Verstappens pionnen Ontroerend geprogrammeerde kunst en tin tentoongesteld Kroniek van machteloosheid Filmkroniek door dr. H. S. Visscher door J. van Doorne TROUW KWARTET ZATERDAG 6 JANUARI 1973 KUNST T13/K13 Zelden zag men in een film Ingewikkelder menselijke verhoudingen dan in Verstappens 'VD'. Scorpio de productiemaatschappij van Wim Verstappen en Pim de la Parra heeft een soort familieportret laten maken van de belangrijkste spelers uit de film: 'de duurste foto uit de Nederlandse filmgeschiedenis', naar het altijd op slagvaardige slogans beluste tweetal ons verzekert. Op enkele uitzonderingen na zijn al de personages op die foto met elkaar verwant dankzij de buitensporige en buitenhuwelijkse activiteiten van de fabrikant Cornelis van Doorn Kees Brusse die gelijk een aartsvader temidden van de familie prijkt, waarvan sommige leden niet eens van elkaar of zichzelf weten dat 2e broer of zus zijn Op de foto bijzonder cliché-matig als 'familieportret' opgezet is alleen de waardige, kwasi-patriarchale kant te zien. De film zelf onthult ons zakelijk en efficiënt, hoe duister, troebel en immoreel die relaties in elkaar zitten. De duisterheid maakt dat soms een broer en zus op elkaar verliefd raken, en dat geeft dan natuurlijk weer alle mogelijke verdere complicaties. De verwarrende toestanden beginnen overigens al bij Cornelis Van Doorn zelf, die indertijd de uitgeslapen maitresse van zijn vader getrouwd heeft omdat hij alleen op die manier erfgenaam van de grote vleesfabriek VD kon worden. Daarmee nam hij tegelijk het vaderschap op zich van het dochtertje dat uit de verhouding van zijn vader en diens maitresse ontsproot, zodat hij in feite zowel de vader als de half-broer van het meisje is een relatie die veel later dan nog weer eens een tikje gecompliceerder wordt doordat hij haar, als zij eenmaal opgegroeid is, tot zijn minnares maakt. Als zij tenslotte een kind van hem verwacht, wordt de situatie voor haar te moeilijk en pleegt zfj zelfmoord een daad die voor Van Doorn, die zich aldus zijn enige wettige erfgenaam ziet ontvallen, het begin van het einde wordt. Zelfs zonder de overige ingewikkelde en hoogst incestueuze verhoudingen zal het bovenstaande voldoende zijn om het iemand te doen duizelen. De zaak is uiteraard eenvoudig te klaren door te zeggen: 'Bestaat niet. Maar dat is natuurlijk onzin: zoiets bestaat altijd ergens en eens. Een goed- Nederlands dorp kan al een scala van inter-menselijke relaties bieden die op het verwarrende mozaïek van 'VD' van de Bijlmermeer. Maar daarachter staat in wezen dezelfde visie als in 'Liefdesbekentenissen' en in 'VD'. Personages worden als pionnen geplaatst op een -'véld', bepaalde spelregels worden uit de werkelijkheid afgeleid, lokaties en attributen nader bepaald. In 'VD' zijn dat 'de pil', het naar het faillissement gëleide familiebedrijf, bloederige slachthuisscènes, en het sexueel verkeer dat laatste, ironisch genoeg, niet via vertoon van veel of aanstotelijk 'naakt', maar via 'maquettes' van het manlijk en vrouwelijk geslachtsorgaan. Het spel kan beginnen, de pionnen worden geschoven, substitutieregels treden in werking. Hoe goed Verstappen zijn personages ook regisseert en dat doet hij zij blijven pionnen waarmee identificatie niet mogelijk is. Wat bijvoorbeeld Kees Brusse en Andrea Domburg in 'VD' doen, is geweldig, maar ze worden nooit herkenbare, levende mensen in wier gedachten- en gevoelsleven de