'Blij met vrijheid en zelfstandigheid'
(ermislui
orden
itgebuit
ferpleegden niet zien als patiënten
laar zoveel mogelijk als 'gewone' mensen
Tl6/1 )UV/KWARTET ZATERDAG 17 FEBRUARI 1973
BINNENLAND
T17/K17
[gezette tijden steekt zowel in de lichamelijke als in de
itelijke gezondheidszorg een bepaald conflict de kop op: de
jd tussen de medische en sociale werkers, die in een inrichting
lenwerken bij de verzorging van een groep gehandicapten,
[het ogenblik woedt die strijd in de verpleeginrichting
jr lichamelijk gehandicapten Nieuw Unicum in Zandvoort, enige
geleden deed zich een soortgelijk geval voor in het paviljoen
jr geestelijk gehandicapten Dennendal (een onderdeel van
Willem Arntzstichting) in Den Dolder. Hoewel de problematiek
geval tot geval natuurlijk kan verschillen, komt het conflict
h altijd weer neer op het punt: moeten wij onze patiënten
bewoners, zoals velen ze liever noemen) beschouwen
medische gevallen, waaraan zoveel mogelijk medische zorg
et worden besteed en die echt als patiënten behandeld moeten
'den of hebben wij te maken met een groep mensen, die een
aaide handicap heeft, daar ook niet meer van af komt, maar die
afgezien van die handicap heel gewone mensen zijn, die niet
als patiënten behandeld horen te worden, en die dus in principe
behoren te beschikken over dezelfde mogelijkheden en
vrijheden als alle 'normale' mensen?
Vooral in inrichtingen waar naast een 'gewone' directie ook nog
een speciale medische staf is, liggen deze conflicten voor de hand:
de arts ziet de gehandicapte als een patiënt, waaraan nog heel
wat gesleuteld moet worden, de sociale werker ziet de
gehandicapte als iemand, die zo normaal mogelijk moet kunnen
leven met zijn handicap.
Over deze problematiek hadden wij een gesprek met de
directie van de stichting 'De Vijverhof' in Epe (een stichting die
twee tehuizen voor zwaar lichamelijk gehandicapten en een
voor minder zwaar gehandicapten beheert)en enkele inwoners
van huize 'De Vijverhof', zelf zwaar gehandicapt.
Mevrouw Rolsma en de heer Kuiper: privacy moet zo groot mogelijk zijn.
ISIES OP DE GEHANDICAPTEN BOTSEN
iek.
elk
r Cisca Dresselhuys
bestaan voor gehandicapte
len beperkingen, zowel in
mogelijkheden als in hun
heid. Dat zijn beperkingen,
het directe gevolg zijn van
handicap en een eventueel
ivongen verblijf in een inrich-
Deze beperkingen zijn, dacht
le enige, die de gehandicapte
moet kennen. Er mogen
andere bijkomen, die van
enaf door goedwillende art-
verpleegsters of andere ver-
ers zijn opgelegd. Ik wil
mee zeggen, dat een lichame-
gehandicapte alle vrijheid
t hebben, die wij onszelf en
:re gezonde mensen gunnen,
liet verlenen van die vrijheid
ie privacy, vooral in een in-
:ing, gepaard zal gaan met
moeilijkheden, is duidelijk,
dat mag niet betekenen, dat
er dan maar vanaf moeten
Integendeel, wij moeten
zoeken naar oplossingen om
"óch mogelijk te maken?
