'Blij met vrijheid en zelfstandigheid' (ermislui orden itgebuit ferpleegden niet zien als patiënten laar zoveel mogelijk als 'gewone' mensen Tl6/1 )UV/KWARTET ZATERDAG 17 FEBRUARI 1973 BINNENLAND T17/K17 [gezette tijden steekt zowel in de lichamelijke als in de itelijke gezondheidszorg een bepaald conflict de kop op: de jd tussen de medische en sociale werkers, die in een inrichting lenwerken bij de verzorging van een groep gehandicapten, [het ogenblik woedt die strijd in de verpleeginrichting jr lichamelijk gehandicapten Nieuw Unicum in Zandvoort, enige geleden deed zich een soortgelijk geval voor in het paviljoen jr geestelijk gehandicapten Dennendal (een onderdeel van Willem Arntzstichting) in Den Dolder. Hoewel de problematiek geval tot geval natuurlijk kan verschillen, komt het conflict h altijd weer neer op het punt: moeten wij onze patiënten bewoners, zoals velen ze liever noemen) beschouwen medische gevallen, waaraan zoveel mogelijk medische zorg et worden besteed en die echt als patiënten behandeld moeten 'den of hebben wij te maken met een groep mensen, die een aaide handicap heeft, daar ook niet meer van af komt, maar die afgezien van die handicap heel gewone mensen zijn, die niet als patiënten behandeld horen te worden, en die dus in principe behoren te beschikken over dezelfde mogelijkheden en vrijheden als alle 'normale' mensen? Vooral in inrichtingen waar naast een 'gewone' directie ook nog een speciale medische staf is, liggen deze conflicten voor de hand: de arts ziet de gehandicapte als een patiënt, waaraan nog heel wat gesleuteld moet worden, de sociale werker ziet de gehandicapte als iemand, die zo normaal mogelijk moet kunnen leven met zijn handicap. Over deze problematiek hadden wij een gesprek met de directie van de stichting 'De Vijverhof' in Epe (een stichting die twee tehuizen voor zwaar lichamelijk gehandicapten en een voor minder zwaar gehandicapten beheert)en enkele inwoners van huize 'De Vijverhof', zelf zwaar gehandicapt. Mevrouw Rolsma en de heer Kuiper: privacy moet zo groot mogelijk zijn. ISIES OP DE GEHANDICAPTEN BOTSEN iek. elk r Cisca Dresselhuys bestaan voor gehandicapte len beperkingen, zowel in mogelijkheden als in hun heid. Dat zijn beperkingen, het directe gevolg zijn van handicap en een eventueel ivongen verblijf in een inrich- Deze beperkingen zijn, dacht le enige, die de gehandicapte moet kennen. Er mogen andere bijkomen, die van enaf door goedwillende art- verpleegsters of andere ver- ers zijn opgelegd. Ik wil mee zeggen, dat een lichame- gehandicapte alle vrijheid t hebben, die wij onszelf en :re gezonde mensen gunnen, liet verlenen van die vrijheid ie privacy, vooral in een in- :ing, gepaard zal gaan met moeilijkheden, is duidelijk, dat mag niet betekenen, dat er dan maar vanaf moeten Integendeel, wij moeten zoeken naar oplossingen om "óch mogelijk te maken? Kuiper, directeur van 'de Vij- P in Epe en mevrouw A. Rols- Wilde, directrice van dezelfde ling, zijn het op dit punt volle- iet elkaar eens. Beiden, hoewel eel verschillende levenssferen af lig (hij- beroepsmilitair en zij- eegster) staan op het standpunt, e lichamelijk gehandicapten, met :ij in hun tehuizen te maken in, een zo groot mogelijke pri- dienen te hebben, hebben daarbij een voordeel, dat inrichting als Nieuw-Unicum wij hoeven als verzorgingstehuis speciale medische staf te hebben moet een verpleegtehuis wél), dinkt misschien niet erg aardig, toch is het zo: het afwezig zijn een medische staf bespaart ons ichijnlijk wel wat problemen, ilijkt immers in de meeste geval- lie wij tot nu toe hebben meege- t, zoals Nieuw-Unicum en Den- il zo te zijn, dat het verschil in ipvatting tussen de medische- en et-medische-staf, de aanleiding is inflicten. De medici de artsen, ook de verpleegsters blijven handicapten veel te veel zien, als latiënt, aan wie zo veel mogelijk iterd moet worden', aldus de Kuiper. 