Jokkmokk,
ainst van nu
uit Lapland
2 dagen
Brussel
De mens op zoek naar God
mmxzmmuMS
Van een boek
naar een film
I
■UW/KWARTET ZATERDAG 3 MAART 1973
door G. Kruis
middelen, zoals dat wonderlijke rode
(om goed te zien in de sneeuw)
vliegtuigje. Nils Martin, de oudste (58)
van de Jokkmokk-groep heeft een
heel fijne groep sterke schilderijen.
Duidelijke invloeden van (Cobra)
Jorn, dat wel, maar eigenzinnig ver
werkt en vakkundig geschilderd. Zeer
harmonieus: je hebt het wonderlijke
gevoel dat iedere veeg, ieder fonke
lend kleurvak, elke lijn precies op de
enig mogelijke, de goede plaats zit. 'n
Beetje vreemde benadering misschien,
maar zo voelde ik het.
Sune Johanson schildert dromerige,
romantische landschapsimpressies in
een sterk wisselend 'jaargetijde'-colo-
riet. Probleemloos mooi. Harry Nils-
son, ook landschappelijk, zoekt het
meer in een toverachtige sfeer, be
haaglijk vreemd, met wonderlijke zon
nen en Lars Anders Nutti speelt een
plezierig spel met druipende en
door elkaar lopende kleur, stralend
en vrolijk met toch steeds weer terug
kerende figuratieve thema's. Soms in
drukwekkend, zoals dat zich uit het
water verheffende rendier.
Boeiend en onverwacht, deze ten
toonstelling. Nog even terug naar
woordvoerder hij spreekt Duits
Cai. Hoe en waarvan leven kunste
naars daar in dat barre noorden van
Zweden? Geen contra-prestatie, zoals
hier, maar staat en gemeente kopen
wel veel van de schilders en zorgen
voor opdrachten. En sommigen, zoals
Nutti leven, zoals zoveel Lappen, van
hun rendieren. De Jokkmokk-groep
heeft geen programma, 't is meer een
soort belangengemeenschap. Samen heb
je betere mogelijkheden, om te expose
ren bijvoorbeeld, zeker als je op zo'n
plaats woont, die je terecht toch wel
wat afgelegen kunt noemen.
Onderling wordt veel gepraat over
kunst, maar volgens Cai, zou er wat
meer animo moeten zijn om erop uit
te trekken, om kunst te zien, kunste
naars te ontmoeten. In ieder geval is
daar nu een begin mee gemaakt En
aangezien er in 'Aemstelle' ook nog
leuk verkocht wordt, zal de Jokk
mokk-groep in de toekomst zeker nog
wel eens iets van zich laten horen.
'Jokkmokk-groep', dat doet je
n denken aan zo'n baldadige,
aar verzonnen naam voor een
ander extreem gezelschap,
r 't betreft zeven schilders,
hun groep gewoon genoemd
ben naar het stadje waar ze
len en werken,
dat is wat minder gewoon.
it Jokkmokk ligt op of iets boven
oordpoolcirkel en zodoende kan
schildersgroep zich de meest
frdelijke ter wereld noemen. Drs.
tze de Vries, een bioloog, die al
knlang de Noordzweedse toendra's
kruist leerde de kunstenaars
kennen en werd hoewel hij in
gesprek steeds beweert 'geen ver-
el van kunst' te hebben dol-
wusiast over hun werk. Zo en-
isiast, dat hij niet rustte voor het
was: een zeventigtal schilderijen,
aches en tekeningen van zeven
Iders, tot 26 maart in het gemeen-
k expositiecentrum 'Aemstelle',
iterdamseweg 511 te Amstelveen.
tentoonstelling is nog aangevuld
uitstekende foto's van de Lappen
het land waar ze leven door
tze de Vries op zijn vele reizen
laakt en een kleine collectie
stnijverheid. Eerlijke stukken nog.
dat wordt al een beetje bijzonder
it ook daar in het hoge noorden
innen ze al rekening te houden
het toerisme en dit soort specifie-
gebruiksartikelen moeten het niet
aald van massa-produktie hebben.
(ADVERTENTIE)
Uitgaan, winkelen, eten en
drinken in het Parijs van
België.