toeschouwer wordt binnengeleid. Verstappens film laat daar opzettelijk geen ruimte voor open en zo blijven zij evenzeer pionnen als bijvoorbeeld Sonja Barends, die weinig anders doet dan een beetje 'mooi' en een beetje aanwezig zijn. Voor Verstappen is film althans de speelfilm alles behalve 'realisme'. Het is veeleer een medium om dit spel- der-verhoudingen op gang te brengen en daar het uiterste uit té halen. Zijn film kundig gemaakt, dikwijls fraai in scène gezet, en dikwijls humoristisch goochelt met relaties en verschuivingen. Prachtigste voorbeeld: het theatrale, statische eindshot waarin Elisabeth, als een engel, of een deus ex machina, gekleed in een grote witkanten kraag, verklaart dan Rien haar zoon en tot nog toe aangezien voor een onecht kind van Cornelis Van Doorn in werkelijkheid een kind is van 'Broer', de louche juridische adviseur van het concern. Typerend voor de verschuivingsstructuur is de omstandigheid dat 'Broer' nu juist een van de weinigen is die niet tot 'de familie' behoort.Verstappens films bewegen zich in een eigen ruimte, een snort van abstrakt 'speel-veld'. Het gaat hem er niet om (hart-)grondige waarheden te zeggen over mensen, maar over menselijke relaties. De verwisselbaarheid der personages in die relaties maakt het menselijk individu als individueel psychologisch gegeven onbelangrijk: de personages zijn 'vormen' die de relaties en spanningen in stand houden. De sexuele libido is Kees Brusse in de film VD begint te lijken. Maar het is sterk de vraag of Verstappen met zijn film een wort van parodistisch verhevigd beeld van bepaalde 'toestanden' heeft willen teven. En eveneens is het de vraag of bet hem er om ging, nu eens een beeld van een rot-Nederlander op het. doek te etten, na zovele films waarin de Nederlander voornamelijk als een vriendelijk, werkzaam, onhandig, stoer, tag, maar altijd solide mens uit de >us komt. Zijn film roept ook geen verontwaardiging' op noch ethische, 'och sociale. VD is een slecht geleid familie-bedrijf, dat tenslotte op de fles laat, wat tientallen arbeiders zonder "eer werkloos maakt. Maar de enige jjne waarin ze voorkomen als Van worn de fabriek verlaat tussen de voor het hek postende arbeiders door - is bewust erg 'knullig' en roept geen n&ele respons op. Kortom op al de "er genoemde niveaus laat de film de beschouwer koud. De vraag is, waar Jan de 'zin' van de film ligt. Het is Wet voor het eerst dat Verstappen zo'n natie-spel ten tonele voert, tegendeel, in zijn belangrijkste films "et voortdurend aanwezig. Dat geldt 1 voor het indertijd niet zo erg 'Waardeerde 'Liefdesbekentenissen': en ijl en lichtvoetig amoureus steek- "I, waarbij nog maar een zeer «Perkt aantal personen betrokken was. 1 Blue Movie' werden bepaalde «nenten uit die vroegere film veel Hideiijker: het element van 'stuivertje vsselen', het gemak van substitutie «personages en met name de «uele verwisselbaarheid. Natuurlijk n men daar die gemakkelijk 'gelende intermenselijke relaties «leiden tot het sociologisch milieu: vervreemde', immense torenflats een essentiëler element dan de toevallige drager van die libido. Typerend ook is dat 'de moraal' van Verstappens films zich altijd binnen de grenzen van 'het spel' voltrekt: in de sex-film 'Blue Movie' wordt de hoofdpersoon tenslotte gestraft met impotentie, en in 'VD' raakt Van Doorn tenslotte toch door een 'verschuiving' zijn enige doel een wettige erfgenaam voor het bedrijf