Jokkmokk, ainst van nu uit Lapland 2 dagen Brussel De mens op zoek naar God mmxzmmuMS Van een boek naar een film I ■UW/KWARTET ZATERDAG 3 MAART 1973 door G. Kruis middelen, zoals dat wonderlijke rode (om goed te zien in de sneeuw) vliegtuigje. Nils Martin, de oudste (58) van de Jokkmokk-groep heeft een heel fijne groep sterke schilderijen. Duidelijke invloeden van (Cobra) Jorn, dat wel, maar eigenzinnig ver werkt en vakkundig geschilderd. Zeer harmonieus: je hebt het wonderlijke gevoel dat iedere veeg, ieder fonke lend kleurvak, elke lijn precies op de enig mogelijke, de goede plaats zit. 'n Beetje vreemde benadering misschien, maar zo voelde ik het. Sune Johanson schildert dromerige, romantische landschapsimpressies in een sterk wisselend 'jaargetijde'-colo- riet. Probleemloos mooi. Harry Nils- son, ook landschappelijk, zoekt het meer in een toverachtige sfeer, be haaglijk vreemd, met wonderlijke zon nen en Lars Anders Nutti speelt een plezierig spel met druipende en door elkaar lopende kleur, stralend en vrolijk met toch steeds weer terug kerende figuratieve thema's. Soms in drukwekkend, zoals dat zich uit het water verheffende rendier. Boeiend en onverwacht, deze ten toonstelling. Nog even terug naar woordvoerder hij spreekt Duits Cai. Hoe en waarvan leven kunste naars daar in dat barre noorden van Zweden? Geen contra-prestatie, zoals hier, maar staat en gemeente kopen wel veel van de schilders en zorgen voor opdrachten. En sommigen, zoals Nutti leven, zoals zoveel Lappen, van hun rendieren. De Jokkmokk-groep heeft geen programma, 't is meer een soort belangengemeenschap. Samen heb je betere mogelijkheden, om te expose ren bijvoorbeeld, zeker als je op zo'n plaats woont, die je terecht toch wel wat afgelegen kunt noemen. Onderling wordt veel gepraat over kunst, maar volgens Cai, zou er wat meer animo moeten zijn om erop uit te trekken, om kunst te zien, kunste naars te ontmoeten. In ieder geval is daar nu een begin mee gemaakt En aangezien er in 'Aemstelle' ook nog leuk verkocht wordt, zal de Jokk mokk-groep in de toekomst zeker nog wel eens iets van zich laten horen. 'Jokkmokk-groep', dat doet je n denken aan zo'n baldadige, aar verzonnen naam voor een ander extreem gezelschap, r 't betreft zeven schilders, hun groep gewoon genoemd ben naar het stadje waar ze len en werken, dat is wat minder gewoon. it Jokkmokk ligt op of iets boven oordpoolcirkel en zodoende kan schildersgroep zich de meest frdelijke ter wereld noemen. Drs. tze de Vries, een bioloog, die al knlang de Noordzweedse toendra's kruist leerde de kunstenaars kennen en werd hoewel hij in gesprek steeds beweert 'geen ver- el van kunst' te hebben dol- wusiast over hun werk. Zo en- isiast, dat hij niet rustte voor het was: een zeventigtal schilderijen, aches en tekeningen van zeven Iders, tot 26 maart in het gemeen- k expositiecentrum 'Aemstelle', iterdamseweg 511 te Amstelveen. tentoonstelling is nog aangevuld uitstekende foto's van de Lappen het land waar ze leven door tze de Vries op zijn vele reizen laakt en een kleine collectie stnijverheid. Eerlijke stukken nog. dat wordt al een beetje bijzonder it ook daar in het hoge noorden innen ze al rekening te houden het toerisme en dit soort specifie- gebruiksartikelen moeten het niet aald van massa-produktie hebben. (ADVERTENTIE) Uitgaan, winkelen, eten en drinken in het Parijs van België. Volledig verzorgd, dus incl. hotel, maaltijd en reis: Waarom immers