Prof. Smits legt een vraag neer
aan drempel van de kerken
Aan een zwaar beproefde zuste
door A. J. Klei
vandaag
Beroepings-
werk
Aan onze abonnees
TROUW/KWARTET ZATERDAG 6 JANUARI 1973
KERK T2/K2 f
door prof. dr. H. M. Kuitert
Sociologen hebben zich, ook in ons land. wel vaker over kerk en godsdienst uitgesproken. Ik denk
aan namen als die van Goddijn, Dekker, Schreuder. Laeyendecker, om hier maar enkelen te noe
men. Maar onlangs is een boek op de markt verschenen dat talrijke sociologische deelstudies over
kerk en godsdienst in één forse greep samenvat, endat dan bovendien nog doet op zo'n leesbare en
voor iedereen begrijpelijke manier, dat het hier wel als het boek van het I na)jaar gesignaleerd
mag worden. Ik bedoel het boek van dr. P. Smits. Godsdienst en kerk in het licht van de sociologie
(Uit. Boekencentrum. "s-Gravenhage. 270 blz. Prijs 25.
Laat ik met de totale indruk mogen
beginnen: het boek heeft, juist als
verzameling van zoveel mogelijk socio
logische gegevens, iets indrukwek
kends over zich. Het grapje dat socio
logie bestaat uit het ingewikkeld ma
ken van dingen die iedereen allang
weet, is bekend. Maar het is wel wat
goedkoop. Dezelfde uitspraak kan men
over theologie doen of over anthropo
logic. Maar vermoedelijk zal zowel in
het ene als in het andere geval een
dergelijke uitspraak alleen maar bete
kenen dat de spreker van het betref
fende vak geen verstand heeft.
Sociologie heeft 'zoals een sta
tistiek in Intermediair onlangs liet
zien) een indrukwekkende staat
van dienst achter de rug. En wil
iemand het sprookje dat je van socio
logie niets leren kunt nu eens zelf
weerleggen, laat hij dan het boek van
dr. Smits (hij is hoogleraar in de
sociologie van de godsdienst aan de
rijksuniversiteit te Leiden) lezen. Hij
zal dan al spoedig ontdekken dat juist
een socioloog in staat is om de inge
wikkelde en ondoorzichtige samenhan
gen tussen m.n. de godsdienstige en
kerkelijke ontwikkelingen enerzijds
en die van de maatschappij ander
zijds, zó bloot te leggen dat we met
zijn verhelderingen ook praktisch wat
kunnen beginnen.
Een beetje bang
Daarmee ben ik al aan één van de
thema's van het boek bezig: waarom
laten kerk en theologie zich (nog
steeds) zo weinig in met sociologie,
terwijl juist deze vakwetenschap zo
veel zou kunnen bijdragen om allerlei
kerkelijke en godsdienstige knopen
van vandaag te kunnen verstaan (of
zelfs: te kunnen ontwarren)? Het ant
woord is dat kerk en theologie kenne
lijk een beetje bang voor de sociolo
gie zijn. Niet alleen het eerste hoofd
stuk (dat met zoveel woorden het
thema aanroert) maar héél het boek
van dr. Smits wil die watervrees over
winnen. Geen angst voor de sociolo
gie: waarom zouden we ook! Van
allerlei andere empirische weten
schappen hebben kerk en theologie
geweldig veel geleerd (Smits noemt
hier met name de natuurwetenschap
pen. de geschiedeniswetenschap en de
psychologie). Zou niet op een soortge
lijke manier de inbreng van de socio
logie van'grote betekenis kunnen zijn
voor onze opvattingen over gods
dienst. over kerk. over kerkvormen,
over verkondiging, over leer enz.?
Natuurlijk weet de schrijver ook wel
van wat hij dan sociologismen noemt.
d.w.z. grensoverschrijdingen van de
sociale wetenschappen. Maar hij stelt
daar zeer terecht tegenover dat
de geschiedenis ook weet van theolo-
gi.smen, d.w.z. grensoverschrijdingen
van de kant der theologen.