kwijt. Van Doorn is de boze 'Ur-heber': hij is het, die de pionnen letterlijk 'tot leven' heeft gebracht. Of eigenlijk begint het nog eerder: met de oude Van Doorn, wiens indrukwekkende portret een paar maal in de werkkamer van Cornelis te zien is. Je houdt je hart vast, als je bedenkt hoe schurkachtig de Van Doorn-gestalte is, die aan dit hele menselijke spel leven en aanzien gaf. Een soort van boze geest. Voor Verstappen, kritisch gereserveerde en afstandelijke toeschouwer, is dat menselijk bedrijf niet zo heel erg veel waard of eigenlijk bepaald uitzichtsloos. Zijn film die op een paar erg stuntelige scènes na, bijvoorbeeld die bij de spoorwegovergang, erg goed en vakkundig is gemaakt abstraheert met humor menselijk leven tot kernsituaties en er blijft dan niet zo erg veel van over. De dikwijls zieke humor van zijn film maakt hem ondanks erg veel dialogen tot een boeiend kijkspel, maar schept tegelijk een gevoel van intens onbehagen. Dat geschiedt bewust, dank zij de hele makelij van de film: men ziet alles, men dóórziet alles en men begrijpt niets. Het is eigenlijk toch ook een definitie die men van het leven zelf zou kunnen geven. door G. Kruis Tijdens die feestelijke, 'n beetje vakantie achtige dagen rondom de jaarwisseling heb ik eigenlijk zomaar, op goed geluk, een paar tentoonstellingen bezocht. Zoals zoveel men sen dat deden die dagen. Zo ben ik bijvoorbeeld het Rotterdamse Lijn baancentrum even binnengegaan, omdat ik er toch langskwam. Niet eens met de opzet erover te schrijven. Dat doe je niet op een kunstpagina, schrijven over speelgoed, oud en nieuw, gemaakt door vaders, moeders, opa's, oma's, ooms, tante's en goede buren. Niet alleen mooi speelgoed, 'mekaniek en beweegbaar', zoals complete in bedrijf zijnde circussen met draaimolens en dikke dames, maar vooral ook onbeholpen in elkaar geflanste zeepkistauto'tjes met de meest fan tastische accesoires, die ze op vreemde maan- voertuigen doen lijken. Rare griezels van zelfgemaakte poppen. Een hele dierentuin met uitgezaagde menagerie. En veel dingen, die in onze volwassen ogen eigenlijk maar weinig lijken op hetgeen ze moeten voorstellen. Maar die, als oude kunst voorwerpen, door het intense gebruik, een soort patina hebben gekregen, dat ze die ontroerende aantrekkingskracht geeft. 'Ontroerend goed' heet die tentoonstelling dan ook. Goed gevonden. Nog tot 29 januari in het Lijnbaancentrum. Waar ze niet duur doen en naast de 'officiële' kunst ook steeds veel aandacht besteden aan allerlei andere, vooral eenvoudige, facetten van menselijke creativiteit. Waarbij het erom gaat een zo groot mogelijk publiek te bereiken. En te oordelen naar de belangstelling, zal dat deze keer best lukken, 'n Heel andere vorm van creativiteit, hele maal niet ontroerend en zeker niet eenvou dig, op de tentoonstelling 'Struktuur. Een thema, een methode' in de Lakenhal te Leiden. Daar wordt het werk van twaalf kunstenaars gepresenteerd, die Hans Sizoo in de catalogus de 'strukturisten' noemt. Een nieuwe naam. Voordien waren ze onderge bracht bij het 'construktivisme'. Even, voor de duidelijkheid: de term 'con structieve kunst' is niet meer dan een verza melnaam voor allerlei vormen van abstrakte kunst die alleen maar met elkaar gemeen hebben dat er min of meer geometrisch of stereometrisch vormmateriaal wordt gebruikt. Dat kan uiteraard op zeer uiteenlopende manieren gebeuren. Maar de manier waarop deze verwante kunstenaars