Volledig verzorgd, dus incl.
hotel, maaltijd en reis:
Waarom immers zou je het heft van 'n
rendiermes dat de toerist die het
koopt, toch waarschijnlijk nooit ge
bruikt insnijden en inleggen als je
het ook alleen maar kunt beschilde
ren?
Dat geeft zo op 't eerste gezicht
hetzelfde effect. Zo is het ook met
benen naaldenkokers, weefkammen en
berken drinklepels. Op deze tentoon
stelling maar enkele voorbeelden, die
overigens een goede indruk geven van
de fraaie vormgeving die een duidelij
ke doelmatigheid kan opleveren en de
zeer overwogen, bijna koele, geometri
sche ornamentiek, waarin hier en
daar nog wel eens een facetje is terug
te vinden van de sierkunst der oude
Vikingen. De zeven hier exposerende
kunstenaars leven vandóóg en werken De Lapse schilder Lars Nutti aan het werk
vandóóg. Dat wil niet zeggen dat ze
helemaal niet of nooit teruggrijpen of
omzien, maar ze hebben 't daarbij, wat
hun kunst betreft, toch niet zo moei
lijk: je kunt maar nauwelijks van een
Lapse schilderstraditie spreken. Dat
je nogal eens tegen een rendier op
loopt tijdens een rondgang over deze
expositie, staat daar verder helemaal
buiten: het leven daar is ondenkbaar
zonder die dieren. Met traditie heeft
dat niets van doen. Ik bedoel dat
tekenen en schilderen als vrije uit
drukkingsmiddelen betrekkelijk nieuw
zijn voor de Lappen. Vroeger, vóór de
kerstening tot de 18e eeuw was
de hele voorstellingswereld van de
Lappen vervat in de tekens, die met
door het kauwen op elzenbast
rood gekleurd speeksel werden ge
schilderd op de 'trolltrumma' van de
'noide', vrij vertaald: de tovertrommei
van de medicijnman.
Met behulp van zo'n trommel kon de
tovenaar een blik' in de toekomst
werpen. Op het vlies ervan werd een
klein voorwerp, een soort aan wijspijl
tje gelegd, dat door het trillen van het
aangeslagen membraan dan in de
richting van een bepaald figuurtje
wees. Was dat bijvoorbeeld een boot
je, dan zat er een goede visvangst in;
andere tekens wezen op dreigende
gevaren. Zoals dat in die tijd zo
dikwijls gebeurde namen (te) ijverige
verkondigers van het christendom het
zekere voor het onzekere en vernietig
den iedere 'trolltrumma' die ze te
pakken konden krijgen. Die overge
bleven, een stuk of zeventig, bevinden
zich nu in verschillende Europese
musea, de meesten in het Nordiska
Museum in Stockholm.
T t van elk
I J station.
Vertrek dagelijks t/m 14 mei
1973.
Alle informatie in de brochure
..Toeren met NS" op de
stations.
voordelig uit met NS
Daar zal Cai Hugo Poulsen hij
signeert kortweg met Cai de enige
schilder van Deense afkomst in deze
groep van (noord-)Zweden en Lappen,
ze wel gezien hebben. Hij verwerkt
dergelijke motieven zoals die van Bie-
golmai, de god van de wind, in verder
strak geabstraheerde composities. Cai
is momenteel in Nederland en be
zoekt met twee collega's, Lars Johan-
sen Nutti, een Lap en Nils Martin
hartstochtelijk Nederlandse musea:
voorlopig wild enthousiast over 'het'
Stedelijk en Vincent van Gogh in
Een schilden) urn Nutti
Kröller-Müller. Ossian Sarstad, de
enige opgeleide kunstenaar van het
gezelschap is, wonderlijk genoeg, ook
de meest naïeve.