Hoe weten om een voorbeeld te
geven theologen zo zeker dat onze
wereld moreel achteruit gaat. dat de
mensen normloos worden enz.? Niet
alleen zijn dit soort klachten van
theologen al sinds eeuwen niet van de
lucht dat zegt ook al veel maar
zij berusten bovendien op geen enkel
onderzoek en bevatten mitsdien ook
geen enkele serieuze informatie.
Hoogstens laten ze nu en dan heel
duidelijk zien dat en hoezeer kerk
en theologie aangewezen zijn op socio
logische informatie bij hun oordeels
vorming over mensen en meningen
van vandaag. Wat heeft sociologie aan
te bieden aan kerk en theologie?
Kennissociologie
Ik noem hieronder enkele centrale
thema's die door Smits even uitvoerig
als eenvoudig aan de orde worden
gesteld. Hij begint met een beschrij
ving van de sociale, resp. maatschap
pelijke gebondenheid van onze kennis,
een ontdekking die een heel apart
veld van sociologie heeft opgeroepen,
de z.g. kennissociologie. Allerlei denk
wijzen en denkinhouden blijken sa
men te hangen met onze sociale en
maatschappelijke standplaats. Dat
geldt ook van godsdienstig denken.
Amerikaanse christenen weerspiegelen
'the american way of life' of ze nu
tot de methodisten dan wel tot de
baptisten behoren. Evenzo weerspiege
len plattelandschristenen het traditio
nele plattelandspatroon, of ze nu gere
formeerde bondsleden zijn dan wel
oud-gereformeerden.
Weerspiegelt een godsdienstige ge
meenschap dan alleen maar? Hier
grijpt Smits naar het leuke beeld van
Whitley waarin spiegel en venster
tegenover elkaar worden geplaatst. Is
de kerk alleen een spiegel van de W6rK6llJK
samenleving, dan is ze niet een ver-
nieuwende kracht daarin. Alles is dan
aanpassing. Naast spiegel wat ze
óók is, zelfs onvermijdelijk moet
de kerk daarom als venster functione
ren. d.w.z. uitzicht bieden op een
nieuwe wereld, een nieuwe tijd. en zó
een onafhankelijke kracht zijn, een
kritische factor in de samenleving.
dit geval de kennissociologie ons
meteen al midden in de vragen van
kerk-zijn in deze tijd.
Maar men kan de gegevens ook uit
diepen in de richting van de gods
dienst, en dan openen zich nog weer
andere uitzichten. Want de vraag ligt
voor de hand waarom kerken altijd
spiegel of venster (of beide tegelijk)
zijn. Dat moet wel samenhangen met
wat godsdienst eigenlijk is. Kerken
zijn immers bepaalde organisatie-vor
men van godsdienst. Welnu, wat de
socioloog ons van de godsdienst kan
vertellen, is dat er van huis uit een
onlosmakelijke samenhang bestaat tus
sen godsdienst enerzijds en maat
schappelijke en/of sociale systemen
anderzijds. Godsdienst heeft deze
systemen oorspronkelijk zelfs geheel
en al beheerst. Wat wij secularisatie
noemen, is aldus Smits een
eeuwenoud proces van verzelfstandi
ging van allerlei culturele en maat
schappelijke instellingen tegenover de
(oorspronkelijk) alles beheersende
godsdienst. Vrijheid van godsdienst
om een ilustratie te geven vinden
wij heel gewoon, maar wij vergeten
dat deze vrijheid vrucht is van een
historische ontwikkeling, waarin men
sen zich losmaakten van een heersen
de (en verplichtende) godsdienst.
Nog een stap verder in de geschiede
nis. en we zijn op een punt dat een
mens niet alleen vrij mag staan tegen
over de heersende godsdienst, maar
dat hij ook huizen mag bouwen, we
tenschap mag beoefenen en onderzoek
mag doen zonder aan de leiband van
de heersende godsdienst (d.w.z. de
kerk) te lopen. Wij noemen dit pro
ces: secularisatie, een term die m.n.
in kerkelijke kringen een sterk nega
tieve klank heeft gekregen. Secularisa
tie betekent dan: we gaan achteruit,
de tijden zijn slecht en godsdienst
verkommert. En heeft de term een
maal deze inhoud gekregen, dan
wordt er tegen gewaarschuwd. Pas op
voor secularisatie-tendenzen in het
kerkelijk leven!
