Raiffeisenbanken en Boerenleenbanken De lessenaar in de ne en de gitaar n de andere hand Minder mensen naar ziekenhuis noemen zich voortaan kortweg de bank voor iedereen Ede wil landgoederen van Napolitaanse kopen floestafa, advocaat in voetspoor van Speenhoff KBm B DWZSQB HDDBZ9BB7 de echte donsdeken* in kleurige hkenmertrekkeo Twee huisartsen uit Lent verwezen minder vaak naar specialist Gezondheidszorg 'in eerste lijn' moet verbeterd |0U W/KWART ET ZATERDAG 3 MAART 1973 BINNENLAND T17/K17 (ADVERTENTIE) labobank oor Leo Kleyn )p de foto waarop hij, breed glimlachend, zo schalks de luit hanteert, doet hij rel een beetje aan Cees de Lange denken. Van die gelijkenis met de veelbe- listerde komiek blijft weinig heel, als hij in de hoge gang van het Amster- amse grachtenhuis met ferme tred op zijn bezoeker afkomt om hem de hand ,e drukken. De foto dateert van heel wat jaartjes her. be begroeting is vriendelijk, maar trmeel. Het daaropvolgende gesprek in met dezelfde bewoordingen wor- n gekarakteriseerd. 'Mag ik u voor- an?' vraagt hij, terwijl hij een trap igint te beklimmen. In een verve- os vertrek, ergens boven in het lis, strijkt hij neer achter een mas- ef houten bureau. In de kamer lig- in her en der verspreid stapels stof je, vergeelde dossiers, et onderhoud wordt eenmaal onder loken door een telefoontje, waarbij innelijk een echtscheideingsprocedu- ter sprake komt. Hoewel 73, houdt rnst August Moes, advocaat en pro- ureur, zich nog steeds beroepshalve iet zulke zaken bezig. 'Het is een rij beroep, hè', 'dan kun je doorwer- en'. Hij gaat er ook mee door, als ij op 15 maart zijn vijftigjarig jubi- um als advocaat gevierd zal hebben, et is dat jubileum dat de verslagge- er naar het kantoor van mr. E. A. loes aan de Leidsegracht in Amster- am heeft gevoerd. Desondanks wordt nauwelijks een woord aan vuil emaakt. Het in kleine kring te vie- in feest is een mooie aanleiding nog ens even stil te staan bij het tweede ven van de jubilerende advocaat, at zich ver van de balie op allerlei odia en voor de radiomicrofoon eeft afgespeeld. let graagte, welwillend, maar soms >ch enigszins nors reagerend op een raag, haalt de vitale jurist herinne- ingen aan dat andere leven op. Een ossier komt er niet aan te pas: hij ut geheel uit zijn geheugen, waarbij ij zichzelf slechts een dood enkele eer hoeft te corrigeren. Iet verhaal is weemoedig gekleurd; r duiken een vergane glorie herinne- ende namen als 'Showboat' en 'Ne en heit de klok' in op. Wie die adioprogramma's geregeld beluisterd eeft, moet zich ook Moestafa herin eren. Met zijn zelfgemaakte liedjes leurde Moestafa die programma's op, ichzelf begeleidend op een eenvoudig ïuziekinstrument. loe kwam u aan die naam, Moestafa? 0, daar zat niks exotisch achter of zo. >P de lagere school noemden ze me Appelmoes', en later, op de middelba- e school, werd ik 'Moestafa' ge- loemd. Toen ik in het cabaret van -hiel de Boer kwam en een artiesten- 'aam moest kiezen, vond ik Moestafa ffel geschikt. Ik had die naam trou wens al eerder gebruikt. Een keer of 'rie, vier heb ik een versje in De «roene geschreven, in de tijd van Charivarius, dat was een vriend van een kennis van mij. Nou, daar zette te toen 'Moestafa' onder'. Hoe bent u bij dat cabaret van Chicl de Boer verzeild geraakt? Chiel de Boer was een buurtvriendje van me en later op de hbs, de tweede vijfjarige in de Roelof Hartstraat, ook een schoolvriendje. Hij is dus tand arts geworden. In zijn studententijd, dat zal omstreeks 1920 geweest zijn, had hij zo'n studentencabaretje, op zolder aan het Rokin, waar hij oen woonde. Daar ben ik eigenlijk 'egonnen met zelf liedjes te zingen, ken van de alleroudste liedjes, dat is heel bekend geworden, is 'De mum mie van de pharao'. Daarna heb ik hiel de Boer een hele tijd uit het oog verloren. Ik kwam hem weer "egen in de tweede helft van de lerhger jaren. Hij had toen een caba- 'otje ingericht. Ik was toen dus al 'gestudeerd. Ik heb een hele tijd, jaar of twintig, in dat cabaretje .ewerkt. Daarnaast trad ik ook wel in nn eentje op'. Uw loopbaan als cabaretier dateert dus van uw studententijd? 