vertellen
Boven de kist
van het leven
In de hal van het hotel
door A. J. Klei
Beroepings»
werk
Lichaam man gevonden
Trouw
Kwartet I
ft
TROUW/K.ffARTET ZATERDAG 24 MAART 1973
KERK
«W/1
'Ontmoet heb ik hem nooit. Ik
ken hem niet. En toch ken ik
hem, want ik heb hem - door de
jaren heen herkend in zijn
verzen; een mens als wij allen,
prijsgegeven aan dit
vergankelijke leven; maar dit
leven is voor hem het met God
verzoenende leven en we zijn
samen op weg in de
verwachting van het Rijk.'
Dat schreef dominee Buskes, in, naar ik
meen, 1962. als woord -vooraf in Boogaard's
eerste gedichtenbundel "Iïjd en teken.' Ik wil
het graag onderschrijven want ook ik ken
Geert Boogaard niet dan door zijn gedichten,
gebeden, of hoe je ze ook noemen wilt. Toch
is hij voor mij een vriend geworden die mij
begrijpt, al is er een groot verschil in jaren
tussen ons. Hij schrijft, brengt onder woor
den wat ik niet weet te zeggen maar wel
graag zo gezegd zou hebben. Daarom schrijf
ik niet als poëzie-criticus over zijn gedichten,
maar als 'getuige'. Het liefst zou ik niet eens
over hem schrijven, maar alleen maar citaten
geven uit zijn verzen, een pagina vol.
Ertkele 'zakelijke' gegevens ontleen ik aan
een artikel van zijn vriend ds. Piet Kikstra,
gëschreAen in Hervormd Hoogeveen', 34e
jaargang no. 29. Ds. Boogaard is predikant in
Enkhuizen, zijn geboortestad. Hij is dat pas
op latere leeftijd geworden. 'Toen hij jong
was zei zijn predikant: 'Een arbeiders-jongen
moet geen dominé worden.' Hij is het toch
geworden, op singuliere gaven, zoals we vroe
ger zeiden. En die singuliere gaven hééft hij,
misschien niet als dichter, maar zeker als
prediker, als pastor en als catecheet. En zo
ontmoeten wij hem in zijn dichtbundels, zo
woekert hij ook met dit talent. Over weinig
gesteld, over veel getrouw. En dat wordt
herkend overal in het land. Zijn eerste bun
del beleefde al vijf drukken, de tweede ('Met
dank aan de joden') twee. Ds. Boogaard had
een lange weg naar het ambt. Bijna emeritus
heeft hij nu zeven 'echte' dienstjaren. Maar
dit hele leven is zoeken en getuigen geweest,
studeren en er" van'vertéllen. Het was ook
een lange weg, omdat hij moest ervaren, dat
niet alles, wat in de Kerk gezegd en in de
gemeente geloofd wordt ook zo in de bijbel
staat. Dat gold van het van ouds door en
door vrijzinnige West-Friesland, dat geldt van
het rechtzinnige Enkhuizen, waar velen zijn
woord met dankbaarheid aannemen en de
moeilijkheden hem toch niet worden bespaard,
juist omwille van een onbekrompen predi
king van Gods vrije genade.' Tot zover ds.
Kikstra.
Teleurstellingen, twijfel, onmacht, het is er
allemaal in zijn gedichten. Menige dominee
zou zijn 'poëzie' liever wat bijschaven voordat
het ter perse ging. 'Wat zal de gemeente wel
zeggen', etc. Tja, wat zal de gemeente zeggen?
Ik hoop dat de gemeente van Jezus Messias
het volgende gedicht niet op zich zal laten
zitten waarmee ik natuurlijk niet bedoel
dat zij zich moet wreken op ds. Boogaard van
wege zijn kritiek:
soms is er niets aan,
Heer,
is er helemaal niets
aan het christendom,
echt niet,
omdat het niet leeft uit Uw toekomst,
het richt er geen zichtbaar
teken van op.