Zo brengt een stuk sociologie in
Maar hoe gebruikelijk ook, een socio
loog kijkt er toch weer heel anders
tegenaan. Hij tekent eerst het proces,
op de manier die ik hierboven aan
duidde, en stelt van daaruit de vraag
of we werkelijk in de moderne ont
wikkeling alleen maar verslechtering
moeten zien. Is onze tijd werkelijk zo
ongeestelijk als men zegt of is dat
Prof. dr. P. Smits
meer een ongecontroleerd ge
voel van mensen die vinden dat van
daag alles helaas niet meer is zoals
gister?
Dat laatste kon nog wel eens het
geval zijn. De socioloog in dit
geval dus Smits wijst ons er in
ieder geval op. dat we licht geneigd
zijn om gister tot maatstaf voor van
daag te maken, ook in zaken van
geloof en godsdienst, en dat is geen
goede maatstaf. Wie de norm vereen
zelvigt niet gister, moet alles van.
vandaag wel bij voorbaat fout vinden.
Hier sluit,- op natuurlijke wijze, een
van de interessantste passages uit het
boek bij aan. Het lijkt mij de spil van
Smits' beschouwingen.. Hij bespreekt
daar de duurzame reflectie
(Schelsky's 'Dauterreflexion') als he
dendaagse geloofsvorm. De term mag
wat ingewikkeld zijn, maar zien we er
een keer doorheen, dan zal menig
mens de zaak die ermee bedoeld
wordt, gemakkelijk herkennen, mis
schien zelfs het allergemakkelijkst bij
zichzelf. Er wordt mee bedoeld dat
mensen, in vergelijking met vroeger,
nooit klaar zijn met het denken over
de grote vragen van mens en samenle
ving. Ze overwegen de grote waarhe
den meer dan dat ze zich erop vast
leggen. Of nog weer anders gezegd: de
grote waarheden over mens en wereld
zijn hun eigendom, niet op de wijze
van het bezit maar op de wijze van de
overweging. Waarom? Omdat de mén
sen vandaag meer dan vroeger per
soonlijk en individueel verwerken (en
ook willen verwerken), wat de werke
lijkheid hen biedt.
Zelf zien
Dat geldt ook op het gebied van de
Op een vergadering verklaarde een
broeder dat hij heus niet voor een
getuigenis-mannetje wilde doorgaan,
maar zich soms toch afvroeg of al
die dominees met hun verhalen over
nieuwe strukturen en zo nog wel
eens toekwamen aan het troosten
van een mens Het was even stil.
maar gelukkig zei toen iemand dat
je natuurlijk altijd moest oppassen
voor ongenuanceerdheid, en daarna
kon de zaak weer vrolijk verder
draaien.
Ik vernam dit van een dominee
(voor wie 't weten wil: niet iemand
uit de verontruste hoek) en hij
voegde eraan toe: weet je, ik heb
soms ook het gevoel dat die nieuwe
theologie, of hoe je het maar noe
men wil, eigenlijk alleen lets is voor
sterke, gezonde mensen. Wrikken
aan strukturen, sjouwen voor een
leefbare wereld, ga d'r maar aan
staan. Maar wat bied je iemand die
persoonlijk verdriet heeft, die in
persoonlijke nood verkeert?
Op zo n vraag iieb je geen kant en
klaar antwoord, je kunt vandaag
moeilijk meer de vijf troostboeken
van dr. J. H. Gunning J. Hzn. gaan
rondbrengen.
Deze dr. Gunning was een zoon van
de bekende ethische voorman prof.
dr. J. H. Gunning jr. Bij de begrafe
nis van dr. Gunning, op 24 juni
1940. vergeleek prof. dr. M. J. A. de
Vrijer vader en zoon als volgt:
Prof. Gunning was een gouddelver.
Dr Julian Gunning teas een goud
smid De goudsmeden bereiden
het door de delvers opgegraven
metaal tot 'r gouden muntstuk, tót
het sieraad, tot het gebruiksvoor
werp. Het goud blijft goud, maar
het is bruikbaar geworden voor de
gemeenschap der menschen door
schoonheid en nut.
De vergelijking is duidelijk. en dr.
