^eri miljoen maal Johannes de^Heef
Het primaat
van de hoop
Zondag 4 maart Koningskerk
BIJZONDERE DIENSTEN
WAT ZEGT
DE BIJBEL OVER
HOMOFILIE?
l
vandaag
Beroepiiigs-
werk
Joodse slager
speelt bij
Van Koetsveld
geen
enkele rol
TROUW/KWARTET ZATERDAG 3 MAART 1973
BINNENLAND T2/K2
C. E. van Koetsveld
liet, dien ik u als vriend boven dui-'
zend Christenen zou kunnen aanbeve
len' Tot, Wien Heer, Schoonhoven,
1870, blz. 39)?
In een officieel Adres aan de Tweede
Kamer kwam hij op voor h et recht
van Israëlische scholen (1856)'.
Tot zover de brief van ds. Onstenk.
Nu we het toch over Van Koetsveld
hebben, ik heb altijd plezier in de
laconieke mededeling, die Gunning op
8 januari 1854 (hij was toen in zijn
bruidsdagen) in zijn dagboek neer
pende: "s Morgens in de kerk bij Van
Koetsveld zonder groot genoegen (II
Tim. 2:19). Ik haast me hieraan toe te
voegen dat dezelfde Gunning later, in
1893, voor de Haagse hervormde ge
meente in gevoelige bewoordingen
zijn juist overleden collega Van
Koetsveld herdacht, die hij 'zeer liefge
had en hooggeschat' had.
AJK
VAN T HOFFLAAN AMSTERDAM-OOST
m.m.v.
THE COMMUNITY SINGERS
uit Groningen o.l.v. Chris van Bruggen.
INTERKERKELIJK JEUGDKOOR WATERGRAAFSMEER
o.l.v. Peter Dogger.
Sprekers: ds. G. v. d. Berg en ds. Joh. C. Baumfalk.
AANVANG 10.00 UUR V.M. en 5.00 UUR N.M.
(ADVERTENTIE)
Tweede, geheel herziene druk
Ds. Jan van Veen
Alle speciale bijbelteksten, die
iets met homoseksualiteit te
maken hebben, worden in dit
boek uitvoerig besproken.
Wie over dit onderwerp mee
wil praten kan eenvoudig niet
om dit boekje heen.
Prijs 6,50
VERKRIJGBAAR IN DE
BOEKHANDEL
Uitgeverij semper agendo bv,
Apeldoorn.
door A. J. Klei
Een beetje achteloos vertelde ik mijn collega, waarom ik naar Rot
terdam ging: hij was immers katholiek, het zou hem wel niks zeg
gen dat ik erheen ging vanwege de verschijning van het miljoenste
exemplaar van de zangbundel van Johannes de Heer. Maar hij rea
geerde geestdriftig en kwam met een verhaal, dat zijn vader vroe
ger die liederen altijd floot en zong tot stichting van heel het
gezin. Hij zag me zeker verbaasd kijken, want hij ging verder: had
je zeker niet gedacht dat bij goed-roomse Brabantse mensen van
vóór de oorlog, die het wel uit hun hoofd lieten om de Vara aan te
zetten, naar Johan de Heer geluisterd werd!
He had dat inderdaad niet gedacht
en zo zie je maar weer dat je moet
oppassen met de bewering len ik
heb het eens horen beweren in een
ferm toespraakje) dat de bundel van
Johan de Heer alleen te vinden is
bij knusse samenkorasten-in-zaaltjes
en op de lessenaar van 't harmonium
dat klein-burgerlijke protestanten in
hun nette kamer hebben staan. Je
zult kunnen toegeven dat je de vlij
tigste gebruikers van dit liederen
boek eerder aantreft in zulke samen
komsten en bij zulke mensen thuis
dan in hoogstkerkelijke toestanden
of bij demonstrerende activisten,
maar daarmee is (dus) niet alles ge
zegd.
Trouwens, als de bundel van Johan
de Heer alleen maar aan bod kwam
in de achteraf-buurten van de offi
ciële kerk en het officiële christen
dom. zou er nooit zoveel discussie
omheen geweest zijn. Dan hadden
de tegenstanders er op z'n hoogst
een beetje meewarig naar gekeken,
net zoals je kijkt naar een old
finish>tafel of een gothisch theemeu
bel, en hadden voorstanders hun
kleinood niet hoeven verdedigen.
