•I aieve childerkunst blijft Itijd sen probleem ien schreeuw om hulp Zwerven in de Amerikaanse film i/JS.181 lUW/KWARTET ZATERDAG 23 DECEMBER 1972 181 'AM M 15 M L0N rENDj 21 215 j 22 STRAAT ingkong, larquei, IT HOL. 1SHU 22 A 23 it 22 te 21 140 ntos nr ados nr Mara- 21 vn i Balik. vn New 1300 zo T 22 te rcelona. 21 te egre nr 820 i Valpa- Port nr iterdam I verw, ARA 21 ederiei eil nr i Can- ochte- irope- 9 per ior G. Kruis Shalom van Safed: 'Abraham, Hagar en Ismaël'. Gros van de passanten, die even bij de Galerie Hamer aan de Am- irdamse Leliegracht 38 naar binnen gluurt, zou raar opkijken als it de prijzen hoorde van de werkjes die daar hangen en die hoogst- arschijnlijk waren aangezien voor kindertekeningen. Die lopen in duizenden en het is geen kinderspel, maar 't zijn schilderijen van lalom van Safed, een naïef kunstenaar. alom Moskovitz (Safed is het dorp, ar hij woont) is 87 jaar en begon jaar of vijf-en-twintig geleden voor zijn plezier te schilderen, tn werd hij, het was in het begin de zestiger jaren, als kunstenaar tdekt. Tentoonstellingen in de gro- musea der wereld, waar veel van werk ook blèèf. 'n Paar voorbeel- The Jewish Museum in New rk (een New Yorker, Daniel Doron acht' hem als 'Grandpa Moses'ons :n Stedelijk in Amsterdam, het ,iël Museum in Jeruzalem van- 4; fsprekend maar ook het Kunst- i^fus in Zürich, het Palais des Beaux Brussel en verder nog een Ie rij musea voor moderne kunst, zijn boeken over hem geschreven films over hem gemaakt. Nu hangt zijn werk tot 20 januari in de Galerie Hamer, waar het met dat van enkele andere 'naleven', o.a. de nu nog onbekende Braziliaan José de Freitas, een belangrijk onder deel vormt van de tentoonstelling 'Met de bijbel voor ogen'. 'n Heel bijzondere expositie. In een bijzondere galerie. Bij mijn weten de enige in Nederland die zich gespecia liseerd heeft in de naïeve kunst. Een specialisatie zo geven George Mul der en Nico van der Endt, die deze galerie leiden, onomwonden toe voortgekomen uit toevallige omstan digheden. 'We zijn', zegt Mulder, 'geïnspireerd door Pieter Hagoort. We wilden al enige tijd een galerie beginnen en het leek ons toen een uitstekend idee met Hagoort te starten, omdat die toen, oktober 1970 was dat, erg in de publi citeit was. Iedereen wilde dat werk het was in Zagreb bekroond eens goed bekijken, 't was daarvoor ook nog nooit uitgebreid getoond. Dat hebben we dus gedaan. Eigenlijk was het dus zuiver toeval, we wilden in feite heel andere dingen gaan doen'. 'Van der Endt: 'We begonnen met de gedachte van: we doen het een keer, maar toen het eenmaal liep, ontdek ten we steeds meer mogelijkheden Het beviel óns uitstekend.' Naïeve kunst. Een uitzonderlijk ver schijnsel, schreef Jean Cassou van het Museum van Moderne Kunst in Parijs eens. dat zich afspeelt buiten de grote revoluties op het gebied der beelden de kunst van onze tijd om. Meestal is het zo, dat zij vooral wordt beoefend door mannen en vrouwen die geen enkel onderricht hebben ontvangen en die zich zuiver en alleen aan hun roeping hebben overgegeven. Nico van der Endt zegt het zo: 'Kun stenaar is hij, die met welke midde len dan ook, op onnavolgbaar per- oor J. van Doorne Ivia Plath, een Amerikaanse ié chteres en schrijfster, maakte in 3} ibruari 1963 op dertigjarige leeftijd n einde aan haar leven. Dit staat te zen op de achterzijde van de ederlandse vertaling van haar enige man: 'De glazen stolp'. boek, mag ik de uitgever geloven, op fundamentele punten de vensgeschiedenis van de schrijfster 'geschiedenis van haar leven heeft de Verenigde Staten zeer de andacht getrokken en er zijn vele eschouwingen aan gewijd. 