Het is dan niet meer
dan een aantal stoelen
met mensen erop,
mensen die niets weten,
noch van elkanders vreugde,
noch van eikaars verdriet.
ze vergeten 'dag' te zeggen
als de kerk uitgaat,
door ds. Oussoren
ze zijn er alleen maar geweest
voor zichzelf.
Christendom-voor-zichzelf
Soms zie ik dit gebeuren, Heer:
dat het wegkwijnt,
wegstèrft;
het zal niet worden
verdrukt,
het sterft zijn eigen,
zijn langzame, zekere
dood.
De hele thematiek van zijn werk is al gege
ven in dit ene gedicht. Christen-zijn is: leven
uit Zijn toekomst. Zijn toekomst. Zijn Rijk,
daar verwachten we het van. Dat is één
thema, hèt thema. En wat er vloekt met het
Rijk, de dood van de gemeente, dat is een
tweede thema. De dood van de gemeente, dat
is iets heel ergs, een schrikwekkende gedach
te is het, en die schrik wordt dan ook
uitgesproken. En dan je eigen dood, en van
je vader, van je grootmoeder, van een konijn
in de strik, van een meisje van vijftien met
kanker, van een hond die onvoorzichtig over
steekt dat lijkt allemaal zo verdacht veel
op de dood van de gemeente; en ziek zijn
ook. dat is angstaanjagend, dat zaait twijfel
of de Messias dan wel komt en of Hij voor
niets gekomen is, en die angst en die twijfel
worden ook uitgesproken, en de troost wordt
niet verzwegen.
Heer.
ik heb nooit meegemaak
dat U ingreep,
al zeggen ze geregeld
dat dit bestaat.
Vele malen,
U weet wel die laatste nacht,
hebben wij gebeden,
zij en ik,
we hebben gevraagd of het anders mocht,
anders dan we vreesden.
Maar er is niets gebeurd, Heer,
U hebt haar doodsstrijd niet verzacht,
haar benauwdheid hebt Ge niet
verminderd,
en van Uw aanwezigheid is ons niets
gebleken.
Toch heb ik Uw Naam gehoord.
'Heiland' riep ze,
midden in de verschrikking.
Ik zie U niet. Heer.
maar als ik aan Uw tafel zit,
als ik het brood ontvang
en de beker daarna,
is Uw doodsangst mij meer dan genoeg
om, U tot in eeuwigheid
te vertrouwen.
De dood wordt niet vereenvoudigd tot een
soort Hoek van Holland: waar de spoorlijn
eindigt vertrekt de boot naar de Hemel, dus
niets aan de hand enz; Gods koninkrijk wordt
niet Ingeruild voor onze hemel:
Heer. wat gebeurt er eigenlijk
als je doodgaat,
lutie'; heeft hij de Schrift ingeruild voor de
heilsstaat? Verre van dat! Maar hij heeft wel
iets ontdekt dat voor elke christen een revo
lutie in zijn denken, bidden en hopen is: dat
onze Heer Jezus geen Drent was, geen
Utrechter, geen Zaankanter, al zijn dat alle
maal aardige mensen, maar een Jood. En dat
zijn Vader niet 'het Ene' is 'dat je in alle
godsdiensten toch terug vindt', maar de God
van Israël, die de énige wil zijn aan wie wij
ons hart geven. En dat de heilige Schrift niet
oorspronkelijk als makkelijk leesbaar en licht
verteerbaar feuilleton in een ochtendblad is
gepubliceerd, maar een en al proclamatie is,
een vóórt-schreeuwen, in knoestig hebreeuws
en hebraïserend grieks.
Daarom schrijft hij in 'Tijd en teken':
Laat in mijn handen
en in mijn stem
Jahwe
een gelijkenis zijn
met Joden
zo verloren in hun sjema:
Hoor Israël
de Here onze God
is één.