zou je het heft van 'n rendiermes dat de toerist die het koopt, toch waarschijnlijk nooit ge bruikt insnijden en inleggen als je het ook alleen maar kunt beschilde ren? Dat geeft zo op 't eerste gezicht hetzelfde effect. Zo is het ook met benen naaldenkokers, weefkammen en berken drinklepels. Op deze tentoon stelling maar enkele voorbeelden, die overigens een goede indruk geven van de fraaie vormgeving die een duidelij ke doelmatigheid kan opleveren en de zeer overwogen, bijna koele, geometri sche ornamentiek, waarin hier en daar nog wel eens een facetje is terug te vinden van de sierkunst der oude Vikingen. De zeven hier exposerende kunstenaars leven vandóóg en werken De Lapse schilder Lars Nutti aan het werk vandóóg. Dat wil niet zeggen dat ze helemaal niet of nooit teruggrijpen of omzien, maar ze hebben 't daarbij, wat hun kunst betreft, toch niet zo moei lijk: je kunt maar nauwelijks van een Lapse schilderstraditie spreken. Dat je nogal eens tegen een rendier op loopt tijdens een rondgang over deze expositie, staat daar verder helemaal buiten: het leven daar is ondenkbaar zonder die dieren. Met traditie heeft dat niets van doen. Ik bedoel dat tekenen en schilderen als vrije uit drukkingsmiddelen betrekkelijk nieuw zijn voor de Lappen. Vroeger, vóór de kerstening tot de 18e eeuw was de hele voorstellingswereld van de Lappen vervat in de tekens, die met door het kauwen op elzenbast rood gekleurd speeksel werden ge schilderd op de 'trolltrumma' van de 'noide', vrij vertaald: de tovertrommei van de medicijnman. Met behulp van zo'n trommel kon de tovenaar een blik' in de toekomst werpen. Op het vlies ervan werd een klein voorwerp, een soort aan wijspijl tje gelegd, dat door het trillen van het aangeslagen membraan dan in de richting van een bepaald figuurtje wees. Was dat bijvoorbeeld een boot je, dan zat er een goede visvangst in; andere tekens wezen op dreigende gevaren. Zoals dat in die tijd zo dikwijls gebeurde namen (te) ijverige verkondigers van het christendom het zekere voor het onzekere en vernietig den iedere 'trolltrumma' die ze te pakken konden krijgen. Die overge bleven, een stuk of zeventig, bevinden zich nu in verschillende Europese musea, de meesten in het Nordiska Museum in Stockholm. T t van elk I J station. Vertrek dagelijks t/m 14 mei 1973. Alle informatie in de brochure ..Toeren met NS" op de stations. voordelig uit met NS Daar zal Cai Hugo Poulsen hij signeert kortweg met Cai de enige schilder van Deense afkomst in deze groep van (noord-)Zweden en Lappen, ze wel gezien hebben. Hij verwerkt dergelijke motieven zoals die van Bie- golmai, de god van de wind, in verder strak geabstraheerde composities. Cai is momenteel in Nederland en be zoekt met twee collega's, Lars Johan- sen Nutti, een Lap en Nils Martin hartstochtelijk Nederlandse musea: voorlopig wild enthousiast over 'het' Stedelijk en Vincent van Gogh in Een schilden) urn Nutti Kröller-Müller. Ossian Sarstad, de enige opgeleide kunstenaar van het gezelschap is, wonderlijk genoeg, ook de meest naïeve. Bij hem een soort grillige cultuur menging, Laps-Zweeds en zelfs een snuifje Zuidamerikaans: op zijn kleur rijke, 'volle' schilderijen mythologi sche motieven en symbolen tezamen met bijvoorbeeld moderne verkeers- KUNST T19/K19 i. por J. van Doorne [oe ouder men wordt en hoe meer men weet, hoe minder men be rijpt. Dat is allerminst een ontmoedigende ervaring, integendeel. |jet kind verwondert