomatique bij het fraaie buitenhuis van mon sieur de Sénéchal voor een diner waarvoor ze zijn uitgenodigd. Maar er blijkt een misverstand omtrent de datum: de gastheer is er niet en de gastvrouw heeft nergens op gere kend. Pijnlijke frustratie, die echter elegant wordt opgelost: men zal ge zamenlijk in een naburig landelijk restaurant gaan eten. Daar echter doet zich, en nu afdoend, het tweede obstakel voor: in een aangrenzend vertrek blijkt het lijk te liggen van de die middag plotseling gestorven patroon, en het gezelschap dat al heel wat beschouwingen heeft ge wijd aan een juiste en deskundige samenstelling van het menu, gaat er nu snel vandoor. Latere diners mis lukken door een plotselinge eroti sche bevlieging van de gastvrouw en de gastheer, of door het verschijnen van militairen op manoeuvre of door het binnendringen van de poli tie, of door een overval van gang sters (revolutionairen?) die het hele gezelschap overhoop schieten. Zoals gezegd: sommige van die sto ringen spelen zich in de werkelijk heid sommige duidelijk in de droomwereld. In beide gevallen gaat het om irrationele factoren: erotiek, dood, geweld. Het effect van de dromen is onder andere dat iedere keer als er een definitief einde ge komen lijkt te zijn aan de diners, het toch het einde niet blijkt te zijn zodat de zaak weer van voren af aan beginnen kan. Met andere woorden: de bourgeoisie hoezeer uok ge kweld door angstdromen omtrent haar mogelijke vernietiging lijkt onuitroeibaar. Bunuel heeft daarvoor een prachtig Leitmotiv: op verschillende plaatsen in de film zien we het groepje Jopen over een rechte, eenzame landweg, die van niets naar niets lijkt te gaan door een wijd en zeer leeg land schap. Ze lopen er niet als een eenheid, ieder heeft zijn eigen ma nier en zijn eigen houding; maar bij elkaar vormen ze toch een groepje dat met een op niets gebaseerde kordaatheid en met een grote zelf verzekerdheid over de weg voort schrijdt. Het is een intrigerend beeld dat met een geweldige trefze kerheid gelanceerd wordt. Het staat er zó afzonderlijk, zozeer als 'zelf standig' beeld tussenin, dat men het nauwelijks als een 'symbool' on dergaat. Het heeft een onmiddellij ke, beklemmende kracht Het diner is een der hoogst geculti veerde omgangsvormen in het bour- geoisverkeer: geordende en gestileer de communicatie, en tegelijk fraaie camouflage van de vraagzucht. En aan de hand van deze cultuurvorm legt Bunuel in een aantal speelse of dodelijke vignetjes de vinger op de rotte plekken van de bourgeoisie. Ze zijn zo veelvuldig en geladen, dat er in het kader van deze bespreking maar een enkel gegeven belicht kan worden. Daar is bijvoorbeeld de droom die door een jonge soldaat verteld wordt. De kapitein vraagt, als de soldaat hem orders komt brengen dat de manoeuvres ver vroegd zijn, aller aandacht voor de droom van de soldaat Het is een doodsdroom. De dromer loopt in een lege, zeer duistere straat. Hij ont moet er verschillende mensen: een gestorven vriend, een meisje waarop hij ooit verliefd is geweest. Ze ver dwijnen even plotseling als ze ver schijnen. De dromer gaat eenzaam verder door de duistere straat ter wijl hij om zijn moeder roept Dat is alles. De droom zelf is prachtig, geheimzinnig, macaber. Hij herin nert aan de dromen in het werk van Bergman. Maar zijn werkelijke func tie krijgt hij eerst als men hem in de context ziet. Door het bevel van Stephane Audran en Jean-Pierre Cassel in Le charme discret de kapitein wordt de droom 'vertaald' tot anecdote, tot curieus divertissement voor de diner-gasten. M.a.w. de autonome droom wordt op deze wijze ingepast in de wereld van de bourgeoisie. En aldus geneutra liseerd. Maar er zijn nog meer dui dingen mogelijk. Voor de kapitein is de doodsdroom van de soldaat een aanleiding tot uitstel van deelne ming aan het gevecht: dankzij de doodsdroom van de soldaat kan hij het correcte, gladgestreken bourge- oisleven nog rustig voortzetten. Overigens is het duidelijk een voor spellende droom: als later de ma noeuvres aanvangen klinkt buiten het geluid van een echte oorlog. Het diner binnenshuis gaat gewoon door. 