Verstappens
pionnen
Ontroerend geprogrammeerde
kunst en tin tentoongesteld
Kroniek van machteloosheid
Filmkroniek door dr. H. S. Visscher
door J. van Doorne
TROUW KWARTET ZATERDAG 6 JANUARI 1973
KUNST T13/K13
Zelden zag men in een film
Ingewikkelder menselijke verhoudingen
dan in Verstappens 'VD'. Scorpio de
productiemaatschappij van Wim
Verstappen en Pim de la Parra
heeft een soort familieportret laten
maken van de belangrijkste spelers uit
de film: 'de duurste foto uit de
Nederlandse filmgeschiedenis', naar het
altijd op slagvaardige slogans beluste
tweetal ons verzekert. Op enkele
uitzonderingen na zijn al de personages
op die foto met elkaar verwant dankzij
de buitensporige en buitenhuwelijkse
activiteiten van de fabrikant Cornelis
van Doorn Kees Brusse die
gelijk een aartsvader temidden van de
familie prijkt, waarvan sommige leden
niet eens van elkaar of zichzelf weten
dat 2e broer of zus zijn Op de foto
bijzonder cliché-matig als
'familieportret' opgezet is alleen de
waardige, kwasi-patriarchale kant te
zien. De film zelf onthult ons zakelijk
en efficiënt, hoe duister, troebel en
immoreel die relaties in elkaar zitten.
De duisterheid maakt dat soms een
broer en zus op elkaar verliefd raken,
en dat geeft dan natuurlijk weer alle
mogelijke verdere complicaties. De
verwarrende toestanden beginnen
overigens al bij Cornelis Van Doorn
zelf, die indertijd de uitgeslapen
maitresse van zijn vader getrouwd
heeft omdat hij alleen op die manier
erfgenaam van de grote vleesfabriek
VD kon worden. Daarmee nam hij
tegelijk het vaderschap op zich van het
dochtertje dat uit de verhouding van
zijn vader en diens maitresse ontsproot,
zodat hij in feite zowel de vader als de
half-broer van het meisje is een
relatie die veel later dan nog weer eens
een tikje gecompliceerder wordt
doordat hij haar, als zij eenmaal
opgegroeid is, tot zijn minnares maakt.
Als zij tenslotte een kind van hem
verwacht, wordt de situatie voor haar
te moeilijk en pleegt zfj zelfmoord
een daad die voor Van Doorn, die zich
aldus zijn enige wettige erfgenaam ziet
ontvallen, het begin van het einde
wordt. Zelfs zonder de overige
ingewikkelde en hoogst incestueuze
verhoudingen zal het bovenstaande
voldoende zijn om het iemand te doen
duizelen.
De zaak is uiteraard eenvoudig te
klaren door te zeggen: 'Bestaat niet.
Maar dat is natuurlijk onzin: zoiets
bestaat altijd ergens en eens. Een goed-
Nederlands dorp kan al een scala van
inter-menselijke relaties bieden die op
het verwarrende mozaïek van 'VD'
van de Bijlmermeer. Maar daarachter
staat in wezen dezelfde visie als in
'Liefdesbekentenissen' en in 'VD'.
Personages worden als pionnen
geplaatst op een -'véld', bepaalde
spelregels worden uit de werkelijkheid
afgeleid, lokaties en attributen nader
bepaald. In 'VD' zijn dat 'de pil', het
naar het faillissement gëleide
familiebedrijf, bloederige
slachthuisscènes, en het sexueel verkeer
dat laatste, ironisch genoeg, niet via
vertoon van veel of aanstotelijk 'naakt',
maar via 'maquettes' van het manlijk
en vrouwelijk geslachtsorgaan. Het spel
kan beginnen, de pionnen worden
geschoven, substitutieregels treden in
werking. Hoe goed Verstappen zijn
personages ook regisseert en dat
doet hij zij blijven pionnen waarmee
identificatie niet mogelijk is. Wat
bijvoorbeeld Kees Brusse en Andrea
Domburg in 'VD' doen, is geweldig,
maar ze worden nooit herkenbare,
levende mensen in wier gedachten- en
gevoelsleven de toeschouwer wordt
binnengeleid. Verstappens film laat
daar opzettelijk geen ruimte voor open
en zo blijven zij evenzeer pionnen
als bijvoorbeeld Sonja Barends, die
weinig anders doet dan een beetje
'mooi' en een beetje aanwezig zijn.
