Prof. Smits legt een vraag neer aan drempel van de kerken Aan een zwaar beproefde zuste door A. J. Klei vandaag Beroepings- werk Aan onze abonnees TROUW/KWARTET ZATERDAG 6 JANUARI 1973 KERK T2/K2 f door prof. dr. H. M. Kuitert Sociologen hebben zich, ook in ons land. wel vaker over kerk en godsdienst uitgesproken. Ik denk aan namen als die van Goddijn, Dekker, Schreuder. Laeyendecker, om hier maar enkelen te noe men. Maar onlangs is een boek op de markt verschenen dat talrijke sociologische deelstudies over kerk en godsdienst in één forse greep samenvat, endat dan bovendien nog doet op zo'n leesbare en voor iedereen begrijpelijke manier, dat het hier wel als het boek van het I na)jaar gesignaleerd mag worden. Ik bedoel het boek van dr. P. Smits. Godsdienst en kerk in het licht van de sociologie (Uit. Boekencentrum. "s-Gravenhage. 270 blz. Prijs 25. Laat ik met de totale indruk mogen beginnen: het boek heeft, juist als verzameling van zoveel mogelijk socio logische gegevens, iets indrukwek kends over zich. Het grapje dat socio logie bestaat uit het ingewikkeld ma ken van dingen die iedereen allang weet, is bekend. Maar het is wel wat goedkoop. Dezelfde uitspraak kan men over theologie doen of over anthropo logic. Maar vermoedelijk zal zowel in het ene als in het andere geval een dergelijke uitspraak alleen maar bete kenen dat de spreker van het betref fende vak geen verstand heeft. Sociologie heeft 'zoals een sta tistiek in Intermediair onlangs liet zien) een indrukwekkende staat van dienst achter de rug. En wil iemand het sprookje dat je van socio logie niets leren kunt nu eens zelf weerleggen, laat hij dan het boek van dr. Smits (hij is hoogleraar in de sociologie van de godsdienst aan de rijksuniversiteit te Leiden) lezen. Hij zal dan al spoedig ontdekken dat juist een socioloog in staat is om de inge wikkelde en ondoorzichtige samenhan gen tussen m.n. de godsdienstige en kerkelijke ontwikkelingen enerzijds en die van de maatschappij ander zijds, zó bloot te leggen dat we met zijn verhelderingen ook praktisch wat kunnen beginnen. Een beetje bang Daarmee ben ik al aan één van de thema's van het boek bezig: waarom laten kerk en theologie zich (nog steeds) zo weinig in met sociologie, terwijl juist deze vakwetenschap zo veel zou kunnen bijdragen om allerlei kerkelijke en godsdienstige knopen van vandaag te kunnen verstaan (of zelfs: te kunnen ontwarren)? Het ant woord is dat kerk en theologie kenne lijk een beetje bang voor de sociolo gie zijn. Niet alleen het eerste hoofd stuk (dat met zoveel woorden het thema aanroert) maar héél het boek van dr. Smits wil die watervrees over winnen. Geen angst voor de sociolo gie: waarom zouden we ook! Van allerlei andere empirische weten schappen hebben kerk en theologie geweldig veel geleerd (Smits noemt hier met name de natuurwetenschap pen. de geschiedeniswetenschap en de psychologie). Zou niet op een soortge lijke manier de inbreng van de socio logie van'grote betekenis kunnen zijn voor onze opvattingen over gods dienst. over kerk. over kerkvormen, over verkondiging, over leer enz.? Natuurlijk weet de schrijver ook wel van wat hij dan sociologismen noemt. d.w.z. grensoverschrijdingen van de sociale wetenschappen. Maar hij stelt daar zeer terecht tegenover dat de geschiedenis ook weet van theolo- gi.smen, d.w.z. grensoverschrijdingen van de kant der theologen. Hoe weten om een voorbeeld te geven theologen zo zeker