Gunning is zijn leven lang zeer
royaal aan het smeden geweest. In
zijn 'Herinneringen uit mijn leven',
omschrijft hij zijn eigenlijke le
venstaak als die van 'christelijk pu
blicist' en 'vriend van geestelijk on-
behuisden'. Via zijn weekblad 'Pniël'
en in zijn boeken heeft hij onver-
Ui.v.uaar het door theologen als zijn
vader gedolven goud 'bruikbaar'
gemaakt.
Dr. Gunning heeft erg veel geschre
ven, té veel heeft hijzelf ook wel
eens opgemerkt. En om op de chris
telijke troost te komen, wanneer
vandaag iemand daarover het een
en ander kwijt wil, mogen we blij
zijn als er een bescheiden paperback
uit de bus komt. Maar bij dr. Gun
ning werd het een vijfdelig werk. In
1929 verschenen bij uitgever Kok in
Kampen onder de verzameltitel
'Christus Consolator' (d.i. Trooster)
achtereenvolgens: Mozaïek, Sursum
Corda, In den smeltkroes, Voor
kranken, en Naar huis. Stuk voor
stuk stevige boekwerken.
Zó begon de inleiding op de vijf
boeken:
Indien de Heere mij het leven en de
gezondheid spaart, ivensch ik thans
voor mijn medereizigers naar Sion
een boek te schrijven, dat hun een
weinig teerkost op den moeilijken
levensweg moge verschaffen. Wat
hebben wij meer en geduriger noodig
dan troost
Na zoveel jaren doet het allemaal
erg breedsprakig aan en je kijkt bij
bepaalde onderdelen ook wel eens
ietwat verbaasd op. Ik deed dat
tenminste toen ik in het derde deel,
In den smeltkroes, een paragraaf
tegenkwam, helemaal gewijd aan het
'sukkelen'. Hier is het begin ervan:
Het lijkt mij bijzonder moeielijk
zwak. sukkelend te zijn Niet
bepaald ziek, bedlegerig, hulpbehoe
vend, maar ook niet gezond, vrij in
je bewegingen, niemand tot last.
Niet permanent in de slaapkamer,
maar meestal op een divan, in een
ligstoel. Zelden in de buitenlucht,
als regel binnen de wanden van het
woonvertrek. Gewoonlijk weinig fel
le pijn, maar altijd hier of daar een
onaangenaam gevoel en onophoude
lijk moe. moe, moe. Van het opstaan
af tol het slapen-gaan toe. Overal
heen geweest. Aan zee, in het bosch.
Een paar kleine operaties, een iso-
leerkuur. een geweldige eet-kuur
haast zei ik een grover woord.'f
Dr. J. H. Gunning J. Hzn.
maar nooit echte genezing. Als 't
eene genas, werd het andere weer
erger.
Dat is wel moeielijk! Maar als je
met den Heere gaat, is toch ook die
weg een weg van zegen. Dan leer je
veel opmerker. Bijv., dat er nog
heel wat menschen onder de gezon
den zijn, die óók een kruis dragen,
een kruis, dat niet opvalt en door
de meesten niet gezien wordt. Ziekte
merkt ieder op, zieken worden ont
zien, vaak verwend, maar hoe me
nigeen gaat gebukt onder leed, dat
geen schepsel vermoedt!
De troostboeken van Gunning heb
ben hun werk gedaan, veel mensen
hebben er wat aan gehad. Dat blijkt
ook uit het antwoord dat dr. Gun
ning in zijn correspondentierubriek
in 'Pniël' schreef 'Aan een zwaar
beproefde zuster'. Die brief vangt
aldus aan:
Mijn zwaar beproefde zuster,
Wij kennen elkander niet van
aangezicht tot aangezicht, maar uit
uwen brief heb ik wel begrepen dat
gij een heel, heel moeielijken weg
hebt. Het leven van vele vrouwen
gaat zoo onopgemerkt door de we
reld daarhenen. Welk een verschil
bijvoorbeeld met het mijne! Wat
hebben de couranten het druk met
mij gehad'. Pers-interviews, foto's,
tal van artikelen en stapels brieven.'