Daarom praat hij in de schuldbelijdenis op
zondagmorgen (zo heb ik tenminste het vol
gende gedicht al eens gebruikt) niet over
zonde in het algemeen en ook niet over
pekelzonden, maar over de eigenlijke zonde
van de christenheid:
God van Israël,
we zijn weggedwaald,
als gemeente van Jezus Messias,
van Uw weg, van de wegen
van heil.
We hebben Uw woorden vertaald
in de kleinste toekomst,
die Gij nooit
hebt bedoeld.
En daarom is de 'genadeverkondiging' ook
niet zoiets als 'geen suiker meer snoepen en
ga nou maar weer spelen', maar er wordt
uitgeroepen wéér de genade voor het oprapen
ligt:
God van Israël,
wie zouden we toch zijn
zonder Uw goede geboden,
evenzovele wegen
van liefde.
De Thora, Heer!
Heenwijzing naar het land,
erets,
aarde.
nieuwe aarde.
Heer, zó zullen wij
daar leven.
Van harte aanbevólen, deze gebeden, aan
ieder die zijn hoop heeft gevestigd op het
kind in Bethlehems stal!
Ds. G. Boogaard
grootmoeder zei altijd
en mijn moeder zei dat trouwens ook,
dat een mens wanneer hij gestorven is
naar de hemel mag,
maar een hemel voor mezelf,
wat is dat?
Gij hebt ons, Heer,
zoveel meer beloofd:
het dodenrijk tegenover
staat toch Uw koninkrijk,
een wereld zo geheel anders
dan deze.
O dan. Heer,
als alle stormen
'gestild zijn,
de zee niet meer is,
als de tranen alle
zijn afgedroogd,
rouw en verdriet voorbij zijn,
als er geen kruitdamp meer hangt
over de landen,
als er nergens een schot
meer valt.
O dan!
Is Geert Bogaard een 'theoloog van de revo-
Wie na een poos weer in Utrecht
komt, staat als hij 't station uit
gaat, verbaasd te kijken: de hele
boel wordt afgebroken. En als je
dan naar de binnenstad loopt, merk
je dat de sloperij niet tot het
Stationsplein beperkt blijft. Achter
ruiten van verlaten winkels aan de
Leidseweg staan mededelingen als:
verhuisd wegens afbraak, en je
moet vrezen dat ook het gebouw van
de_.levensverzekeringsmaatschappij
'Utrecht', dat een opmerkelijk
voorbeeld is van de in ons land
schaars vertegenwoordigde
Jugendstil, tegen de vlakte gaat
Wel ja...
Gearriveerd op het Janskerkhof zie
ik tot mijn geruststelling dat het
deftige hotel Des Pays Bas nog
overeind staat. Ik zal daar iemand
treffen en in de hal op hem
wachten. In de rustige ruimte valt
het daglicht op een allerbeschaafdste
manier door glas-in-lood naar
binnen. Er zit een groepje heren in
nette pakken op gedempte toon te
praten; af en toe klinkt een
voorzichtig lachje, niet te luid
natuurlijk. Dames zijn er op dit uur
in Pays Bas niet te bespeuren.
In mijn fauteuil gedoken bepeins ik
dat hoofdpersonen in verhalen van
Top Naeff heel vaak op een
gerieflijke manier verdriet zitten te
hebben in de lounge van een sjiek
hotel, 't Zou hier ook best kunnen.
Niet dat ik verdriet heb, al duurt
het wachten langer dan me lief is.
Achter me wordt opeens druk
gefluisterd met een employé van het
hotel over een diner dat hier
gehouden zal worden. Als ik goed
begrijp zal het vlees voor de ogen
der verrukte gasten op de plank
gesneden worden. Kijk es aan!
Voor me uit zie ik een voornaam
gestoffeerd eetzaaltje, dat blijkens
een boven de ingang bungelend
bordje Restaurant Sint Maarten
heet. Door de dichtgetrokken vitrage
zie ik wazig de omtrekken van de
Janskerk en dan worden mijn
gedachten van het vleselijke
opgeheven naar het geestelijke. In
deze kerk hoorde professor van
Ruler de studentendominee
Hasselaar preken; hij schreef er
artikelen over voor de kerkvoogden
en later zijn ze (die artikelen)
gebundeld. Dominee Hasselaar is
inmiddels hoogleraar geworden
(opvolger van Van Ruler) en hij
redeneert soms zo moeilijk op de
synode dat professor Berkhof de
woorden van zijn collega moet
^uitleggen.