dat onze wereld moreel achteruit gaat. dat de mensen normloos worden enz.? Niet alleen zijn dit soort klachten van theologen al sinds eeuwen niet van de lucht dat zegt ook al veel maar zij berusten bovendien op geen enkel onderzoek en bevatten mitsdien ook geen enkele serieuze informatie. Hoogstens laten ze nu en dan heel duidelijk zien dat en hoezeer kerk en theologie aangewezen zijn op socio logische informatie bij hun oordeels vorming over mensen en meningen van vandaag. Wat heeft sociologie aan te bieden aan kerk en theologie? Kennissociologie Ik noem hieronder enkele centrale thema's die door Smits even uitvoerig als eenvoudig aan de orde worden gesteld. Hij begint met een beschrij ving van de sociale, resp. maatschap pelijke gebondenheid van onze kennis, een ontdekking die een heel apart veld van sociologie heeft opgeroepen, de z.g. kennissociologie. Allerlei denk wijzen en denkinhouden blijken sa men te hangen met onze sociale en maatschappelijke standplaats. Dat geldt ook van godsdienstig denken. Amerikaanse christenen weerspiegelen 'the american way of life' of ze nu tot de methodisten dan wel tot de baptisten behoren. Evenzo weerspiege len plattelandschristenen het traditio nele plattelandspatroon, of ze nu gere formeerde bondsleden zijn dan wel oud-gereformeerden. Weerspiegelt een godsdienstige ge meenschap dan alleen maar? Hier grijpt Smits naar het leuke beeld van Whitley waarin spiegel en venster tegenover elkaar worden geplaatst. Is de kerk alleen een spiegel van de W6rK6llJK samenleving, dan is ze niet een ver- nieuwende kracht daarin. Alles is dan aanpassing. Naast spiegel wat ze óók is, zelfs onvermijdelijk moet de kerk daarom als venster functione ren. d.w.z. uitzicht bieden op een nieuwe wereld, een nieuwe tijd. en zó een onafhankelijke kracht zijn, een kritische factor in de samenleving. dit geval de kennissociologie ons meteen al midden in de vragen van kerk-zijn in deze tijd. Maar men kan de gegevens ook uit diepen in de richting van de gods dienst, en dan openen zich nog weer andere uitzichten. Want de vraag ligt voor de hand waarom kerken altijd spiegel of venster (of beide tegelijk) zijn. Dat moet wel samenhangen met wat godsdienst eigenlijk is. Kerken zijn immers bepaalde organisatie-vor men van godsdienst. Welnu, wat de socioloog ons van de godsdienst kan vertellen, is dat er van huis uit een onlosmakelijke samenhang bestaat tus sen godsdienst enerzijds en maat schappelijke en/of sociale systemen anderzijds. Godsdienst heeft deze systemen oorspronkelijk zelfs geheel en al beheerst. Wat wij secularisatie noemen, is aldus Smits een eeuwenoud proces van verzelfstandi ging van allerlei culturele en maat schappelijke instellingen tegenover de (oorspronkelijk) alles beheersende godsdienst. Vrijheid van godsdienst om een ilustratie te geven vinden wij heel gewoon, maar wij vergeten dat deze vrijheid vrucht is van een historische ontwikkeling, waarin men sen zich losmaakten van een heersen de (en verplichtende) godsdienst. Nog een stap verder in de geschiede nis. en we zijn op een punt dat een mens niet alleen vrij mag staan tegen over de heersende godsdienst, maar dat hij ook huizen mag bouwen, we tenschap mag beoefenen en onderzoek mag doen zonder aan de leiband van de heersende godsdienst (d.w.z. de kerk) te lopen. Wij noemen dit pro ces: secularisatie, een term die m.n. in kerkelijke kringen een sterk nega tieve klank heeft