Kuiper, directeur van 'de Vij-
P in Epe en mevrouw A. Rols-
Wilde, directrice van dezelfde
ling, zijn het op dit punt volle-
iet elkaar eens. Beiden, hoewel
eel verschillende levenssferen af
lig (hij- beroepsmilitair en zij-
eegster) staan op het standpunt,
e lichamelijk gehandicapten, met
:ij in hun tehuizen te maken
in, een zo groot mogelijke pri-
dienen te hebben,
hebben daarbij een voordeel, dat
inrichting als Nieuw-Unicum
wij hoeven als verzorgingstehuis
speciale medische staf te hebben
moet een verpleegtehuis wél),
dinkt misschien niet erg aardig,
toch is het zo: het afwezig zijn
een medische staf bespaart ons
ichijnlijk wel wat problemen,
ilijkt immers in de meeste geval-
lie wij tot nu toe hebben meege-
t, zoals Nieuw-Unicum en Den-
il zo te zijn, dat het verschil in
ipvatting tussen de medische- en
et-medische-staf, de aanleiding is
inflicten. De medici de artsen,
ook de verpleegsters blijven
handicapten veel te veel zien, als
latiënt, aan wie zo veel mogelijk
iterd moet worden', aldus de
Kuiper.
'Ik ben van afkomst verpleegster,
maar echt verpleegsterswerk doe ik
hier niet. We hebben hier namelijk
mensen, die medisch gezien aan het
einde van hun mogelijkheden zijn.
Deze mensen leven met een handicap,
die niet meer te veranderen is, hoe je
er ook aan doktert. Natuurlijk, voor
sommigen is het goed en nuttig be
paalde oefeningen te blijven doen om
bijvoorbeeld verdere verstijving tegen
te gaan, maar dat is .dan ook alles.
Een echte verbetering zal er in hun
lichamelijke toestand niet meer ko
men. Wat is er dan logischer dan dat
je, daarvan uitgaande, zegt: richt je
leven in, zoals je wilt en zoals dat
mogelijk is met jouw bepaalde handi
cap. Wanneer wij hier mensen heb
ben, die zeggen te willen stoppen met
een bepaalde medische of para-medi
sche behandeling, hebben ze daar vol
ledig het recht toe. Wij wijzen hen
natuurlijk wel op de eventuele gevol- 4
gen van het stopzetten van de behan-
deling, maar de mensen hebben zelf
het recht om te beslissen. Er zijn
gevallen, waarin ik de mensen, die
dat doen, beslist gelijk geef. Als er
tot aan het 20-ste, 25-ste jaar aan die
mensen getrokken is van alle kanten,
zonder dat het iets goeds heeft opge
leverd, dan kan ik me voorstellen, dat
ze daarna zeggen: laat me nu maar
met rust, nu wil ik eindelijk eens
normaal leven, voor zover dat moge
lijk is', aldus mevrouw Rolsma.
Wanneer er weer ergens zo'n conflict
oplaait in een inrichting, zijn het
altijd weer dezelfde kreten, die je
hoort: drank, sex, kortom: orgieën.
Dat klinkt erg verontrustend, maar
waar komt het in feite op neer?
'Wanneer ik door een doorsnee straat
loop, dan zijn daar ook mensen die
een borrel (te veel)1 drinken en men
sen, die met elkaar naar bed gaan.
We moeten er altijd aan denken een
inrichting gewoon te vergelijken met
de maatschappij-daarbuiten. Het komt
er in de meeste gevallen kortweg op
neer, dat men invalide mensen niet
meer ziet als complete mensen met
dezelfde behoeften en wensen als an
deren. Wanneer wij en dat is de
hele maatschappij, inclusief het ver
zorgende personeel in de inrichtingen
er toe zouden komen de invalide
mens te beschouwen als een compleet
mens, met maar een bepaalde beper
king, dan zouden deze conflicten gro
tendeels tot het verleden behoren',
aldus de heer Kuiper.