En gijgij woont daar op een
afgelegen dorp, hebt geen man, geen
familie nauwelijks meer, en leeft
daar met uw zwakke kinderen in
stille afgezonderdheid voort Gij kent
mijn 'Christus Consolator', en ik
ben innig blij dat die boeken u tot
troost en bemoediging zijn.
Mooi in deze brief is de argeloze
manier waarop Gunning laat merken
hoe verrukkelijk hij eigenlijk zijn
eigen populariteit vindt. Dat moest
hij voordat hij aan het troosten
ging, eventjes kwijt.
Ik zei: deze boeken kun je vandaag
moeilijk meer gaan rondbrengen.
Het hóeft ook niet meer. Er is zo
veel reële troost voorhanden. Neem
de ouders van een ongelukkig kind
(met deze aanduiding wordt in de
regel bedoeld een geestelijk gehan
dicapt kind). In de jaren dat dr.
Gunning zijn boeken schreef, moes
ten die ouders dit leed stil dragen,
waarbij ze dan kracht konden put
ten uit 'Christus Consolator'. Maar
nu hoeven zij dit niet meer op hun
eentje te verwerken. Zij kunnen in
tijdschriften openhartig lezen over
de vragen en problemen van ouders
van het gehandicapte kind, ze kun
nen bij een bureau zus of een
vereniging zo raad vragen en met
andere ouders ervaringen uitwisse
len. En een zwaar beproefde zuster
hoeft niet meer stil in een hoekje
zitten kwijnen, ze kan weten dat
andere mensen proberen haar
eenzaamheid te doorbreken, niet met
opgewekte kletspraat, maar met een
zorgvuldige poging tot peilen van
wat er aan de hand is
Zo kun je doorgaan. Ik zal nooit
beweren dat de persoonlijke nood
minder is dan vroeger, ik beweer wèl
dat er concrete manieren en wegen
gekomen zijn om getroost te worden:
door een artikel in een maandblad,
door een gespreksgroep, door een
radiopraatje, door een forum op de
televisie, door zo'n boekje met korte,
rechtstreeks geschreven overwegin
gen En dit alles komt niet in
mindering op de troost van Christus
Consolator. want als het goed is (en
het is vaker goed dan wij denken)
zijn de dingen die ik opsomde, juist
door Hem geïnspireerd. En in plaats
van een klaagzang aan te heffen,
durf ik stellen dat er tegenwoordig
méér gebeurt aan het lenigen van
persoonlijke nood dan vroeger. Al
leen: de mensen in nood moeten het
willen opmerken, er zo nodig een
stapje voor verzetten, ener
dankbaar voor durven zijn; voor een
bij Mia Smelt aangevraagd plaatje
net zo goed als voor een doorwrocht
advies.
Ik geloof ook niet dat je in dit
verband de dominees die met struk
turen doende zijn, direct kwaad
moet aankijken. Ze zijn vaak genoeg
in de weer let maar op om
affaires op poten te zetten die beo
gen (of mede beogen) persoonlijke
noden te verlichten. Goed, je rilt
wel eens van het taaltje dat ge
bruikt wordt bij de opening van,
zeg maar, een bureau voor levens
moeilijkheden, maar als je eenmaal
weet dat 'relevant' gewoon betekent
dat iets wel wat voorstelt en dat
geëngageerd-zijn zoiets is als de boel
niet aan je laars lappen. is over
zo'n woordenbrij wel heen te ko
men.
Hier valt ook te denken aan de
mensen die wezenlijk lijden aan
Vietnam, aan milieubederf, aan wo
ningnood. Je hebt er die in persoon
lijke nood geraakt zijn omdat de
kerk, hun kerk, pas een mond open
doet als ongeveer vast staat dat
iedereen het nu te gek vindt wor
den. Nooit loopt de kerk voorop,
behalve hier en daar een dominee
die het zo vaak over strukturen
heeft. En dan is juist zo'n dominee
een troost, en geen zondebok!
Overigens blijft er toch iets van
jaloezie op Gunning, die zo rustig
en onbevangen bepaalde vragen
open durfde laten. Wij hoeven toch
niet alles begrijpen, vond hij.
Niet ólle berusting is vals, dat ver
geten wij wel eens met al onze
druktes.