'at is niet zo verwonderlijk. Het Kk beschrijft een ziektebeeld; het 100 eschrijft het verloop van een «nemende vereenzaming, waartegen hoofdfiguur. Esther Greenwood iheten, geen verweer vindt, hoezeer er ook naar zoekt. - egelijkertijd houdt het Amerika een >iegel voor. >ther Greenwood is een intelligent etalenteerd meisje; lang, knap van 'terlijk, dat een beurs krijgt om aan en college te gaan studeren. Tevens eft zij met twaalf andere meisjes 1 prijs gewonnen, uitgeschreven w een groot dames-tijdschrift, 'dies' Day' geheten. De prijs bestaat "it geschenkjes en toegang tot -.As mtvangsten, en een maand werken op e redactie van het New Yorkse jjdschrift. Esther is nog nooit New England uitgeweest. Ze wordt plomp- nrloren op de. ijdelheidskermis van lew York gezet en het is dan, dat T onvermogen tot communicatie duidelijk manifesteert. Zij doet uiterste best, te zijn zoals de •dere meisjes zijn, die met haar in v 'n hotel voor vrouwen zijn s ondergebracht. Zij gaat uit, ontmoet 0 0 ®in of meer louche mannen, die het e 4 «P haar eerbaarheid voorzien hebben, Q a ®aar haar onvermogen tot 'meedoen' 5 redt haar vooralsnog. 1 Nat haar in New York overkomt, is 0 al veel eerder in haar leven aanwezig eie» ftweest: het gevoel in een glazen j "olp te leven: zij kan er niet uit en J niemand van wie haar omringen, kan J tr ln- 11 z'j doorziet alles. Het valse en smerige, de leegte en de waardeloosheid van de haar omringende wereld verontrust haar. Naar zij kan zich niet uiten. Als zij js aich uit. is dat voor haar naasten 35 onverstaanbaar. 1 Net is haar niet gelukt, haar jeugdvriend vast te houden. Zij moest hem wel loslaten, omdat hij bleek een huichelaar te zijn en tevens omdat hij er een platvloerse verleidingstactiek opna hield. De sexuele zijde van de zogeheten liefde van de man stoot haar af, en dat niet omdat zij deze zijde per definitie minderwaardig vindt. Zij heeft er een afkeer van, ook al wil zij er geen afkeer van hebben. De enige keer dat zij zich willens en wetens laat verleiden, loopt op een jammerlijk fiasco uit Esther Greenwood wil zijn zoals de anderen. De omgeving van haar in New York zoals die in het boek getekend wordt, kan men moeilijk een kuis milieu noemen. Dat Esther tóch tracht zich zo goed en zo kwaad te conformeren als mogelijk is, komt niet voort uit diep verborgen driften, maar uit het verlangen, niet eenzaam te zijn. Wat zij in de roman niet onder woorden brengt, is wat de lezer aanvoelt: Esther heeft een aangeboren verlangen naar zuiverheid, een zuiverheid die niets te maken heeft met sexuele gefrustreerdheid. Zij. wil al haar relaties zuiver maken. De gedachte dringt zich op, dat een hartstochtelijke, tedere liefde van een hoogstaand man Esther had kunnen redden. Men kan tegenwerpen, dat men dit niet zeggen kan. Esther Greenwood is een romanfiguur. Als romanfiguren tenonder dreigen te gaan, kunnen zij alleen door de auteur gered worden. Maar dat is toch niet helemaal juist. De roman is in essentiële punten auto-biografisch. Dus mag wat ik zojuist stelde, wel degelijk gesteld worden. De tweede helft van de roman beschrijft Esthers verblijf in een psychiatrische kliniek. Haar