'Overigens moeten we natuurlijk
nuchter zijn en toegeven, dat het heel
moeilijk is gehandicapte mensen in
een inrichting dezelfde rechten en
vrijheden te geven als gezonde men
sen daarbuiten. Het is déérom zo
moeilijk, omdat deze mensen altijd op
een ander zijn aangewezen, van de
meest eenvoudige tot de meest intie
me handelingen toe. zodat er nooit
sprake zal kunnen zijn van een volle
dige privacy. Neem bijvoorbeeld de
sexualiteit, een gebied, waarop ieder
een een zo groot mogelijke privacy
wenst. Wanneer een zwaar gehandi
capt echtpaar met elkaar naar bed
wil, moet er altijd hulp van een
derde aan te pas komen. Dat is ver
schrikkelijk moeilijk, zowel voor de
gehandicapten als voor de verzorg
sters. Dat zien wij ook wel in.
Maar toch mag dat niet betekenen,
dat je de hele sexualiteit en het
sexuele leven tot een onmogelijkheid
verklaart voor de gehandicapte. Dat is
de gemakkelijkste, maar ook de meest
onmenselijke oplossing, die je je kunt
voorstellen. Op het ogenblik is het zo,
dat wij de problemen allemaal levens
groot onderkennen en er in de prak
tijk steeds meer mee te maken krij
gen, maar dat er nog geen bevredi
gende oplossingen voor bestaan. Zo'n
tijd is altijd een moeilijke tijd. Maar
we kunnen nu eenmaal niet wachten
tot we te maken krijgen met volgende
generaties patiënten en verzorgsters,
die beide meer geëmancipeerd zullen
zijn. We moeten de zaken nü onder
ogen zien, compleet met bestaande
remmingen, frustraties en vooroorde
len'. aldus de heer Kuiper.
Mevrouw Rolsma vertelt: 'Wij hebben
hier een zwaar gehandicapt paar, dat
zich wil gaan verloven. Beiden zijn
voor alle handelingen op een ander
aangewezen. Wij hebben met z'n drie
en vaak gepraat over hoe het nu
verder moet. Ik heb gezegd: als jullie
een verhouding beginnen, dan hebben
jullie natuurlijk recht op een sexueel
leven, zoals ieder ander. Maar besef
goed, dat jullie sexuele leven (althans
de uitingen daarvan) alleen maar kan
bestaan, als ik jullie daarbij help. Dat
wil ik zeker doen. Maar het is erg
moeilijk, zowel praktisch als emotio
neel. Jullie zouden namelijk altijd
een beroep op mij moeten kunnen
doen, maar ik ben er vaak met,
vooral 's avonds en 's nachts. Dan
kunnen jullie mij niet bereiken. En
andersom: wanneer ik er wél ben,
kunnen jullie wel helemaal geen be
hoefte hebben om met elkaar naar
bed te gaan. En dat is dan alleen nog
maar de praktische kant van de zaak.
Emotioneel is het ook niet zo gemak
kelijk. Wij hebben het er als verzorg
sters hier wel eens over gehad. Dan
blijkt dat je eigen voorkeuren voor
personen een heel belangrijke rol spe
len. Je merkt dat je de één wel wilt
helpen bij zijn sexuele handelingen
en de ander liever niet. En nu ben ik
nog een wat oudere, zelf getrouwde
vrouw. Maar neem nu die jonge meis
jes, die wij hier als verzorgsters heb
ben. Ze komen vaak uit zeer be
schermde, besloten milieu's. Hebben
zelf zo hun problemen met de sexuali
teit. Die meisjes belast je dan ook
nog met de sexuele problematiek van
anderen, waarbij het niet alleen gaat
om erover praten, maar ook om daad
werkelijk helpen. Je legt deze meisjes
een zeer zwaar iets, bijna iets onmo
gelijks, op. De enige oplossing is:
praten, praten en nog eens praten,
zowel met de verzorgsters, als met de
gehandicapten, dan komen de proble
men tenminste boven tafel'.
