^eri miljoen maal Johannes de^Heef Het primaat van de hoop Zondag 4 maart Koningskerk BIJZONDERE DIENSTEN WAT ZEGT DE BIJBEL OVER HOMOFILIE? l vandaag Beroepiiigs- werk Joodse slager speelt bij Van Koetsveld geen enkele rol TROUW/KWARTET ZATERDAG 3 MAART 1973 BINNENLAND T2/K2 C. E. van Koetsveld liet, dien ik u als vriend boven dui-' zend Christenen zou kunnen aanbeve len' Tot, Wien Heer, Schoonhoven, 1870, blz. 39)? In een officieel Adres aan de Tweede Kamer kwam hij op voor h et recht van Israëlische scholen (1856)'. Tot zover de brief van ds. Onstenk. Nu we het toch over Van Koetsveld hebben, ik heb altijd plezier in de laconieke mededeling, die Gunning op 8 januari 1854 (hij was toen in zijn bruidsdagen) in zijn dagboek neer pende: "s Morgens in de kerk bij Van Koetsveld zonder groot genoegen (II Tim. 2:19). Ik haast me hieraan toe te voegen dat dezelfde Gunning later, in 1893, voor de Haagse hervormde ge meente in gevoelige bewoordingen zijn juist overleden collega Van Koetsveld herdacht, die hij 'zeer liefge had en hooggeschat' had. AJK VAN T HOFFLAAN AMSTERDAM-OOST m.m.v. THE COMMUNITY SINGERS uit Groningen o.l.v. Chris van Bruggen. INTERKERKELIJK JEUGDKOOR WATERGRAAFSMEER o.l.v. Peter Dogger. Sprekers: ds. G. v. d. Berg en ds. Joh. C. Baumfalk. AANVANG 10.00 UUR V.M. en 5.00 UUR N.M. (ADVERTENTIE) Tweede, geheel herziene druk Ds. Jan van Veen Alle speciale bijbelteksten, die iets met homoseksualiteit te maken hebben, worden in dit boek uitvoerig besproken. Wie over dit onderwerp mee wil praten kan eenvoudig niet om dit boekje heen. Prijs 6,50 VERKRIJGBAAR IN DE BOEKHANDEL Uitgeverij semper agendo bv, Apeldoorn. door A. J. Klei Een beetje achteloos vertelde ik mijn collega, waarom ik naar Rot terdam ging: hij was immers katholiek, het zou hem wel niks zeg gen dat ik erheen ging vanwege de verschijning van het miljoenste exemplaar van de zangbundel van Johannes de Heer. Maar hij rea geerde geestdriftig en kwam met een verhaal, dat zijn vader vroe ger die liederen altijd floot en zong tot stichting van heel het gezin. Hij zag me zeker verbaasd kijken, want hij ging verder: had je zeker niet gedacht dat bij goed-roomse Brabantse mensen van vóór de oorlog, die het wel uit hun hoofd lieten om de Vara aan te zetten, naar Johan de Heer geluisterd werd! He had dat inderdaad niet gedacht en zo zie je maar weer dat je moet oppassen met de bewering len ik heb het eens horen beweren in een ferm toespraakje) dat de bundel van Johan de Heer alleen te vinden is bij knusse samenkorasten-in-zaaltjes en op de lessenaar van 't harmonium dat klein-burgerlijke protestanten in hun nette kamer hebben staan. Je zult kunnen toegeven dat je de vlij tigste gebruikers van dit liederen boek eerder aantreft in zulke samen komsten en bij zulke mensen thuis dan in hoogstkerkelijke toestanden of bij demonstrerende activisten, maar daarmee is (dus) niet alles ge zegd. Trouwens, als de bundel van Johan de Heer alleen maar aan bod kwam in de achteraf-buurten van de offi ciële kerk en het officiële christen dom. zou er nooit zoveel discussie omheen geweest zijn. Dan hadden de tegenstanders er op z'n hoogst een beetje meewarig naar gekeken, net zoals je kijkt naar een old finish>tafel of een gothisch theemeu bel, en hadden voorstanders hun kleinood niet hoeven verdedigen. Maar van tijd tot tijd vliegen vurige bewonderaars ,en-felle bestrijders el kaar in de haren en dat