gekregen. Secularisa tie betekent dan: we gaan achteruit, de tijden zijn slecht en godsdienst verkommert. En heeft de term een maal deze inhoud gekregen, dan wordt er tegen gewaarschuwd. Pas op voor secularisatie-tendenzen in het kerkelijk leven! Zo brengt een stuk sociologie in Maar hoe gebruikelijk ook, een socio loog kijkt er toch weer heel anders tegenaan. Hij tekent eerst het proces, op de manier die ik hierboven aan duidde, en stelt van daaruit de vraag of we werkelijk in de moderne ont wikkeling alleen maar verslechtering moeten zien. Is onze tijd werkelijk zo ongeestelijk als men zegt of is dat Prof. dr. P. Smits meer een ongecontroleerd ge voel van mensen die vinden dat van daag alles helaas niet meer is zoals gister? Dat laatste kon nog wel eens het geval zijn. De socioloog in dit geval dus Smits wijst ons er in ieder geval op. dat we licht geneigd zijn om gister tot maatstaf voor van daag te maken, ook in zaken van geloof en godsdienst, en dat is geen goede maatstaf. Wie de norm vereen zelvigt niet gister, moet alles van. vandaag wel bij voorbaat fout vinden. Hier sluit,- op natuurlijke wijze, een van de interessantste passages uit het boek bij aan. Het lijkt mij de spil van Smits' beschouwingen.. Hij bespreekt daar de duurzame reflectie (Schelsky's 'Dauterreflexion') als he dendaagse geloofsvorm. De term mag wat ingewikkeld zijn, maar zien we er een keer doorheen, dan zal menig mens de zaak die ermee bedoeld wordt, gemakkelijk herkennen, mis schien zelfs het allergemakkelijkst bij zichzelf. Er wordt mee bedoeld dat mensen, in vergelijking met vroeger, nooit klaar zijn met het denken over de grote vragen van mens en samenle ving. Ze overwegen de grote waarhe den meer dan dat ze zich erop vast leggen. Of nog weer anders gezegd: de grote waarheden over mens en wereld zijn hun eigendom, niet op de wijze van het bezit maar op de wijze van de overweging. Waarom? Omdat de mén sen vandaag meer dan vroeger per soonlijk en individueel verwerken (en ook willen verwerken), wat de werke lijkheid hen biedt. Zelf zien Dat geldt ook op het gebied van de Op een vergadering verklaarde een broeder dat hij heus niet voor een getuigenis-mannetje wilde doorgaan, maar zich soms toch afvroeg of al die dominees met hun verhalen over nieuwe strukturen en zo nog wel eens toekwamen aan het troosten van een mens Het was even stil. maar gelukkig zei toen iemand dat je natuurlijk altijd moest oppassen voor ongenuanceerdheid, en daarna kon de zaak weer vrolijk verder draaien. Ik vernam dit van een dominee (voor wie 't weten wil: niet iemand uit de verontruste hoek) en hij voegde eraan toe: weet je, ik heb soms ook het gevoel dat die nieuwe theologie, of hoe je het maar noe men wil, eigenlijk alleen lets is voor sterke, gezonde mensen. Wrikken aan strukturen, sjouwen voor een leefbare wereld, ga d'r maar aan staan. Maar wat bied je iemand die persoonlijk verdriet heeft, die in persoonlijke nood verkeert? Op zo n vraag iieb je geen kant en klaar antwoord, je kunt vandaag moeilijk meer de vijf troostboeken van dr. J. H. Gunning J. Hzn. gaan rondbrengen. Deze dr. Gunning was een zoon van de bekende ethische voorman prof. dr. J. H. Gunning jr. Bij de begrafe nis van dr. Gunning, op 24 juni 1940. vergeleek prof. dr. M. J. A. de Vrijer vader en zoon als volgt: Prof. Gunning was een gouddelver. Dr Julian Gunning teas een goud smid De goudsmeden bereiden het door de delvers opgegraven