'Ik ben van afkomst verpleegster, maar echt verpleegsterswerk doe ik hier niet. We hebben hier namelijk mensen, die medisch gezien aan het einde van hun mogelijkheden zijn. Deze mensen leven met een handicap, die niet meer te veranderen is, hoe je er ook aan doktert. Natuurlijk, voor sommigen is het goed en nuttig be paalde oefeningen te blijven doen om bijvoorbeeld verdere verstijving tegen te gaan, maar dat is .dan ook alles. Een echte verbetering zal er in hun lichamelijke toestand niet meer ko men. Wat is er dan logischer dan dat je, daarvan uitgaande, zegt: richt je leven in, zoals je wilt en zoals dat mogelijk is met jouw bepaalde handi cap. Wanneer wij hier mensen heb ben, die zeggen te willen stoppen met een bepaalde medische of para-medi sche behandeling, hebben ze daar vol ledig het recht toe. Wij wijzen hen natuurlijk wel op de eventuele gevol- 4 gen van het stopzetten van de behan- deling, maar de mensen hebben zelf het recht om te beslissen. Er zijn gevallen, waarin ik de mensen, die dat doen, beslist gelijk geef. Als er tot aan het 20-ste, 25-ste jaar aan die mensen getrokken is van alle kanten, zonder dat het iets goeds heeft opge leverd, dan kan ik me voorstellen, dat ze daarna zeggen: laat me nu maar met rust, nu wil ik eindelijk eens normaal leven, voor zover dat moge lijk is', aldus mevrouw Rolsma. Wanneer er weer ergens zo'n conflict oplaait in een inrichting, zijn het altijd weer dezelfde kreten, die je hoort: drank, sex, kortom: orgieën. Dat klinkt erg verontrustend, maar waar komt het in feite op neer? 'Wanneer ik door een doorsnee straat loop, dan zijn daar ook mensen die een borrel (te veel)1 drinken en men sen, die met elkaar naar bed gaan. We moeten er altijd aan denken een inrichting gewoon te vergelijken met de maatschappij-daarbuiten. Het komt er in de meeste gevallen kortweg op neer, dat men invalide mensen niet meer ziet als complete mensen met dezelfde behoeften en wensen als an deren. Wanneer wij en dat is de hele maatschappij, inclusief het ver zorgende personeel in de inrichtingen er toe zouden komen de invalide mens te beschouwen als een compleet mens, met maar een bepaalde beper king, dan zouden deze conflicten gro tendeels tot het verleden behoren', aldus de heer Kuiper. 'Overigens moeten we natuurlijk nuchter zijn en toegeven, dat het heel moeilijk is gehandicapte mensen in een inrichting dezelfde rechten en vrijheden te geven als gezonde men sen daarbuiten. Het is déérom zo moeilijk, omdat deze mensen altijd op een ander zijn aangewezen, van de meest eenvoudige tot de meest intie me handelingen toe. zodat er nooit sprake zal kunnen zijn van een volle dige privacy. Neem bijvoorbeeld de sexualiteit, een gebied, waarop ieder een een zo groot mogelijke privacy wenst. Wanneer een zwaar gehandi capt echtpaar met elkaar naar bed wil, moet er altijd hulp van een derde aan te pas komen. Dat is ver schrikkelijk moeilijk, zowel voor de gehandicapten als voor de verzorg sters. Dat zien wij ook wel in. Maar toch mag dat niet betekenen, dat je de hele sexualiteit en het sexuele leven tot een onmogelijkheid verklaart voor de gehandicapte. Dat is de gemakkelijkste, maar ook de meest onmenselijke oplossing, die je je kunt voorstellen. Op het ogenblik is het zo, dat wij de problemen allemaal levens groot onderkennen en er in de prak tijk steeds meer mee te maken krij gen, maar dat er nog geen bevredi gende oplossingen voor