komt omdat deze bundel, waarvoor we de woor den methodistisch en piëtistisch klaar hebben liggen, méér is dan een geestelijke fopspeen voor eenvoudige zielen (alweer een kreet, opgevist üif een discussie). Ik herinner me hoe in 1951 het debat fel oplaaide. Het begon met een stukje van een zekere Dick van den Berg in een Amsterdams her vormd wijkblaadje, 'De Wijkbode' Dick van den Berg gaf te kennen de bundel van Johan de Heer een gevéér te vinden, hij had het over 'verderfelijke liederen' die een senti mentele sfeer teweeg brengen, die dan voor geloofsuiting aangezien wordt. Direct sprong iemand die onderte kende met Str. (en niemand zal moeite hebben achter die letters de heer F. A. Stroethoff van 'Tot heil des volks' te vermoeden) in het hervormde kerkbeurtenblad van Am sterdam op de ketting: 'Geneesheer Van den Berg, genees u zelve. Weet je wat mevrouw De Vrijer van die •verderfelijke' bundel zegt. Dick? Pag. 136: duizendvoudig gezegende bundel!' Voor wie het niet (meer) weet: dr. M. J. A. de Vrijer, de latere Utrechtse hoogleraar, en zijn vrouw evangeliseerden in de Am sterdamse binnenstad en mevrouw De Vrijer schreef daarover een boek. Dick van den Berg liet het er niet bij zitten en betoogde dat genieten van liederen van Johan de Heer, al dan niet door de 'losgelaten massa' waarover Str. het had, niks met geloof en alles met 'dobberen op klein-menselijke gevoelens' te maken had. Inmiddels zaten ze bij het door Johannes de Heer opgerichte blad Het Zoeklicht ook niet stil.Daar pak te een zekere M. de bijdrage van ds. M. Groenenberg (toen nog Amster dammer) tot de discussie aan. Ik heb helaas geen knipsel van de ver halen van ds. Groenenberg, maar als ik M. goed begrijp, had deze predi kant o.m. misnoegen in het lied: 'Een jongeling wandelde in d'avond- stond/Toen Satan een helse verzoe king hem zond',. want daar zouden sexuele prikkels in. zitten. Dit lijkt me overdreven, want. het lied laat zorgvuldig na te melden waaruit die verzoeking bestond. Overigens ging M. dit lied niet tegen ds. Groenen berg verdedigen: 'Even als zovele andere ligt ock dit lied veilig in de hand van God, Die alleen het aantal kent dergenen voor wier redding en hulp Hij het gebruikt heeft'. Later kwam M., die dan J. A. Mons- ma bleek te heten, er in 'een per soonlijk woord' in Het Zoeklicht op terug 'Alles wat dienen kan om de beschouwingen van ds. G. in een aangenamer licht te zien, is mij zo welkom als bloemen in de Mei maand'. Nu, dat kun je moeilijk 'dobberen op klein-menselijke gevoe lens' noemen. Ruim tien jaar later, in 1964. laaide de discussie weer op. De hervormde ds. H. Aalbers had op een vergade ring gezegd dat het 'hoog tijd' werd dat we bundels als die van Johan de Heer zouden vergeten. Onze tijd had een eerlijker, opener en harder lied nodig, aldus ds Aalbers. Volgens uiterst vertrouwelijke mededelingen in Trouw (van Tr.'Kw. was nog geen sprake) fluisterde de zondag daarop dr. J. J. Buskes, die toen naast ds. Aalbers zat in de afscheids- LE zw Op ill( he' VOi Hij Gij in scl Isaak er één was, uitermate belangrijk ^,0 zijn. Het vee moet water hebben an- ie ders is het ten dode opgeschreven. c0] We zagen dat IsaSk een gezegend j-0; leven leidde. Hij werd enorm groot mc Abimelech wordt zelfs een beetje v0; bang van al die grootheid en verzoekt jje hem heen te gaan. Isaëk doet dat. Hij on gaat het dal van Gerar in. Vroeger aa heeft zijn vader daar