Maar van tijd tot tijd vliegen vurige
bewonderaars ,en-felle bestrijders el
kaar in de haren en dat komt omdat
deze bundel, waarvoor we de woor
den methodistisch en piëtistisch klaar
hebben liggen, méér is dan een
geestelijke fopspeen voor eenvoudige
zielen (alweer een kreet, opgevist
üif een discussie).
Ik herinner me hoe in 1951 het
debat fel oplaaide. Het begon met
een stukje van een zekere Dick van
den Berg in een Amsterdams her
vormd wijkblaadje, 'De Wijkbode'
Dick van den Berg gaf te kennen de
bundel van Johan de Heer een
gevéér te vinden, hij had het over
'verderfelijke liederen' die een senti
mentele sfeer teweeg brengen, die
dan voor geloofsuiting aangezien
wordt.
Direct sprong iemand die onderte
kende met Str. (en niemand zal
moeite hebben achter die letters de
heer F. A. Stroethoff van 'Tot heil
des volks' te vermoeden) in het
hervormde kerkbeurtenblad van Am
sterdam op de ketting: 'Geneesheer
Van den Berg, genees u zelve. Weet
je wat mevrouw De Vrijer van die
•verderfelijke' bundel zegt. Dick?
Pag. 136: duizendvoudig gezegende
bundel!' Voor wie het niet (meer)
weet: dr. M. J. A. de Vrijer, de
latere Utrechtse hoogleraar, en zijn
vrouw evangeliseerden in de Am
sterdamse binnenstad en mevrouw
De Vrijer schreef daarover een
boek.
Dick van den Berg liet het er niet
bij zitten en betoogde dat genieten
van liederen van Johan de Heer, al
dan niet door de 'losgelaten massa'
waarover Str. het had, niks met
geloof en alles met 'dobberen op
klein-menselijke gevoelens' te maken
had.
Inmiddels zaten ze bij het door
Johannes de Heer opgerichte blad
Het Zoeklicht ook niet stil.Daar pak
te een zekere M. de bijdrage van ds.
M. Groenenberg (toen nog Amster
dammer) tot de discussie aan. Ik
heb helaas geen knipsel van de ver
halen van ds. Groenenberg, maar als
ik M. goed begrijp, had deze predi
kant o.m. misnoegen in het lied:
'Een jongeling wandelde in d'avond-
stond/Toen Satan een helse verzoe
king hem zond',. want daar zouden
sexuele prikkels in. zitten. Dit lijkt
me overdreven, want. het lied laat
zorgvuldig na te melden waaruit die
verzoeking bestond. Overigens ging
M. dit lied niet tegen ds. Groenen
berg verdedigen: 'Even als zovele
andere ligt ock dit lied veilig in de
hand van God, Die alleen het aantal
kent dergenen voor wier redding en
hulp Hij het gebruikt heeft'.
Later kwam M., die dan J. A. Mons-
ma bleek te heten, er in 'een per
soonlijk woord' in Het Zoeklicht op
terug 'Alles wat dienen kan om de
beschouwingen van ds. G. in een
aangenamer licht te zien, is mij zo
welkom als bloemen in de Mei
maand'. Nu, dat kun je moeilijk
'dobberen op klein-menselijke gevoe
lens' noemen.
Ruim tien jaar later, in 1964. laaide
de discussie weer op. De hervormde
ds. H. Aalbers had op een vergade
ring gezegd dat het 'hoog tijd' werd
dat we bundels als die van Johan de
Heer zouden vergeten. Onze tijd had
een eerlijker, opener en harder lied
nodig, aldus ds Aalbers. Volgens
uiterst vertrouwelijke mededelingen
in Trouw (van Tr.'Kw. was nog
geen sprake) fluisterde de zondag
daarop dr. J. J. Buskes, die toen
naast ds. Aalbers zat in de afscheids-
LE
zw
Op
ill(
he'
VOi
Hij
Gij
in
scl
Isaak er één was, uitermate belangrijk ^,0
zijn. Het vee moet water hebben an- ie
ders is het ten dode opgeschreven. c0]
We zagen dat IsaSk een gezegend j-0;
leven leidde. Hij werd enorm groot mc
Abimelech wordt zelfs een beetje v0;
bang van al die grootheid en verzoekt jje
hem heen te gaan. Isaëk doet dat. Hij on
gaat het dal van Gerar in. Vroeger aa
heeft zijn vader daar al gewoond en! iu
putten gegraven, maar de laatsten zijn!