zich over het bestaan, over de dingen die be- *ian. Denk niet, dat het kind zich niet verwondert. Het weet alleen Iet, dat het zich verwondert. De oud geworden mens weet dat hij [ch verwondert en hij verwondert zich niet zozeer over wat bestaat, iar veeleer hierover, dat de dingen bestaan. Daarna komt pas de erwondering over het ding als zodanig: zijn eigenschappen, zijn choonheid. Verwondering is de kern van alle geluk. grote verworvenheid van de ouder- im is, dat langzamerhand alles tot (sterie geworden is. De 'gewone' ■reld is geworden tot een tovertuin '1 wonderen. Die wonderen zijn he- ias lang niet alle lieflijk. Er loopt hi voor de oude mens volstrekt on begrijpelijke breuk door het bestaan: et lijden, de pijn, het onrecht en de idergang. Het kind aanvaardt de ereld zoals die is; de oude mens Sbelleert. Bij alle blijdschap om het sin omringende mysterie rebelleert j tegen wat er toch klaarblijkelijk Ijhoort. ij is een opstandeling. En hij zal op oek gaan naar het diepste mysterie; at van zijn eigen bestaan. Zal hij aar het antwoord vinden op zijn ragen? Hij hoopt het. In zichzelf 'edervaart hij immers wat alle men- an wedervaart? Hij heeft zichzelf in meest strikte zin van het woord U' de hand. De mens kan geen cirkel 'ekken, hoe wijd ook, waarvan hij iet zelf het middelpunt is. Wie zich- ïlf onderzoekt, onderzoekt het leven. «•zijn te allen tijde mensen geweest, id in zichzelf zijn gaan zwerven. Zij Hoeven niet naar Alaska of Mongo ol grotere en geheimzinniger reizen laan te hunner beschikking. Tot die Jensen behoort de Franse auteur ïenri Michaux. een in het Belgische "amen op 24 mei 1809 geboren zwer mer door het eigen ik. lij heeft vele werken geschreven: pnalen, gedichten, essais. Hij is niet alleen een onderzoeker van het eigen bestaan, hij heeft ook veel over de wereld gezworven. Hij kwam voort uit een gegoede burgerfamilie, studeerte korte tijd medicijnen en gaat in 1920 als matroos de wereld rond. Hij komt terug in Brussel, wel ke stad hij niet mag, gaat publiceren en vestigt zich in 1924 te Parijs. Parijs zou 'zijn' stad worden. In 1926 begint hij met schilderen en tekenen en begint hij met experimenten met drugs. Hij reist daarna veel: Turkije, Italië, Afrika, India, China en Indonesië, Zuid-Amerika. Hij heeft tentoonstel lingen in de U.S.A., Rome, Londen en Brussel, Frankfort en Amsterdam; hij exposeert er zijn onder invloed van mescaline ontstane werken. Hij schrijft ook studies over psychedelica, dat men wijdlopig kan omschrijven als de verrukkingen en verlokkingen van het reizen door het diepste inner lijk van zichzelf. Ook worden onder het woord tegenwoordig wel bepaalde stoffen verstaan die die vermeende reizen mogelijk maken. Overigens: taalkundig fout. Tot nu toe waren van Michaux slechts brokken van zijn werk in Nederlandse tijdschriften verschenen. Thans is een aantal van zijn markantste publicaties in boekvorm verschenen onder de naam 'Verschijningen'. Het boekje ontleent zijn titel aan 'Apparitions' dat in 1946 geschreven is en gepubli ceerd in 1965 in 'La vie dans les plis'. Het werkje telt zes hoofdstukjes: 'Dichters op reis' (Les poètes voya- gent uit Passages. 