al gewoond en! iu putten gegraven, maar de laatsten zijn! telkens door de Filistijnen dichtge- Q stopt, een bezigheid waarvan mij de zin ontgaat. Maar goed, IsaSk graaft cj ze weer op. Zodra hij een put met e( water vindt, die hij Esek noemt, ont- w staat er een geding over die put. De herders van Gerar claimen het water.' >a Maar dan zien we het merkwaardige! nj gebeuren. Ongetwijfeld had Isaëk op p] zijn recht kunnen staan en die her-t v< ders kunnen verwijten dat ze zelf dan tc ook maar eens zo aktief hadden moe-) n ten zijn om een put te graven. Maar o dat doet hij niet. Hij staat niet op Cl zijn recht, hij gaat verder. En dat d doet hij ook ten aanzien van de put l Sitna. Pas bij de derde put wordt het e gevonden water hem niet betwist en d geeft hij die de naam Rehoboth: de a HERE heeft ons ruimte gemaakt. Het j woord schijnt zoiets van brede straat g te betekenen. Dan ziet hij het. Een v geweldige man, die Isaak. Ik neem alles terug. Man in de schaduw? Hier staat hij in het volle licht van wat hij z verstaat onder gerechtigheid. Dat is i volgens de doctrine van Isaak: als het even mogelijk is, een stap opzij doen. j Niet altijd op je recht staan, maar j kijken of er een positieve weg is, een j brede straat. Natuurlijk, dat kon toen nog. zal iemand peggen. Maar dat is de kwestie niet. Rehoboth werd vroe- j ger altijd geestelijk verstaan, maar j dat geestelijke van de bijbel is heel i concreet en heef! te maken met kon- flikten en uitzien naar een weg om zonder langer te twisten die weg dan in te slaan. Een groot man. Nu be grijp ik het nog beter. Die man werd alsmaar groter (vers 13). Een groot, man in de oriëntatie op wat ons te doen staat in een konfliktenwereld. Genesis 26 15 - 22. EEN GROOT MAN, DIE ISAAK Vandaag moet ik iets herroepen. Eer- lijk gezegd doe ik het graag. Ik heb hier wel eens geschreven dat Isaak nooit eigenlijk veel doet, althans w« lezen niet veel van hem, maar van daag moet ik daarop terugkomen. Hij doet iets dat hem allang een grott naam onder ons had moeten bezorgen Ik begrijp ook eigenlijk niet waaron dat niet eerder gebeurd is. Wat is het geval? Het gaat over putten. Iedereen kan begrijpen dat putten voor zulke rondzwervende herdersvorsten als Johannes de Heer aan zijn harmonium. Deze foto tverd kort voor dienst van ds. D. Broers in Amster dam-West. zijn collega in het oor. dat-ie het met deze kijk op Johan de Heer oneens was. En in het christe lijk schoolblad Ad Fontes schreef het Badhoevedorpse schoolhoofd P. J. Rijpstra: 'Zijn deze liederen oneer lijk? Moeten we in deze harde we reld nog harder lied hebben? Is het leven al niet hard genoeg? En is deze tijd in wezen (wat zijn geeste lijke nood en behoeften betreft) wel een andere tijd? Deze discussie was lauwer en be knopter dan die in 1951. En ik vraag me af of er rondom de feesta vond ter gelegenheid van de miljoen ste bundel van Johan de Heer (5 maart in de Rotterdamse Doelen en 8 maart voor de EO) nog wel tegen standers in de benen komen. Eigen lijk moet je hopen van wél, anders kun je alleen maar concluderen dat de voor- en tegenstanders elkaar compleet hebben afge«hreven. Daar over gesproken: er re een gerefor meerde dominee die graag eens een lied uit Johan de Heer laat zingen, en dit bracht een van zijn gemeente leden tot de overtuiging dat deze man dan ook wel voort apartheid zou zijn. En onlangs schreef een Johan de Heer-aanhanger in een briefje