Ik stap wat heen en-weer en kom
een bord tegen dat mij ervan op de
hoogte brengt dat in zaal 32 de
gereformeerde bond geherbergd is.
Dat zal wel een overleg van het
hoofdbestuur betreffen, overweeg ik,
want voor gewone vergaderingen
hebben de hervormd-gereformeerden
uitgebreidere lokaliteiten nodig dan
Pays Bas kan bieden. Door het
venster zie ik de Drift, waaraan de
persen staan van het Centraal
Weekblad, waarin de Kamper
professor Runia moeite heeft met de
toestanden in de gereformeerde
kerken
We zijn een alleszins godsdienstig
volk. stel ik vast. Je verkeert in de
hal van een hotel en her en der om
je heen liggen voorbeelden van onze
godsdienstigheid voor 't graaien: de
Janskerk, de gereformeerde bond,
het Centraal Weekblad.Mijn
gedachten vermenigvuldigen zich.
Vlak in de buurt weet ik de
Ambachtsstraat, waar ik ooit de oud-
gereformeerde ds. E. du Marchie
van Voorthuysen hoorde. De kerk
was klein en propvol. We sjouwden
broederlijk stoelen aan. De predikant
was geen onbeschreven blad voor
mij. Bij ons thuis werkte vroeger
wel eens een tuinman, die een vurig
aanhanger was van 'Marchietje',
zoals hij innig placht te zeggen. Hij
verhaalde ons meer dan eens hoe ds.
Du Marchie van Voorthuysen, toen
in Leersum een nieuwe kerk voor
hem gebouwd werd, op de vraag hoe
hoog de preekstoel moest worden,
geantwoord had: 'Maak 'em maar
laag. een mens is gauw te hoog van
z'n eigen.
Schuin achter me situeer ik de
Pater Kotte temidden van aanhangers.
Willibrorduskerk. Een van de
laatste keren dat ik in Utrecht
rondliep, was op de dag vóórdat de
verontruste pater Kotte hier voor
het eerst dienst zou houden.
Eindelijk waren de deuren weer
eens open. ze waren de zaak zeker
aan het afstoffen. Ik wilde naar
binnen om het interieur van Tepe's
bouwwerk nog eens te bewonderen,
maar een knorrig iemand hield me
tegen: kom morgen maar! Ik heb
het toen mert televisieflitsen moeten
doen. maar de camera's lieten me
geen neo-gotisch meubilair zien. Wel
kwam ons aller Luns in 't beeld, en
dat was natuurlijk ook mooi.
Hallo, ik ben er. Heb je èrg lang
gewacht?
Een alleszins godsdienstig volk.
jawel, maar geen bijbelvast volk -
(meer), moet ik eraan toevoegen, nu
een collega een fragment uit het
verslag van de 160ste algemene
vergadering van de Koninklijke
Nederlandsche Maatschappij tot
Bevordering der Geneeskunst op
m'n bureau neerlegt. Hier is het:
VIII E Voorstel hei verslag van de
Commissie voor de Geldmiddelen
goed te keuren.
Rijpperda Wierdsma (XIV), die
altijd veel belangstelling heeft voor
de inhoud en de vorm van de
verslagen van de Commissie voor de
Geldmiddelen, is van mening, dat
hierin immer behartigenswaardige
opmerkingen worden gemaakt. De
stijl van deze verslagen spreken hem
zeer aan. In het onderhavige verslag
wordt echter gesproken over een
dorsende os en bij spreker is de
vraag gerezen, hoe een os het zou
aanleggen om te dorsen. Deze os is,
zoals uit het verslag blijkt, ook nog
gemuilband, hetgeen de zaak wel
onsmakelijker, maar niet duidelijker
maakt.