'O, nee, ik deed het veel eerder, op de middelbare school al. Een vriendje van mij had een zolder gehuurd en daar gaven we avondjes, voor vrien den en kennissen. Tegenwoordig ge beurt dat veel minder, maar in die tijd moest je wel. Nu is het zo dat je bij een feestje een pick-up en platen meeneemt, maar dat had je toen nog niet. Er waren toen veel meer jon gens die een instrument gingen bespe len. En als student deed je dat ook, met je vriendjes. Er waren er zoveel die dat deden. Als ze dan afgestu deerd waren, borgen ze het in de kast. Ik ben dus niet voortgekomen uit het studentencabaret, zoals Paul van Vliet of Seth Gaaikema'. U zong alleen liedjes? 'Ja, ik heb nooit mee willen doen aan sketches en dat soort dingen. Daar zou ik niet geschikt voor geweest zijn. Ik ben geen acteur. Ik begrijp ook nooit hoe die mensen al die teksten uit hun hoofd kunnen leren. Nee, ik wou mijn eigen werk brengen. Daar ben ik ook altijd heel consequent in geweest; zowel de tekst als de muziek was van mezelf. Wat ik deed, was helemaal de stijl van de ouwe Speen hoff. Ja, dat is wel een voorbeeld voor me geweest. Net als hij kwam ik altijd op met de lessenaar in m'n ene hand en de gitaar in m'n andere; de tekstboeken zette ik voor me; de melodie zat in m'n hoofd'. U imiteerde Speenhoff? 'Nee, welnee. Ik heb Speenhoff niet geïmiteerd, ik ben door hem geïnspi reerd. Als je die liedjes van mij naast die van Speenhoff legt, is er een heel verschil. Nee, het zat hem in de uiterlijke manier van optreden, dat had een beetje dat onbeholpene. Het was uiterst primitief, net als bij Speenhoff. Ik maakte bijvoorbeeld heel eenvoudige wijsjes. Met drie of vier grepen was ik klaar'. U begeleidde uzelf op de gitaar? 'Bij het zingen gebruikte ik een gi taar, of een luit. In die orkestjes op school speelde ik mandoline. Ik heb ook nog pianoles gehad, in mijn jeugd. Daar had ik vreselijk de pest in'. Hoeveel liedjes hebt u nou geschre ven, schat u? 'O, dat loopt in de honderden. Na de oorlog trad ik jarenlang iedere week voor de radio op, in die serieprogram ma's. de Vara-Showboat, De bonte dinsdagavondtrein. Negen heit de klok. Daar moest je steeds iets nieuws voor hebben'. Waarover gingen die liedjes? 'Ja, waar gingen die over? Meestal pakte je gewoon het een of andere ding uit de krant bij de kop. Dan las je eens wat waarvan je dacht: daar kan ik wel een liedje over maken. Alles werd dan wel in het gekke getrokken. Wat je nu hebt, hoe noe men ze dat, geëngageerde liederen, dat bestond in die tijd nog niet, dat deed men niet. Bij de radio stond ik vooral bekend als de Amsterdammer. Op een gegeven ogenblik ben ik op het idee gekomen een onontwikkelde Amsterdammer naar een grote cultu rele gebeurtenis te sturen en daarover dan een lied te maken. Op de radio werd ik toen meteen tot de Amster dammer gebombardeerd'. U hebt er nooit uw beroep van ge maakt. 'Nee. Ik heb wel een tijd gehad dat ik vrij bekend was en toen ben ik wel eens benaderd, ik weet niet eens meer door wie. Maar ik heb direct gezegd: dat doe ik niet. Ik heb allemaal drama's meegemaakt, gevallen van mensen die hun baan lieten lopen en in de meeste gevallen was het dan in een jaar of twee, drie bekeken. Daar ben ik altijd erg voorzichtig mee geweest. Ik heb altijd gezegd: het blijft een bijwagen. Misschien is dat wel een van de redenen geweest dat ik het zo lang heb uitgehouden'. Was dat wel te combineren, de advo catuur en het cabaret? 