bestaan. Zo'n tijd is altijd een moeilijke tijd. Maar we kunnen nu eenmaal niet wachten tot we te maken krijgen met volgende generaties patiënten en verzorgsters, die beide meer geëmancipeerd zullen zijn. We moeten de zaken nü onder ogen zien, compleet met bestaande remmingen, frustraties en vooroorde len'. aldus de heer Kuiper. Mevrouw Rolsma vertelt: 'Wij hebben hier een zwaar gehandicapt paar, dat zich wil gaan verloven. Beiden zijn voor alle handelingen op een ander aangewezen. Wij hebben met z'n drie en vaak gepraat over hoe het nu verder moet. Ik heb gezegd: als jullie een verhouding beginnen, dan hebben jullie natuurlijk recht op een sexueel leven, zoals ieder ander. Maar besef goed, dat jullie sexuele leven (althans de uitingen daarvan) alleen maar kan bestaan, als ik jullie daarbij help. Dat wil ik zeker doen. Maar het is erg moeilijk, zowel praktisch als emotio neel. Jullie zouden namelijk altijd een beroep op mij moeten kunnen doen, maar ik ben er vaak met, vooral 's avonds en 's nachts. Dan kunnen jullie mij niet bereiken. En andersom: wanneer ik er wél ben, kunnen jullie wel helemaal geen be hoefte hebben om met elkaar naar bed te gaan. En dat is dan alleen nog maar de praktische kant van de zaak. Emotioneel is het ook niet zo gemak kelijk. Wij hebben het er als verzorg sters hier wel eens over gehad. Dan blijkt dat je eigen voorkeuren voor personen een heel belangrijke rol spe len. Je merkt dat je de één wel wilt helpen bij zijn sexuele handelingen en de ander liever niet. En nu ben ik nog een wat oudere, zelf getrouwde vrouw. Maar neem nu die jonge meis jes, die wij hier als verzorgsters heb ben. Ze komen vaak uit zeer be schermde, besloten milieu's. Hebben zelf zo hun problemen met de sexuali teit. Die meisjes belast je dan ook nog met de sexuele problematiek van anderen, waarbij het niet alleen gaat om erover praten, maar ook om daad werkelijk helpen. Je legt deze meisjes een zeer zwaar iets, bijna iets onmo gelijks, op. De enige oplossing is: praten, praten en nog eens praten, zowel met de verzorgsters, als met de gehandicapten, dan komen de proble men tenminste boven tafel'. Een apart probleem vormen de ou ders. 'De (jonge) mensen, die wij hier hebben, hebben bijna allemaal nog ouders achter zich, die uiteraard overal in gekend moeten worden. Dat levert nogal eens moeilijkheden op, omdat de kinderen hier vaak verder zijn, dan de ouders thuis. Wij praten als directie vaak met de ouders en je probeert ze dan een beetje in wat jij de goede richting vindt, te beïnvloe den, maar het blijft allemaal erg moeilijk', aldus mevrouw Rolsma. Tenslotte pleit zij voor het mogelijk maken van het ongetrouwd samenwo nen van gehandicapten. 'Het is akelig om het te moeten zeggen, maar het is zo, dat een groot deel van de huwelij ken tussen zwaar gehandicapten na een tijdje stukloopt. Dat is helemaal niet zo verwonderlijk als je enerzijds ziet met welke té hoge, té idealisti sche verwachtingen deze mensen een huwelijk beginnen en anderzijds on der welke zware druk juist deze hu welijken staan. Dag-in dag-uit samen zitten in een kamer in je rolstoel, voor alles zijn aangewezen op een ander, zelf niets kunnen doen, zelfs nooit de kamer kunnen uitgaan: je moet het je gewoon niet indenken. En een scheiding is heel erg, juist voor deze gehandicapte mensen. Ongetrouwd samenwonen, een flink lange tijd, en dan later eens zien of men wil trouwen: dat zou ik verreweg het beste vinden. Maar dat kan niet, daar is de maatschappij nog niet aan toe. Voor al deze dingen moeten wij als directies van tehuizen blijven vechten. Je hebt er durf voor nodig om door te zetten, want er is al menig hoofd van een directie gevallen voor dit soort zaken. Wanneer mijn hoofd er ook eens een keer voor zou moeten rollen, zou ik het niet erg vinden, want ik zou weten dat het voor een goede zaak gebeurd was', aldus mevrouw Rolsma. 