telkens door de Filistijnen dichtge- Q
stopt, een bezigheid waarvan mij de
zin ontgaat. Maar goed, IsaSk graaft cj
ze weer op. Zodra hij een put met e(
water vindt, die hij Esek noemt, ont- w
staat er een geding over die put. De
herders van Gerar claimen het water.' >a
Maar dan zien we het merkwaardige! nj
gebeuren. Ongetwijfeld had Isaëk op p]
zijn recht kunnen staan en die her-t v<
ders kunnen verwijten dat ze zelf dan tc
ook maar eens zo aktief hadden moe-) n
ten zijn om een put te graven. Maar o
dat doet hij niet. Hij staat niet op Cl
zijn recht, hij gaat verder. En dat d
doet hij ook ten aanzien van de put l
Sitna. Pas bij de derde put wordt het e
gevonden water hem niet betwist en d
geeft hij die de naam Rehoboth: de a
HERE heeft ons ruimte gemaakt. Het j
woord schijnt zoiets van brede straat g
te betekenen. Dan ziet hij het. Een v
geweldige man, die Isaak. Ik neem
alles terug. Man in de schaduw? Hier
staat hij in het volle licht van wat hij z
verstaat onder gerechtigheid. Dat is i
volgens de doctrine van Isaak: als het
even mogelijk is, een stap opzij doen. j
Niet altijd op je recht staan, maar j
kijken of er een positieve weg is, een j
brede straat. Natuurlijk, dat kon toen
nog. zal iemand peggen. Maar dat is
de kwestie niet. Rehoboth werd vroe- j
ger altijd geestelijk verstaan, maar j
dat geestelijke van de bijbel is heel i
concreet en heef! te maken met kon-
flikten en uitzien naar een weg om
zonder langer te twisten die weg dan
in te slaan. Een groot man. Nu be
grijp ik het nog beter. Die man werd
alsmaar groter (vers 13). Een groot,
man in de oriëntatie op wat ons te
doen staat in een konfliktenwereld.
Genesis 26 15 - 22.
EEN GROOT MAN, DIE ISAAK
Vandaag moet ik iets herroepen. Eer-
lijk gezegd doe ik het graag. Ik heb
hier wel eens geschreven dat Isaak
nooit eigenlijk veel doet, althans w«
lezen niet veel van hem, maar van
daag moet ik daarop terugkomen. Hij
doet iets dat hem allang een grott
naam onder ons had moeten bezorgen
Ik begrijp ook eigenlijk niet waaron
dat niet eerder gebeurd is. Wat is het
geval? Het gaat over putten. Iedereen
kan begrijpen dat putten voor zulke
rondzwervende herdersvorsten als
Johannes de Heer aan zijn harmonium. Deze foto tverd kort voor
dienst van ds. D. Broers in Amster
dam-West. zijn collega in het oor.
dat-ie het met deze kijk op Johan de
Heer oneens was. En in het christe
lijk schoolblad Ad Fontes schreef
het Badhoevedorpse schoolhoofd P.
J. Rijpstra: 'Zijn deze liederen oneer
lijk? Moeten we in deze harde we
reld nog harder lied hebben? Is het
leven al niet hard genoeg? En is
deze tijd in wezen (wat zijn geeste
lijke nood en behoeften betreft) wel
een andere tijd?
Deze discussie was lauwer en be
knopter dan die in 1951. En ik
vraag me af of er rondom de feesta
vond ter gelegenheid van de miljoen
ste bundel van Johan de Heer (5
maart in de Rotterdamse Doelen en
8 maart voor de EO) nog wel tegen
standers in de benen komen. Eigen
lijk moet je hopen van wél, anders
kun je alleen maar concluderen dat
de voor- en tegenstanders elkaar
compleet hebben afge«hreven. Daar
over gesproken: er re een gerefor
meerde dominee die graag eens een
lied uit Johan de Heer laat zingen,
en dit bracht een van zijn gemeente
leden tot de overtuiging dat deze
man dan ook wel voort apartheid
zou zijn. En onlangs schreef een
Johan de Heer-aanhanger in een
briefje naar de krant dat het geeste
lijk leven van mensen die met een
spandoek de straat op gaan, wel niet
veel zaaks zou wezen Overigens
vergeet ik niet dat uitblijven van
discussie óók gevolg kan zijn van
het feit dat de schare, waarvoor elke
liederenbundel een gesloten boek
blijft, hard groeit.