naar de krant dat het geeste lijk leven van mensen die met een spandoek de straat op gaan, wel niet veel zaaks zou wezen Overigens vergeet ik niet dat uitblijven van discussie óók gevolg kan zijn van het feit dat de schare, waarvoor elke liederenbundel een gesloten boek blijft, hard groeit. Bij het overlijden van Johannes de Heer (hijzelf had een hekel aan de veelgebruikte benoeming 'Johan', hij zei: Ik heet Johannes', en kortte voor zakelijke doeleinden af: Joh. de Heer) in 1961 attendeerde dr. F Boerwinkel er op hoe deze bijzonde re man altijd de verleiding van de sekte weerstond: hij bleef de (her vormde) kerk trouw. Dat doet ook zijn .kleinzoon Johannes Alexander (in ae wandeling: Lex de Heer), een van de beide tegenwoordige direc teuren der muziekuitgeverij in Rot- Weelden alle harmonisaties nagelo pen en gecorrigeerd. Direct na de oorlog is i n verband met papier schaarste een aantal liederen verdwe nen en nooit teruggekeerd Wel zijn de laatste tijd nieuwe liederen toegevoegd. Daaronder vind je een paar die ook buiten de kring van de vaste afnemers bekend zijn (of wa ren): Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw (v. d. Plas/Ter Burg), en: Dank u, voor deze mooie morgen Möhring-Schneider). Meer typerend wellicht voor de bundel is de royale inbreng van John Buurman, wiens Klokkenlied vooral, naar Lex de Heer verzekert, een succes is: De klokken des levens zij luiden/En roepen: o mens, wees bereid. Het laatste lied uit de bundel is ook van John Buurman: De toekomst van mijn leven is in des Heren hand/Hij zal mij veilig leiden naar 't hemelse vaderland. zijn 85ste verjaardag gemaakt. terdam, al. geeft hij direct te ken nen veel sympathie voor èn affini teit met de zg. vrije kringen te hebben. Hij voelt zich volkomen eensgeestes met de stichter van de zaak, groot vader Johannes, hij zet ook diens werk in en voor Het Zoeklicht voort, en als hij opmerkt dat de zangbundel voor hem niet in de eerste plaats winstobject is, mag je daar geen reclame-slogan in zien. Ook voor Lex de Heer is deze bundel primair tendienste van de evangeli satie. Hij zegt dit als de prijs ter sprake komt: vijfentwintig gulden. Niet veel voor een boek met vier stemmige muziek van deze omvang: 853 liederen en koren. Ter vergelij king: in 1903 vroeg Johannes de Heer voor de bundel met muziek (er waren toen 675 nummers) an derhalve gulden en voor het tekst boekje een kwartje. Dat laatste kost nu ingenaaid viereneenhalve gulden. Voor de 21ste druk (de 22ste loopt inmiddels op z'n eind en de 23ste is op komst) heeft organist Jan van Nu zou ik een aardig slot aan mijn verhaal kunnen breien (en mijn ou de Adam is er toe geneigd), zo van: beste mensen, niks geen gezeur, de een vindt dit mooi en de ander dat, Jan wordt hierdoor gesticht en Piet daardoor, en Truus beleeft haar ge loof nu eenmaal anders dan Greet. Maar dit soort vriendelijkheid is in wezen erg hooghartig: je vindt de zaak nauwelijks de moeite waard, en vooruit maar jongens. Maar de bundel van Johan de Heer heeft, meen ik, bewezen wèl de moeite waard te zijn. Daarom moet ik kwijt dat ik met de nieuwe aanwas in m'n maag zit. Tegen ver scheidene oudere liederen zijn ge noeg bezwaren in te brengen, maar je kunt ze plaatsen in de tijd van hun ontstaan en ze hebben door het gebruik een onvervreemdbare glans gekregen. Ik zal ook nooit zeuren over al te vlotte melodieën, die vervaarlijk dicht in de buurt