'Wij zijn heel erg blij met de vrij heid en de zelfstandigheid, die wij hier in de Vijverhof krijgen. In inrichtingen, waar wij vroeger za ten, was dat heel anders. Je werd daar betutteld, alles werd voor je geregeld, kortom: je werd behandeld als een onmondig kind'. Ruud (22) en Truus (31) zijn het roerend eens in hun voorkeur voor inrichtingen zoals De Vijverhof, waar een zo groot mogelijke zelf standigheid en privacy bestaan voor de bewoners. Ruud lijdt aan een progressieve spierziekte, die het noodzakelijk maakt, dat hij in eenrolstoel zit. Soms heeft hij last van toevallen. Daarna moet hij altijd een poosje op bed liggen om bij te komen. Die toevallen laten hem meestal iets slechter achter dan hij daarvoor was. 'Als klein kind kon ik nog lopen. Ik herinner me dat ik nog gewoon naar de lagere school kon gaan. Ik viel alleen erg vaak, dat wel. Op mijn tiende moest ik naar een revalidatie centrum, waar ik een jaar of acht heb gezeten. Ik ben nu vier jaar in de Vijverhof. Vergeleken bij dat vroegere revalidatiecentrum, is het hier gewoonweg heerlijk. Je mag doen en laten wat je wilt. Ik vind het best fijn om een weekend naar huis te gaan, maar eerlijk gezegd ben ik altijd blij als ik weer terug ben. Er zijn hier zoveel jonge men sen, met wie je kunt praten en die jou begrijpenomdat ze ongeveer hetzelfde meemaken als jij. Thuis praat ik niet meer veel over wat mij bezighoudt. Ik ben bang, dat ze me verkeerd begrijpen en dat er alleen maar moeilijkheden van komen. Toen ik negentien was, vroeg ik aan mijn vader of ik me mocht verloven. Mijn moeder hoorde dat. Ze kwam erbij staan en zei: jongen, begin daar toch nooit aan. Ik vroeg: waar om niet? Ze zei: omdat je gehandi capt bent. Daar krijg je toch wel Truus, een gelukkige inwoonster van De Vijverhof. een klap van. Ik praat nu thuis nooit meer over dergelijke dingen, ik ben er veel te bang voor. Ik wil niet weer dergelijke reacties uitlok ken. Hier praat je makkelijker over zoiets, maar toch ook nog veel te weinig. Je toekomst, de mogelijkhe- den om een meisje te krijgen, even tueel te trouwen, samen te iconen: dat zijn dingen, die je bezighouden, maar waar je toch niet vaak over durft te praten. Ik heb al een paar keer een vriendinnetje gehad, altijd een gehandicapte. Ik zou als gehan dicapte toch niet kunnen trouwen, vind ik, maar ik zou het zo graag willen'. Truus is het meisje, dat over niet al te lange tijd met een mede-bewoner (Hans) gaat verloven. Zij is spas tisch, kan armen en benen niet gebruiken en spreekt erg moeilijk. Wanneer je met haar over de op handen zijnde verloving spreekt, straalt ze letterlijk. Ze vindt het heerlijk erover te praten en erover te denken hoe het straks zal zijn, als ze 'echt iemand voor zichzelf heeft'. Ze vindt het erg fijn, dat ze met de leiding van de Vijverhof openlijk kan praten over die verlo ving en wat er verder, later, nog zou kunnen komen. 