Bij het overlijden van Johannes de
Heer (hijzelf had een hekel aan de
veelgebruikte benoeming 'Johan', hij
zei: Ik heet Johannes', en kortte
voor zakelijke doeleinden af: Joh. de
Heer) in 1961 attendeerde dr. F
Boerwinkel er op hoe deze bijzonde
re man altijd de verleiding van de
sekte weerstond: hij bleef de (her
vormde) kerk trouw. Dat doet ook
zijn .kleinzoon Johannes Alexander
(in ae wandeling: Lex de Heer), een
van de beide tegenwoordige direc
teuren der muziekuitgeverij in Rot-
Weelden alle harmonisaties nagelo
pen en gecorrigeerd. Direct na de
oorlog is i n verband met papier
schaarste een aantal liederen verdwe
nen en nooit teruggekeerd Wel
zijn de laatste tijd nieuwe liederen
toegevoegd. Daaronder vind je een
paar die ook buiten de kring van de
vaste afnemers bekend zijn (of wa
ren): Stil maar, wacht maar, alles
wordt nieuw (v. d. Plas/Ter Burg),
en: Dank u, voor deze mooie morgen
Möhring-Schneider). Meer typerend
wellicht voor de bundel is de royale
inbreng van John Buurman, wiens
Klokkenlied vooral, naar Lex de
Heer verzekert, een succes is: De
klokken des levens zij luiden/En
roepen: o mens, wees bereid. Het
laatste lied uit de bundel is ook van
John Buurman: De toekomst van
mijn leven is in des Heren hand/Hij
zal mij veilig leiden naar 't hemelse
vaderland.
zijn 85ste verjaardag gemaakt.
terdam, al. geeft hij direct te ken
nen veel sympathie voor èn affini
teit met de zg. vrije kringen te
hebben.
Hij voelt zich volkomen eensgeestes
met de stichter van de zaak, groot
vader Johannes, hij zet ook diens
werk in en voor Het Zoeklicht
voort, en als hij opmerkt dat de
zangbundel voor hem niet in de
eerste plaats winstobject is, mag je
daar geen reclame-slogan in zien.
Ook voor Lex de Heer is deze bundel
primair tendienste van de evangeli
satie. Hij zegt dit als de prijs ter
sprake komt: vijfentwintig gulden.
Niet veel voor een boek met vier
stemmige muziek van deze omvang:
853 liederen en koren. Ter vergelij
king: in 1903 vroeg Johannes de
Heer voor de bundel met muziek
(er waren toen 675 nummers) an
derhalve gulden en voor het tekst
boekje een kwartje. Dat laatste kost
nu ingenaaid viereneenhalve gulden.
Voor de 21ste druk (de 22ste loopt
inmiddels op z'n eind en de 23ste is
op komst) heeft organist Jan van
Nu zou ik een aardig slot aan mijn
verhaal kunnen breien (en mijn ou
de Adam is er toe geneigd), zo van:
beste mensen, niks geen gezeur, de
een vindt dit mooi en de ander dat,
Jan wordt hierdoor gesticht en Piet
daardoor, en Truus beleeft haar ge
loof nu eenmaal anders dan Greet.
Maar dit soort vriendelijkheid is in
wezen erg hooghartig: je vindt de
zaak nauwelijks de moeite waard, en
vooruit maar jongens.