van dreunen komen, ik denk maar aan dominee-dichter W. Barnard die eens, toen het hierover ging, op merkte- 'God kan wel zeggen: zeg eigenwijze Barnard, Ik vind dat bal ken prachtig!' Maar ik weiger mèt John Buurman in driekwartsmaat vast te stellen dat 'de klokken des levens' niks anders doeij dan je opwekken bereid te zijn omdat 'het uur dat nu komt, kan uw Schepper u roepen voor d'eeuwigheid'. Ik dacht dat de bijbel het over een ander soort bereid-zijn heeft, over brandende lampen en zo. Ik laat het bij dit éne voorbeeld, ik ben blij dat deze gemakkelijke stichtelijkheid niet typerend hoeft te zijn voor de zangers van het lied uit de bundel van Johan de Heer, want die laten ook vaak genoeg zien dat om zo te- zeggen) de klokken des levens hen roepen om piede-arbeiders te zijn. door dr. C. Rijnsdorp In 1965 verscheen te München het befaamd geworden boek van J. Moltmann, Theologie der Hoffnung, theologie van de hoop. Wending van oktober van datzelfde jaar bracht een uitvoerig artikel naar aan leiding van dit werk, van de hand van dr. J. M. de Jong. Hij verwel komde Moltmanns studie, 'omdat het (boek) zo voorzag in wat mij zelf voor de geest zweefde, als wens en als gemis'. Voor hem kwam het werk van de Duitse theoloog vooral neer op 'een serieuze en ge detailleerde bijbelse verantwoording van zijn herordening der theo logie onder het gezichtspunt van de hoop'. Wat in de studeerkamer in vaktaal geschreven is, zoekt zijn weg naar de christelijke gemeente door middel van preken en toespraken. Na de verschij ning van zijn boek heeft Moltmann hieraan zelf meegedaan. Wat hij in de laatste zes jaar van de kansel, voor de microfoon of schriftelijk in de vorm van een artikel aan zijn hoorders en lezers heeft doorgegeven, heeft het materiaal gevormd voor een dezer dagen verschenen boek: De taal der bevrijding, preken en roespraken (Uitgeverij Ten Have b.v., Baarn, 134 blz., 10,Onder de veertien stuk ken vindt men negen preken, drie voordrachten en twee artikelen; de predikaties zijn d us in de meerder heid. Deze zijn niet lang, zo ongeveer van 7 tot 11 bladzijden druks. Ook enkele gebeden zijn erbij gevoegd, kort en zonder omhaal. Naar populai re zegging is niet gestreefd; de acade mische achtergrond schemert door al les heen, maar de bedoeling komt duidelijk over. Aan uitlegging van de tekst binnen zijn verbant, wordt geen tijd besteed, al is dat in de studeerka mer uiteraard wel gebeurd. De actua lisering is hoofdzaak. Preek 'Veel mensen vinden het tegenwoor dig moeilijk de preken in de kerk en op de radio le volgen. Vanuit de reclame en de politiek, uit eigen hart en onderbewustzijn klinken zoveel an dere stemmen in hun oor. Ze vragen zich af. welke rol de christelijke taal echt speelt in hun leven. Hebben ze er iets aan? Helpt ze hen werkelijk om getroost en vrijer verder te le ven? Het lezen van de Bijbel in oude en nieuwe vertalingen, het vol gen van christelijk onderricht en het luisteren naar preken blijven eenzij dig, als in de mensen niet een proces op gang komt dat die taal omzet in hun eigen taal voor de dagelijkse omgang met andere mensen' (5). Op dat proces komt het voor Molt mann aan. Ook voor hem geldt wat dr. De Jong in zijn Wending-artikel schreef: 'Wat de onderling nogal ver schillende en soms elkander levendig bestrijdende contemporaine (eigen tijdse, red.) theologen samenbindt is juist het besef dat e en geloofsappèl waarin het hedendaagse werkelijk heidsbesef niet wordt onderkend of zelfs bewust genegeerd wordt, het ook niet te boven komt, maar over de hoofden en langs de harten heen praat: 'es hat wieder herrlich gepre- digt!' (er is weer fijn gepreekt!)'