(al dan niet kerkelijk georganiseerde)
godsdienst. De geloofsvormen (belij
denissen, catechismus, enz.) werden
vroeger aanvaard, zoals dat heet. als
vaststaande grootheden. Tegenwoordig
zijn die geloofsvormen en 'dogma's
niet verdwenen, allerminst, maar ze
gaan anders functioneren. Ze dienen
er niet allereerst voor om aanvaard te
worden maar veeleer om als denk-
iniddel het godsdienstig leven en
beleven van de gelovige op gang te
houden.
Een verrukkelijk voorbeeld van God
fried Bomans wordt door Smits als
illustratie gebruikt. Vroeger gaven
godsdienstige ouders het geheim on
uitgepakt aan hun kinderen door, op
dezelfde manier als zii het weer van
hun ouders hadden gekregen: 'met de
touwtjes er nog om'. Maar vandaag
gaat dat niet meer. Dat 'persoonlijk'
en 'individueel' waarover ik zopas
sprak i.v.m. het verwerken, betekent
niets anders dan: wij willen zelf zien
wat er in het pak zit, en het niet
ongeopend doorgeven.
Anders geloven
De consequenties van deze andere
'denkstijl' (zoals Smits het noemt)
voor geloof, kerk en theologie zijn
verstrekkend. Wat het eerste betreft,
kan ik hier verwijzen naar een bijna
gelijktijdig verschenen boek van dr.
Smits onder de titel Anders geloven.
De erosie van het kerkelijk Christen
dom. (Uitg. Koninklijke van Gorcum.
138 blz. Prijs 9.90). Men kan het
lezen als een pendant van Godsdienst
en kerk dat ik hier bespreek. In dit
laatste boek is een socioloog aan het
woord over kerk. geloof en gods
dienst. In Anders geloven is een gods
dienstig. gelovig mens aan het woord
om met behulp van zijn theologische
en sociologische kennis een pleidooi
te voeren voor een nieuwe manier
van geloven. Ik onthoud mij van een
oordeel erover (en een uitvoerige be
spreking ervan) omdat het vrijwel
alles aan de orde stelt wat bij 'anders
geloven' aan de orde moet komen (en
dat het inderdaad 'anders' moet, ben
ik geheel met Smits eens). Men leze
het boek zelf.
In Godsdienst en kerk om daar
weer op terug te komen zijn het
vooral de consequenties voor de kerk
en haar functies (m.n. haar verkondi
ging) die aan de orde kqmen. Ze stipt
oen paar markante punten aan. Voor
de sorioloog is de kerk allereerst een
sociaal instituut, gekarakteriseerd
door haar sociale determinanten. Wel
nu. deze invalshoek werpt niet alleen
licht op de verstrengeling van kerkge
nootschap en b.v. sociale groep, maar
ook het vraagstuk van de grenzen van
de kerk gaat er dan anders uitzien.
Om te beginnen wil Smits duidelijk
onderscheiden tussen grenzen die
door de kerk(en) zelf worden getrok
ken, en grenzen die in feite aan de
kerk (en) als godsdienstige organisa
ties zijn gesteld. Juist bij dit laatste
de grenzen aan is de socioloog
weer van groot nut. Wij zouden er, in
onze argeloosheid, aan voorbij zien
dat er ook grenzen aan de kerk ge
steld zijn. Niet alle christelijkheid zit
in de kerk ingepakt, dat is één ding.
Christelijkheid en kerkelijkheid val
len niet samen.
Vandaaruit komt nog een ander punt
naar voren: de kerk is de historische
verschijningsvorm van het christen
dom. Maar is het ook de enig mogelij
ke? Of zijn wij wellicht onderweg om
andere (nog onbekende) bestaansvor
men van christendom te ontginnen,
en moeten we in het licht van
geschiedenis en sociologie aan zul
ke ontginningspogingen ook alle cre
dit en alle ruimte geven?
Men ziet: opnieuw brengt de socioloog
ons in het hart van de moderne
vragen.
Ik zou kunnen vervolgen we zou
den dan opnieuw op 'heet terrein' zijn
met een uitvoerige weergave van
wat Smits de sociale determinanten
van bijbel, .leer, ethos en verkondi
ging noemt. Ik zie daarvan af, deels
omdat het bekendere stof is, deels
omdat ik het laatste restje ruimte nog
voor wat anders wil bewaren.