'De advocaterij is altijd voorgegaan. Dat andere deed ik er met de linker hand bij. En kijk eens, er zijn hon derden advocaten die in allerlei bestu ren zitten, bij liefdadigheidsinstellin gen, in kerkeraden, weet ik veel. Die spendeerden daar veel meer tijd aan dan ik aan dat hele cabaret. Ik heb er nooit andere dingen bij gedaan; ik heb geen postzegels verzameld of zo. Van een onzer verslaggevers ARNHEM/EDE Gedeputeerde Staten van Gelderland zijn, blij kens hun voorstel aan de Staten, bereid vijftien procent van de kosten voor rekening te nemen, die de gemeente Ede heeft moeten maken om het landgoed Kernhem en het Edese Bos te kopen. Deze behoorden toe aan mevrouw S. M. M. gravin Gaetani Dell Aquila d'Aragona-Bentinck te Napels. Het gaat om een bedrag van 4.088.500 gulden, waarvan de provincie dan 614.000 gulden zou betalen. Er bestaan oude banden tussen de gemeente Ede en de familie Bentinck, die er prijs op stelde het erfgroed aan deze gemeente over te doen, ook om zodoende verkaveling te voorkomen. Kernhem is 124 hectare groot, waar van 29 hectare bos en 95 hectare bouwgrond. Het landgoed heeft vele houtwallen en lanen, die met de land bouwgronden een Coulissen-landschap vormen. Het Edese bos is 433 hectare groot Het bestaat bijna geheel uit bos, waarvan de kern wordt gevormd door beuken- en eikenbossen uit 1750. In de nota beleidsaangelegenheden in zake natuurbehoud is nog onlangs geschreven dat als algemene regel rijk noch procincie subsidie verleent voor de aankoop van dergelijke gebieden. Met handhaving van dit uitgangspunt zien Gedeputeerde Staten van Gelder land toch wel een zodanig procinciaal belang, dat zij menen een bijdrage van de provincie te kunnen voorstel len. De gemeente Ede blijft hopen dat ook het rijk, als de rijks-financiën wat meer soelaas bieden, alsnog be reid is in de toekomst de gemeente tegemoet te komen. (ADVERTENTIE) Moestafa in zijn glorietijd. En ja, dan vragen ze je ook altijd: heeft het je nou niet geschaad in je praktijk? Ach, er zullen er wel ge weest zijn die gedacht hebben: zo'n komediant moet ik niet hebben. Maar ja, aan de andere kant waren er natuurlijk ook mensen die dat juist leuk vonden. Nee, ik kan wel zeggen dat ik er nooit last van heb gehad, ook niet van de kant van advocaten, dat ze dat maar minderwaardig von den of zo, ik heb het tenminste nooit gemerkt'. Niet zonder weemoed constateert Ernst August Moes dat de kleinkunst waarin hij bedreven was, langzamer hand is uitgestorven. 'Ze doen het nu heel anders. Nu heb je van die shows om de een of andere persoon heen. Liesbeth List of Gerard Cox. Dat is mijn stijl niet. Ik ga daar niet optre den met van die dansmeisjes achter me, en die lichteffecten. Tegenwoor dig heb je daar ook een regisseur bij. Dat bestond toen helemaal niet. Het ging allemaal primitiever. Naar mijn smaak, maar ja, dat zegt natuurlijk iedereen uit de ouwe school, was het veel intiemer, veel prettiger. Nou ja, ik kan niet zeggen dat het toen beter was, we deden het gewoon heel an ders'. Tot een jaar of tien geleden viel Moestafa geregeld te beluisteren, via de radio of ergens in het land. Onge veer drie jaar geleden is hij nog eens in een radioprogramma geweest. 'Als ze me morgen opbelden, deed ik het weer', zegt hij. 