SRAËLS LEIDERS VERDEELD OVER DE TOEKOMST KHWKVARTET ZATERDAG 16 DECEMBER 1972 BUITENLAND T9/K.11 "DWARS DOOR ALLES 1EEN WIL JE IMMERS EN BEETJE LEVEN' Wie het gevoel heeft, dat zijn land niets meer te bieden heeft, emigreert. In Zweden hebben steeds meer mensen dit gevoel. In 1970 trokken 7386 Zweden weg, in 1971 waren het er 8196 en in de eerste negen maanden van 1972 al 6561. Zweden is voor het eerst sinds 1929 weer een land met meer emigranten dan immigranten. ;a [tober ging een groep van 163 met een chartervliegtuig naar 6. Zij behoren tot de ongeveer den die dit jaar naar dat land trekken. Andere emigranten aar de VS, Denemarken of itsland en gepensioneerde willen nogal eens hun oude ten in het goedkopere Spanje igal. Het zijn niet de laagst n en niet de slechtsten die verlaten. Er zijn artsen, inge- technici, en hooggeschoolde i's bij. Het zijn meest jonge - tussen de 20 en 35 jaar. hun motieven? Het Zweedse Epressen vroeg het aan de die in oktober naar Australië Ze noemden de te hoge bezwaren tegen het Zweedse het gevoel dat de appelijke structuur in Zweden ïun mogelijkheden beperkt en ik in de weg staat, önnholm, een 33-jarige bouw- s emigreerde uit verzet tegen omische situatie en omdat hij onnig klimaat wil wonen. 'Als weden wil werken, word je oond maar gestraft'. Gunnar Dn (33): 'Zweden is. te duur i'. Per Stolt (26) telecom- ietechnicus 'Ik betaal maar nt belasting in Australië'. Gun- rgman (30), ingenieur: 'Ik n Australië 17 procent belas- in Zweden 50'. Göran Persson laboratoriumassistent vindt n in Australië goedkoper, het beter en denkt dat hij er onder pressie zal hoeven te Gunnar Magnusson (43) is r en had een eigen adviesbu- heeft alles verkocht en trekt iw en vier kinderen weg. 'Er en wrange sfeer in Zweden' ie ondernemingen hebben er komst', zei hij. Rolf Aelsson, :ige ingenieur: 'Ik reis naar omdat ik absoluut genoeg de huidige ontevredenheid in lg en de voortdurende jacht tus'. Josef Coster, 35 jaar en 'Wij zijn niet tevreden met lisatiepol itiek in Zweden en met de belasting. En wij zijn over de ontkerstening op de 5 Zweedse emigranten is be- klein. Zij vormt echter een aa$e van ontevredenen in Zwe- autoriteiten praten liever r de emigratie en het kost oeite, cijfers te pakken te reacties van de emigranten rji lat ze niet alleen over hun welzijn ontevreden zijn, els ook over het geestelijke in Zweden. Er wordt gespro- r de maatschappelijke struc- ir het gevoel dat men onder druk moet werken en over !g*e bare mentaliteit. De emigratie Jden voornamelijk een ge- de economische recessie en doosheid verbergt een de sociale crisis, die zorgwek- entale gevolgen heeft. ijkflri gei ondersteboven en binnenstebuiten is gekeerd, en dat haar daarna nooit de rust is gegund om tot zichzelf te komen. Steeds heeft de ideologie van de verandering haar voortgedreven. In de sociologische geschiedenis van Zweden vond de eerste revolutie plaats omstreeks 1807. Zweden was in dat jaar vrijwel uitsluitend een land- bouwsamenleving, waarin de bevol king hoofdzakelijk op het platteland leefde. Tot 1807 hadden de Zweedse boeren zo'n duizend jaar lang onver anderd in collectieve dorpen gewoond. Zij hadden hun huizen langs de dorpsstraat, omringd door bouwland, zo beschrijft de Amerikaan Frederic Fleisher het oude systeem in zijn boek The New Sweden. Dat bouwland was in vele kleine stukjes versnip perd. Tedere dorpsbewoner had een smalle strook van elke akker en hij kon in zijn dorp maximaal honderd van zulke stroken bezitten', aldus Fleisher. De boeren in de collectieve- intelingen sis staat niet los van het feit Zweedse samenleving in