Voor Verstappen is film althans de
speelfilm alles behalve 'realisme'.
Het is veeleer een medium om dit spel-
der-verhoudingen op gang te brengen
en daar het uiterste uit té halen. Zijn
film kundig gemaakt, dikwijls fraai
in scène gezet, en dikwijls humoristisch
goochelt met relaties en
verschuivingen. Prachtigste voorbeeld:
het theatrale, statische eindshot waarin
Elisabeth, als een engel, of een deus ex
machina, gekleed in een grote
witkanten kraag, verklaart dan Rien
haar zoon en tot nog toe aangezien
voor een onecht kind van Cornelis Van
Doorn in werkelijkheid een kind is
van 'Broer', de louche juridische
adviseur van het concern. Typerend
voor de verschuivingsstructuur is de
omstandigheid dat 'Broer' nu juist een
van de weinigen is die niet tot 'de
familie' behoort.Verstappens films
bewegen zich in een eigen ruimte, een
snort van abstrakt 'speel-veld'. Het gaat
hem er niet om (hart-)grondige
waarheden te zeggen over mensen,
maar over menselijke relaties. De
verwisselbaarheid der personages in die
relaties maakt het menselijk individu
als individueel psychologisch gegeven
onbelangrijk: de personages zijn
'vormen' die de relaties en spanningen
in stand houden. De sexuele libido is
Kees Brusse in de film VD
begint te lijken. Maar het is sterk de
vraag of Verstappen met zijn film een
wort van parodistisch verhevigd beeld
van bepaalde 'toestanden' heeft willen
teven. En eveneens is het de vraag of
bet hem er om ging, nu eens een beeld
van een rot-Nederlander op het. doek te
etten, na zovele films waarin de
Nederlander voornamelijk als een
vriendelijk, werkzaam, onhandig, stoer,
tag, maar altijd solide mens uit de
>us komt. Zijn film roept ook geen
verontwaardiging' op noch ethische,
'och sociale. VD is een slecht geleid
familie-bedrijf, dat tenslotte op de fles
laat, wat tientallen arbeiders zonder
"eer werkloos maakt. Maar de enige
jjne waarin ze voorkomen als Van
worn de fabriek verlaat tussen de
voor het hek postende arbeiders door
- is bewust erg 'knullig' en roept geen
n&ele respons op. Kortom op al de
"er genoemde niveaus laat de film de
beschouwer koud. De vraag is, waar
Jan de 'zin' van de film ligt. Het is
Wet voor het eerst dat Verstappen zo'n
natie-spel ten tonele voert,
tegendeel, in zijn belangrijkste films
"et voortdurend aanwezig. Dat geldt
1 voor het indertijd niet zo erg
'Waardeerde 'Liefdesbekentenissen':
en ijl en lichtvoetig amoureus steek-
"I, waarbij nog maar een zeer
«Perkt aantal personen betrokken was.
1 Blue Movie' werden bepaalde
«nenten uit die vroegere film veel
Hideiijker: het element van 'stuivertje
vsselen', het gemak van substitutie
«personages en met name de
«uele verwisselbaarheid. Natuurlijk
n men daar die gemakkelijk
'gelende intermenselijke relaties
«leiden tot het sociologisch milieu:
vervreemde', immense torenflats
een essentiëler element dan de
toevallige drager van die libido.