het doen, heeft volgens Sizoo, weinig van doen met construktivisme in de enge betekenis van het woord. Verwant, omdat 'de inhoudelijke onderlinge samenhang in het werk van deze kunstenaars bestaat in een gemeenschappelijk thema, n.l. struktuur. De methodische samenhang bestaat in een konsekwent gebruik van de 'struktu- ristische methode'. En: 'De essentie van de strukturistische me thode in de beeldende kunst bestaat hierin, dat het karakter van de struktuur vooraf door een aantal gekozen voorwaarden wordt geregeld; de struktuur'en daarmee het kunst werk worden vervolgens uit die voorwaarden konsekwent ontwikkeld. Er wordt dus een vorm van programmering toegepast; en hoe het visuele resultaat van die programmering zal uitvallen kan vooraf wel worden vermoed maar niet nauwkeurig voorspeld'. Zo gaat het nog pagina's door, over seriële struktuur, ruimtelijke struktuur, kinetische struktuur, toevalstatistieken en computer- strukturen. En met toelichtingen van de kunstenaars zelf. Meestal op een dergelijke manier: 'Binnen het domein van de beelden de kunst zal de ontwerper door het hanteren Een oorkont uit de 17e eeuw. (Tin ten toon). Links een 16e-eeuwse kan met het wapen van Gouda en rechts een maatkannetje, een z.g. halve pint of pegel uit de 17e eeuw (Tin ten toon). van de syntaxis de mate en de vorm van de kommunikatie proberen te bepalen. Bij het toewerken naar een beeldresultaat is de ont werper betrokken als selekterend sub-systeem. Wanneer er echter sprake is van toepassing van dit micro-ecologisch beeldend systeem op de leefomgeving dan ontstaat de reeds aller- wege zichtbare toestand waarin de belangrijk ste component, de gebruiker of bewoner bui ten het spel blijft' (Van Rossum). Wat ziet die gebruiker op deze tentoonstel ling? Dit lijkt een opsomming maar is een beschrijving. Van Gerhard von Graevenitz: om hun as draaiende witte driehoeken op een wit veld; idem draaiende witte vierkanten op een zwart veld of draaiende zwarte vierkan ten op een wit veld. Albert Roskam gaat voor zijn gouache 'T 72-7' uit van vier horizontale strepen een rode, een blauwe, een groene en een gele en laat dan de 24 manieren zien, waarop die strepen gerangschikt kunnen wor den. Hij begint met de genoemde volgorde; dan rood, blauw, geel, groen; rood, groen, blauw geel; rood groen, geel blauw en zo maar door, 24 keer. Ewerdt Hilgemann wantrouwt, zoals hij zegt, al het geniaal kunstgedoe en zet daar een systematisch-konstruktieve werkmethode tegen over: zo maakte hij de serie 150-1972. Uit gangspunt een vierkante gelakte plaat van 95 x 95 cm met een (eveneens) vierkante uitspa ring op de hoeken. De tweede plaat heeft ook uitsparingen in het midden van de zijden en een in het centrum van het vlak; de derde heeft twee uitsparingen in iedere zijde en vier uitsparingen in het vlak en zo door tot de plaat de contouren krijgt van een soort vlechtpatroon, dat steeds fijner wordt. Ad Dekkers hodt zich al jarenlang bezig met' de problematiek betreffende de functie en het karater van de lijn. Hier: houten platen waarin gleuven lijnen) zijn gezaagd. Ti- tels '4 rechthoeken (gerfeesd in rechthoek)', '2 rechthoeken (idem)' en '1 rechthoek (idem)'. Herman de Vries maakt ruimtelijke toeval- ,-v" strukturen; Harry van Rossum puntverbindin- gen en schakelstrukturen, van Peter Struyc- ken is er o.a. een film, Leo Geurts en Lambert Meertens houden zich bezig met computerkunst, van Jaap van den Ende zijn er kwadraatschilderingen en lineaire struktu- ren, o.a. smalle kleurvlakken met witte con- touren en tenslotte zijn er dan langzamer- hand overbekende resultaten van de onder- V zoekingen van het Centrum voor Cubische- Constructies (Slothouber en Graatsma). 