Een apart probleem vormen de ou
ders. 'De (jonge) mensen, die wij
hier hebben, hebben bijna allemaal
nog ouders achter zich, die uiteraard
overal in gekend moeten worden. Dat
levert nogal eens moeilijkheden op,
omdat de kinderen hier vaak verder
zijn, dan de ouders thuis. Wij praten
als directie vaak met de ouders en je
probeert ze dan een beetje in wat jij
de goede richting vindt, te beïnvloe
den, maar het blijft allemaal erg
moeilijk', aldus mevrouw Rolsma.
Tenslotte pleit zij voor het mogelijk
maken van het ongetrouwd samenwo
nen van gehandicapten. 'Het is akelig
om het te moeten zeggen, maar het is
zo, dat een groot deel van de huwelij
ken tussen zwaar gehandicapten na
een tijdje stukloopt. Dat is helemaal
niet zo verwonderlijk als je enerzijds
ziet met welke té hoge, té idealisti
sche verwachtingen deze mensen een
huwelijk beginnen en anderzijds on
der welke zware druk juist deze hu
welijken staan. Dag-in dag-uit samen
zitten in een kamer in je rolstoel,
voor alles zijn aangewezen op een
ander, zelf niets kunnen doen, zelfs
nooit de kamer kunnen uitgaan: je
moet het je gewoon niet indenken. En
een scheiding is heel erg, juist voor
deze gehandicapte mensen.
Ongetrouwd samenwonen, een flink
lange tijd, en dan later eens zien of
men wil trouwen: dat zou ik verreweg
het beste vinden. Maar dat kan niet,
daar is de maatschappij nog niet aan
toe. Voor al deze dingen moeten wij
als directies van tehuizen blijven
vechten. Je hebt er durf voor nodig
om door te zetten, want er is al
menig hoofd van een directie gevallen
voor dit soort zaken. Wanneer mijn
hoofd er ook eens een keer voor zou
moeten rollen, zou ik het niet erg
vinden, want ik zou weten dat het
voor een goede zaak gebeurd was',
aldus mevrouw Rolsma.
'Wij zijn heel erg blij met de vrij
heid en de zelfstandigheid, die wij
hier in de Vijverhof krijgen. In
inrichtingen, waar wij vroeger za
ten, was dat heel anders. Je werd
daar betutteld, alles werd voor je
geregeld, kortom: je werd behandeld
als een onmondig kind'.
Ruud (22) en Truus (31) zijn het
roerend eens in hun voorkeur voor
inrichtingen zoals De Vijverhof,
waar een zo groot mogelijke zelf
standigheid en privacy bestaan voor
de bewoners.
Ruud lijdt aan een progressieve
spierziekte, die het noodzakelijk
maakt, dat hij in eenrolstoel zit.
Soms heeft hij last van toevallen.
Daarna moet hij altijd een poosje
op bed liggen om bij te komen. Die
toevallen laten hem meestal iets
slechter achter dan hij daarvoor
was.
'Als klein kind kon ik nog lopen. Ik
herinner me dat ik nog gewoon naar
de lagere school kon gaan. Ik viel
alleen erg vaak, dat wel. Op mijn
tiende moest ik naar een revalidatie
centrum, waar ik een jaar of acht
heb gezeten. Ik ben nu vier jaar in
de Vijverhof. Vergeleken bij dat
vroegere revalidatiecentrum, is het
hier gewoonweg heerlijk. Je mag
doen en laten wat je wilt. Ik vind
het best fijn om een weekend naar
huis te gaan, maar eerlijk gezegd
ben ik altijd blij als ik weer terug
ben. Er zijn hier zoveel jonge men
sen, met wie je kunt praten en die
jou begrijpenomdat ze ongeveer
hetzelfde meemaken als jij. Thuis
praat ik niet meer veel over wat mij
bezighoudt. Ik ben bang, dat ze me
verkeerd begrijpen en dat er alleen
maar moeilijkheden van komen.
Toen ik negentien was, vroeg ik aan
mijn vader of ik me mocht verloven.