1963); 'Plume' (Un certain Plume, 1930); 'Verschijnin gen'; 'Hier Poddema' (lei Poddema. uit Ailleurs (1967); 'Slapenderwijs, wakenderwijs' (Fagons d'endormi, fag- ons d'éveillé, 1969) en een korte be schouwing van Laurens Vancrevel, die op 'Plume' na, dat door F. ter Harm- sen van der Beek vertaald is, de bijeengebrachte bijdragen in het Ne derlands vertaalde. Men kan dus zeggen, dat het werkje een goede indruk geven kan van het werk van Michaux door de tijden heen. In de Meulenhoff-reeks komen veel buitenissige auteurs aan het woord. Elk werkje is voorzien van uitgebrei de bio- en bibliografische gegevens. De reeks is een van de boeiendste die in Nederland verschijnen. Het spreekt vanzelf, dat Michaux zich ook met de droom heeft beziggehou den. Hij vertelt er enkele van zichzelf en duidt ze. Maar hij doet dat niet als weten schapsmens; hij is een reiziger, een nieuwsgierig man naar wat hij be leeft. De droom verklaren, ik bedoel het verschijnsel droom verklaren, doet hij niet. Maar hij houdt zich ook bezig met de dagdroom, de enige, eigenlijke kunst, zoals hij het zegt. In de dagdroom schept de mens zichzelf in duizender lei vormen, zonder geremd te worden door technische problemen of welke beperkingen ook. In zijn dagdromen is de mens de meest vrije kunstenaar. Hij is zijn eigen publiek, hij schept zichzelf en buit alle mogelijkheden uit van de schepping, mogelijkheden die hij in zijn biotisch en maatschap pelijk bestaan niet heeft. Uiteraard wel in zijn psychisch bestaan. In de in 'Verschijningen' gebundelde werkstukken is hij inderdaad niet we tenschappelijk bezig. Zo houdt hij zich niet bezig met de vraag in hoe verre de dagdroom verlammend werkt op het daad-leven van de mens. Dat laat hij ter beantwoording over aan psychologen. Hij gaat in feite uit van de naïeve ervaring: de droom en de dagdroom zijn er en dus hebben ze een functie. De functie van de dagdroom ziet hij, zoals reeds gezegd is, in de gestaltege- ving van de mens aan zijn diepste innerlijk. De dagdroom is niet zozeer een vlucht, een ontsnappingsmogelijk heid, als wel een onstoffelijke doch daardoor niet minder wezenlijke ge stalte. De mens is per slot van reke ning alleen. Het wezenlijke speelveld van zijn bestaan ligt in hemzelf. Mis schien bestaat niemand, maar hij is er heilig van overtuigd, dat hij bestaat. De mens schept zichzelf. Wie dit gezien heeft, zal Michaux begrijpen, ook a' zal hij er van over tuigd zijn, dat hij niet alleen is. Men behoeft het met Michaux niet eens te zijn om te erkennen dat hij een ontdekkingsreiziger is. Weliswaar een ontdekkingsreiziger die weinig ontdekt. Maar hij doet zijn best. Ik geloof dat chemische middelen ons slechts kunnen brengen tot de erken ning dat tengevolge van door ons nog niet begrepen reacties in ons lichaam, onze geest tot beelden komen kan die wij niet begrijpen. Hebben zij waar de? Ik weet het niet. Ik vermoed van niet. Hoogstens kunnen wij komen te staan voor het volstrekt onbegrijpelij ke fenomeen, dat onze geest, onze ziel, ons innerlijk, ons onstoffelijk bestaan kennelijk kan beïnvloed wor den door chemische stoffen. Een raad sel temeer, maar dar, toch een van de tweede orde. Want het raadsel van de eerste orde is steeds weer: waar kom ik vandaan, waar ga ik heen, wat is de zin van alles, wie ben ik, hoe is het überhaupt mogelijk dat iets be staat? "n dan doet het er niet toe of er biljoenen atomen bestaan of maar een enkele. Zoals zovele zwervende zoekers is Mi chaux op zoek naar het grote geheim, dat ten diepste een religieuze aangele genheid is. Sprak Calvijn niet van een 'zaad der religie'? Als God bestaat, heeft Hij zich in zijn schepselen geopenbaard en wel in de diepste diepten van het menselijk