Typerend ook is dat 'de moraal' van
Verstappens films zich altijd binnen de
grenzen van 'het spel' voltrekt: in de
sex-film 'Blue Movie' wordt de
hoofdpersoon tenslotte gestraft met
impotentie, en in 'VD' raakt Van
Doorn tenslotte toch door een
'verschuiving' zijn enige doel een
wettige erfgenaam voor het bedrijf
kwijt. Van Doorn is de boze 'Ur-heber':
hij is het, die de pionnen letterlijk 'tot
leven' heeft gebracht. Of eigenlijk
begint het nog eerder: met de oude
Van Doorn, wiens indrukwekkende
portret een paar maal in de werkkamer
van Cornelis te zien is. Je houdt je
hart vast, als je bedenkt hoe
schurkachtig de Van Doorn-gestalte is,
die aan dit hele menselijke spel leven
en aanzien gaf. Een soort van boze
geest. Voor Verstappen, kritisch
gereserveerde en afstandelijke
toeschouwer, is dat menselijk bedrijf
niet zo heel erg veel waard of
eigenlijk bepaald uitzichtsloos. Zijn
film die op een paar erg stuntelige
scènes na, bijvoorbeeld die bij de
spoorwegovergang, erg goed en
vakkundig is gemaakt abstraheert
met humor menselijk leven tot
kernsituaties en er blijft dan niet zo
erg veel van over. De dikwijls zieke
humor van zijn film maakt hem
ondanks erg veel dialogen tot een
boeiend kijkspel, maar schept tegelijk
een gevoel van intens onbehagen. Dat
geschiedt bewust, dank zij de hele
makelij van de film: men ziet alles,
men dóórziet alles en men begrijpt
niets. Het is eigenlijk toch ook een
definitie die men van het leven zelf
zou kunnen geven.
door G. Kruis
Tijdens die feestelijke, 'n beetje vakantie
achtige dagen rondom de jaarwisseling heb ik
eigenlijk zomaar, op goed geluk, een paar
tentoonstellingen bezocht. Zoals zoveel men
sen dat deden die dagen.
Zo ben ik bijvoorbeeld het Rotterdamse Lijn
baancentrum even binnengegaan, omdat ik er
toch langskwam.
Niet eens met de opzet erover te schrijven.
Dat doe je niet op een kunstpagina, schrijven
over speelgoed, oud en nieuw, gemaakt door
vaders, moeders, opa's, oma's, ooms, tante's
en goede buren.
Niet alleen mooi speelgoed, 'mekaniek en
beweegbaar', zoals complete in bedrijf zijnde
circussen met draaimolens en dikke dames,
maar vooral ook onbeholpen in elkaar
geflanste zeepkistauto'tjes met de meest fan
tastische accesoires, die ze op vreemde maan-
voertuigen doen lijken.
Rare griezels van zelfgemaakte poppen. Een
hele dierentuin met uitgezaagde menagerie.
En veel dingen, die in onze volwassen ogen
eigenlijk maar weinig lijken op hetgeen ze
moeten voorstellen. Maar die, als oude kunst
voorwerpen, door het intense gebruik, een
soort patina hebben gekregen, dat ze die
ontroerende aantrekkingskracht geeft.
'Ontroerend goed' heet die tentoonstelling
dan ook. Goed gevonden. Nog tot 29 januari
in het Lijnbaancentrum. Waar ze niet duur
doen en naast de 'officiële' kunst ook steeds
veel aandacht besteden aan allerlei andere,
vooral eenvoudige, facetten van menselijke
creativiteit.
Waarbij het erom gaat een zo groot mogelijk
publiek te bereiken. En te oordelen naar de
belangstelling, zal dat deze keer best lukken,
'n Heel andere vorm van creativiteit, hele
maal niet ontroerend en zeker niet eenvou
dig, op de tentoonstelling 'Struktuur. Een
thema, een methode' in de Lakenhal te
Leiden. Daar wordt het werk van twaalf
kunstenaars gepresenteerd, die Hans Sizoo in
de catalogus de 'strukturisten' noemt. Een
nieuwe naam. Voordien waren ze onderge
bracht bij het 'construktivisme'.
Even, voor de duidelijkheid: de term 'con
structieve kunst' is niet meer dan een verza
melnaam voor allerlei vormen van abstrakte
kunst die alleen maar met elkaar gemeen
hebben dat er min of meer geometrisch of
stereometrisch vormmateriaal wordt gebruikt.