'Men is eraan gewend', zegt de gast vrouw Maar het kost weinig fan tasie om zich voor te stellen dat de soldaat deze oorlog niet zal overle ven. De kapitein overigens wèl. Hij komt na korte tijd weer opdraven om nogmaals stijlvol zijn excuses voor alle overlast aan te bieden en het gezelschap uit te nodigen voor een diner te zijnen huize. Dat diner wordt dan weer in een droom beleefd. De gasten schikken zich om een keurig gedekte tafel. Maar plotseling schuiven de gordij nen aan de achterwand open en het blijkt nu, dat tafel en gasten zich op een toneel bevinden en dat in de zaal een groot publiek naar hen kijkt. Maar aldus tentoongesteld raakt ieder van de gasten zijn zeker heid kwijt: ze blijken hun rol en hun tekst vergeten te zijn en in grote verlegenheid neemt de een na de ander de wijk Bunuel toont het dubbele gezicht van de bourgeoisie. Onvergetelijk is voor mij altijd gebleven de verande ring van de koetsier Joseph in 'Het dagboek van een kamermeisje': het ene ogenblik is hij nog een man die wat vertederd lacht om het meisje dat in het bos paddestoelen zoekt het andere moment wordt hij haar aanrander en moordenaar. In 'Le charme discret' ervaren we hetzelfde als de bisschop-tuinier eerst absolu tie verleent aan een stervende uit wiens biecht blijkt dat hij eertijds de ouders van de bisschop vermoord heeft het volgende ogenblik pakt hij een geweer en schiet de sterven de dood. De omgekeerde volgorde treffen we aan in de passage op het politiebureau waar we eerst een hondse en sadistische beul van een inspecteur van politie aantreffen, die we later en dat werkt als een schok als een keurige cn correcte ambtenaar zien verschijnen. Wat vooral opvalt, is Bunuels hu mor in de registratie van het ge dragspatroon van de bourgeoisie, met name daar waar de situatie uit de hand loopt en dat gebeurt voortdurend in deze film. Zijn kri tiek is er niet minder dodelijk om, maar juist de ontspannenheid maak te deze film zo gaaf en zo verschrik kelijk trefzeker. De film was zijn Oscar waard. Men kan ook zeggen dat de Oscar deze film waard was. door R. L. K. Fokkema Van de drie debuterende dichters Jan Blokker Jr, Rien Vroegindewey en Arie Gelderblom heeft de eerste de opvallendste naam. de tweede de type rendste titel, en heeft de laatste de interessantste bundel samengesteld. In De tocht landinwaarts zoekt Blokker Jr naar een originele zienswijze waar voor hij de wereld van de Betuwe intrekt, zoekt hij een verhaal slerker dan gehoorde vertelsels, zoekt hij naar een indrukmakende houding. Hij bevindt dat droom en verlangen bot sen op de werkelijkheid, dat landelijk leven ook niet alles is, dat alle ver houdingen zoek zijn. De gedichten exploreren de ruimte van het beperk te ik en zijn tochtjes ter ontdekking van waarheid en waarde van wat men zoal zegt. de bundel eindigt met de woorden 'zeggen ze'. Het slot bewijst dat de dichter door schade en schan de. met vallen en opstaan zijn leef ruimte milieubewust bepalen wil. Een vliegtuig van beton is een titel die Vroegindewey ontleend heeft aan een verhaal van een knutselaar die van zijn produkt zei: 'dat het wel kon vliegen/Maar niet door het dakraam kon'. De debutant acht dit het wezen van de poëzie. Ik meen dat de titel niet veralgemeend mag en moet wor den: Goede poëzie komt zeer wel van de grond. De titel geldt slechts voor het soort poëzie dat Vroegindewey schrijft. Zijn verzen zijn inderdaad logge gehelen die iedere soepelheid missen en, wat erger is, iedere over tuigingskracht. De opzettelijkheid is mij daarvan niet ontgaan, maar de zin wel. Veel regels beginnen met de exclama tie 'O', iets wat tegenwoordig natuur lijk direct argwaan wekt: 'O wijde polders, in herfsttij roestig land', 'O gevluchte nagelriem'O wat bracht ons toch tezamen', 'O zinloos nachtelijk leven leed ik altijd', 'O waarom kan men alleen in dromen gelukkig zijn'. 