aanpassingsmoeilijkheden zijn zó groot geworden, dat Esther daarin toestemt. De psychiaters komen er niet zo best af, ze zijn onbenullig en hebben een onthutsende mate van oppervlakkigheid. Esthers lijden wordt heel sober beschreven. In dit tragische verhaal is geen spoor van dramatiek. De lezer wordt niet geconfronteerd met 'erge' gevallen in de zin van spectaculair erge gevallen. Esther lijdt zeer onder de shock behandelingen die zij moet ondergaan. Dapper vecht zij voor haar behoud. Zij wil genezen, zij wil zijn als de anderen. De stolp moet aan scherven. Het einde van het boek is, dat zij als genezen ontslagen wordt. In het boek komt een meisje voor, dat altijd een toonbeeld van gezonde vitaliteit is geweest, ene Joan. Tot Esthers verwondering komt ook dat meisje in de kliniek terecht. Ogenschijnlijk een licht geval. Maar op bijna de laatste pagina van het boek blijkt dat die Joan zich opgehangen heeft. Even na het verschijnen van 'De glazen stolp' zou ook de schrijfster een einde aan haar leven maken. Nee. de roman is geen opwekkende lectuur. Esther Greenwood is een produkt van een schijnbeschaving, die slechts oppervlakkig geluk vermag te schenken. Er is ook geen wezenlijke religiositeit, hetzij christelijke, hetzij niet-christelijke. Het is alweer niet Esther die met zovele woorden zegt, dat zij hunkert naar het kennen van de zin van haar leven, maar het is de lezer die achter haar vervreemding van de kern van het leven komt. Alles is zinloos, smoezelig, smerig, huichelachtig. Niemand helpt Esther, de zin van het leven te vinden in de opofferende liefde tot de naaste. Zij ziet niet, dat vervreemding een poort kón zijn tot levensblijdschap. Esther is ziek. maar dat zij aan haar ziekte overlijdt, maakt haar tot slachtoffer van een status-maatschappij, waarin geen religieuze of meta-fysische waarden gelden. De gevoeligen gaan aan en in die maatschappij ten onder indien zij in hun hunkering naar eemeenschap zich trachten te conformeren. Nadat ik het boek uitgelezen had. viel het me niet moeilijk te geloven wat de uitgever schrijft, namelijk dat thans het aantal publikaties over leven en werk van de schrijfster haar eigen kleine oeuvre vele malen overtreft. Sylvia Plath's helaas vergeefse schreeuw om hulp heeft kennelijk, en gelukkig, velen verontrust. Sylvia Plath: 'The Bell Jar'. Nederlands: 'De glazen stolp'. Vertaald door W. A. Dorsman-Vos. Bij Bruna Zoon, Utrecht- Antwerpcn. Paperback. Aantal pagina's 190. soonlijke wijze zijn wereld tot uit drukking brengt. Dit kan gebeuren met of zonder de hulp van het analy serend verstand. Gebeurt het mèt, dat kun je ruwweg spreken van officiële kunst; gebeurt het zonder die hulp, dan kom je op het terrein van de naïeve kunst. De, wat ik maar even noem intellectuele kunstenaar zal zich spiegelen aan zijn voorgangers en zijn collega's, hij staat open voor invloe den en hij krijgt op die manier een plaats in de ontwikkeling van de kunst. De naïef daarentegen is funda menteel een enkeling. Bij gebrek aan een intellectualistische benadering creëert hij zijn volkomen eigen kunst. De naïeve kunstenaar is dus nooit de vertegenwoordiger van een stijl, maar altijd van zichzelf. En daarom bestaan er net zoveel soorten naïeve kunst als er naïeve kunstenaars bestaan. En grote bron van verwarring dus als je bezig blijft deze kunst te duiden vol gens gangbare kunsthistorische patro nen. Het begrip