Mijn moeder hoorde dat. Ze kwam
erbij staan en zei: jongen, begin
daar toch nooit aan. Ik vroeg: waar
om niet? Ze zei: omdat je gehandi
capt bent. Daar krijg je toch wel
Truus, een gelukkige inwoonster
van De Vijverhof.
een klap van. Ik praat nu thuis
nooit meer over dergelijke dingen,
ik ben er veel te bang voor. Ik wil
niet weer dergelijke reacties uitlok
ken. Hier praat je makkelijker over
zoiets, maar toch ook nog veel te
weinig. Je toekomst, de mogelijkhe-
den om een meisje te krijgen, even
tueel te trouwen, samen te iconen:
dat zijn dingen, die je bezighouden,
maar waar je toch niet vaak over
durft te praten. Ik heb al een paar
keer een vriendinnetje gehad, altijd
een gehandicapte. Ik zou als gehan
dicapte toch niet kunnen trouwen,
vind ik, maar ik zou het zo graag
willen'.
Truus is het meisje, dat over niet al
te lange tijd met een mede-bewoner
(Hans) gaat verloven. Zij is spas
tisch, kan armen en benen niet
gebruiken en spreekt erg moeilijk.
Wanneer je met haar over de op
handen zijnde verloving spreekt,
straalt ze letterlijk. Ze vindt het
heerlijk erover te praten en erover
te denken hoe het straks zal zijn,
als ze 'echt iemand voor zichzelf
heeft'. Ze vindt het erg fijn, dat ze
met de leiding van de Vijverhof
openlijk kan praten over die verlo
ving en wat er verder, later, nog
zou kunnen komen. 'Ik ben spastisch
en kan daardoor mijn armen en
benen niet gebruiken, maar mijn
hoofd gelukkig wel. Zo behandelen
ze je hier ook. Er wordt niet over
je beslist hier. Er is heel wat af
gepraat voordat Hans en ik besloten
ons te verloven. Het is erg fijn, dat
je hier als volwassene wordt behan
deld. Ik ben tenslotte 31 jaar. Er
wordt bijvoorbeeld ook niet geke
ken, wanneer je naar bed gaat. Ik
rook, niet meer zoveel als vroeger,
maar toch nog regelmatig. Dat mag
je in andere inrichtingen ook hele
maal niet. Toen ik thuis vertelde,
dat ik me zou gaan verloven, kwa
men de moeilijkheden. Ze vonden
het beslist niet goed. Twee mensen
in een rolstoel, dat kon toch niks
worden. Ze hebben de directrice
vaak gebeld, dat weet ik. Of die er
geen stokje voor kon steken. De
directrice heeft met hen gepraat,
geprobeerd ze ook de andere kant te
laten zien. Ik weet niet of ze het er
nu mee eens zijn. Ik weet zelf ook
wel dat het allemaal niet zo eenvou
dig is. Ik heb het er met Hans ook
vaak over gehad. Maar het is alleen
al zo fijn om gewoon naar zijn
kamer te kunnen gaan en hele avon
den met hem samen te zitten en wat
te praten. Meer hoeft nu nog niet.
Vroeger, toen ik nog thuis was, was
ik altijd erg ongelukkig en opstan
dig, wanneer mijn gezonde zusjes
met vrienden thuiskwamen. Daarom
wilde ik ook van huis weg. Hier heb
ik daar veel minder last van. Ik zie
hier mensen, die er nog erger aan
toe zijn dan ik. Natuurlijk houd je
af en toe die opstandigheid van
'waarom is dit allemaal', maar het is
toch veel minder, dan toen ik nog
thuis was'
rden
9- r Kees de Leeuw
mgeveer 1200 kermis-
•itanten, die Nederland
niemand weet precies
uiste aantal worden
ibuit. Dat is althans de
ing van dr. mr. J. B.
voorzitter van de Ne-
ndse kermisbond
J
Di
het v
i devif
llen
'agenln?