'Maar ja, het genre is een beetje uit de tijd'. En bovendien: uw slaapkamer ziet er zonniger uit, het stof- vlokken-probleem is opgelost, bed opmaken wordt een donslicht karweitjeI 'goedgekeurd docr de Nederlandse Vereniging*» Huisvrouwen. Van onze redacteur wetenschappen NIJMEGEN Is het mogelijk, Nederlands ziekenhuizen ongeveer half leeg te laten lopen en tegelijk de kwalitiet van de gezondheidszorg te verbeteren? Niet van vandaag op morgen natuurlijk, maar in drukwekkende aanwijzingen in deze richting kwamen gisteren uit Nijmegen, waar dokter R. A. de Mel ker promoveerde op het proefschrift Ziekenhuispatiënt-huisarts-gezin. Er wordt op het ogenblik erg veel ge praat over de noodzaak om de eerste lijns gezondheidszorg (de activiteiten van huisarts, wijkverpleging, maat schappelijk werk, psychologen en an deren, liefst in nauwe samenwerking) te versterken. Maar er wordt (nog) niet indrukwekkend veel gedaan. In de huisartsenpraktijk die dr. De Melker en prof. dr. F. Huygen samen in Lent uitoefenen, is er wèl iets aan gedaan. Niet bij wijze van experiment, en niet gisteren, maar al jaren gele den, en omdat beide artsen vonden dat zij zo het beste werkten. En eigenlijk haast toevallig zijn daar een paar harde resultaten van bekend geworden. In het jaar 1971 werden van de 5500 mensen in die praktijk er 281 om een of andere reden in een zieken huis opgenomen, dat is 5,3 procent. Van de totale Nederlandse bevolking werd in 1970 9,7 procent opgenomen, dus bijna tweemaal zo veel. Bovendien lagen de patiënten van Huygen en De Melker korter in het ziekenhuis, als ze er al terechtkwamen. Na hooguit twee weken was 73 procent ontslagen (lan delijk: 61 procent); elf procent moest langer dan vier weken liggen (lande lijk: zestien procent). Hoe komt zoiets nu? Zijn de mensen in Lent zoveel gezonder dan andere men sen? Dr. Melker: nee, in onze prak tijk komen lichamelijke ziekten als urineweginfectie, suikerziekte, die je scherp kan constateren, hoogstens méér voor dan elders. (Die cijfers staan nog niet in het proefschrift, we hebben ze nog maar net.)' Maar patiënten worden aanzienlijk minder vaak naar een specialist ver- wezen. En dat blijkt heel direct door te werken in het aantal ziekenhuis opnamen, want van de doorverwezen patiënten, of dat er nu veel of weinig zijn, wordt steeds ruim eenderde in het ziekenhuis opgenomen. Dus vaak overbodig? Dr. Melker: acht, de specia list kan daar vaak niets aan doen. Wanneer ik iemand met onduidelijke klachten, waar ik niet uitkom, naar een internist stuur, dan kan die man niet anders dan zijn plicht doen. Hij moet gewoon alle in gaanmerkin komende ziekten onderzoeken, en dat betekent vaak observatie-opname. Van wal in sloot Intussen weet die internist al bijna zeker dat de patiënt helemaal niet bij hèm had moeten zijn, dat zij klachten meer te maken hebben met psychische of maatschappelijke problemen, waar aan een ziekenhuis niets kan repare ren. Sterker nog, zegt dr. De Melker, de ervaring leert dat opname deze mensen van de wal in de sloot kan helpen. Zij worden erdoor gesterkt in de gedachte dat een lichamelijke kwaal aan hun probleem ten grond slag ligt, en dat kan zelfs leiden tot invaliditeit, die dan door het handelen van de arts in veroorzaakt Het beleid in Lent is erop gericht de patiënten zo weinig mogelijk te ver wijzen. Het is de taak van de huisarts, vindt De Melker, in het klachtenpa- troon van zijn patiënt zowel de licha melijke aspecten als de onderliggende psychosociale problemen te onderken nen en als dat kan behandelen. Wil dat effectief gebeuren, dan moet aan een aantal voorwaarden zijn vol daan, die in Lent inderdaad zijn ver vuld. Beide betrokken huisartsen zijn uitvoerig getraind in gesprekstechnie ken. Zij hebben, en dat is misschien een voordeel van hun binding met de universiteit, toegang tot laboratorium- faciliteiten en röntgenapparatuur, zo dat zij onderzoek in eigen hand kun nen houden dat andere artsen veelal aan de specialist moeten uitbesteden. En zij hebben de moed om weinig te verwijzen. Wat zijn daarvan nu de gevolgen voor de kwaliteit van de gezondheidszorg? De vermindering van