'Struktuur, Een thema, een methode' is, voor- \- al ook als gevolg van de nadrukkelijke weten schappelijke en daarenboven ook nog 'es gortdroge, fantasieloze begeleiding, een ten- toonstelling voor een intieme kring ingewij- - den. Gemaakt door kunsthistorici voor kunst- thistorici, die er tot 29 januari terecht kun* nen. Maar ook de 'buitenstaanders', de minder mathematisch ingestelde museumbezoekers kunnen in Leiden terecht. Een verdieping"—" lager is oud tin uit eigen bezit te zien. 'Tin- ten toon' heet deze expositie, waar ongeloof lijk fijne stukken bijeengebracht zijn. Tin, donker glanzend als brons of, bewerkt door de eeuwen, met een prachtig patina, soms ook heel licht, als oud zilver bijna. Velerlei vormen zijn er, kannen, kommen, borden, lepels, ook zo'n hele grote, die al in de 18e eeuw in de brijpot stond, visschalen, aardappelschotels, Spaanse teljoren en stoere bierkroezen. Of een warmwaterbord, afkomstig uit het Leidse Weeshuis, waar ook die ondersteek vandaan kwam en het kamerpotje met de wat onbegrijpelijke, wel erg iele diameter van 11 cm. Tussen al dat moois toch nog extra opvallend een curieus 17e eeuws maatkannetje, een juweeltje van nog geen 8 cm. hoog, met niet minder dan 21 ingeslagen ijkmerken. Veel van de hier uitgestalde stukken zijn bodemvondsten. En heus niet alleen oude. Ook de laatste jaren bleek een beetje graaf werk, zelfs graafwerk om andëre redenen ddan het zoeken naar oude voorwerpen nog heel wat op te leveren. Bij werkzaamheden aan het spoorwegemplacement aan de Leidse Herensingel in 1968 werd nog heel wat ge vonden. Wat er hier van getoond wordt is al een schat: een waterkan, vier Spaanse teljo ren, tien moesschotels en een vleesschotel, alles uit het midden van de 16e eeuw. Zelfs vorig jaar werden er bij graafwerkzaamheden op de hoek van de Pelikaanstraat- v.d. Werff- straat, ook in Leiden, nog een paar mooie lepels opgegraven. Het mooiste van dat alles, aangevuld met enkele gietvormen, gereedschappen en inte ressante archiefstukken tot 14 januari in de Lakenhal. Zeer de moeite waard. 'Naar welke kant hij zich ook wendde, er was altijd een soort van verschrikking'. Deze woorden geven het hoofdthema aan van de lijvige roman 'Laat maar gaan' van Philip Roth. Philip Roth is op 19 maart '33 te Newark in de Verenigde Staten geboren. Hij heeft enke le succesrijke romans geschreven, waaronder 'Goodbye Columbus' en 'Portnoy's complaint'. De laatste kwam in 1968 uit, werd in het Nederlands vertaald en vestigde de aandacht op het talent van Philip Roth. Thans is zijn 'Letting go' (1962) in het Nederlands als 'Laat maar gaan' uitgekomen. Het is een buitengewoon boeiende roman, die, ook al zou men hem slechts lezen om bezig gehouden te worden, beslist niet teleur zal stellen. De trefzekere schetsing van de personen en de logische ontwikkeling der gebeurtenissen staan er borg voor, dat de lezer met niet aflatende belangstelling het boek uitleest. En dan zijn er de heel natuur lijk aandoende dialogen, die de lezer in hoge mate betrekken bij de verhaal-ontwikkeling. Het boek geeft echter veel meer dan een realistische schets van een Amerikaans mi lieu. Zoals