'Ik ben spastisch en kan daardoor mijn armen en benen niet gebruiken, maar mijn hoofd gelukkig wel. Zo behandelen ze je hier ook. Er wordt niet over je beslist hier. Er is heel wat af gepraat voordat Hans en ik besloten ons te verloven. Het is erg fijn, dat je hier als volwassene wordt behan deld. Ik ben tenslotte 31 jaar. Er wordt bijvoorbeeld ook niet geke ken, wanneer je naar bed gaat. Ik rook, niet meer zoveel als vroeger, maar toch nog regelmatig. Dat mag je in andere inrichtingen ook hele maal niet. Toen ik thuis vertelde, dat ik me zou gaan verloven, kwa men de moeilijkheden. Ze vonden het beslist niet goed. Twee mensen in een rolstoel, dat kon toch niks worden. Ze hebben de directrice vaak gebeld, dat weet ik. Of die er geen stokje voor kon steken. De directrice heeft met hen gepraat, geprobeerd ze ook de andere kant te laten zien. Ik weet niet of ze het er nu mee eens zijn. Ik weet zelf ook wel dat het allemaal niet zo eenvou dig is. Ik heb het er met Hans ook vaak over gehad. Maar het is alleen al zo fijn om gewoon naar zijn kamer te kunnen gaan en hele avon den met hem samen te zitten en wat te praten. Meer hoeft nu nog niet. Vroeger, toen ik nog thuis was, was ik altijd erg ongelukkig en opstan dig, wanneer mijn gezonde zusjes met vrienden thuiskwamen. Daarom wilde ik ook van huis weg. Hier heb ik daar veel minder last van. Ik zie hier mensen, die er nog erger aan toe zijn dan ik. Natuurlijk houd je af en toe die opstandigheid van 'waarom is dit allemaal', maar het is toch veel minder, dan toen ik nog thuis was' rden 9- r Kees de Leeuw mgeveer 1200 kermis- •itanten, die Nederland niemand weet precies uiste aantal worden ibuit. Dat is althans de ing van dr. mr. J. B. voorzitter van de Ne- ndse kermisbond J Di het v i devif llen 'agenln? jaarvergadering van zijn 'satie, onlangs in Den viel hij de houding van neest" gemeentebesturen Pzichte van de kermis-ex- Hen fel aan. Die uitbui gt hem daarin, dat via het systeem van openbare chtingen de exploitanten togen worden om elkaar tobieden bij het gevecht 'n staanplaats. komt het rendement nenig kermisbedrijf in het n8 en NKB-voorzitter Sens het dan ook geen wonder, eeds meer exploitanten bij }'jstand aankloppen om want hoe wil een kermis ityoor attractie nog winst kunnen op leveren. wanneer daarvoor aan staangeld twintigduizend gulden en meer per kermis moet wor den neergeteld? De kermis-exploitanten behoren samen met de woonwagenbewo ners en de binnenschippers tot één van die groepen, die om den brode of op grond van maatschappelijke en cuturele tradities reizen en rondtrekken. Als minderheidsgroep hebben zij alle gemeen, dat hun proble men van overheidswege alleen kunnen worden opgelost, door samenwerking van verscheidene ministeries. DR. MR Sens (75) zo op het eerste gezicht niet iemand, van wie je zou deniken, dat hij aan het hoofd staat van een bond. die nogal wat artistieke vrijbui ters annex individualistische vogels onder zijn leden telt, houdt in een gesprek staande, dat de meeste gemeentebesturen de kermisexploitanten uitbui ten. Hij vindt dat deze minder heidsgroep aan haar lot wordt overgelaten. Terwijl de over heid links en rechts geld geeft voor recreatiemogelijkheden, moeten deze neringdoende mid denstanders het zijn geen zi geuners, zegt voorzitter Sens er met nadruk bij -voor recreatie zwaar betalen. Alleen aan staangeld is deze traditioneel werkende groep op recreatie- zeg ontspanningsge- bied per jaar zo rond de veertig miljoen kwijt en vooral dit zit dr. mr. Sens enorm hoog. Zijn grootste grief tegen de gemeen tebesturen is dan ook het feit, at ze voor kermisexploitanten het systeem van openbare in schrijving hanteren met als ge volg, dat de concurrentie be paalt of een exploitant wel of niet een staanplaats kan be machtigen op een kermis. Im mers, zoals zo vaak, geeft ook hier het recht van de (rijkste en) sterkste de doorslag. Dr. mr. Sens weet, waarover hij praat, want hij is zelf voor zijn pensionering jarenlang gemeen tesecretaris geweest. Het laatst in Heerlen, zodat hij de zaak ook van die kant heeft kunnen bekijken. NKB-vooorzitter Sens: 'Wat moet gebeuren is dat het open baar terrein' aan kermis-exploi tanten op