naïeve kunst heeft veel wijdere grenzen, dan sommigen lief is'. Toen ze dit voorjaar in het Westfries Museum in Hoorn bezig waren een tentoonstelling voor te bereiden van (Noordhollandse) naïeven, ontdekte concervator Braasem ook al, dat je er dikwijls nèt naast zit: nèt over die grenzen tussen naïeven en zondags schilders (amateurs, die zich aan de 'voorschriften' houden) en tussen naïeven en beroepskunstenaars (met een artistieke opleiding) die op een, wat je zou kunnen noemen, naïeve manier werken, 't Kan niet verwar render, vooral als je bedenkt dat er tussen al die schilderende boeren, stratenmakers en schippers ook figu ren zitten als b.v. 'Maler Paps' die begon te schilderen na een carrière als een van de bekendste oogartsen van Duitsland. Naïef begon te schilde ren. Hoe is dat te rijmen met dat •gebrek aan intellectualistische' bena dering dat hiervoor werd aangetipt? Hoewel ik persoonlijk dikwijls bijzon der geboeid word door het poëtische en het ongedwongen karakter van veel van dit naïeve werk, houd ik bij grotere presentaties dikwijls mijn hart vast. Hoe kunnen dit soort kun stenaars hun (naïeve) eigenheid hand haven bij een te uitgebreide confron tatie met de (artistieke) buitenwe reld, de 'officiële' kunst? Op een gegeven moment kan het toch niet uitblijven, dat je eens kijkt hoe ande ren het doen? Mulder: 'Nee, nee. Ze zijn meestal erg egocentrisch, vaak op het ziekelijke af. Ze zijn volkomen op zichzelf inge steld en kijken meestal niet eens naar het werk van anderen. Dikwijls kun nen ze ook totaal geen kritiek verdra gen' Dat levert voor de galeriehouders, die dit soort werk brengen, uiteraard nog al eens problemen op. 'Om te begin nen', zegt Van der Endt, 'betaalt bij ons de exposerende kustenaar in de meeste gevallen niets buiten het per centage van de verkochte werken. Dat hebben we ingesteld omdat die naïeve kunstenaars meestal toch geen be roepskunstenaars zijn. Zo'n man weet over het algemeen helemaal niets van galeries af en zo, ze leven misschien van de A.O.W. met een klein pensi oentje erbij. Of ze willen geen geld uitgeven om te exposeren omdat ze hun werk zélf eigenlijk niet helemaal au serieux nemen. Mulder: 'Hagoort b.v. was voordat'ie bij ons exposeerde, al wel meermalen vertegenwoordigd geweest op tentoon stellingen, maar dat was in musea. Hij wist niet eens wat een galerie was. We stelden hem toen voor bij ons te exposeren en daar voelde hij wel wat voor. Maar pas nadat we alles al helemaal ingericht hadden, begon het bij hem enigszins te dagen dat het om een verkoopstentoonstelling ging. Dat had'ie helemaal niet begre pen. En toen hij hoorde, dat we veertig procent wilden van elk ver kocht schilderij, vond'ie ons enorme oplichters. Hij vond vijf procent meer dan welletjes. Een ander probleem. Waar haal je steeds weer nieuwe naïeven vandaan? 'In het begin', zegt Mulder, 'waren we echt wel geneigd 'ontdekkingen' te doen'. 'Maar', vult Van der Endt aan, 'daar kom je gauw van terug, want je zou minstens duizend adressen moe ten aflopen om er een te vinden die enigszins de moeite waard is. En gezien we er toch ook van leven moeten (een beetje verdedigend: Waarom zou een kunsthandelaar niet van de kunst mogen leven en een uitgever wèl?) ga je dus zoveel moge lijk met bekende namen werken. Hun werk is al 'aanvaard', hangt in de grote musea, dus, reageert men, zal het wel goed zijn. 