jaarvergadering van zijn
'satie, onlangs in Den
viel hij de houding van
neest" gemeentebesturen
Pzichte van de kermis-ex-
Hen fel aan. Die uitbui
gt hem daarin, dat via het
systeem van openbare
chtingen de exploitanten
togen worden om elkaar
tobieden bij het gevecht
'n staanplaats.
komt het rendement
nenig kermisbedrijf in het
n8 en NKB-voorzitter Sens
het dan ook geen wonder,
eeds meer exploitanten bij
}'jstand aankloppen om
want hoe wil een kermis
ityoor
attractie nog winst kunnen op
leveren. wanneer daarvoor aan
staangeld twintigduizend gulden
en meer per kermis moet wor
den neergeteld?
De kermis-exploitanten behoren
samen met de woonwagenbewo
ners en de binnenschippers tot
één van die groepen, die om
den brode of op grond van
maatschappelijke en cuturele
tradities reizen en rondtrekken.
Als minderheidsgroep hebben
zij alle gemeen, dat hun proble
men van overheidswege alleen
kunnen worden opgelost, door
samenwerking van verscheidene
ministeries.
DR. MR Sens (75) zo op het
eerste gezicht niet iemand, van
wie je zou deniken, dat hij aan
het hoofd staat van een bond.
die nogal wat artistieke vrijbui
ters annex individualistische
vogels onder zijn leden telt,
houdt in een gesprek staande,
dat de meeste gemeentebesturen
de kermisexploitanten uitbui
ten. Hij vindt dat deze minder
heidsgroep aan haar lot wordt
overgelaten. Terwijl de over
heid links en rechts geld geeft
voor recreatiemogelijkheden,
moeten deze neringdoende mid
denstanders het zijn geen zi
geuners, zegt voorzitter Sens er
met nadruk bij -voor recreatie
zwaar betalen.
Alleen aan staangeld is deze
traditioneel werkende groep op
recreatie- zeg ontspanningsge-
bied per jaar zo rond de veertig
miljoen kwijt en vooral dit zit
dr. mr. Sens enorm hoog. Zijn
grootste grief tegen de gemeen
tebesturen is dan ook het feit,
at ze voor kermisexploitanten
het systeem van openbare in
schrijving hanteren met als ge
volg, dat de concurrentie be
paalt of een exploitant wel of
niet een staanplaats kan be
machtigen op een kermis. Im
mers, zoals zo vaak, geeft ook
hier het recht van de (rijkste
en) sterkste de doorslag.
Dr. mr. Sens weet, waarover hij
praat, want hij is zelf voor zijn
pensionering jarenlang gemeen
tesecretaris geweest. Het laatst
in Heerlen, zodat hij de zaak
ook van die kant heeft kunnen
bekijken.
NKB-vooorzitter Sens: 'Wat
moet gebeuren is dat het open
baar terrein' aan kermis-exploi
tanten op dezelfde manier be
schikbaar wordt gesteld als aan
anderen, bijv. marktkoop
lieden. Daarnaast kan dan ver
makelijkheidsbelasting worden
geheven. Ik ben voorstander
van betaling volgens vastgestel
de belastingnormen, de zogehe
ten 'metergeldverordening', die
ook wordt gehanteerd voor
marktkooplieden. Zo gauw ech
ter in een gemeente een kermis
wordt gehouden, wordt die ver
ordening opzij geschoven en
komt de openbare inschrijving
op de proppen. Voor een schiet
tent moet voor een week ker
mis dan al gouw zo'n twee mille
worden neergeteld en dat be
drag gaat jaarlijks met spron
gen omhoog'.
De kermis-exploitanten moeten
in een periode van pak weg zes
maanden hun jaarlijkse inkomen
zien te verdienen. Ze moeten dus
kunnen rekenen op een zeker
aantal staanplaatsen op de ker
missen. Als ze dat aantal niet
balen, kunnen ze wel ophouden,
dan zijn ze straatarm.