dat het geval is met alle werkelijk grote literatuur, is de roman een getuigenis. Hij geeft niet zozeer een boodschap als wel een waarschuwing. Het vereist enige moed om te beginnen aan een roman die 666 grote dichtbedrukte blad zijden telt. Maar al na de eerste pagina was ik geboeid. Ik bleef dat tot de laaste toe. Niemand late zich dan ook door de omvang afschrikken. Het boek speelt zich voornamelijk af in het milieu van docenten aan universiteiten. Het Amerikaanse systeem van wetenschappelijk onderwijs is verschillend van dat van ons; lezende-weg komt men achter die verschillen. De hoofdfiguren zijn twee docenten, beiden joods. De eerste, Gabe Wallach, is een vrijge zel in goeden doen, de tweede heet Paul Herz, getrouwd met Libby, een mooie, ner veuze vrouw, een bekeerlinge. De roman houdt zich, behalve met veel andere zaken, bezig met de moeilijkheid van de integratie. Het neger-vraagstuk speelt in de roman geen rol, wel dat van de integratie als zodanig. Wie de Verenigde Staten een smeltkroes der volkeren noemt, heeft het beslist mis. Dat geldt overigens voor èlle staten. Hoeveel eeuwen lang hebben Friezen in ons rustige landje hun identiteit bewaard? Paul en Libby Herz zijn getrouwd; ze houden van elkaar, maar hun liefde wordt geteisterd door armoede. Libby, joods bekeerlinge, wor Pm 1 gcla' froi a- roomse familie verstoten en or zijn ouders in de steek hij een christen-meisje ge- Je kun' nu eenmaal niet jodin worden, je bent het of je bent het niet. Priester noch rabbijn wil de beide jonge mensen trouwen; ze moeten in arren moede naar het stadhuis. Het vreemde is, dat beide jonggehuwden in feite atheïst zijn. Geloof is voor hen iets dat je mee krijgt en waaraan je je niet onttrek ken kan. Hun religiositeit is een verheven folklore. Zij beleven geen band van liefde en vertrouwen tussen hen en God. wat of wie die dan ook moge zijn. God moge er niet zijn, maar Chanoeka is er wel degelijk. De derde hoofdfiguur, Gabe Wallach, zwerft als een losse electron tussen de hem omrin gende atomen heen, dèn weer opgenomen in de ene electronen-schil, dèn weer in de andere. Hij kan zich niet hechten aan een bepaalde persoon, hij kan zichzelf niet vinden in welk verband dan ook. Jood en Ameri kaan, is hij geen van beide, of liever, is hij beide. Maar ook bij hem voltrekt de integra tie zich niet. Libby is een zeer gecompliceerde vrouw. Losgeraakt van haar milieu, vechtend om haar liefde voor haar man niet te verliezen, want in verwarring gebracht door haar gevoe lens voor de knappe, rijke Gabe, gevoelens die vagelijk beantwoord worden door Gabe, leeft zij haar smartelijk leven. Zij wil niet en durft ook niet met haar man samen te leven. Zij voelt instinctief, dat hij haar niet vol doende lief heeft en ook is zij bang voor het krijgen van een baby. En toch wil zij een kind. Het hoogtepunt van het boek vormt haar gevecht om dat geluk. Paul en Libby nemen een kind aan. Dat gaat met grote moeilijkheden gepaard. Het is tenslotte hun vriend Gabe, die na een aantal uitputtende gevechten met de stiefvader en de moeder van het kindje, de kleine Rachel voorgoed bij haar nieuwe ouders brengt. De scènes waarin dit tot stand komt, zijn van een grote drama tische kracht. Al lezende houdt de lezer, zoals dat heet. zijn hart vast. Zo èrgens in, dan openbaart zich Roth's schrijversschap in deze ontwikkeling. Alle figuren worden in hun erbarmelijkheid, ook hun lelijkheid, door licht