't Publiek wil nu eenmaal grote namen, goed dan krijgt het ze. Maar als we tegen iets onbe kends aanlopen, dat goed is, graag. Zoals die José de Freitas, die kenden we niet, hoewel het wereldje van de naïeve kunst toch maar klein is. 't Is een Braziliaanse acteur, die momen teel in Londen woont' En als je dan weer hoort wat De Freitas zelf weer van zijn kunst zegt, ben je weer even ver met de vraag, wat nu eigenlijk precies naïeve kunst is. Hij zogt: 'Tk begrijp niet veel van kunsttheoreti sche klassificaties. Dat is iets erg ingewikkelds. Ik hoor soms mensen twisten of ik een primitief of een naïef zou zijn. Ik vind dat erg ko misch, en blijf er verder liever bui ten, maar toch vind ik het niet leuk om een primitief genoemd te worden, omdat mij dat aan een Brazilaanse kunst doet denken, die ik verafschuw. Mijn wereld is die van de Italiaanse primitieven, die van de oude Indi sche, Perzische, Egyptische en Turkse schilders. Hun schilderijen bekijk ik graag in de musea, en ik voel een verwantschap, die veel over mijn werk kan verklaren'. Laten we maar niet meer vallen over een naam, zoals 'naïeven', die hoewel ondeugdelijk en te weinig omvattend, nu eenmaal een begrip is geworden. Jan van Eyck en tijdgenoten noemt men, alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is, toch immers ook nog steeds de 'primitie ven'. Naïeven dus bij de Galerie Hamer. Nü de wonderlijk-ordelijk gecompo neerde, diep-religieuze 'beeld-verha len' van Shalom cn de speelse bena dering van De Freitas, die de bijbel alleen maar beschouwd als een bron voor zijn fantasie. En velen daarvoor. Bekend en onbe kend. Uit Nederland en van elders. Pieter Hagoort dus, Frans Vrijenhoef, Sal Meijer, Willem Westbroek, Marit, Henk Lamm. Duitsers als Ed. Oden- thal en Maria Kloss. Uit Engeland Patricia Barton en vrijwel alle beken de Joegoslaven tot Ivan Generalic toe, een schilderende boer, die het zo goed gaat, dat hij om de zaken vlotter te doen verlopen, een secretariaat in Zwitserland gevestigd heeft. Kunstenaars die zomaar, uit behoefte, helemaal onbelast eigenlijk, begonnen te schilderen en zo. al schilderend hun wereld ontdekten. Die zo, onge breideld, vorm gaven aan hun fanta sieën en aan hun meest intieme ge dachten. Dat is, voor mij, het belang rijkste van de naïeve kunst: de vol komen persoonlijke visie op het le ven, de oprechtheid en de pure spon taneïteit. Shalom vari Safed: 'Daniël in de leeuwenkuil'. KUNST T19/K19 1 door dr. H. S. Visscher Sedert de twee drop-outs in 'Easy rider' op hun blinkende motoren het eindeloze gebied van de U.S.A. doorkruisten, is het oude thema van de eenzame zwerftocht in de huidige Amerikaanse film veelvul dig opgedoken. In de literatuur was het trouwens al eerder tot nieuw leven gekomen in het boek van Kerouac 'On the road'. Het thema is eigenlijk al heel oud. Men komt het bijvoorbeeld uitge breid tegen in de middeleeuwse literatuur, en uiteraard in de lite ratuur van de romantiek: de ro manticus, lijdend aan de eigen werkelijkheid, ontvlucht die wer kelijkheid in een nooit eindigende zwerftocht naair een droomparadijs waarvan het bestaan vermoed wordt. Maar men ontkomt niet aan de indruk, dat het thema in zijn huidige vorm, naast romantische tendenties, toch ook een andere, meer existentiële inhoud heeft ge kregen. De moderne zwerver vlucht weg uit een steriel gewor den samenleving waarin hij niet zichzelf kan zijn en zijn zwerf