bestaan. Elke religie is de gestaltegeving aan de ontmoeting van de mens met het mysterie dat hij in zichzelf heeft, helaas hopeloos ge schonden door de machtsdrift van de meerderheid. In zijn schitterende studie 'The rise of Christian Europe 'heeft Hugh Tre vor-Roper gewezen op het feit, dat de bloei van religies nooit zuiver reli gieus is. Demens kiest zijn religie nooit op zuivere geloofsgronden. Hij is prooi van maatschappelijke en poli tieke machten en neemt daardoor ge noegen met een compromis. Het is tengevolg van het kerkelijk verband niet mogelijk, zuiver zichzelf te zijn in religieus opzicht. De mens zoekt gemeenschap, hij wil niet alleen zijn, niet eenzaam zijn en daarom doet hij concessies. Daarom ook is het zo be langrijk, dat er eenlingen zijn zoals Michaux, solitairs, eenzame reizigers in het gebied van de menselijke geest. Mensen als Michaux ontdekken maar exploreren niet. Mag men hun dat verwijten? Nee zeker niet. Laat ons de exploratie aan anderen voorbehouden. Om maar iets te noemen, aan de theologen. Zij zullen er handenvol werk aan hebben. Henri Michaux: 'Verschijningen'. Sa mengesteld en van een nawoord voor zien door Laurens Vancrevel. Bij Meulenhoff te Amsterdam. Meulen- hoffreeks. Paperback. Aantal pagina's 158. Prijs ƒ8,50. door dr H. S. Visscher Het moet ontzettend moeilijk geweest zijn regisseur Paul Verhoeven heeft daar in een interview trouwens duidelijk mel ding van gemaakt om Jan Wolkers' roman 'Turks fruit' te verfilmen. De moeilijkheid zit 'm natuurlijk niet in het verhaal. Dat is even simpel en rechtlijning als het 'ruig' is. Het is het verhaal van de op- en ondergang van een 'amour fou', dat zich verwerkelijkt in een sexuele openhartigheid die het ge geven een geweldige en overweldi gende authenticiteit geeft, n.aar die ook tal van geesten geschokt heeft. Dat zal de film ongetwijfeld ook doen, want de moderne Neder landse film heeft al zo vaak en zo over-nadrukkelijk sexuele taboes doorbroken, dat de filmmakers van 'Turks fruit' in dat opzicht zeker geen grote problemen of frustra ties ervaren zullen hebben. Temeer omdat het voor ieder die 'de schok' van de sexuele openhartig heid in handeling en woord een maal opgevangen heeft, vokomen duidelijk zal zijn, hoe volstrekt functioneel en onontbeerlijk die openhartigheid is. Was die ér niet, dan zou het verhaal, dat eigenlijk een melodrama in optima forma is, een larmoyante gebeurtenis a la 'Love Story' geworden zijn, terwijl het nu een gigantisch gebeuren is dat alle hoogten en diepten van het leven omspant en een overstel pende emotionele impact over draagt. In de film is dat niet anders dan in het boek, en dat is een van de belangrijkste verdiensten van de film, die zonder enig aarzelen tot het allerbeste gerekend moet wor den van wat de moderne Neder landse speelfilmproduktie heeft voortgebracht. Er zit trouwens, naar mijn mening, gemakkelijk een groot internationaal succes in, wanneer men althans het specifie ke taalgebruik op de juiste manier weet over te brengen, ènwan neer de film door de buitenlandse censuur heenkomt, hetgeen lang niet overal zeker is Nee, de werkelijke moeilijkheid zit niet in 't verhaal, maar in de wijze waarop de roman het verhaal ver telt. Zo eenvoudig en onmiddellijk als het verhaal is, zo gecompli ceerd en geraffineerd is de compo sitie ervan. Het stikt bijvoorbeeld van de flash-backs. Nu is dat op zichzelf voor de film natuurlijk geen punt: al heel vroeg