dezelfde manier be schikbaar wordt gesteld als aan anderen, bijv. marktkoop lieden. Daarnaast kan dan ver makelijkheidsbelasting worden geheven. Ik ben voorstander van betaling volgens vastgestel de belastingnormen, de zogehe ten 'metergeldverordening', die ook wordt gehanteerd voor marktkooplieden. Zo gauw ech ter in een gemeente een kermis wordt gehouden, wordt die ver ordening opzij geschoven en komt de openbare inschrijving op de proppen. Voor een schiet tent moet voor een week ker mis dan al gouw zo'n twee mille worden neergeteld en dat be drag gaat jaarlijks met spron gen omhoog'. De kermis-exploitanten moeten in een periode van pak weg zes maanden hun jaarlijkse inkomen zien te verdienen. Ze moeten dus kunnen rekenen op een zeker aantal staanplaatsen op de ker missen. Als ze dat aantal niet balen, kunnen ze wel ophouden, dan zijn ze straatarm. Behalve de normale lasten, die iedereen heeft, komt daar voor deze groep nog bij: het dure onderhoud van de kermisinrich- tingen (het opknappen en ver ven, waarmee men vaak een hele winter bezig is), het kost bare onderwijs voor kinderen op internaten (waarvoor ze wel een rijksbijdrage krijgen) en - dat is het allerergste - de enor me opgevoerde pachtsommen voor staanplaatsen. 'Het aantal kermis-exploitanten, dat als ge volg van de gestegen kosten en de afnemende inkomsten 's win ters bij de bijstand aanklopt, wordt dan ook steeds groter', aldus dr. mr. Sen-s, die wat dat betreft de toekomst somber in ziet. Verreweg de meeste gemeenten vragen op een openbare in schrijving, dat de kermis-exploi tanten 25 (soms 50) procent van de geboden som onmiddel lijk contant betalen. De periode van inschrijving valt in de eer ste drie maanden van het jaar. Sens: 'Stel, dat een kermis-ex- ploitant voor tien kermissen in schrijft. Daavoor moet hij geld bij een bank lenen tegen een hoge rente. De gemeente zet het geld, dat ze bij vooruitbeta ling ontvangt, op de bank en trekt daar rente van. En die rente gaat niet in de vorm van een vergoeding naar de exploi tanten. De voorwaarden, waar onder een exploitant moet in schrijven, worden eenzijdig door de gemeenten vastgesteld en bevatten niets anders dan verplichtingen voor hem zonder rechten, terwijl de gemeenten alleen rechten hebben zonder verplichtingen voor de exploi tant. Bovendien zijn deze voor waarden' niet uniform. Wanneer bij het opstellen van een in richting of het uitoefenen van het kermisbedrijf er enig ver schil van mening ontstaat tus sen de gemeente en de kermis exploitant, dan is er geen com missie van geschil, die kan arbi- teren, maar schrijft de gemeen te naar de Vereniging van Ne derlandse gemeenten (VNG) een verzoek om die man op de zwarte lijst te plaatsen. Die lijst wordt bekendgemaakt aan alle gemeenten die kermissen hou den. Het gevolg is. dat deze exploitant, terwijl hij het gelijk misschien aan zijn kant heeft, twee jaar lang van alle kermis sen wordt uitgesloten'. Ik noem dit je reinste broodroof, aldus voorzitter Sens. 'Dit is rechter spelen in eigen zaak'. Er bestaan in Nederland twee organisaties, waarbij de kermis exploitanten zich kunnen aan sluiten: de al eerder genoemde NKB en de BOVAK (bond van kermis-exploitanten). De NKB was vanouds een katholieke bond, maar ook hieraan is de secularisatie niet voorbijgegaan: acht jaar geleden werd deze bond omgedoopt in de algemene vereniging van onafhankelijke kermisvakgenoten. Dat is vol gens dr. mr. Sens ook gedaan om een fusie met de BOVAK te vergemakkelijken, maar die fu sie is nog een toekomstdroom, al moet het daar wel naar toe en wordt er ook al hier en daar samengewerkt. NKB-voorzitter Sens zelf zou niets anders willen dan één sterke organisatie, zodat je op zijn tijd een vuist kan maken tegenover de gemeenten. 