metaal tot 'r gouden muntstuk, tót het sieraad, tot het gebruiksvoor werp. Het goud blijft goud, maar het is bruikbaar geworden voor de gemeenschap der menschen door schoonheid en nut. De vergelijking is duidelijk. en dr. Gunning is zijn leven lang zeer royaal aan het smeden geweest. In zijn 'Herinneringen uit mijn leven', omschrijft hij zijn eigenlijke le venstaak als die van 'christelijk pu blicist' en 'vriend van geestelijk on- behuisden'. Via zijn weekblad 'Pniël' en in zijn boeken heeft hij onver- Ui.v.uaar het door theologen als zijn vader gedolven goud 'bruikbaar' gemaakt. Dr. Gunning heeft erg veel geschre ven, té veel heeft hijzelf ook wel eens opgemerkt. En om op de chris telijke troost te komen, wanneer vandaag iemand daarover het een en ander kwijt wil, mogen we blij zijn als er een bescheiden paperback uit de bus komt. Maar bij dr. Gun ning werd het een vijfdelig werk. In 1929 verschenen bij uitgever Kok in Kampen onder de verzameltitel 'Christus Consolator' (d.i. Trooster) achtereenvolgens: Mozaïek, Sursum Corda, In den smeltkroes, Voor kranken, en Naar huis. Stuk voor stuk stevige boekwerken. Zó begon de inleiding op de vijf boeken: Indien de Heere mij het leven en de gezondheid spaart, ivensch ik thans voor mijn medereizigers naar Sion een boek te schrijven, dat hun een weinig teerkost op den moeilijken levensweg moge verschaffen. Wat hebben wij meer en geduriger noodig dan troost Na zoveel jaren doet het allemaal erg breedsprakig aan en je kijkt bij bepaalde onderdelen ook wel eens ietwat verbaasd op. Ik deed dat tenminste toen ik in het derde deel, In den smeltkroes, een paragraaf tegenkwam, helemaal gewijd aan het 'sukkelen'. Hier is het begin ervan: Het lijkt mij bijzonder moeielijk zwak. sukkelend te zijn Niet bepaald ziek, bedlegerig, hulpbehoe vend, maar ook niet gezond, vrij in je bewegingen, niemand tot last. Niet permanent in de slaapkamer, maar meestal op een divan, in een ligstoel. Zelden in de buitenlucht, als regel binnen de wanden van het woonvertrek. Gewoonlijk weinig fel le pijn, maar altijd hier of daar een onaangenaam gevoel en onophoude lijk moe. moe, moe. Van het opstaan af tol het slapen-gaan toe. Overal heen geweest. Aan zee, in het bosch. Een paar kleine operaties, een iso- leerkuur. een geweldige eet-kuur haast zei ik een grover woord.'f Dr. J. H. Gunning J. Hzn. maar nooit echte genezing. Als 't eene genas, werd het andere weer erger. Dat is wel moeielijk! Maar als je met den Heere gaat, is toch ook die weg een weg van zegen. Dan leer je veel opmerker. Bijv., dat er nog heel wat menschen onder de gezon den zijn, die óók een kruis dragen, een kruis, dat niet opvalt en door de meesten niet gezien wordt. Ziekte merkt ieder op, zieken worden ont zien, vaak verwend, maar hoe me nigeen gaat gebukt onder leed, dat geen schepsel vermoedt! De troostboeken van Gunning heb ben hun werk gedaan, veel mensen hebben er wat aan gehad. Dat blijkt ook uit het antwoord dat dr. Gun ning in zijn correspondentierubriek in 'Pniël' schreef 'Aan een zwaar beproefde zuster'. Die brief vangt aldus aan: Mijn zwaar beproefde zuster, Wij kennen elkander niet van aangezicht tot aangezicht, maar uit uwen brief heb ik wel begrepen dat gij een heel, heel moeielijken weg hebt. Het leven van vele vrouwen gaat zoo onopgemerkt door de we reld daarhenen. Welk een verschil bijvoorbeeld met het mijne! Wat hebben de couranten het druk met mij