Bij hem een soort grillige cultuur
menging, Laps-Zweeds en zelfs een
snuifje Zuidamerikaans: op zijn kleur
rijke, 'volle' schilderijen mythologi
sche motieven en symbolen tezamen
met bijvoorbeeld moderne verkeers-
KUNST
T19/K19
i.
por J. van Doorne
[oe ouder men wordt en hoe meer men weet, hoe minder men be
rijpt. Dat is allerminst een ontmoedigende ervaring, integendeel.
|jet kind verwondert zich over het bestaan, over de dingen die be-
*ian. Denk niet, dat het kind zich niet verwondert. Het weet alleen
Iet, dat het zich verwondert. De oud geworden mens weet dat hij
[ch verwondert en hij verwondert zich niet zozeer over wat bestaat,
iar veeleer hierover, dat de dingen bestaan. Daarna komt pas de
erwondering over het ding als zodanig: zijn eigenschappen, zijn
choonheid. Verwondering is de kern van alle geluk.
grote verworvenheid van de ouder-
im is, dat langzamerhand alles tot
(sterie geworden is. De 'gewone'
■reld is geworden tot een tovertuin
'1 wonderen. Die wonderen zijn he-
ias lang niet alle lieflijk. Er loopt
hi voor de oude mens volstrekt on
begrijpelijke breuk door het bestaan:
et lijden, de pijn, het onrecht en de
idergang. Het kind aanvaardt de
ereld zoals die is; de oude mens
Sbelleert. Bij alle blijdschap om het
sin omringende mysterie rebelleert
j tegen wat er toch klaarblijkelijk
Ijhoort.
ij is een opstandeling. En hij zal op
oek gaan naar het diepste mysterie;
at van zijn eigen bestaan. Zal hij
aar het antwoord vinden op zijn
ragen? Hij hoopt het. In zichzelf
'edervaart hij immers wat alle men-
an wedervaart? Hij heeft zichzelf in
meest strikte zin van het woord
U' de hand. De mens kan geen cirkel
'ekken, hoe wijd ook, waarvan hij
iet zelf het middelpunt is. Wie zich-
ïlf onderzoekt, onderzoekt het leven.
«•zijn te allen tijde mensen geweest,
id in zichzelf zijn gaan zwerven. Zij
Hoeven niet naar Alaska of Mongo
ol grotere en geheimzinniger reizen
laan te hunner beschikking. Tot die
Jensen behoort de Franse auteur
ïenri Michaux. een in het Belgische
"amen op 24 mei 1809 geboren zwer
mer door het eigen ik.
lij heeft vele werken geschreven:
pnalen, gedichten, essais.
Hij is niet alleen een onderzoeker van
het eigen bestaan, hij heeft ook veel
over de wereld gezworven. Hij kwam
voort uit een gegoede burgerfamilie,
studeerte korte tijd medicijnen en
gaat in 1920 als matroos de wereld
rond. Hij komt terug in Brussel, wel
ke stad hij niet mag, gaat publiceren
en vestigt zich in 1924 te Parijs.
Parijs zou 'zijn' stad worden. In 1926
begint hij met schilderen en tekenen
en begint hij met experimenten met
drugs.
Hij reist daarna veel: Turkije, Italië,
Afrika, India, China en Indonesië,
Zuid-Amerika. Hij heeft tentoonstel
lingen in de U.S.A., Rome, Londen en
Brussel, Frankfort en Amsterdam; hij
exposeert er zijn onder invloed van
mescaline ontstane werken. Hij
schrijft ook studies over psychedelica,
dat men wijdlopig kan omschrijven
als de verrukkingen en verlokkingen
van het reizen door het diepste inner
lijk van zichzelf. Ook worden onder
het woord tegenwoordig wel bepaalde
stoffen verstaan die die vermeende
reizen mogelijk maken. Overigens:
taalkundig fout.
Tot nu toe waren van Michaux slechts
brokken van zijn werk in Nederlandse
tijdschriften verschenen. Thans is een
aantal van zijn markantste publicaties
in boekvorm verschenen onder de
naam 'Verschijningen'. Het boekje
ontleent zijn titel aan 'Apparitions'
dat in 1946 geschreven is en gepubli
ceerd in 1965 in 'La vie dans les plis'.