in de filmgeschiedenis is de flash-back als een specifiek stijlmiddel ontdekt en aangewend. Moeilijker is het uiteraard, dat de flash-backs in de roman op verschillende niet-chro- nologisch geordende niveaus lig gen. Maar ook dóór deinst de film sedert Resnais' 'Hiroshima mon amour' eigenlijk niet voor terug. Wat het écht moeilijk maakt, is de totale retrospectieve gezichtshoek van waaruit de roman het verhaal van de 'amour fou' van de 'ik' en zijn 'rooie Olga' vertelt. De eerste zin van het boek luidt: 'Ik was aardig in de rotzooi terecht geko men nadat ze bij me weggegaan was'. In het laatste hoofdstuk wordt verteld hoe de 'ik' na Olga's ster ven een gesprek met de arts heeft naar aanleiding van de pruik die hij Olga gegeven heeft om er haar kaalgeschoren schedel mee te be dekken. 'Ik zei dat ze hem moest ophouden. Dat ze het zelf zo ge wild had', 't Gebruik van de tijden in begin- en slotzin maakt duidelijk, dat het hele verhaal, van het eer ste begin af tot het allerlaatste moment toe, retrospectief is ge zien, dus als een terugblik, vanuit een nog later moment 'nu', dat buiten, of liever; na het boek ligt. Maar binnen dat retrospectieve ka der liggen dan weer allerlei andere flash-backs, soms zeer groot en tot hoofdstukken uitgebreid, soms ook heel gering en in één enkele zin vervat, die chronologisch geen en kele lijn tonen. Het boek vangt aan op het moment waarop de 'ik' volslagen ontredderd is door de ontdekking dat zijn grote liefde ten einde is en vertelt in vogel vlucht de destructieve sexuele avon turen waarmee hij zijn verworpen liefde tracht te compenseren: een volgend hoofdstuk richt zich voor namelijk op de confrontatie met Olga's ouders, en wel op de gehele periode waarin hij met hen te maken had, pas daarna begint het verhaal bij het het begin: de eerste ontmoeting met Olga. Tien hoofdstukken verder zijn we terug bij het moment van hoofd stuk 1, de 'ontreddering'; daarna gaat het verhaal voort in een zekere chronologische volgorde tot het moment van Olga's sterven. Het tijdsverloop wordt in dat laatste deel veel nadrukkelijker aangege ven, via de verschillende ontmoe tingen die de 'ik' nog met Olga heeft en via de schaarse kaarten die hij van haar tijdens haar ver blijf in het buitenland ontvangt. Het eerste deel, het verhaal van de liefde zelf, is daarentegen inzake de tijdsduur heel vaag: héél die grote liefde is als het ware één groot moment, dat zich onafgebro ken in de chronologische tijd her haalt. Dé grote medespeler in het boek van Wolkers is de Tijd. Er zijn opmerkingen in het boek zelf die de rol van de tijd duidelijk marke ren. 'Ik besef nu dat het altijd al voorgoed te laat was', zegt de 'ik' op pag. 64. En op pag. 97, na de geschiedenis van de door de 'ik' in opdracht gemaakte plastiek van een moeder en haar kind, waarin eigenlijk al Olga's hele bestaan ont huld ligt, heet het: 'Maar wat mijn handen al wisten, had ik zelf te laat begrepen. Te laat om haar nog te kunnen helpen'. Die rol van de tijd kan eerst duidelijk worden vanuit het totale, retrospectieve perspectief van waaruit het hele boek geschreven is. Hoe lost men zoiets op in de film, waarin alles wat op het doek gebeurt, een pre sens, een 'nu' is? Ee:. procédé la 'L'année dernière Marienbad' (Resnais), waar de eigenlijk waar nemer of dromer buiten de film zelf staat, is wel het laatste dat bij dit bloed-warme en zo onmiddel lijk aansprekende boek zou passen. Maar ook het