'Een punt is ook, dat de kermis exploitanten allemaal individua listen zjn en niet erg organisa- tie-minded. Dat bevordert ook niet bepaald de eenheid. Dat et echter op korte termijn iets moet gebeuren, wil het kermis bedrijf niet ten dode zijn opge schreven, is voor mij duidelijk'. Een man, die enigszins bekend is met de sociale positie van de kermisexploitant, is de heer B. Bless, maatschappelijk werker voor de kermisexploitanten in Nederland en als zodanig in 1970 door CRM aangetrokken. Hij noemt het kermisbedrijf een zeer individuele zaak, en te vergelijken met een kunstenaar, die een eigen persoonlijke ruimte nodiig heeft om in te werken. Zo ook de kermisex ploitant. Die heeft een eigen ruimte nodig naast zijn huisves ting in wagen of huis. Het is een mooi vak, vindt de heer Bless, waarin heel wat menselijke vaardigheden en ca paciteiten tot uiting komen kunnen, maar dat kapotgemaakt wordt door de concurrentie. Er moet nu eenmaal geld uitkomen en de schroef wordt door de gemeenten steeds meer aange draaid De gemiddelde onderne mer - man met draaimolen - betaalt naast alle andere onkos ten als BTW en vermakelijk heidsbelasting, per jaar 25 30.000 gulden aan staangeld. Dat geld verdwijnt in de kas van de gemeenten. Die bedra gen lopen ieder jaar meer op. Vijf jaar terug was het nog 15.000 gulden en nu al 25.000. Terwijl de exploitanten elkaar zitten af te maken is de ge meente de lachende derde. Het gevolg is, dat vele kermisbedrij- ven eraan kapot gaan; de ex ploitanten kunnen het niet meer bolwerken. Je kunt natuurlijk zeggen: het is ten dele hun eigen schuld, dan moeten ze maar om de tafel gaan zitten, maar moet je aan de andere kant deze men sen niet tegen zichzelf bescher men. Om een voorbeeld te ge ven - en dat heb ik uit be trouwbare bron - Amsterdam vangt voor de kermissen aan staangeld zes ton, waarvan vier ton winst is. De gemeenten ver dienen er dik aan'. Bless: 'de kermis als fenomeen lijdt er ook schade door. De kinderspelen nemen af, omdat de prijzen te hoog worden en de gokspelen oftwel de oefe ning-spelen, zoals ze met een mooie naam worden aangeduid, nemen hand over hand toe. De kermiscultuur in haar totaliteit krijgt een enorme knauw en wordt 'vercommercialiseerd'. Per jaar worden er in Neder land 1700 kermissen gehouden. Dat betekent nogal wat Voor voetbal en schouwburg heeft de overheid wel geld over, maar waarom voor deze mensen dan niet. Gaat er hier geen stukje culuur verloren? Feit is, dat het peil van de kermissen daalt, omdat als criterium de hoogste bieder met het meeste geld wordt gehanteerd en niet wie heeft de beste zaak met kwali teit'. Overigens wil de heer Bless niet alleen de gemeenten de schuld van alles geven, want er zijn ook nog een twintigtal gro te kermisexploitanten en ker- misbureaus, die een vinger in de pap hebben. Die mensen roe pen: open verpachtingen, maar hanteren zelf het gesloten systeem, waarbij allerlei duiste re manipulaties mogelijk zijn. 'Het gevolg is, dat er straks een groepje kermis-exploitanten overblijft, die het alleen maar om de centen te doen is en waarbij de artistieke prestaties op de achtergrond komen'. Er wordt wel gezegd: kermis? Dat is een aflopende zaak, maar uit een onderzoek, dat ik vorig jaar op twintig plaatsen heb gedaan, blijkt het tegendeel. Over het algemeen staat de ker mis nog volop in de belangstel ling. Wat wel een feit is, dat het showelement en het klater goud verdwijnen. Dat beetje circusachtige dat gaat weg. Al les wordt vertechnocratiseerd'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 17