Het werkje telt zes hoofdstukjes:
'Dichters op reis' (Les poètes voya-
gent uit Passages. 1963); 'Plume' (Un
certain Plume, 1930); 'Verschijnin
gen'; 'Hier Poddema' (lei Poddema.
uit Ailleurs (1967); 'Slapenderwijs,
wakenderwijs' (Fagons d'endormi, fag-
ons d'éveillé, 1969) en een korte be
schouwing van Laurens Vancrevel, die
op 'Plume' na, dat door F. ter Harm-
sen van der Beek vertaald is, de
bijeengebrachte bijdragen in het Ne
derlands vertaalde.
Men kan dus zeggen, dat het werkje
een goede indruk geven kan van het
werk van Michaux door de tijden heen.
In de Meulenhoff-reeks komen veel
buitenissige auteurs aan het woord.
Elk werkje is voorzien van uitgebrei
de bio- en bibliografische gegevens.
De reeks is een van de boeiendste die
in Nederland verschijnen.
Het spreekt vanzelf, dat Michaux zich
ook met de droom heeft beziggehou
den. Hij vertelt er enkele van zichzelf
en duidt ze.
Maar hij doet dat niet als weten
schapsmens; hij is een reiziger, een
nieuwsgierig man naar wat hij be
leeft. De droom verklaren, ik bedoel
het verschijnsel droom verklaren,
doet hij niet.
Maar hij houdt zich ook bezig met de
dagdroom, de enige, eigenlijke kunst,
zoals hij het zegt. In de dagdroom
schept de mens zichzelf in duizender
lei vormen, zonder geremd te worden
door technische problemen of welke
beperkingen ook. In zijn dagdromen
is de mens de meest vrije kunstenaar.
Hij is zijn eigen publiek, hij schept
zichzelf en buit alle mogelijkheden
uit van de schepping, mogelijkheden
die hij in zijn biotisch en maatschap
pelijk bestaan niet heeft. Uiteraard
wel in zijn psychisch bestaan.
In de in 'Verschijningen' gebundelde
werkstukken is hij inderdaad niet we
tenschappelijk bezig. Zo houdt hij
zich niet bezig met de vraag in hoe
verre de dagdroom verlammend werkt
op het daad-leven van de mens. Dat
laat hij ter beantwoording over aan
psychologen.
Hij gaat in feite uit van de naïeve
ervaring: de droom en de dagdroom
zijn er en dus hebben ze een functie.
De functie van de dagdroom ziet hij,
zoals reeds gezegd is, in de gestaltege-
ving van de mens aan zijn diepste
innerlijk. De dagdroom is niet zozeer
een vlucht, een ontsnappingsmogelijk
heid, als wel een onstoffelijke doch
daardoor niet minder wezenlijke ge
stalte. De mens is per slot van reke
ning alleen. Het wezenlijke speelveld
van zijn bestaan ligt in hemzelf. Mis
schien bestaat niemand, maar hij is er
heilig van overtuigd, dat hij bestaat.
De mens schept zichzelf.
Wie dit gezien heeft, zal Michaux
begrijpen, ook a' zal hij er van over
tuigd zijn, dat hij niet alleen is.
Men behoeft het met Michaux niet
eens te zijn om te erkennen dat hij
een ontdekkingsreiziger is. Weliswaar
een ontdekkingsreiziger die weinig
ontdekt. Maar hij doet zijn best. Ik
geloof dat chemische middelen ons
slechts kunnen brengen tot de erken
ning dat tengevolge van door ons nog
niet begrepen reacties in ons lichaam,
onze geest tot beelden komen kan die
wij niet begrijpen. Hebben zij waar
de? Ik weet het niet. Ik vermoed van
niet. Hoogstens kunnen wij komen te
staan voor het volstrekt onbegrijpelij
ke fenomeen, dat onze geest, onze
ziel, ons innerlijk, ons onstoffelijk
bestaan kennelijk kan beïnvloed wor
den door chemische stoffen. Een raad
sel temeer, maar dar, toch een van de
tweede orde. Want het raadsel van de
eerste orde is steeds weer: waar kom
ik vandaan, waar ga ik heen, wat is
de zin van alles, wie ben ik, hoe is
het überhaupt mogelijk dat iets be
staat? "n dan doet het er niet toe of
er biljoenen atomen bestaan of maar
een enkele.