Het boek eindigl n.l. met een. toekomst-
ontwerp van de kerk. In dit hoofd
stuk zet de schrijver r.og eens in bij
wat ik al eerder de spil van zijn
beschouwing heb genoemd: de denk
stijl van de duurzame reflectie. Het
thema keert hier terug in de termino
logie van Bastian die de kerkelijke
cultuur van het verleden eens om
schreef als een 'antwoordcultuur'. Hij
bedoelde ermee: de antwoorden lagen
al klaar, voordat de vragen nog be
gonnen waren, zodat er eigenlijk van
vragen helemaal niet gesproken kon
worden. Laat staan dat er eigen vra
gen kwamen!
Een mooi verbeeld van een document
uit de vroegere kerkelijke antwoord
cultuur is het vraag en antwoordspel
van de Heidelbergse Catechismus.
Waarom deze Catechismus er langza
merhand uit gaat, is niet omdat ze
dogmatisch fout is, maar omdat de
antwoorden die erin gegeven worden
niet slaan op vragen die we zelf
hebben gesteld. Daarom worden die
antwoorden ook niet ervaren als rele
vant.
Nuttige vraag
Zo kom ik op een slotregel van Smits
die ik hier graag wil aanhalen. Zij
haakt in op dat relevant-zijn van het
christelijk geloofsgoed. Op een van de
laatste bladzijden merkt Smits op, dat
de huidige geloofwaardigheidscrisis
der kerken rechtstreeks samenhangt
met hun tekort aan feitelijke sociale
relevantie. In wat simpeler hollands:
de kerken stellen weinig voor, als het
gaat om het vinden (en scheppen)
van wegen waarlangs een samenleving
vandaag kan* gaan. Dat is aldus
Smits een feitelijk gegeven.
Ik ben bang dat hij een onweerleg
baar gelijk heeft. Daarom lijkt mij
zijn vraag ook zo nuttig voor alle
kerkgenootschappen. Zou het niet
hoog tijd zijn om allerlei althans voor
het samenleven van mensen en groe
pen onvruchtbare discussies te staken
en te proberen als kerkgenootschap
pen dus vanuit de godsdienstige
inspiratie wat voor te stellen in
onze wereld? Het boek van Smits kan
men lezen als een poging deze vraag
zo klemmend en indringend mogelijk
aan de drempel van de kerkgenoot
schappen neer te leggen.
DAAR WAAR HIJ IS
De wegzending van Hagar met has
zoon Ismaël heeft bijbellezers altij
wel voor problemen gesteld. Het is
dag dat het kind Isaak gespeen
wordt en dus feest. Sara ziet Ismai
iets doen dat haar niet bevalt. Wi
hij precies gedaan heeft is niet geh«
duidelijk. Heeft hij gespot, niet d
nodige égards in acht genomen, zitte
mokken of nog iets anders? We wete
het niet precies. In ieder geval, dat
wel duidelijk, het zien van de jonge
wekt het misnoegen van Sara op
ze vindt dat Abraham Hagar en I
maël moet wegjagen. Een nogal kra
se uitdrukking. Abraham denkt
anders over, maar God beweegt hei
om het toch maar te doen. Er kaï
alleen maar narigheid van komen al
Isaak groter wordt. En zo gebeui
het. Hagar wordt weggestuurd
niet veel meer dan proviand voo
korte tijd. De woestijn is heet
droog en weldra is het water
Hagar kan haar kind niet zien sterva
en legt hem onder een struik Ea
drama, waarbij een mens stom
kunnen worden. Dan grijpt God
Hij hoort de jongen 'daar waar hij is1
De rabbijnen vertalen: 'zoals hij toet
was' en leiden daaruit af de leer dj
God de berouwvolle bidder beoordeel
naar zijn staat op het moment va
zijn gebed. Wij houden het op di
vertaling: daar waar hij is. Deze onni
zele woorden willen ons iets bijbrei
gen van Gods zorg in de verwarringei
waarin wij ons leven brengen. Goè
raad aan Abraham en zijn horen vai
de jongen behoren bijeen. Hagai
heeft een drinkgelegenheid
buurt in haar verdriet niet opge
merkt. De jongen wordt gered
Hagar krijgt de belofte voor hei
mee. Hij krijgt een vrouw uit he
land van zijn moeder. God aan di
kant van de weggejaagde, daar waa
hij is. Er worden in dit stuk gee
oordelen geveld. Het leven is er doo
ons toedoen te verward voor. Maa
niemand moet Gods zorg voor zie
opeisen en van zijn plek op de aard
'Gods own country' maken. God zie
daar waar hij is. Dat kan Noori
Vietnam of Zuid-Vietnam, dat ka
Israël zijn en ook de Gaza-strook.