het aantal zie kenhuisopnamen staat vast Maar hoe vergaat het de anderen? Blijven zij ten onrechte thuis? Om te beginnen, aldus dokter De Melker, is opname in een ziekenhuis, plaatsing in een vreem de omgeving en in een afhankelijke positie op zichzelf ongezond. Wanneer je het kunt vermijden is dat een ver betering van de gezondheidszorg. Dat er gekke dingen gebeuren in on ze praktijk, geloof ik niet. Door de ver binding met de universiteit (beide he ren werken part-time op het Nijmeegse instituut voor huisartsgeneeskunde) hebben wij geregeld binnen- en buiten landse collega's over de vloer. We wor den gewoon intensief op onze vingers gekeken. 'Tenslotte zou men', staat in het proef schrift, 'het enige harde criterium aan de orde kunnen stellen, het sterftecij fer1. Dat heeft dr. De Melker dan ook gedaan. Zijn conclusie is 'dat er geen enkele aanwijzing is dat het lagere opnamepercentage tot een hoger sterf tecijfer heeft geleid.' Verder wil hij beslist niet gaan. Uit de gegeven cijfers blijkt dat van 1966 tot en met 1971 in de Lentse praktijk minder mensen zijn overleden dan op grond van leeftijdsopbouw en urbanisatiegraad kon worden verwacht Volgens onze berekening kan met gro te waarschijnlijkheid (99%) worden gezegd dat dat verschil niet op toeval berust. Dat zou iets te maken kunnen hebben met het door Huygen en De Melker gevoerde beleid, niet altijd te wachten tot mensen met klachten komen, maar groepen in hun praktijk met een ver hoogd gezondheidsrisico actief op te sporen. Niet onbetaalbaar Kost zo'n beleid de huisarts nu niet zo veel tijd dat het onbetaalbaar wordt? Zeker wanneer hij ook meer aandacht besteed aan psychische pro blemen, meer eigen onderzoek doet en zijn 'eigen' ziekenhuispatiënten be zoekt? Als je het goed aanpakt niet, zegt dr. De Melker. Op het spreekuur kunnen we gemiddeld tien patiënten per uur aan, mede dank zij de aan wezigheid van twee goede praktijk assistentes. En ga maar na, we hebben samen een praktijk van 5500 zielen, elk een gedeeltelijke baan, en tussen door heb ik ook nog een proefschrift bewerkt. Die ziekenhuispatiënten kos ten twee uur per week, en dat is dus te overzien. Alleen in grote steden, waar patiënten over veel ziekenhuizen zijn verdeeld en je met een auto nauwelijks uit de voeten komt, zou dat moeilijk worden. Maar leg alsjeblieft niet teveel nadruk op hoe goed het hier nu gaat, er zijn echt meer artsen die op deze manier werken. Alleen bij ons zijn nu toeval lig de cijfers uitgezocht Een miljard Dat was inderdaad toevallig, want het promotie-onderzoek had betrekking op de rol van de huisarts wanneer hij in het ziekenhuis zijn patiënten op zoekt Ideeën daarover werden met vragenlijsten verzameld bij huisartsen, patiënten en behandelende specialis ten. Om al die percentages wat vlees en bloed mee tegeven, ging dokter De Melker een jaar lang na wat hij nu zélf in de ziekenhuizen doet En toen kwamen, ook tot zijn eigen verrassing, de verrassend lage opnamepercentages boven water. Als die voor heel Neder land zouden gelden, zou dat aan zie kenhuisrekeningen ruim een miljard per jaar uitsparen. Een gegeven waar minister Stuyt di rect bovenop is gesprongen door nog vóór de promotie te citeren dat er dus een miljard zou kunnen worden be spaard. Die conclusie neemt dr. De Melker beslist niet voor zijn rekening. Want dan zou toch wel terdege de eerste-lijns gezondheidszorg versterkt moeten worden met meer dan alleen mooie woorden. 'Terwijl je op het ogenblik ziet dat voor de nieuwe huis artsenopleiding nog geen geld beschik baar worrdt gesteld.' Van het proefschrift van dr. De Mel ker verschijnt een handelseditie bij Dekker en Van de Vegt, Nijmegen, 27,50. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 17