tocht is vooral ook een speurtocht naar een eigen nog onontdekte of inmiddels alweer verloren gegane identiteit: hij is niet allereerst op zoek naar een paradijs, maar naar zichzelf. Twee films zijn er momenteel in roulatie waarin dat thema opnieuw aan de orde is. De eerste is de film 'Welcome home, soldier boys', waarin vier kersvers uit Vietnam teruggekeerde soldaten 'groene baretten' in een grote tweede hands slee-van-een-wagen op weg zijn naar een stuk land in Califor- nië, waarvan een van hen de bezit ter pretendeert te zijn. Een steeds meer gekreukelde ansichtkaart vormt het enige beeld dat zij er van hebben. Een romantisch gege ven dus, vooral als aan het slot blijkt, dat de 'bezitter' zijn bezit eigenlijk alleen maar verzonnen 6'ijkt te hebben. Maar veel wezen lijker is de geleidelijkaan doorbre kende ontdekking van hun eigen situatie in dit Amerika waarnaar ze met grote verwachtingen zijn teruggekomen. Hun tocht, vol élan en enthousias me ondernomen, maakt hen duide lijk dat ze op de een of andere manier buiten 'vroeger' zijn komen te staan; ze worden niet geaccep teerd èn ze accepteren zélf niet meer. Het laatste blijkt vooral bij een bezoek dat zij op doorreis aan het ouderlijk huis van een van hen brengen. De ontvangst is er hartelijk en toch loopt het snel mis doordat de ouders, met de beste bedoelingen, terugvallen in een bevoogdende houding. De sol daat vertrekt diezelfde dag weer met zijn kameraden, na eerst nog tijdens een bezoek aan een plaatse lijke base-ball wedstrijd ontdekt te hebben, dat zijn vroegere leefmi- landschap voert: hun bondgenoot schap is een onmogelijk verbond. Het functioneerde voortreffelijk in de oondities van een Vietnamese jungle-oorlog het is onmogelijk nu ze terug in de States zijn. Ze zijn in een leegte gevallen en de voortsnellende auto is de enige 'ruimte' waarin hun verbond nog functioneert. En onbewust wordt zo, onder de prikkel van een maat schappij die hen afwijst nadat zij hen eerst gebruikt heeft, de aanlei ding geschapen tot een herstel van de vroegere 'zinvolle' oorlogscondi ties: de geweldsexplosie in het plaatsje Hope waar de vier ogenblikkelijk en met een beang stigende vanzelfsprekendheid in de oorlogshouding terugvallen. Wat er daarna overblijft, is wachten op het laatste gevecht, als de Nationa le Garde gaat optreden. Alleen al om die pauze, vol van ambivalente gevoelens, is de film zo de moeite waard: het is de ontspanning, een soort van tevredenheid nu de be kende situatie hersteld is en het kwartet zijn zinvolheid bewezen heeft en tegelijk is het de net niet doorbrekende wanhoop om de volstrekte uitzichtsloosheid van de situatie hun situatie. 'Welcome home, soldier boys' is een film met een bittere titel een film die als in een gelijkenis een af schuwelijke leegte openbaart waar in duizenden jonge mensen, te ruggekeerd uit Vietnam, op dit ogenblik moeten verkeren. Een film, die voor een deel ook de rol van het geweld en de gewelds- plosies in de huidige Amerikaanse samnleving verklaart Ondanks sommige te sterk aangezette effec ten met name tijdens het laat ste gevecht is het een indruk wekkende film geworden, waarin met een grote subtiliteit de psychologische nuances van veler lei intermenselijke verhoudingen worden geobserveerd en geanaly seerd. Het thema van de zwerftocht vin den we terug in een heel andere film. 