Dat kan uiteraard op zeer uiteenlopende
manieren gebeuren. Maar de manier waarop
deze verwante kunstenaars het doen,
heeft volgens Sizoo, weinig van doen met
construktivisme in de enge betekenis van het
woord.
Verwant, omdat 'de inhoudelijke onderlinge
samenhang in het werk van deze kunstenaars
bestaat in een gemeenschappelijk thema, n.l.
struktuur. De methodische samenhang bestaat
in een konsekwent gebruik van de 'struktu-
ristische methode'.
En: 'De essentie van de strukturistische me
thode in de beeldende kunst bestaat hierin,
dat het karakter van de struktuur vooraf
door een aantal gekozen voorwaarden wordt
geregeld; de struktuur'en daarmee het kunst
werk worden vervolgens uit die voorwaarden
konsekwent ontwikkeld. Er wordt dus een
vorm van programmering toegepast; en hoe
het visuele resultaat van die programmering
zal uitvallen kan vooraf wel worden vermoed
maar niet nauwkeurig voorspeld'.
Zo gaat het nog pagina's door, over seriële
struktuur, ruimtelijke struktuur, kinetische
struktuur, toevalstatistieken en computer-
strukturen. En met toelichtingen van de
kunstenaars zelf. Meestal op een dergelijke
manier: 'Binnen het domein van de beelden
de kunst zal de ontwerper door het hanteren
Een oorkont uit de 17e eeuw. (Tin ten toon).
Links een 16e-eeuwse kan met het wapen van Gouda en rechts een maatkannetje,
een z.g. halve pint of pegel uit de 17e eeuw (Tin ten toon).
van de syntaxis de mate en de vorm van de
kommunikatie proberen te bepalen. Bij het
toewerken naar een beeldresultaat is de ont
werper betrokken als selekterend sub-systeem.
Wanneer er echter sprake is van toepassing
van dit micro-ecologisch beeldend systeem op
de leefomgeving dan ontstaat de reeds aller-
wege zichtbare toestand waarin de belangrijk
ste component, de gebruiker of bewoner bui
ten het spel blijft' (Van Rossum).
Wat ziet die gebruiker op deze tentoonstel
ling? Dit lijkt een opsomming maar is een
beschrijving. Van Gerhard von Graevenitz:
om hun as draaiende witte driehoeken op een
wit veld; idem draaiende witte vierkanten op
een zwart veld of draaiende zwarte vierkan
ten op een wit veld. Albert Roskam gaat voor
zijn gouache 'T 72-7' uit van vier horizontale
strepen een rode, een blauwe, een groene en
een gele en laat dan de 24 manieren zien,
waarop die strepen gerangschikt kunnen wor
den. Hij begint met de genoemde volgorde;
dan rood, blauw, geel, groen; rood, groen,
blauw geel; rood groen, geel blauw en zo
maar door, 24 keer.
Ewerdt Hilgemann wantrouwt, zoals hij zegt,
al het geniaal kunstgedoe en zet daar een
systematisch-konstruktieve werkmethode tegen
over: zo maakte hij de serie 150-1972. Uit
gangspunt een vierkante gelakte plaat van 95
x 95 cm met een (eveneens) vierkante uitspa
ring op de hoeken. De tweede plaat heeft ook
uitsparingen in het midden van de zijden en
een in het centrum van het vlak; de derde
heeft twee uitsparingen in iedere zijde en
vier uitsparingen in het vlak en zo door tot
de plaat de contouren krijgt van een soort
vlechtpatroon, dat steeds fijner wordt.
Ad Dekkers hodt zich al jarenlang bezig met'
de problematiek betreffende de functie en
het karater van de lijn. Hier: houten platen
waarin gleuven lijnen) zijn gezaagd. Ti-
tels '4 rechthoeken (gerfeesd in rechthoek)',
'2 rechthoeken (idem)' en '1 rechthoek
(idem)'.