NED. HERV. KERK
Beroepen: te Ede: T. van 't Veld t(
Waddinxveen (toez.).
Aangenomen naar Exeter (Ontario)
H. van Essen, gastpred te Grootegast.
Bedankt: voor Woudenberg (toez.): J
den Besten te Huizen; voor A-dam-W.
C. v. d. Bosch te Gorinchem.
Afscheid van Hazerswoude: L. Boer,
ber. te Katwijk aan Zee; van Oudelan-
de: C. Hoogendoorn, ber. te Twello;
van Aagtekerke: B. Wallet, ber. te
Driebergen; van Woudenberg: A. J.
Timmer, ber. te Lunteren; van Nuis
kand. N. de Mooy (als. past. medewer
ker-vicaris), ber. te Wormerveer.
Intrede te Willige-Langerak: kand. G.
K. Korporaal uit Gorinchem.
Overleden Jac Bronsgeest (50), sinds
'63 pred. te Hillegom, daarvoor te
Hansweert.
GEREF. KERKEN
Beroepen: te Bunschoten-Spakenburg:
A. Koorneef te Schermerhorn; te Hen
drik Ido Ambacht: J. L. Delhaas, kand
te IJsselmonde.
Benoemd te Epe als hulppred. S. D.
Lankhuyzen, a.s. em. pred., te Naald
wijk.
Afscheid van 's Gravenhage-Z.: A. C
van Beek, ber. te 's Gravenhage-W.
van Heinkenszand: D. Dieleman ber.
te Groningen-W. (studentenpred.);
van Zwolle: H. Hogenhuis, wegens
benoeming tot pred. in alg. dien^
(dep. Kerk en Jeugd).
*ntrede te Drogeham: kand. J. v
Ploeg uit Emmeloord; te Heteren:
kand. J. J. v. d. Bom uit Kampen.
GEREF. KERKEN (VRIJG.)
Beroepen: te Alkmaar-Broek op Lan-
gedijk: M. H. Sliggers te Avereest.
Intrede te Zuidwolde (Gr.): kand. H.
E. Nieuwenhuis te Groningen.
CHR. GEREF. KERKEN
Bedankt voor Zaandam: Ch. Verhage
te Den Haag-C.
Afscheid van Emmen: J. Vogel, ber.
te Rozenburg.
GEREF. GEMEENTEN
Bedankt voor Rotterdam-Alexander-
polder: D. Hakkenberg te Dordrecht.
BAPTISTEN GEMEENTEN
Afscheid van Eindhoven: J. Schouten,
ber. te Emmen.
GEREF. GEM. IN NED.
Beroepen: te Terneuzen, A. Wink te
Terneuzen.
Voor de incasso van abonne
mentsgelden verzenden wij bin
nenkort weer de acceptgirokaar
ten.
Graag hopen wij dat u van deze
kaarten gebruik wilt maken,
omdat onze administratie op
verwerking hiervan is ingesteld.
Mocht er voor u aanleiding be
staan toch een eigen giro-over
schrijving te verrichten, dan
verzoeken wij u met klem altijd
het abonnee-nummer, dat op de
acceptgirokaart staat, op uw gi
robiljet te vermelden.
Wilt u verder, zowel bij ge
bruik van de acceptgirokaart als
bij een eigen giro-overschrij
ving, geen mededelingen zoals
kennisgeving van verhuizing
e.d. vermelden? Doet u dit in
een afzonderlijk schrijven?
Onze administratie is u er zeer
dankbaar voor.
De Directie