Behalve de normale lasten, die
iedereen heeft, komt daar voor
deze groep nog bij: het dure
onderhoud van de kermisinrich-
tingen (het opknappen en ver
ven, waarmee men vaak een
hele winter bezig is), het kost
bare onderwijs voor kinderen
op internaten (waarvoor ze wel
een rijksbijdrage krijgen) en -
dat is het allerergste - de enor
me opgevoerde pachtsommen
voor staanplaatsen. 'Het aantal
kermis-exploitanten, dat als ge
volg van de gestegen kosten en
de afnemende inkomsten 's win
ters bij de bijstand aanklopt,
wordt dan ook steeds groter',
aldus dr. mr. Sen-s, die wat dat
betreft de toekomst somber in
ziet.
Verreweg de meeste gemeenten
vragen op een openbare in
schrijving, dat de kermis-exploi
tanten 25 (soms 50) procent
van de geboden som onmiddel
lijk contant betalen. De periode
van inschrijving valt in de eer
ste drie maanden van het jaar.
Sens: 'Stel, dat een kermis-ex-
ploitant voor tien kermissen in
schrijft. Daavoor moet hij geld
bij een bank lenen tegen een
hoge rente. De gemeente zet
het geld, dat ze bij vooruitbeta
ling ontvangt, op de bank en
trekt daar rente van. En die
rente gaat niet in de vorm van
een vergoeding naar de exploi
tanten. De voorwaarden, waar
onder een exploitant moet in
schrijven, worden eenzijdig
door de gemeenten vastgesteld
en bevatten niets anders dan
verplichtingen voor hem zonder
rechten, terwijl de gemeenten
alleen rechten hebben zonder
verplichtingen voor de exploi
tant. Bovendien zijn deze voor
waarden' niet uniform. Wanneer
bij het opstellen van een in
richting of het uitoefenen van
het kermisbedrijf er enig ver
schil van mening ontstaat tus
sen de gemeente en de kermis
exploitant, dan is er geen com
missie van geschil, die kan arbi-
teren, maar schrijft de gemeen
te naar de Vereniging van Ne
derlandse gemeenten (VNG)
een verzoek om die man op de
zwarte lijst te plaatsen. Die lijst
wordt bekendgemaakt aan alle
gemeenten die kermissen hou
den. Het gevolg is. dat deze
exploitant, terwijl hij het gelijk
misschien aan zijn kant heeft,
twee jaar lang van alle kermis
sen wordt uitgesloten'. Ik noem
dit je reinste broodroof, aldus
voorzitter Sens. 'Dit is rechter
spelen in eigen zaak'.
Er bestaan in Nederland twee
organisaties, waarbij de kermis
exploitanten zich kunnen aan
sluiten: de al eerder genoemde
NKB en de BOVAK (bond van
kermis-exploitanten). De NKB
was vanouds een katholieke
bond, maar ook hieraan is de
secularisatie niet voorbijgegaan:
acht jaar geleden werd deze
bond omgedoopt in de algemene
vereniging van onafhankelijke
kermisvakgenoten. Dat is vol
gens dr. mr. Sens ook gedaan
om een fusie met de BOVAK te
vergemakkelijken, maar die fu
sie is nog een toekomstdroom,
al moet het daar wel naar toe
en wordt er ook al hier en daar
samengewerkt.
NKB-voorzitter Sens zelf zou
niets anders willen dan één
sterke organisatie, zodat je op
zijn tijd een vuist kan maken
tegenover de gemeenten. 'Een
punt is ook, dat de kermis
exploitanten allemaal individua
listen zjn en niet erg organisa-
tie-minded. Dat bevordert ook
niet bepaald de eenheid. Dat et
echter op korte termijn iets
moet gebeuren, wil het kermis
bedrijf niet ten dode zijn opge
schreven, is voor mij duidelijk'.