Zoals zovele zwervende zoekers is Mi
chaux op zoek naar het grote geheim,
dat ten diepste een religieuze aangele
genheid is.
Sprak Calvijn niet van een 'zaad der
religie'? Als God bestaat, heeft Hij
zich in zijn schepselen geopenbaard
en wel in de diepste diepten van het
menselijk bestaan. Elke religie is de
gestaltegeving aan de ontmoeting van
de mens met het mysterie dat hij in
zichzelf heeft, helaas hopeloos ge
schonden door de machtsdrift van de
meerderheid.
In zijn schitterende studie 'The rise
of Christian Europe 'heeft Hugh Tre
vor-Roper gewezen op het feit, dat de
bloei van religies nooit zuiver reli
gieus is. Demens kiest zijn religie
nooit op zuivere geloofsgronden. Hij
is prooi van maatschappelijke en poli
tieke machten en neemt daardoor ge
noegen met een compromis. Het is
tengevolg van het kerkelijk verband
niet mogelijk, zuiver zichzelf te zijn
in religieus opzicht. De mens zoekt
gemeenschap, hij wil niet alleen zijn,
niet eenzaam zijn en daarom doet hij
concessies. Daarom ook is het zo be
langrijk, dat er eenlingen zijn zoals
Michaux, solitairs, eenzame reizigers
in het gebied van de menselijke geest.
Mensen als Michaux ontdekken maar
exploreren niet. Mag men hun dat
verwijten? Nee zeker niet. Laat ons de
exploratie aan anderen voorbehouden.
Om maar iets te noemen, aan de
theologen.
Zij zullen er handenvol werk aan
hebben.
Henri Michaux: 'Verschijningen'. Sa
mengesteld en van een nawoord voor
zien door Laurens Vancrevel. Bij
Meulenhoff te Amsterdam. Meulen-
hoffreeks. Paperback. Aantal pagina's
158. Prijs ƒ8,50.
door dr H. S. Visscher
Het moet ontzettend moeilijk geweest zijn regisseur Paul
Verhoeven heeft daar in een interview trouwens duidelijk mel
ding van gemaakt om Jan Wolkers' roman 'Turks fruit' te
verfilmen.
De moeilijkheid zit 'm natuurlijk
niet in het verhaal. Dat is even
simpel en rechtlijning als het
'ruig' is. Het is het verhaal van de
op- en ondergang van een 'amour
fou', dat zich verwerkelijkt in een
sexuele openhartigheid die het ge
geven een geweldige en overweldi
gende authenticiteit geeft, n.aar
die ook tal van geesten geschokt
heeft. Dat zal de film ongetwijfeld
ook doen, want de moderne Neder
landse film heeft al zo vaak en zo
over-nadrukkelijk sexuele taboes
doorbroken, dat de filmmakers van
'Turks fruit' in dat opzicht zeker
geen grote problemen of frustra
ties ervaren zullen hebben. Temeer
omdat het voor ieder die 'de
schok' van de sexuele openhartig
heid in handeling en woord een
maal opgevangen heeft, vokomen
duidelijk zal zijn, hoe volstrekt
functioneel en onontbeerlijk die
openhartigheid is. Was die ér niet,
dan zou het verhaal, dat eigenlijk
een melodrama in optima forma is,
een larmoyante gebeurtenis a la
'Love Story' geworden zijn, terwijl
het nu een gigantisch gebeuren is
dat alle hoogten en diepten van
het leven omspant en een overstel
pende emotionele impact over
draagt.
In de film is dat niet anders dan
in het boek, en dat is een van de
belangrijkste verdiensten van de
film, die zonder enig aarzelen tot
het allerbeste gerekend moet wor
den van wat de moderne Neder
landse speelfilmproduktie heeft
voortgebracht. Er zit trouwens,
naar mijn mening, gemakkelijk
een groot internationaal succes in,
wanneer men althans het specifie
ke taalgebruik op de juiste manier
weet over te brengen, ènwan
neer de film door de buitenlandse
censuur heenkomt, hetgeen lang
niet overal zeker is
Nee, de werkelijke moeilijkheid zit
niet in 't verhaal, maar in de wijze
waarop de roman het verhaal ver
telt. Zo eenvoudig en onmiddellijk
als het verhaal is, zo gecompli
ceerd en geraffineerd is de compo
sitie ervan. Het stikt bijvoorbeeld
van de flash-backs. Nu is dat op
zichzelf voor de film natuurlijk
geen punt: al heel vroeg in de
filmgeschiedenis is de flash-back als
een specifiek stijlmiddel ontdekt
en aangewend. Moeilijker is het
uiteraard, dat de flash-backs in de
roman op verschillende niet-chro-
nologisch geordende niveaus lig
gen. Maar ook dóór deinst de film
sedert Resnais' 'Hiroshima mon
amour' eigenlijk niet voor terug.