gehad'. Pers-interviews, foto's, tal van artikelen en stapels brieven.' En gijgij woont daar op een afgelegen dorp, hebt geen man, geen familie nauwelijks meer, en leeft daar met uw zwakke kinderen in stille afgezonderdheid voort Gij kent mijn 'Christus Consolator', en ik ben innig blij dat die boeken u tot troost en bemoediging zijn. Mooi in deze brief is de argeloze manier waarop Gunning laat merken hoe verrukkelijk hij eigenlijk zijn eigen populariteit vindt. Dat moest hij voordat hij aan het troosten ging, eventjes kwijt. Ik zei: deze boeken kun je vandaag moeilijk meer gaan rondbrengen. Het hóeft ook niet meer. Er is zo veel reële troost voorhanden. Neem de ouders van een ongelukkig kind (met deze aanduiding wordt in de regel bedoeld een geestelijk gehan dicapt kind). In de jaren dat dr. Gunning zijn boeken schreef, moes ten die ouders dit leed stil dragen, waarbij ze dan kracht konden put ten uit 'Christus Consolator'. Maar nu hoeven zij dit niet meer op hun eentje te verwerken. Zij kunnen in tijdschriften openhartig lezen over de vragen en problemen van ouders van het gehandicapte kind, ze kun nen bij een bureau zus of een vereniging zo raad vragen en met andere ouders ervaringen uitwisse len. En een zwaar beproefde zuster hoeft niet meer stil in een hoekje zitten kwijnen, ze kan weten dat andere mensen proberen haar eenzaamheid te doorbreken, niet met opgewekte kletspraat, maar met een zorgvuldige poging tot peilen van wat er aan de hand is Zo kun je doorgaan. Ik zal nooit beweren dat de persoonlijke nood minder is dan vroeger, ik beweer wèl dat er concrete manieren en wegen gekomen zijn om getroost te worden: door een artikel in een maandblad, door een gespreksgroep, door een radiopraatje, door een forum op de televisie, door zo'n boekje met korte, rechtstreeks geschreven overwegin gen En dit alles komt niet in mindering op de troost van Christus Consolator. want als het goed is (en het is vaker goed dan wij denken) zijn de dingen die ik opsomde, juist door Hem geïnspireerd. En in plaats van een klaagzang aan te heffen, durf ik stellen dat er tegenwoordig méér gebeurt aan het lenigen van persoonlijke nood dan vroeger. Al leen: de mensen in nood moeten het willen opmerken, er zo nodig een stapje voor verzetten, ener dankbaar voor durven zijn; voor een bij Mia Smelt aangevraagd plaatje net zo goed als voor een doorwrocht advies. Ik geloof ook niet dat je in dit verband de dominees die met struk turen doende zijn, direct kwaad moet aankijken. Ze zijn vaak genoeg in de weer let maar op om affaires op poten te zetten die beo gen (of mede beogen) persoonlijke noden te verlichten. Goed, je rilt wel eens van het taaltje dat ge bruikt wordt bij de opening van, zeg maar, een bureau voor levens moeilijkheden, maar als je eenmaal weet dat 'relevant' gewoon betekent dat iets wel wat voorstelt en dat geëngageerd-zijn zoiets is als de boel niet aan je laars lappen. is over zo'n woordenbrij wel heen te ko men. Hier valt ook te denken aan de mensen die wezenlijk lijden aan Vietnam, aan milieubederf, aan wo ningnood. Je hebt er die in persoon lijke nood geraakt zijn omdat de kerk, hun kerk, pas een mond open doet als ongeveer vast staat dat iedereen het nu te gek vindt wor den. Nooit loopt de kerk voorop, behalve hier en daar een dominee die het zo vaak over strukturen heeft. En dan is juist zo'n dominee een troost, en geen zondebok! Overigens blijft er toch iets