Maar de bundel van Johan de Heer
heeft, meen ik, bewezen wèl de
moeite waard te zijn. Daarom moet
ik kwijt dat ik met de nieuwe
aanwas in m'n maag zit. Tegen ver
scheidene oudere liederen zijn ge
noeg bezwaren in te brengen, maar
je kunt ze plaatsen in de tijd van
hun ontstaan en ze hebben door het
gebruik een onvervreemdbare glans
gekregen. Ik zal ook nooit zeuren
over al te vlotte melodieën, die
vervaarlijk dicht in de buurt van
dreunen komen, ik denk maar aan
dominee-dichter W. Barnard die
eens, toen het hierover ging, op
merkte- 'God kan wel zeggen: zeg
eigenwijze Barnard, Ik vind dat bal
ken prachtig!' Maar ik weiger mèt
John Buurman in driekwartsmaat
vast te stellen dat 'de klokken des
levens' niks anders doeij dan je
opwekken bereid te zijn omdat 'het
uur dat nu komt, kan uw Schepper
u roepen voor d'eeuwigheid'. Ik
dacht dat de bijbel het over een
ander soort bereid-zijn heeft, over
brandende lampen en zo. Ik laat het
bij dit éne voorbeeld, ik ben blij dat
deze gemakkelijke stichtelijkheid
niet typerend hoeft te zijn voor de
zangers van het lied uit de bundel
van Johan de Heer, want die laten
ook vaak genoeg zien dat om zo te-
zeggen) de klokken des levens hen
roepen om piede-arbeiders te zijn.
door dr. C. Rijnsdorp
In 1965 verscheen te München het befaamd geworden boek van J.
Moltmann, Theologie der Hoffnung, theologie van de hoop. Wending
van oktober van datzelfde jaar bracht een uitvoerig artikel naar aan
leiding van dit werk, van de hand van dr. J. M. de Jong. Hij verwel
komde Moltmanns studie, 'omdat het (boek) zo voorzag in wat mij
zelf voor de geest zweefde, als wens en als gemis'. Voor hem kwam
het werk van de Duitse theoloog vooral neer op 'een serieuze en ge
detailleerde bijbelse verantwoording van zijn herordening der theo
logie onder het gezichtspunt van de hoop'.
Wat in de studeerkamer in vaktaal
geschreven is, zoekt zijn weg naar de
christelijke gemeente door middel van
preken en toespraken. Na de verschij
ning van zijn boek heeft Moltmann
hieraan zelf meegedaan. Wat hij in de
laatste zes jaar van de kansel, voor de
microfoon of schriftelijk in de vorm
van een artikel aan zijn hoorders en
lezers heeft doorgegeven, heeft het
materiaal gevormd voor een dezer
dagen verschenen boek: De taal der
bevrijding, preken en roespraken
(Uitgeverij Ten Have b.v., Baarn, 134
blz., 10,Onder de veertien stuk
ken vindt men negen preken, drie
voordrachten en twee artikelen; de
predikaties zijn d us in de meerder
heid. Deze zijn niet lang, zo ongeveer
van 7 tot 11 bladzijden druks. Ook
enkele gebeden zijn erbij gevoegd,
kort en zonder omhaal. Naar populai
re zegging is niet gestreefd; de acade
mische achtergrond schemert door al
les heen, maar de bedoeling komt
duidelijk over. Aan uitlegging van de
tekst binnen zijn verbant, wordt geen
tijd besteed, al is dat in de studeerka
mer uiteraard wel gebeurd. De actua
lisering is hoofdzaak.
Preek
'Veel mensen vinden het tegenwoor
dig moeilijk de preken in de kerk en
op de radio le volgen. Vanuit de
reclame en de politiek, uit eigen hart
en onderbewustzijn klinken zoveel an
dere stemmen in hun oor. Ze vragen
zich af. welke rol de christelijke taal
echt speelt in hun leven. Hebben ze
er iets aan? Helpt ze hen werkelijk
om getroost en vrijer verder te le
ven? Het lezen van de Bijbel in
oude en nieuwe vertalingen, het vol
gen van christelijk onderricht en het
luisteren naar preken blijven eenzij
dig, als in de mensen niet een proces
op gang komt dat die taal omzet in
hun eigen taal voor de dagelijkse
omgang met andere mensen' (5).
Op dat proces komt het voor Molt
mann aan. Ook voor hem geldt wat
dr. De Jong in zijn Wending-artikel
schreef: 'Wat de onderling nogal ver
schillende en soms elkander levendig
bestrijdende contemporaine (eigen
tijdse, red.) theologen samenbindt is
juist het besef dat e en geloofsappèl
waarin het hedendaagse werkelijk
heidsbesef niet wordt onderkend of
zelfs bewust genegeerd wordt, het ook
niet te boven komt, maar over de
hoofden en langs de harten heen
praat: 'es hat wieder herrlich gepre-
digt!' (er is weer fijn gepreekt!)'.