Een man, die enigszins bekend
is met de sociale positie van de
kermisexploitant, is de heer B.
Bless, maatschappelijk werker
voor de kermisexploitanten in
Nederland en als zodanig in
1970 door CRM aangetrokken.
Hij noemt het kermisbedrijf
een zeer individuele zaak, en te
vergelijken met een kunstenaar,
die een eigen persoonlijke
ruimte nodiig heeft om in te
werken. Zo ook de kermisex
ploitant. Die heeft een eigen
ruimte nodig naast zijn huisves
ting in wagen of huis.
Het is een mooi vak, vindt de
heer Bless, waarin heel wat
menselijke vaardigheden en ca
paciteiten tot uiting komen
kunnen, maar dat kapotgemaakt
wordt door de concurrentie. Er
moet nu eenmaal geld uitkomen
en de schroef wordt door de
gemeenten steeds meer aange
draaid De gemiddelde onderne
mer - man met draaimolen -
betaalt naast alle andere onkos
ten als BTW en vermakelijk
heidsbelasting, per jaar 25
30.000 gulden aan staangeld.
Dat geld verdwijnt in de kas
van de gemeenten. Die bedra
gen lopen ieder jaar meer op.
Vijf jaar terug was het nog
15.000 gulden en nu al 25.000.
Terwijl de exploitanten elkaar
zitten af te maken is de ge
meente de lachende derde. Het
gevolg is, dat vele kermisbedrij-
ven eraan kapot gaan; de ex
ploitanten kunnen het niet
meer bolwerken.
Je kunt natuurlijk zeggen: het
is ten dele hun eigen schuld,
dan moeten ze maar om de
tafel gaan zitten, maar moet je
aan de andere kant deze men
sen niet tegen zichzelf bescher
men. Om een voorbeeld te ge
ven - en dat heb ik uit be
trouwbare bron - Amsterdam
vangt voor de kermissen aan
staangeld zes ton, waarvan vier
ton winst is. De gemeenten ver
dienen er dik aan'.
Bless: 'de kermis als fenomeen
lijdt er ook schade door. De
kinderspelen nemen af, omdat
de prijzen te hoog worden en
de gokspelen oftwel de oefe
ning-spelen, zoals ze met een
mooie naam worden aangeduid,
nemen hand over hand toe. De
kermiscultuur in haar totaliteit
krijgt een enorme knauw en
wordt 'vercommercialiseerd'.
Per jaar worden er in Neder
land 1700 kermissen gehouden.
Dat betekent nogal wat Voor
voetbal en schouwburg heeft de
overheid wel geld over, maar
waarom voor deze mensen dan
niet. Gaat er hier geen stukje
culuur verloren? Feit is, dat
het peil van de kermissen daalt,
omdat als criterium de hoogste
bieder met het meeste geld
wordt gehanteerd en niet wie
heeft de beste zaak met kwali
teit'.
Overigens wil de heer Bless
niet alleen de gemeenten de
schuld van alles geven, want er
zijn ook nog een twintigtal gro
te kermisexploitanten en ker-
misbureaus, die een vinger in
de pap hebben. Die mensen roe
pen: open verpachtingen, maar
hanteren zelf het gesloten
systeem, waarbij allerlei duiste
re manipulaties mogelijk zijn.
'Het gevolg is, dat er straks een
groepje kermis-exploitanten
overblijft, die het alleen maar
om de centen te doen is en
waarbij de artistieke prestaties
op de achtergrond komen'.
Er wordt wel gezegd: kermis?
Dat is een aflopende zaak, maar
uit een onderzoek, dat ik vorig
jaar op twintig plaatsen heb
gedaan, blijkt het tegendeel.
Over het algemeen staat de ker
mis nog volop in de belangstel
ling. Wat wel een feit is, dat
het showelement en het klater
goud verdwijnen. Dat beetje
circusachtige dat gaat weg. Al
les wordt vertechnocratiseerd'.