Herman de Vries maakt ruimtelijke toeval- ,-v"
strukturen; Harry van Rossum puntverbindin-
gen en schakelstrukturen, van Peter Struyc-
ken is er o.a. een film, Leo Geurts en
Lambert Meertens houden zich bezig met
computerkunst, van Jaap van den Ende zijn
er kwadraatschilderingen en lineaire struktu-
ren, o.a. smalle kleurvlakken met witte con-
touren en tenslotte zijn er dan langzamer-
hand overbekende resultaten van de onder- V
zoekingen van het Centrum voor Cubische-
Constructies (Slothouber en Graatsma).
'Struktuur, Een thema, een methode' is, voor- \-
al ook als gevolg van de nadrukkelijke weten
schappelijke en daarenboven ook nog 'es
gortdroge, fantasieloze begeleiding, een ten-
toonstelling voor een intieme kring ingewij- -
den. Gemaakt door kunsthistorici voor kunst-
thistorici, die er tot 29 januari terecht kun*
nen.
Maar ook de 'buitenstaanders', de minder
mathematisch ingestelde museumbezoekers
kunnen in Leiden terecht. Een verdieping"—"
lager is oud tin uit eigen bezit te zien. 'Tin-
ten toon' heet deze expositie, waar ongeloof
lijk fijne stukken bijeengebracht zijn. Tin,
donker glanzend als brons of, bewerkt door
de eeuwen, met een prachtig patina, soms
ook heel licht, als oud zilver bijna.
Velerlei vormen zijn er, kannen, kommen,
borden, lepels, ook zo'n hele grote, die al in
de 18e eeuw in de brijpot stond, visschalen,
aardappelschotels, Spaanse teljoren en stoere
bierkroezen.
Of een warmwaterbord, afkomstig uit het
Leidse Weeshuis, waar ook die ondersteek
vandaan kwam en het kamerpotje met de wat
onbegrijpelijke, wel erg iele diameter van 11
cm.
Tussen al dat moois toch nog extra opvallend
een curieus 17e eeuws maatkannetje, een
juweeltje van nog geen 8 cm. hoog, met niet
minder dan 21 ingeslagen ijkmerken.
Veel van de hier uitgestalde stukken zijn
bodemvondsten. En heus niet alleen oude.
Ook de laatste jaren bleek een beetje graaf
werk, zelfs graafwerk om andëre redenen
ddan het zoeken naar oude voorwerpen nog
heel wat op te leveren. Bij werkzaamheden
aan het spoorwegemplacement aan de Leidse
Herensingel in 1968 werd nog heel wat ge
vonden. Wat er hier van getoond wordt is al
een schat: een waterkan, vier Spaanse teljo
ren, tien moesschotels en een vleesschotel,
alles uit het midden van de 16e eeuw. Zelfs
vorig jaar werden er bij graafwerkzaamheden
op de hoek van de Pelikaanstraat- v.d. Werff-
straat, ook in Leiden, nog een paar mooie
lepels opgegraven.
Het mooiste van dat alles, aangevuld met
enkele gietvormen, gereedschappen en inte
ressante archiefstukken tot 14 januari in de
Lakenhal. Zeer de moeite waard.
'Naar welke kant hij zich ook wendde, er was
altijd een soort van verschrikking'. Deze
woorden geven het hoofdthema aan van de
lijvige roman 'Laat maar gaan' van Philip
Roth.
Philip Roth is op 19 maart '33 te Newark in
de Verenigde Staten geboren. Hij heeft enke
le succesrijke romans geschreven, waaronder
'Goodbye Columbus' en 'Portnoy's complaint'.
De laatste kwam in 1968 uit, werd in het
Nederlands vertaald en vestigde de aandacht
op het talent van Philip Roth. Thans is zijn
'Letting go' (1962) in het Nederlands als
'Laat maar gaan' uitgekomen.
Het is een buitengewoon boeiende roman,
die, ook al zou men hem slechts lezen om
bezig gehouden te worden, beslist niet teleur
zal stellen. De trefzekere schetsing van de
personen en de logische ontwikkeling der
gebeurtenissen staan er borg voor, dat de
lezer met niet aflatende belangstelling het
boek uitleest. En dan zijn er de heel natuur
lijk aandoende dialogen, die de lezer in hoge
mate betrekken bij de verhaal-ontwikkeling.