Wellicht is er een drukfout in het
spel en moet hier worden gesproken
van een dorstende os.
Kingma Boltjes (secretaris
Commissie Geldmiddelen) is
dankbaar voor deze opmerking, die
hem gelegenheid biedt, erop te
wijzen, dat collega Rijpperda
Wierdsma te weinig oud
testamentisch is georiënteerd,
hetgeen misschien voortkomt uit
diens godsdienstige lichting, welke
zich hoofdzakelijk op de Bergrede
richt. In de Prediker of in de
Spreuken staat geschreven over de
voor een soort van dorsmachine
lopende os, die niet moet worden
gemuilkorfd, daar hij dan ook nog
een graantje kan meepikken. Het
gaat dus niet zozeer om de dorst
van deze os.
De Voorzitter is zeer verheugd over
dit antwoord en hij hoopt, dat
collega Rijpperda Wierdsma dit ook
is.
Ik geloof niet dat we in de vreugde
van de voorzitter kunnen delen,
want wie nu zenuwachtig in z'n
bijbel gaat zitten bladeren bij
Prediker of Spreuken, zal daar die
dorsende os beslist niet tegenkomen.
Die is te vinden in Deuteronomium
25 vers 4 en in het Nieuwe
Testament brengt Paulus die os ter
sprake in 1 Timotheüs 5 vers 18 en
1 Coiünthe 9 vers 9. Maar laten we
wel wezen: we mogen van de
Commissie Geldmiddelen van deze
Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij niet vergen, dat
Trommius er op tafel ligt.
Maar nog eens: we zijn een alleszins
godsdienstig volk. Daar word ik
weer eens treffend bij bepaald door
een briefje in Bulletin nr. 12 van de
(r.-k.) Vereniging voor latijnse
liturgie. Op pagina 21 vond ik:
Een van onze leden schreef ons
vanuit Semarajak, 300 km, boven de
Poolcirkel N.W.T. Canada:
'Een hartelijke groet vanuit het
hoge noorden, 's Zondags een
volledige Latijnse (door de 70
Eskimo parochianen gezongen) Mis!
De missionaris meldt zich aan als
lid van de Vereniging voor Latijnse
Liturgie'.
t. d. St.
Nog is dc grond niet koud waz
Jakob gelopen heeft toen hij d>rWI
van zijn vader Isaak verliet, of
Esau. Terug van de jacht hee rn£^
het door zijn oude vader gevw
gebraad klaar gemaakt. H ijhei Oud
aparte aanspraak 'mijn vader'
Jakob, niet nodig. Jakob moest b
eerst vergewissen van het feit dacht o
vader hem niet zou herkennen,
lozer is de terugkeer van Esau: 01
vader richte zich op en eteB
een kwaad vermoeden door
hoofd. Op het horen dat hij nu
kelijk met Esau te maken
schrikt hij geweldig. Het laat ®tje
twijfel of de schrijver tekent de bes
tie met afkeer jegens het gedraj L d
Jakob. We krijgen een dranS
dram
moment te zien. De vader in
en Esau in hartgrondige veronj
diging. Hij schreeuwt het uit,
zoals hij 't gewonde dier heeft 1 ,ropb
schreeuwen in het woud. Het fker;
hem nu wel degelijk om de i dat'
Zegen mij, ook mij, vader! De ge
aartsvader is verlegen met de sih pieo
Bij stukken en brokken komt ojjn
verhaal van het bedrog er nu d(
Het: ik heb het altijd wel ge a.e t(
ontbreekt zelfs niet. De zegen is mpt
te herroepen. Maar op Esau's E]ied(
heeft IsaSk een zegen achter de aren
De zegen voor de tweede zoon, tuej€
de zwerver, ver van de cultuu j,et r
woestenij en eenzaamheid. De g
eindigt met het afrukken van he [jem
dat hem opgelegd zal worden. Bt|udeI
de uitleggers horen hierin de gek,
hankelijke positie van de woe
stammen van Edom ten tijde «tv
Salomo. De belofte van het heil
wel met Jakob mee, maar Esau i g£
njet vergeten. Het heil voor Ji .jjd
zonen blijft niet tot hen beperkt h<
gaat verder. Het heil is uit de j
maar voor de wereld. Dat laats
beslissender ten aanzien van all
problemen, ook de politieke, dq
onze gissingen ten aanzien van
afloop der geschiedenis. Wij hel
te maken met de overvloeiende s
en de opdracht om de belofte dol
geven. Nog steeds schreeuwt Esai
zijn zegen (Genesis 27, 30-40).