van jaloezie op Gunning, die zo rustig en onbevangen bepaalde vragen open durfde laten. Wij hoeven toch niet alles begrijpen, vond hij. Niet ólle berusting is vals, dat ver geten wij wel eens met al onze druktes. (al dan niet kerkelijk georganiseerde) godsdienst. De geloofsvormen (belij denissen, catechismus, enz.) werden vroeger aanvaard, zoals dat heet. als vaststaande grootheden. Tegenwoordig zijn die geloofsvormen en 'dogma's niet verdwenen, allerminst, maar ze gaan anders functioneren. Ze dienen er niet allereerst voor om aanvaard te worden maar veeleer om als denk- iniddel het godsdienstig leven en beleven van de gelovige op gang te houden. Een verrukkelijk voorbeeld van God fried Bomans wordt door Smits als illustratie gebruikt. Vroeger gaven godsdienstige ouders het geheim on uitgepakt aan hun kinderen door, op dezelfde manier als zii het weer van hun ouders hadden gekregen: 'met de touwtjes er nog om'. Maar vandaag gaat dat niet meer. Dat 'persoonlijk' en 'individueel' waarover ik zopas sprak i.v.m. het verwerken, betekent niets anders dan: wij willen zelf zien wat er in het pak zit, en het niet ongeopend doorgeven. Anders geloven De consequenties van deze andere 'denkstijl' (zoals Smits het noemt) voor geloof, kerk en theologie zijn verstrekkend. Wat het eerste betreft, kan ik hier verwijzen naar een bijna gelijktijdig verschenen boek van dr. Smits onder de titel Anders geloven. De erosie van het kerkelijk Christen dom. (Uitg. Koninklijke van Gorcum. 138 blz. Prijs 9.90). Men kan het lezen als een pendant van Godsdienst en kerk dat ik hier bespreek. In dit laatste boek is een socioloog aan het woord over kerk. geloof en gods dienst. In Anders geloven is een gods dienstig. gelovig mens aan het woord om met behulp van zijn theologische en sociologische kennis een pleidooi te voeren voor een nieuwe manier van geloven. Ik onthoud mij van een oordeel erover (en een uitvoerige be spreking ervan) omdat het vrijwel alles aan de orde stelt wat bij 'anders geloven' aan de orde moet komen (en dat het inderdaad 'anders' moet, ben ik geheel met Smits eens). Men leze het boek zelf. In Godsdienst en kerk om daar weer op terug te komen zijn het vooral de consequenties voor de kerk en haar functies (m.n. haar verkondi ging) die aan de orde kqmen. Ze stipt oen paar markante punten aan. Voor de sorioloog is de kerk allereerst een sociaal instituut, gekarakteriseerd door haar sociale determinanten. Wel nu. deze invalshoek werpt niet alleen licht op de verstrengeling van kerkge nootschap en b.v. sociale groep, maar ook het vraagstuk van de grenzen van de kerk gaat er dan anders uitzien. Om te beginnen wil Smits duidelijk onderscheiden tussen grenzen die door de kerk(en) zelf worden getrok ken, en grenzen die in feite aan de kerk (en) als godsdienstige organisa ties zijn gesteld. Juist bij dit laatste de grenzen aan is de socioloog weer van groot nut. Wij zouden er, in onze argeloosheid, aan voorbij zien dat er ook grenzen aan de kerk ge steld zijn. Niet alle christelijkheid zit in de kerk ingepakt, dat is één ding. Christelijkheid en kerkelijkheid val len niet samen. Vandaaruit komt nog een ander punt naar voren: de kerk is de historische verschijningsvorm van het christen dom. Maar is het ook de enig mogelij ke? Of zijn wij wellicht onderweg om andere (nog onbekende) bestaansvor men van christendom te ontginnen, en moeten we in het licht van geschiedenis en