Tenslotte dan heeft Libby, de niet-jodin, haar Rachel, het niet-joodse kindje, in haar wieg. zij die een eigen kind had kunnen krijgen, zo haar angst voor zwangerschap haar niet had weerhouden. Gabe kan na dat laatste gevecht niet meer. Hij neemt een betrekking in Europa aan. Philip Roth Het spreekt vanzelf, dat een zó omvangrijk boek zijn inhoud niet in enkele regels prijs geeft. Het voornaamste van de roman is, dat hij ons een samenleving tekent, die geen samenleving is. Iedereen steunt op de ander, tracht te leven van de ander, voelt zich onveilig bij de ander. Geen van de figuren kan zich losma ken van milieu of afkomst. Elk tracht eigen status te behouden, niemand heeft de ander met volstrekte overgave lief. Het gevecht om behoud van eigen identiteit wordt verloren, doordat die eigen identiteit niet losgezien kan worden van de groeps identiteit. Dat de eigen identiteit slechts gered kan worden Joor haar los te maken van groep, milieu of afkomst, ziet in dit boek niemand in. Dat is het tragische van de geschetste gebeurtenissen. Zelfs Libby, de vrouw die langs kronkelende wegen, eindelijk weet moeder te worden, is geen echte moe- der, geen echte Jodin, zij heeft haar Rachel niet gebaard. Toch wilde ze een Rachel. Zij valt terug op haar mans verleden. Behalve dit motief, het niet kunnen redden.: van de eigen identiteit, heeft de roman een ander; de Amerikaanse samenleving is een harde samenleving. Ambtenaren, artsen, do centen. zij allen staan vijandig tegen elkaar. Niet openlijk vijandig, neen, verborgen. In het boek komt een werkeloze voor. Roth schildert de man niet als een armzalig slacht- off. O nee. De man is een werkelijke schoft, een stompzinnige kerel, een afperser en mate rialist. Eigenlijk komt niemand er in dit boek goed af. De figuren zijn of zwak, of dom, of wreed of materialistisch. Gabe, de man die door zijn omstandigheden in staat is zonder al te veel kleerscheuren door het leven te gaan, is evenmin in staat in werkelijke zin mens te zijn. Hij vlucht ten slotte de Verenigde Staten uit in de hoop, zichzelf te vinden. Een dergelijk boek stemt uiteraard tot naden ken. De Verenigde Staten zijn een Westers land; Het Westen wordt geacht, gekerstend te zijn geweest. Hoe komt het, dat twee duizend jaar christendom zó weinig hebben teweeg gebracht? Is de kracht van de boodschap van Jezus van Nazareth zo zwak? Schijnbaar wel. De in 'Laat maar gaan' getekende maatschap pij is dusdanig verdorven, en dat niet zozeer in morele als wel in ethische zin. dat men zou wanhopen. In statistieken en rapporten treedt de mens terug; hij is er slechts een cijfer in. In een roman is hij een levend wezen, dat zeer gecompliceerd is een zich niet los kan maken van zijn voorgeslacht, tenzij hij bezeten wordt van een idee, die uitstijgt boven het door afkomst, milieu en bezit gevormde ni veau. In 'Laat maar gaan' komen gekwelde mensen voor, maar geen bezetenen. Dat chris tendom of marxisme gefaald hebben de mens te redden, ligt niet aan hen. Het ligt aan hun belijders, die hun leven niet hebben durven verliezen, dat wil zeggen hun in afkomst, milieu en stand geworteld bestaan. Roth heeft deze fragiek uitstekend verbeeld. Philip Roth: 'Laat maar gaan'. Bij Meulcn- hoff te Amsterdam. Oorspronkelijke titel: 'Letting go'. Vertaling van Jean A. Schale- kamp. Paperback. Aantal pagina's 666. Prijs 25,-.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1973 | | pagina 13