sprak
>erde
echt i
zijn
sbi
ik liep die middag mee
naar het crematorium;
terwijl wij erheen gingen
zagen wij dat een andere stoet
weer terugkwam
en toen wij terugkwamen
ging een volgende stoet
erheen.
Ik zag onderweg een klein gebeeldhouwd
kindje,
het hoofd was een weinig afgewend,
het zag kennelijk uit
naar toekomst.
Ds. P. Oussoren, predikant van de hervormde
gemeente te Koog-Zaandijk, bespreekt de
dichtbundel 'Wanneer Ik bid' van zijn Enk-
huizense collega Geert Boogaard. Van deze is
iinmiddels al een tweede druk uitgekomen
bij Callenbach in Nijkerk. De prijs is 6.90.
NED. HERV. KERK
Beroepen: te Amsterdam C. B-fc,
te Gouda, J. T. Cazander te Mj
harnis en dr. W. S. Duvekot te
le; te Nijkerkerveen dr. I. Bofl
Wijngaarden; te Ede en te Ma;
II. Binnenkamp tè Hardinxvela
Sprang J. Vroegindewey te Emma
d.
Aangenomen: het ber. tot pred.l'
(secr. vrijz. chr. jeugdcentra) Mj.
S. Cramer, eerv. onth. te Alknf
naar I.Tmond (b.w.i.w.) mr. Cp
Mulder te Hillegersberg.
Benoemd: tot bijstand in het
raat te Hierden L. Blok em. pre^
Aalburg.
GEREF. KERKEN (VRIJGEM.)
H-kal
Beroepen: te Groningen Z.
Ophoff te Gouda.
Bedankt: voor Rozenburg M. Heji
kerk te Meppel.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen: te Gouda N. W. Schre^g
te Goes; te Scherpenisse A. BregL
te Rijssen; te Sprang-Capelle J. Mfc
Hardinxveld-Giessendam die bedah
voor Bodegraven. dc
Bedankt: voor Randburg (Z.A.)' J.|
Haaren te Amersfoort; voor IJ j-
monde C. de Ridder te Nunspeetl
UNIE V. BAPTISTEN GEM. U
Bedankt: voor Coevorden B. Stui%,
Wymehr in Duitsland.
Aangenomen: naar Eindhoven Kg<
Vóórhaar te Hengelo (O).
DE STEEG De rijkspolitie tejr
ter heeft in de IJssel bij De Steegje
lichaam van een man die ongff
1.70 meter lang moet zijn gewf
Identificatie was tot dusver niet)
gelijk, daar het lichaam in verre®
de staat van ontbinding was. De
tie acht misdrijf niet uitgesloten. P
Het gerechtelijk laboratorium in
Haag zal sectie verrichten.
v. A
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad i
Uitgaven van
N.V. De Christelijke Pers
Directie;
Ing. O. Postma,
F. Diemer.
Hoofdredactie:
Drs. J. Tamminga.
Hoofdkantoor N.V. De
Christelijke Pers: "N.Z.
Voorburgwal 276 - 280,
A'dam. Postbus 859.
Telefoon 020-22 03 83.
Postgiro: 26 92 74. Bank:
Ned. Midd. Bank (rek.nr.
69 73 60 768). Gem.giro
X 500.