sociologie aan zul ke ontginningspogingen ook alle cre dit en alle ruimte geven? Men ziet: opnieuw brengt de socioloog ons in het hart van de moderne vragen. Ik zou kunnen vervolgen we zou den dan opnieuw op 'heet terrein' zijn met een uitvoerige weergave van wat Smits de sociale determinanten van bijbel, .leer, ethos en verkondi ging noemt. Ik zie daarvan af, deels omdat het bekendere stof is, deels omdat ik het laatste restje ruimte nog voor wat anders wil bewaren. Het boek eindigl n.l. met een. toekomst- ontwerp van de kerk. In dit hoofd stuk zet de schrijver r.og eens in bij wat ik al eerder de spil van zijn beschouwing heb genoemd: de denk stijl van de duurzame reflectie. Het thema keert hier terug in de termino logie van Bastian die de kerkelijke cultuur van het verleden eens om schreef als een 'antwoordcultuur'. Hij bedoelde ermee: de antwoorden lagen al klaar, voordat de vragen nog be gonnen waren, zodat er eigenlijk van vragen helemaal niet gesproken kon worden. Laat staan dat er eigen vra gen kwamen! Een mooi verbeeld van een document uit de vroegere kerkelijke antwoord cultuur is het vraag en antwoordspel van de Heidelbergse Catechismus. Waarom deze Catechismus er langza merhand uit gaat, is niet omdat ze dogmatisch fout is, maar omdat de antwoorden die erin gegeven worden niet slaan op vragen die we zelf hebben gesteld. Daarom worden die antwoorden ook niet ervaren als rele vant. Nuttige vraag Zo kom ik op een slotregel van Smits die ik hier graag wil aanhalen. Zij haakt in op dat relevant-zijn van het christelijk geloofsgoed. Op een van de laatste bladzijden merkt Smits op, dat de huidige geloofwaardigheidscrisis der kerken rechtstreeks samenhangt met hun tekort aan feitelijke sociale relevantie. In wat simpeler hollands: de kerken stellen weinig voor, als het gaat om het vinden (en scheppen) van wegen waarlangs een samenleving vandaag kan* gaan. Dat is aldus Smits een feitelijk gegeven. Ik ben bang dat hij een onweerleg baar gelijk heeft. Daarom lijkt mij zijn vraag ook zo nuttig voor alle kerkgenootschappen. Zou het niet hoog tijd zijn om allerlei althans voor het samenleven van mensen en groe pen onvruchtbare discussies te staken en te proberen als kerkgenootschap pen dus vanuit de godsdienstige inspiratie wat voor te stellen in onze wereld? Het boek van Smits kan men lezen als een poging deze vraag zo klemmend en indringend mogelijk aan de drempel van de kerkgenoot schappen neer te leggen. DAAR WAAR HIJ IS De wegzending van Hagar met has zoon Ismaël heeft bijbellezers altij wel voor problemen gesteld. Het is dag dat het kind Isaak gespeen wordt en dus feest. Sara ziet Ismai iets doen dat haar niet bevalt. Wi hij precies gedaan heeft is niet geh« duidelijk. Heeft hij gespot, niet d nodige égards in acht genomen, zitte mokken of nog iets anders? We wete het niet precies. In ieder geval, dat wel duidelijk, het zien van de jonge wekt het misnoegen van Sara op ze vindt dat Abraham Hagar en I maël moet wegjagen. Een nogal kra se uitdrukking. Abraham denkt anders over, maar God beweegt hei om het toch maar te doen. Er kaï alleen maar narigheid van komen al Isaak groter wordt. En zo gebeui het. Hagar wordt weggestuurd niet veel meer dan proviand voo korte tijd. De woestijn is heet droog en weldra is het water Hagar kan haar kind niet zien sterva en legt hem onder een struik Ea drama, waarbij een mens stom kunnen worden. Dan grijpt God Hij hoort de