Wat het écht moeilijk maakt, is de
totale retrospectieve gezichtshoek
van waaruit de roman het verhaal
van de 'amour fou' van de 'ik' en
zijn 'rooie Olga' vertelt. De eerste
zin van het boek luidt: 'Ik was
aardig in de rotzooi terecht geko
men nadat ze bij me weggegaan
was'. In het laatste hoofdstuk wordt
verteld hoe de 'ik' na Olga's ster
ven een gesprek met de arts heeft
naar aanleiding van de pruik die
hij Olga gegeven heeft om er haar
kaalgeschoren schedel mee te be
dekken. 'Ik zei dat ze hem moest
ophouden. Dat ze het zelf zo ge
wild had', 't Gebruik van de tijden in
begin- en slotzin maakt duidelijk,
dat het hele verhaal, van het eer
ste begin af tot het allerlaatste
moment toe, retrospectief is ge
zien, dus als een terugblik, vanuit
een nog later moment 'nu', dat
buiten, of liever; na het boek ligt.
Maar binnen dat retrospectieve ka
der liggen dan weer allerlei andere
flash-backs, soms zeer groot en tot
hoofdstukken uitgebreid, soms ook
heel gering en in één enkele zin
vervat, die chronologisch geen en
kele lijn tonen. Het boek vangt
aan op het moment waarop de 'ik'
volslagen ontredderd is door de
ontdekking dat zijn grote liefde
ten einde is en vertelt in vogel
vlucht de destructieve sexuele avon
turen waarmee hij zijn verworpen
liefde tracht te compenseren: een
volgend hoofdstuk richt zich voor
namelijk op de confrontatie met
Olga's ouders, en wel op de gehele
periode waarin hij met hen te
maken had, pas daarna begint het
verhaal bij het het begin: de eerste
ontmoeting met Olga.
Tien hoofdstukken verder zijn we
terug bij het moment van hoofd
stuk 1, de 'ontreddering'; daarna
gaat het verhaal voort in een zekere
chronologische volgorde tot het
moment van Olga's sterven. Het
tijdsverloop wordt in dat laatste
deel veel nadrukkelijker aangege
ven, via de verschillende ontmoe
tingen die de 'ik' nog met Olga
heeft en via de schaarse kaarten
die hij van haar tijdens haar ver
blijf in het buitenland ontvangt.
Het eerste deel, het verhaal van de
liefde zelf, is daarentegen inzake
de tijdsduur heel vaag: héél die
grote liefde is als het ware één
groot moment, dat zich onafgebro
ken in de chronologische tijd her
haalt.
Dé grote medespeler in het boek
van Wolkers is de Tijd. Er zijn
opmerkingen in het boek zelf die
de rol van de tijd duidelijk marke
ren. 'Ik besef nu dat het altijd al
voorgoed te laat was', zegt de 'ik'
op pag. 64. En op pag. 97, na de
geschiedenis van de door de 'ik' in
opdracht gemaakte plastiek van
een moeder en haar kind, waarin
eigenlijk al Olga's hele bestaan ont
huld ligt, heet het: 'Maar wat mijn
handen al wisten, had ik zelf te
laat begrepen. Te laat om haar nog
te kunnen helpen'. Die rol van de
tijd kan eerst duidelijk worden
vanuit het totale, retrospectieve
perspectief van waaruit het hele
boek geschreven is. Hoe lost men
zoiets op in de film, waarin alles
wat op het doek gebeurt, een pre
sens, een 'nu' is? Ee:. procédé la
'L'année dernière Marienbad'
(Resnais), waar de eigenlijk waar
nemer of dromer buiten de film
zelf staat, is wel het laatste dat bij
dit bloed-warme en zo onmiddel
lijk aansprekende boek zou passen.