'O eenzaamheid, angst, vreemd verlangen', 'O mocht ik hem A. Roland Holst) eens tegen ko men', 'O mocht ik dan zijn stem eens horen'. Uit deze citaten blijkt wel dat ook Vroegindewey hunkert naar de schoolbanken toen de leraar iets der gelijks uit pedagogische opwelling nog prees. Maar om hiermee nu aan te komen, bewijst dat de groei naar volwassenheid stagnatie ondervonden heeft. Wie meent dat poëzie alle zin verloren heeft, moet in deze eerlijke tijden geen poëzie schrijven; satyre en persiflage hebben hun tijd gehad. Vroegindewey zou er een eer in moe ten stelien de tendens van vervlak king die ochtendkrant en scheurkalen der. pils en joint, leven en dood op een lijn doet stellen niet quasi-verlak- kend weer te geven. Gekkenwerk doet op een andere ma nier zijn naam eer aan. Gelderblom vertelt ons hier ware geschiedenissen over gestichtsleven waar de warmte van de moeder en de huiselijke haard wel wil ontbreken, geeft portretten van broeders in de waanzin, van ver pleegsters, doktoren en psychiaters, van een tienjarige martelgang na een mislukte liefde en de eerste marihua- nasigaret tot het huwelijk met de juiste vrouw, aan wie het poëziedag- boek is opgedragen. 'Voor de rest ben ik alleen God verantwoording schul dig'. merkt Gelderblom in zijn Ver antwoording op. Dat kan wezen, maar wie zich in de arm van de Muze terneer legt. heeft zich jegens haar verplichtingen opgelegd. Dat nu hebben de drie debutanten zich te weinig gerealiseerd. Hoe be langwekkend bepaalde bekentenissen ook mogen zijn voor het verstaan van deze tijd. gedichten zijn geen docu menten. Al de drie bundels vertonen een documentair karakter, maar mis sen datgene wat de bundels over zeke re tijd nog belangwekkend had kun nen maken: spanning, intrigerende vervreemding, denkensstof en een daarmee corresponderende verstech niek. De gedichten boeien slechts om buiten-literaire redenen; die van Gel derblom overigens nog het minst, of schoon bij hem de beschreven wereld ook zonder poëtische franje al aan grijpend genoeg kan zijn. Ongetwij feld vervullen de gedichten voor de makers ervan een reinigende functie en als zodanig is hun werk van soci aal belang. Van uit een wat breder optiek zijn de gedichten van geen belang. Jan Blokker Jr. De tocht landin waarts. De Bezige Bij Amsterdam 1972. 64 blz. 4,50. Rien Vroegindewey. Een vliegtuig van beton. De Bezige Bij Amsterdam 1973. 64 blz. 4.75. Arie Gelderblom. Gekkenwerk. De Be zige Bij Amsterdam 1973. 100 blz. 4.75. Uit Deventer en omgeving hebben on geveer vijftig beeldende kunstenaars werk ingezonden voor een kijk-en- werk ingezonden voor een kijk-en- kook-expositie, die tot 20 mei in de voormalige vrouwengevangenis gehou den wordt. Dep lek was aanleiding om de tentoonstelling nu eens niet met champagne en hartigheden maar met een beker water en een droog stuk brood te openen. Vrijwel alle vormen van de beeldende kunst zijn vertegenwoordigd (schil derijen, edelsmeedkunst, sculpturen, textielkunst, keramiek, fotografie kunst, enz.). De exposanten zijn kun stenaars die in een of andere vorm professioneel werkzaam zijn. Er zijn bekende namen bij, zoals Wessel Cou- zijn, prof. G. V. A. Röling en Paula Thiers, maar ook nagenoeg onbeken de. die toch vaak voor verrassend werk hebben gezorgd. De culturele raad Deventer, die de expositie ook fi nanciert, zal voor 15.000 gulden aan- koopvoórstellen doen voor stedelijk bezit en geschenkenportefeuille. Enige tientallen werken zijn intussen al ver kocht. Tijdens de expositie wordt een begin gemaakt met een documentatie (losbladig cahier, foto's en dia's), dit in samenwerking met de voorberei dingswerkgroep dienstverlenend cen trum voor de Kunst te Deventer en de provinciale culturele raad. Het is het eerste van drie in Overijssel te stichten documentatiecentra.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 19