jongen 'daar waar hij is1 De rabbijnen vertalen: 'zoals hij toet was' en leiden daaruit af de leer dj God de berouwvolle bidder beoordeel naar zijn staat op het moment va zijn gebed. Wij houden het op di vertaling: daar waar hij is. Deze onni zele woorden willen ons iets bijbrei gen van Gods zorg in de verwarringei waarin wij ons leven brengen. Goè raad aan Abraham en zijn horen vai de jongen behoren bijeen. Hagai heeft een drinkgelegenheid buurt in haar verdriet niet opge merkt. De jongen wordt gered Hagar krijgt de belofte voor hei mee. Hij krijgt een vrouw uit he land van zijn moeder. God aan di kant van de weggejaagde, daar waa hij is. Er worden in dit stuk gee oordelen geveld. Het leven is er doo ons toedoen te verward voor. Maa niemand moet Gods zorg voor zie opeisen en van zijn plek op de aard 'Gods own country' maken. God zie daar waar hij is. Dat kan Noori Vietnam of Zuid-Vietnam, dat ka Israël zijn en ook de Gaza-strook. NED. HERV. KERK Beroepen: te Ede: T. van 't Veld t( Waddinxveen (toez.). Aangenomen naar Exeter (Ontario) H. van Essen, gastpred te Grootegast. Bedankt: voor Woudenberg (toez.): J den Besten te Huizen; voor A-dam-W. C. v. d. Bosch te Gorinchem. Afscheid van Hazerswoude: L. Boer, ber. te Katwijk aan Zee; van Oudelan- de: C. Hoogendoorn, ber. te Twello; van Aagtekerke: B. Wallet, ber. te Driebergen; van Woudenberg: A. J. Timmer, ber. te Lunteren; van Nuis kand. N. de Mooy (als. past. medewer ker-vicaris), ber. te Wormerveer. Intrede te Willige-Langerak: kand. G. K. Korporaal uit Gorinchem. Overleden Jac Bronsgeest (50), sinds '63 pred. te Hillegom, daarvoor te Hansweert. GEREF. KERKEN Beroepen: te Bunschoten-Spakenburg: A. Koorneef te Schermerhorn; te Hen drik Ido Ambacht: J. L. Delhaas, kand te IJsselmonde. Benoemd te Epe als hulppred. S. D. Lankhuyzen, a.s. em. pred., te Naald wijk. Afscheid van 's Gravenhage-Z.: A. C van Beek, ber. te 's Gravenhage-W. van Heinkenszand: D. Dieleman ber. te Groningen-W. (studentenpred.); van Zwolle: H. Hogenhuis, wegens benoeming tot pred. in alg. dien^ (dep. Kerk en Jeugd). *ntrede te Drogeham: kand. J. v Ploeg uit Emmeloord; te Heteren: kand. J. J. v. d. Bom uit Kampen. GEREF. KERKEN (VRIJG.) Beroepen: te Alkmaar-Broek op Lan- gedijk: M. H. Sliggers te Avereest. Intrede te Zuidwolde (Gr.): kand. H. E. Nieuwenhuis te Groningen. CHR. GEREF. KERKEN Bedankt voor Zaandam: Ch. Verhage te Den Haag-C. Afscheid van Emmen: J. Vogel, ber. te Rozenburg. GEREF. GEMEENTEN Bedankt voor Rotterdam-Alexander- polder: D. Hakkenberg te Dordrecht. BAPTISTEN GEMEENTEN Afscheid van Eindhoven: J. Schouten, ber. te Emmen. GEREF. GEM. IN NED. Beroepen: te Terneuzen, A. Wink te Terneuzen. Voor de incasso van abonne mentsgelden verzenden wij bin nenkort weer de acceptgirokaar ten. Graag hopen wij dat u van deze kaarten gebruik wilt maken, omdat onze administratie op verwerking hiervan is ingesteld. Mocht er voor u aanleiding be staan toch een eigen giro-over schrijving te verrichten, dan verzoeken wij u met klem altijd het abonnee-nummer, dat op de acceptgirokaart staat, op uw gi robiljet te vermelden. Wilt u verder, zowel bij ge bruik van de acceptgirokaart als bij een eigen giro-overschrij ving, geen mededelingen zoals kennisgeving van verhuizing e.d. vermelden? Doet u dit in een afzonderlijk schrijven? Onze administratie is u er zeer dankbaar voor. De Directie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 2