Maar ook het stijlmiddel van de
'innerlijke stem' is te abstract, te
'literair' en in ieder geval te wei
nig direct. Wat er nodig zou zijn,
is een 'subjectieve camera'. Die
komt in de film bij herhaling
voor, bijvoorbeeld in het begin als
Erik de 'ik' uit de roman
met het zoveelste meisje thuiskomt
en in het duister van zijn atelier
het beeld van Olga voor de echte
Olga aanziet. De camera ziet daar
ook werkelijk de echte OlgaOf
in de scène van de begrafenis van
Olga's vader, die we opeens boven
op de neerzinkende kist zien zit
ten, in zijn geliefde leuningstoel
tje, terwijl hij de Radetzkymars
'speelt': een heel gedurfde, maar
erg geslaagde subjectieve opname.
De film heeft de tijdsstructuur van
het boek vereenvoudigd. Hij gaat
uit van het moment van de 'ont
reddering*, geeft dan de liefdesge
schiedenis als één grote flash-back,
keert terug tot het moment van de
ontreddering in exact dezelfde
opname als het begin en ver
volgt dan de verdere geschiedenis,
zonder overigens zo sterk het ac
cent op het tijdsverloop daarvan te
leggen als het boek doet. Die ver
eenvoudiging is juist, omdat hij
samenhangt met verschil in pers
pectief tussen boek en film: on
danks de aanlopen tot een 'subjec
tieve camera' blijven we in de film
Erik als object waarnemen in
tegenstelling tot de 'ik' van het
boek. Zodra de subjectieve wraak-
Rutger Hauer en Monique van der
Ven in 'Turks Fruit'
dromen van het begm van de film
ten einde zijn, zien we de dromer
zélf als object, wiens geschiedenis
door iemand 'verteld' wordt, ter
wijl in het boek de 'ik' volledig
getekend wordt door het perspectief
van waaruit hij waarneemt. Dat
wil dus zeggen, dat de filmmakers
een belangrijke struktuur van het
boek op een andere manie 'waar'
hebben moeten maken een pro
bleem waarbij het van minder be
lang meer is, in hoeverre het boek
tot in alle details door de film
gevolgd wordt. Dat bereikt te heb
ben is de enorme verdienste van
de film: dat men in de stijl het
equivalent gevonden heeft van het
perspectief van de roman. De enor
me vaart, het hilarische aspect van
de gebeurtenissen, de exacte 'ti
ming' ervan, is de volledige ver
beelding geworden van dit expan
sieve levensgevoel dat plotseling
zijn 'volmaaktheid' heeft ontmoet
zomaar ergens op de auto-snel
weg.
De fietstocht na de huwelijksvol
trekking op het stadhuis werd een
feest van lichtvoetigheid en speels
heid, een ontheven-zijn aan alle
starre wetten van verkeer, zónder
noodlottige gevolgen. Hartver
scheurend is de opname waarin
Olga in alle opgedirkte kleurigheid
bewusteloos in het toilet van het
warenhuis wordt aangetroffen. En
hoe verschrikkelijk goed is die
droge toon van ingehouden ver
driet van de laatste bladzijden van
de roman geëvenaard in de opna
me van Olga's sterven. Erik zit
voor het grote raam van de zieken
kamer; de camera staat laag op de
grond achter in de kamer, zodat
Olga's hoofd op het kussen en
Erik voor het raam als silhouetten
zijn waargenomen. Er gebeurt
niets meer. Een enkele beweging
nog en het is voorbij. De gezichten
van de dode en de levende zijn
door het tegenlicht onzichtbaar. Zo
wordt door de camera de 'afstande
lijkheid' geschapen van het slot
van het boek. Een verdriet dat te
groot is om er iemand nog in toe
te laten, zelfs als men hem alles
verteld heeft. Je komt de film uit
met net zo'n emotionele 'lading'
als wanneer je het boek dicht
doet. Groter compliment is er niet
denkbaar.