'When legends die'. Ditmaal is het de tocht van een jonge indiaan, samen met zijn blanke 'voogd': een keiharde ex-rodeorij der, die de jongen op een gegeven moment uit zijn uitzichtsloze maat schappelijke situatie heeft gehaald vanwege diens ruiterkwaliteiten, en hem voor hetzelfde harde be roep opleidt. Maar op hun nooit eindigende zwerftocht langs aller lei plaatselijke rodeo's ontdekt de jongen, na aanvankelijke trots en voldoening, de corrupte werkelijk heid: zijn voogd dwingt hem tot een winstgevend bedrog, en naar mate de oudere man prachtig gespeeld door Richard Widmark meer aan drank en vrouwen ver slingerd raakt, wordt het imago van de onfeilbare 'witte' vaderfi guur steeds meer vertroebeld. Het lieu hermetisch voor hem gesloten is: de vroegere vrienden zijn ge trouwd en er valt op geen enkele wijze meer aan te knopen bij het punt waarop het verleden werd afgebroken. Ook anderszins blijkt duidelijk, dat de maatschap pij hen niet accepteert. Oude 'die hards' verwijten hen de 'slappe' oorlogvoering in Vietnam, de poli tie bedilt, en gladde jongens bui ten hen uit als hun auto het in een of ander provinciegat begeeft. Het knappe van de film is zijn genuanceerdheid. Het gaat niet om een botte maatschappij zonder meer, het gaat evenzeer om een verandering in henzelf. Ze vormen een kwartet van gezworen kamera den jongens die onder alle omstandigheden op elkaar kunnen rekenen en die onmiddellijk en als het ware, 'geconditioneerd' een ge weldig teain-work aangaan waar dat nodig is, bijvoorbeeld als de tweedehands auto vóór de aankoop aan een inspectie wordt onderwor pen. Maar in die kleine, hechte gemeenschap, die in de auto als een geïsoleerde cel door het Ame rikaanse landschap zwerft, is er iets volkomen en onherroepelijk mis. Men merkt dat voor het eerst door de bruutheid waarmee een prostitueetje, dat een te grote 'be loning' vraagt, uit de snel voortrij dende auto gegooid en zonder meer achtergelaten wordt. En ge leidelijk wordt het duidelijk, op een steeds somberder tocht, die 'n steeds genadelozer en leger L_ wordt de indiaanse jongen heel duidelijk gemaakt, dat hij niet meer dan een 'slaaf' en een winst object van de ander is. Tenslotte laat hij zijn voogd in de steek, zoekt zijn eigen weg door de blan ke wereld en keert tenslotte toch tot dat vaderbeeld terug alleen om diens stervensuur mee te ma ken. Dan steekt hij naar indiaanse zede het huis in brand defini tieve en vurige afrekening met het 'blanke' element! en keert terug in het indianenreservaat waaruit hij indertijd als kleine jongen is weggehaald. Stuart Miller, die de film regis seerde, kiest duidelijk vóór 'de in diaan' en tegen de 'blanke al macht'. Dat was indertijd ook het geval in 'Little Big Man', een film waarvan hij de producent was. Zijn grote verdienste is dat hij zijn dramatische hoofdthema de steeds afbrokkelende verhouding tussen de indiaanse jongen en zijn blanke voogd zo prachtig weet te verweven met de locale achter grond: het Amerikaanse provincie leven in al zijn kleurigheid, gebor neerdheid en zelfgenoegzaamheid. De talloze rodeo-scènes leveren na tuurlijk spectaculair effectwerk, maar Millar is toch allereerst de man van velerlei kleine nuancen en toetsen waarmee hij 'the Ame rican way of life' kritisch belicht. Het is een erg gave film geworden. Een erg mooie film ook. En waar om zou een film niet weer eens erg 'mooi' mogen zijn?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 19