Het boek geeft echter veel meer dan een
realistische schets van een Amerikaans mi
lieu. Zoals dat het geval is met alle werkelijk
grote literatuur, is de roman een getuigenis.
Hij geeft niet zozeer een boodschap als wel
een waarschuwing.
Het vereist enige moed om te beginnen aan
een roman die 666 grote dichtbedrukte blad
zijden telt. Maar al na de eerste pagina was
ik geboeid. Ik bleef dat tot de laaste toe.
Niemand late zich dan ook door de omvang
afschrikken.
Het boek speelt zich voornamelijk af in het
milieu van docenten aan universiteiten. Het
Amerikaanse systeem van wetenschappelijk
onderwijs is verschillend van dat van ons;
lezende-weg komt men achter die verschillen.
De hoofdfiguren zijn twee docenten, beiden
joods. De eerste, Gabe Wallach, is een vrijge
zel in goeden doen, de tweede heet Paul
Herz, getrouwd met Libby, een mooie, ner
veuze vrouw, een bekeerlinge.
De roman houdt zich, behalve met veel
andere zaken, bezig met de moeilijkheid van
de integratie. Het neger-vraagstuk speelt in
de roman geen rol, wel dat van de integratie
als zodanig. Wie de Verenigde Staten een
smeltkroes der volkeren noemt, heeft het
beslist mis. Dat geldt overigens voor èlle
staten. Hoeveel eeuwen lang hebben Friezen
in ons rustige landje hun identiteit bewaard?
Paul en Libby Herz zijn getrouwd; ze houden
van elkaar, maar hun liefde wordt geteisterd
door armoede. Libby, joods bekeerlinge,
wor
Pm 1
gcla'
froi
a- roomse familie verstoten en
or zijn ouders in de steek
hij een christen-meisje ge-
Je kun' nu eenmaal niet jodin worden, je
bent het of je bent het niet. Priester noch
rabbijn wil de beide jonge mensen trouwen;
ze moeten in arren moede naar het stadhuis.
Het vreemde is, dat beide jonggehuwden in
feite atheïst zijn. Geloof is voor hen iets dat
je mee krijgt en waaraan je je niet onttrek
ken kan. Hun religiositeit is een verheven
folklore. Zij beleven geen band van liefde en
vertrouwen tussen hen en God. wat of wie
die dan ook moge zijn. God moge er niet zijn,
maar Chanoeka is er wel degelijk.
De derde hoofdfiguur, Gabe Wallach, zwerft
als een losse electron tussen de hem omrin
gende atomen heen, dèn weer opgenomen in
de ene electronen-schil, dèn weer in de
andere. Hij kan zich niet hechten aan een
bepaalde persoon, hij kan zichzelf niet vinden
in welk verband dan ook. Jood en Ameri
kaan, is hij geen van beide, of liever, is hij
beide. Maar ook bij hem voltrekt de integra
tie zich niet.
Libby is een zeer gecompliceerde vrouw.
Losgeraakt van haar milieu, vechtend om
haar liefde voor haar man niet te verliezen,
want in verwarring gebracht door haar gevoe
lens voor de knappe, rijke Gabe, gevoelens
die vagelijk beantwoord worden door Gabe,
leeft zij haar smartelijk leven. Zij wil niet en
durft ook niet met haar man samen te leven.
Zij voelt instinctief, dat hij haar niet vol
doende lief heeft en ook is zij bang voor het
krijgen van een baby. En toch wil zij een
kind. Het hoogtepunt van het boek vormt
haar gevecht om dat geluk. Paul en Libby
nemen een kind aan. Dat gaat met grote
moeilijkheden gepaard. Het is tenslotte hun
vriend Gabe, die na een aantal uitputtende
gevechten met de stiefvader en de moeder
van het kindje, de kleine Rachel voorgoed bij
haar nieuwe ouders brengt. De scènes waarin
dit tot stand komt, zijn van een grote drama
tische kracht. Al lezende houdt de lezer, zoals
dat heet. zijn hart vast. Zo èrgens in, dan
openbaart zich Roth's schrijversschap in deze
ontwikkeling. Alle figuren worden in hun
erbarmelijkheid, ook hun lelijkheid, door
licht
Tenslotte dan heeft Libby, de niet-jodin, haar
Rachel, het niet-joodse kindje, in haar wieg.
zij die een eigen kind had kunnen krijgen, zo
haar angst voor zwangerschap haar niet had
weerhouden. Gabe kan na dat laatste gevecht
niet meer. Hij neemt een betrekking in
Europa aan.