Beweging
Ik heb wel eens de indruk dat sommi
gen onzer Nederlandse theologen pit
tiger, pikanter en stilistisch beter
schrijven dan hun Duitse collega's
over het algemeen doen. Kanselwel
sprekendheid of ook gewoon maar lite
rair niveau hoeft men hier niot te
zoeken. Het zijn praktikale vertogen,
die niet aansturen o p een bewogen
heid die in zichzelf besloten blijft,
pure stichting dus, maar op een bewe
ging tot de christelijke daad.
De wijsgeer Kant heeft de drie grond
vragen geformuleerd: 1. Wat kunnen
wij weten? 2. Wat moet ik doen? 3.
Wat mag ik hopen? Deze laatste vraag
krijgt bij Moltmann het volle accént;
het primaat, zegt De Jong, wat hij
weergeeft met 'het blijvend over
wicht', terwijl het geloof het prius
(de inzet) is. Om te hopen moet men
een beetje b emind zijn, zegt Molt
mann. God wekt hoop in ons, omdat
Hij geduld met ons heeft, grenzeloos,
onvermoeibaar geduld. Waarop hoopt
deze hoop? Ze hoopt voor allen en ze
hoopt op alles. 'Op Hem zullen de
heidenen hun hoop stellen,' zeggen
Jesaja en Paulus. Paulus zucht met
heel de schepping die wacht. Hoe
kunnen wij dan alleen maar voor
onszelf zuchten! Als we daarvan ook
maar een klein stukje begrijpen, ont
staat er vanzelf missie en missie is,
volgens Hans Hoekendijk, 'besmetten
met hoop'. Wie geduld heeft met een
mens, besmet hem met hoop. En het
NED. HERV. KERK
Aangenomen naar Nunspeet: S. T.
Baarda te Well en Ammerzoden.
Bedankt voor Wijk bij Heusden: G. H..
van Kooten te Delft; voor Lopik: J. C.S
Stelwagen te Delft.
GEREF. KERKEN
Beroepen te De Krim: D. Dijkstra te t
Zuidwolde (Gr.).
Bedankt voor Zoetermeer: J. Tiersma
te Sexbierum
Beroepbaar: kand. P. Verschoor, Co-
pernicusstraat 44 hs te Amsterdam.
GEREF. KERKEN (VRIJG.)
Aangenomen naar Marienberg: R. te
Velde te Hattem.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te Bodegraven: J. Mol te
Hardinxveld-Giessendam, die bedankte
voor Elspeet, Middelharnis en Oud-
Beijerland; te Amsterdam-C: K. de 1
Gier te Den Haag; te IJsselmode: C. I
de Ridder te Nunspeet.
Bedankt: voor Melissant: Ch. v. d.
Poel te Yerseke; voor Berkenwoude:
J. C. Weststrate te Meliskerke.
Veertien dagen terug citeerde ik
hier Gerard Brom, die in zijn 'De
dominee in onze literatuur' te
kennen gaf Oostloorn van S. Ul-
fers hoger aan te slaan dan De
pastorie van Mastland van C. E.
van Koetsveld. In dit verband at
tendeerde Brom er op dat 'de
joodse slager bij Van Koetsveld
een bedrieger en die bij Ulfers
een stille weldoener van de ge
meente is'.
Naar aanleiding hiervan kreeg ik een
uitvoerige brief van de Hoogeveense
hervormde predikant A. J. Onstenk,
die bezig is met een studie over Van
Koetsveld. D.s Onstenk schrijft:
Jiirgen Moltmann, gekiekt op de onlangs in Bangkok gehouden in
ternationale zendingsconferentie.
slotgebed eindigt met de vervaarlijke
woorden: 'Heer. uw Rijk kome en
moge deze wereld vergaan' (27).