stijlmiddel van de 'innerlijke stem' is te abstract, te 'literair' en in ieder geval te wei nig direct. Wat er nodig zou zijn, is een 'subjectieve camera'. Die komt in de film bij herhaling voor, bijvoorbeeld in het begin als Erik de 'ik' uit de roman met het zoveelste meisje thuiskomt en in het duister van zijn atelier het beeld van Olga voor de echte Olga aanziet. De camera ziet daar ook werkelijk de echte OlgaOf in de scène van de begrafenis van Olga's vader, die we opeens boven op de neerzinkende kist zien zit ten, in zijn geliefde leuningstoel tje, terwijl hij de Radetzkymars 'speelt': een heel gedurfde, maar erg geslaagde subjectieve opname. De film heeft de tijdsstructuur van het boek vereenvoudigd. Hij gaat uit van het moment van de 'ont reddering*, geeft dan de liefdesge schiedenis als één grote flash-back, keert terug tot het moment van de ontreddering in exact dezelfde opname als het begin en ver volgt dan de verdere geschiedenis, zonder overigens zo sterk het ac cent op het tijdsverloop daarvan te leggen als het boek doet. Die ver eenvoudiging is juist, omdat hij samenhangt met verschil in pers pectief tussen boek en film: on danks de aanlopen tot een 'subjec tieve camera' blijven we in de film Erik als object waarnemen in tegenstelling tot de 'ik' van het boek. Zodra de subjectieve wraak- Rutger Hauer en Monique van der Ven in 'Turks Fruit' dromen van het begm van de film ten einde zijn, zien we de dromer zélf als object, wiens geschiedenis door iemand 'verteld' wordt, ter wijl in het boek de 'ik' volledig getekend wordt door het perspectief van waaruit hij waarneemt. Dat wil dus zeggen, dat de filmmakers een belangrijke struktuur van het boek op een andere manie 'waar' hebben moeten maken een pro bleem waarbij het van minder be lang meer is, in hoeverre het boek tot in alle details door de film gevolgd wordt. Dat bereikt te heb ben is de enorme verdienste van de film: dat men in de stijl het equivalent gevonden heeft van het perspectief van de roman. De enor me vaart, het hilarische aspect van de gebeurtenissen, de exacte 'ti ming' ervan, is de volledige ver beelding geworden van dit expan sieve levensgevoel dat plotseling zijn 'volmaaktheid' heeft ontmoet zomaar ergens op de auto-snel weg. De fietstocht na de huwelijksvol trekking op het stadhuis werd een feest van lichtvoetigheid en speels heid, een ontheven-zijn aan alle starre wetten van verkeer, zónder noodlottige gevolgen. Hartver scheurend is de opname waarin Olga in alle opgedirkte kleurigheid bewusteloos in het toilet van het warenhuis wordt aangetroffen. En hoe verschrikkelijk goed is die droge toon van ingehouden ver driet van de laatste bladzijden van de roman geëvenaard in de opna me van Olga's sterven. Erik zit voor het grote raam van de zieken kamer; de camera staat laag op de grond achter in de kamer, zodat Olga's hoofd op het kussen en Erik voor het raam als silhouetten zijn waargenomen. Er gebeurt niets meer. Een enkele beweging nog en het is voorbij. De gezichten van de dode en de levende zijn door het tegenlicht onzichtbaar. Zo wordt door de camera de 'afstande lijkheid' geschapen van het slot van het boek. Een verdriet dat te groot is om er iemand nog in toe te laten, zelfs als men hem alles verteld heeft. Je komt de film uit met net zo'n emotionele 'lading' als wanneer je het boek dicht doet. Groter compliment is er niet denkbaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 19