. Beweging Ik heb wel eens de indruk dat sommi gen onzer Nederlandse theologen pit tiger, pikanter en stilistisch beter schrijven dan hun Duitse collega's over het algemeen doen. Kanselwel sprekendheid of ook gewoon maar lite rair niveau hoeft men hier niot te zoeken. Het zijn praktikale vertogen, die niet aansturen o p een bewogen heid die in zichzelf besloten blijft, pure stichting dus, maar op een bewe ging tot de christelijke daad. De wijsgeer Kant heeft de drie grond vragen geformuleerd: 1. Wat kunnen wij weten? 2. Wat moet ik doen? 3. Wat mag ik hopen? Deze laatste vraag krijgt bij Moltmann het volle accént; het primaat, zegt De Jong, wat hij weergeeft met 'het blijvend over wicht', terwijl het geloof het prius (de inzet) is. Om te hopen moet men een beetje b emind zijn, zegt Molt mann. God wekt hoop in ons, omdat Hij geduld met ons heeft, grenzeloos, onvermoeibaar geduld. Waarop hoopt deze hoop? Ze hoopt voor allen en ze hoopt op alles. 'Op Hem zullen de heidenen hun hoop stellen,' zeggen Jesaja en Paulus. Paulus zucht met heel de schepping die wacht. Hoe kunnen wij dan alleen maar voor onszelf zuchten! Als we daarvan ook maar een klein stukje begrijpen, ont staat er vanzelf missie en missie is, volgens Hans Hoekendijk, 'besmetten met hoop'. Wie geduld heeft met een mens, besmet hem met hoop. En het NED. HERV. KERK Aangenomen naar Nunspeet: S. T. Baarda te Well en Ammerzoden. Bedankt voor Wijk bij Heusden: G. H.. van Kooten te Delft; voor Lopik: J. C.S Stelwagen te Delft. GEREF. KERKEN Beroepen te De Krim: D. Dijkstra te t Zuidwolde (Gr.). Bedankt voor Zoetermeer: J. Tiersma te Sexbierum Beroepbaar: kand. P. Verschoor, Co- pernicusstraat 44 hs te Amsterdam. GEREF. KERKEN (VRIJG.) Aangenomen naar Marienberg: R. te Velde te Hattem. GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Bodegraven: J. Mol te Hardinxveld-Giessendam, die bedankte voor Elspeet, Middelharnis en Oud- Beijerland; te Amsterdam-C: K. de 1 Gier te Den Haag; te IJsselmode: C. I de Ridder te Nunspeet. Bedankt: voor Melissant: Ch. v. d. Poel te Yerseke; voor Berkenwoude: J. C. Weststrate te Meliskerke. Veertien dagen terug citeerde ik hier Gerard Brom, die in zijn 'De dominee in onze literatuur' te kennen gaf Oostloorn van S. Ul- fers hoger aan te slaan dan De pastorie van Mastland van C. E. van Koetsveld. In dit verband at tendeerde Brom er op dat 'de joodse slager bij Van Koetsveld een bedrieger en die bij Ulfers een stille weldoener van de ge meente is'. Naar aanleiding hiervan kreeg ik een uitvoerige brief van de Hoogeveense hervormde predikant A. J. Onstenk, die bezig is met een studie over Van Koetsveld. D.s Onstenk schrijft: Jiirgen Moltmann, gekiekt op de onlangs in Bangkok gehouden in ternationale zendingsconferentie. slotgebed eindigt met de vervaarlijke woorden: 'Heer. uw Rijk kome en moge deze wereld vergaan' (27). In de preek God verzoent en bevrijdt zegt Moltmann belangrijke dingen over de verzoening. Jezus heeft 'bui ten de poort geleden', staat er in Hebr. 13:12. 