In de preek God verzoent en bevrijdt
zegt Moltmann belangrijke dingen
over de verzoening. Jezus heeft 'bui
ten de poort geleden', staat er in
Hebr. 13:12. 'De verzoening werd dus
bewerkt niet in een heiligdom, niet
op religieus terrein, maar midden in
de wereld, en wel o p een obscure
plaats, op een schedelplaats voor ver
lorenen. Wij moeten daarom van de
verzoening geen cultus maken, die ver
van alle lijden in de wereld in de
stilte van een kerk wordt gecele
breerd. We moeten de verzoening van
Christus daar zoeken en ontvangen
waar Hij geleden heeft. 'Laten we tot
Hem gaan buiten de legerplaats en
zijn versmading dragen,' zegt de He
breeënbrief. Verzoening is geen reli
gieuze cultus voor vromen, maar
rechtvaardiging van de goddelozen en
de liefde van God voor zijn vijanden
midden in hun wereld (Rom. 5:6).
We mogen niet toelaten, dat deze
verzoenende bevrijding opgesloten
wordt binnen een religieus getto. De
kracht van de opstanding wil heel de
wereld van onder tot boven vernieu--
wen' (43).
Geen christelijke kastevorming dus.
Maar hier gaan de kerken mank. 'Al
leen dezelfde soort mensen treffen
elkaar 'in de kerk en de 'anderen
blijven buiten voor de deur staan.
Nationale kerken, rassenkerken ,stan-
denkerken, middenstandskerken enz.
zijn in hun praktisch leven heidens
en ketters. Zij verbreiden niet verzoe
ning, maar verachting. Pas waar een
christelijke gemeenschap bestaat uit
ongelijken, uit geleerden en ongelet-
terden, uit zwarten en blanken, uit
hogen en lagen, wordt ze tot een echt
getuigenis van de hoop op Gods ver
zoende wereld. Zo'n gemeente zal het
moeilijk hebben in onze verdeelde
wereld' (47).
Van betekenis ook is het laatste stuk
uit de bundel: De Taal der Bevrijding
en het bevrijdend spreken.
Moltmann toont hier aan, dat 'modern
denken naast de reine theorie van de
Grieken eenzijdig operationeel is'
(127). Onze taal heeft een wereldver
overend, onderzoekend en koloniserend
karakter. Definities zijn heersersda
den. Wat onze taal veelszins mist is
'de andere mogelijkheid van bevrij
den, openen en losmaken'. Jammer
dat Heeroma niet meer leeft om hier
op van zijn taaltheologie uit te reage
ren!
'Naar mijn mening is het erg onbillijk
wat Brom daarover opmerkt; boven
dien suggereert hij, volkomen ten on
rechte, dat Van Koetsveld antisemiti
sche neigingen zou hebben.
De Joodse slager speelt in de Pastorie
van Mastland geen enkele rol. Hij
wordt en passent vermeld bij de be
schrijving van één van de ringbroe
ders, van wie Van Koestveld bij mon
de van de dominee van Mastland zegt:
'en hij draagt niemand een kwaad
hart toe, of het mogt Levi den slager
zijn, die, ten spijt van zijne werk
zaamheid, hem nu en dan een half
ons vleesch te weinig brengt (blz. 113,
4de druk). Dat is dan ook werke
lijk alles!
Waarom heeft Brom niet een andere
opmerking over de Joden vermeldt
(blz. 242): 'Neen, dan worden wij,
rijke Nederlanders, door een arm en
veracht volk, dat onder ons woont,
wij, christenen, door de ongeloovige
Joden beschaamd. Deze bezorgen de
begrafenis en de spijs der treurdagen
om niet;
Bovendien beschrijft Van Koetsveld
óók een Joodse weldoener in de
schets 'De Christelijke Israëliet' (Losse
bladen uit mijn Pastoraalboek. Nage
laten schetsen, Amsterdam, 1894, blz.
206-209). Hier is het een Joodse win
kelier die een Luthers dienstmeisje
dat gestolen heeft de hand boven het
hoofd houdt. Van Koetsveld eindigt
de schets met: 'Moge dan Israël ons tot
jaloerschheid verwekken, gelijk in Je
zus' tijd de Samaritaan het den Jood
doen moest!' (blz. 209).
Van Koetsveld kwam juist steeds voor
de Joden op. Daar kan ik zo een
tiental citaten over geven. Wat denkt
u van: 'Ik ken meer dan éénen Israë-