Philip Roth
Het spreekt vanzelf, dat een zó omvangrijk
boek zijn inhoud niet in enkele regels prijs
geeft.
Het voornaamste van de roman is, dat hij ons
een samenleving tekent, die geen samenleving
is. Iedereen steunt op de ander, tracht te
leven van de ander, voelt zich onveilig bij de
ander. Geen van de figuren kan zich losma
ken van milieu of afkomst. Elk tracht eigen
status te behouden, niemand heeft de ander
met volstrekte overgave lief.
Het gevecht om behoud van eigen identiteit
wordt verloren, doordat die eigen identiteit
niet losgezien kan worden van de groeps
identiteit. Dat de eigen identiteit slechts
gered kan worden Joor haar los te maken
van groep, milieu of afkomst, ziet in dit boek
niemand in. Dat is het tragische van de
geschetste gebeurtenissen. Zelfs Libby, de
vrouw die langs kronkelende wegen, eindelijk
weet moeder te worden, is geen echte moe-
der, geen echte Jodin, zij heeft haar Rachel
niet gebaard. Toch wilde ze een Rachel. Zij
valt terug op haar mans verleden.
Behalve dit motief, het niet kunnen redden.:
van de eigen identiteit, heeft de roman een
ander; de Amerikaanse samenleving is een
harde samenleving. Ambtenaren, artsen, do
centen. zij allen staan vijandig tegen elkaar.
Niet openlijk vijandig, neen, verborgen. In
het boek komt een werkeloze voor. Roth
schildert de man niet als een armzalig slacht-
off. O nee. De man is een werkelijke schoft,
een stompzinnige kerel, een afperser en mate
rialist.
Eigenlijk komt niemand er in dit boek goed
af. De figuren zijn of zwak, of dom, of wreed
of materialistisch.
Gabe, de man die door zijn omstandigheden
in staat is zonder al te veel kleerscheuren
door het leven te gaan, is evenmin in staat in
werkelijke zin mens te zijn. Hij vlucht ten
slotte de Verenigde Staten uit in de hoop,
zichzelf te vinden.
Een dergelijk boek stemt uiteraard tot naden
ken. De Verenigde Staten zijn een Westers
land; Het Westen wordt geacht, gekerstend te
zijn geweest. Hoe komt het, dat twee duizend
jaar christendom zó weinig hebben teweeg
gebracht? Is de kracht van de boodschap van
Jezus van Nazareth zo zwak? Schijnbaar wel.
De in 'Laat maar gaan' getekende maatschap
pij is dusdanig verdorven, en dat niet zozeer
in morele als wel in ethische zin. dat men
zou wanhopen.
In statistieken en rapporten treedt de mens
terug; hij is er slechts een cijfer in. In een
roman is hij een levend wezen, dat zeer
gecompliceerd is een zich niet los kan maken
van zijn voorgeslacht, tenzij hij bezeten
wordt van een idee, die uitstijgt boven het
door afkomst, milieu en bezit gevormde ni
veau. In 'Laat maar gaan' komen gekwelde
mensen voor, maar geen bezetenen. Dat chris
tendom of marxisme gefaald hebben de mens
te redden, ligt niet aan hen. Het ligt aan hun
belijders, die hun leven niet hebben durven
verliezen, dat wil zeggen hun in afkomst,
milieu en stand geworteld bestaan.
Roth heeft deze fragiek uitstekend verbeeld.
Philip Roth: 'Laat maar gaan'. Bij Meulcn-
hoff te Amsterdam. Oorspronkelijke titel:
'Letting go'. Vertaling van Jean A. Schale-
kamp. Paperback. Aantal pagina's 666. Prijs
25,-.