'De verzoening werd dus bewerkt niet in een heiligdom, niet op religieus terrein, maar midden in de wereld, en wel o p een obscure plaats, op een schedelplaats voor ver lorenen. Wij moeten daarom van de verzoening geen cultus maken, die ver van alle lijden in de wereld in de stilte van een kerk wordt gecele breerd. We moeten de verzoening van Christus daar zoeken en ontvangen waar Hij geleden heeft. 'Laten we tot Hem gaan buiten de legerplaats en zijn versmading dragen,' zegt de He breeënbrief. Verzoening is geen reli gieuze cultus voor vromen, maar rechtvaardiging van de goddelozen en de liefde van God voor zijn vijanden midden in hun wereld (Rom. 5:6). We mogen niet toelaten, dat deze verzoenende bevrijding opgesloten wordt binnen een religieus getto. De kracht van de opstanding wil heel de wereld van onder tot boven vernieu-- wen' (43). Geen christelijke kastevorming dus. Maar hier gaan de kerken mank. 'Al leen dezelfde soort mensen treffen elkaar 'in de kerk en de 'anderen blijven buiten voor de deur staan. Nationale kerken, rassenkerken ,stan- denkerken, middenstandskerken enz. zijn in hun praktisch leven heidens en ketters. Zij verbreiden niet verzoe ning, maar verachting. Pas waar een christelijke gemeenschap bestaat uit ongelijken, uit geleerden en ongelet- terden, uit zwarten en blanken, uit hogen en lagen, wordt ze tot een echt getuigenis van de hoop op Gods ver zoende wereld. Zo'n gemeente zal het moeilijk hebben in onze verdeelde wereld' (47). Van betekenis ook is het laatste stuk uit de bundel: De Taal der Bevrijding en het bevrijdend spreken. Moltmann toont hier aan, dat 'modern denken naast de reine theorie van de Grieken eenzijdig operationeel is' (127). Onze taal heeft een wereldver overend, onderzoekend en koloniserend karakter. Definities zijn heersersda den. Wat onze taal veelszins mist is 'de andere mogelijkheid van bevrij den, openen en losmaken'. Jammer dat Heeroma niet meer leeft om hier op van zijn taaltheologie uit te reage ren! 'Naar mijn mening is het erg onbillijk wat Brom daarover opmerkt; boven dien suggereert hij, volkomen ten on rechte, dat Van Koetsveld antisemiti sche neigingen zou hebben. De Joodse slager speelt in de Pastorie van Mastland geen enkele rol. Hij wordt en passent vermeld bij de be schrijving van één van de ringbroe ders, van wie Van Koestveld bij mon de van de dominee van Mastland zegt: 'en hij draagt niemand een kwaad hart toe, of het mogt Levi den slager zijn, die, ten spijt van zijne werk zaamheid, hem nu en dan een half ons vleesch te weinig brengt (blz. 113, 4de druk). Dat is dan ook werke lijk alles! Waarom heeft Brom niet een andere opmerking over de Joden vermeldt (blz. 242): 'Neen, dan worden wij, rijke Nederlanders, door een arm en veracht volk, dat onder ons woont, wij, christenen, door de ongeloovige Joden beschaamd. Deze bezorgen de begrafenis en de spijs der treurdagen om niet; Bovendien beschrijft Van Koetsveld óók een Joodse weldoener in de schets 'De Christelijke Israëliet' (Losse bladen uit mijn Pastoraalboek. Nage laten schetsen, Amsterdam, 1894, blz. 206-209). Hier is het een Joodse win kelier die een Luthers dienstmeisje dat gestolen heeft de hand boven het hoofd houdt. Van Koetsveld eindigt de schets met: 'Moge dan Israël ons tot jaloerschheid verwekken, gelijk in Je zus' tijd de Samaritaan het den Jood doen moest!' (blz. 209). Van Koetsveld kwam juist steeds voor de Joden op. Daar kan ik zo een tiental citaten over geven. Wat denkt u van: 'Ik ken meer dan éénen Israë-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 2