de tweehonderd jaar twee maal door Chris Blankenburgh dorpen ploegden, zaaiden, hooiden en oogstten tezelfder tijd en gezamenlijk. Zij waren afhankelijk van elkaar. Dit had invloed op hun hele bestaan. Huwelijken en andere festiviteiten of pléchtigheden waren gemeenschapsza ken. De dorpsbewoners zorgden voor elkaar en ook voor de bejaarden en invaliden. Het bebouwen van de vele versnipper de stukjes grond was echter zeer inefficiënt. Tijdens het bewind van koning Gustav IV, begin vorige eeuw, werd een totaal nieuw landbouw systeem ingevoerd. Het was het 'ens- kifte-stelsel', dat een grondige herver kaveling met zich bracht en tevens een bijzonder drastische ingreep bete kende, in het collectieve dorpsleven: de eerste sociale omwenteling in Zwe den. De Zweedse historicus Ingvar Andersson schrijft erover: 'De voor uitgang van het moderne Zweden heeft veel te danken aan het 'ehskifte- systeem' dat een meer intensieve en efficiënte produktie mogelijk maakte en de duizend jaar oude dorpsgemeen schap openbrak. Hierbij werd zowel het uiterlijk van het Zweedse platte land als ook het leven en de cultuur van de Zweedse boer gewijzigd'. Fleisher beoordeelt de omwenteling minder positief. Hij haalt enkele Zweedse historici aan, volgens wie 'de boeren, nadat zij van de dorpsstraat waren verdreven en op geïsoleerde hofsteden waren ondergebracht, in zichzelf gekeerd en eenzaam werden. De Zweden werden argwanend jegens hun buren en concurrentiezucht en trots weerhielden hen er vaak van vriendschap te sluiten. Er ontstond een duidelijk onderscheid tussen grondbezitters en niet-grondbezitters. De laatsten waren verstoken van ieder recht op zeggenschap in de districtsza ken'. Het is veelzeggend, dat het alco holisme in Zweden omstreeks die tijd een maatschappelijk probleem werd. Deze eerste sociale omwenteling werd vrij korte tijd later gevolgd door ccn snelle industrialisatie. Daarmee ging een massale trek naar de stad gepaard. Wie het boek 'Bericht uit een Zweeds dorp' van de schrijver Sture Hallberg leest, wordt getroffen door de vele keren dat mensen die in de eerste helft van deze eeuw leefden, moesten verhuizen en van werk ver anderen. De Zweedse industrialisatie, die na 1880 doorzette, schudde de samenleving opnieuw door elkaar op een moment dat ze de slag van de eerste omwenteling te boven begon te komen. Er was eigenlijk geen tijd om te wennen aan nieuwe vormen van samenleven. Onder de sociaal-demo craten, die in 1932 aan het bewind kwamen, kwam de noodzakelijke rust er evenmin. Zij begonnen een nieuw hervormingsprogramma uit te voeren, dat een sociaal-democratische, anti-ka pitalistische samenleving moest creë ren. Het gebeurde weliswaar geleide lijk, wat de aanpak van de particulie re ondernemingen betreft. Maar op het terrein van de seksuele moraal, de positie van man en vrouw, het onderwijs en de huwelijkswetgeving werd ook een nieuw normenstelsel in gevoerd. En in de door omwentelingen geatomiseerde, door individuen gevul de samenleving met een sterk collec tieve traditie, werd de nieuwe moraal snel aanvaard. Men was niet in staat zich er tegen te verzetten. De nieuwe generaties waren totale verandering van kinds af aan gewend en voor hen bestond niets vasts, waaraan tegenar gumenten konden worden ontleend. Door de snelle verandering waren normen en waarden vluchtig gewor den. 'Er bestaat geen absolute waarheid, maar tenminste twee of drie denkbare waarheden, afhankelijk van welke opvattingen men heeft en hoe men een ingewikkelde werkelijk heid uitlegt', zei premier Olof Palme in 1962 in een rede. Zo'n uitspraak is tekenend voor de beweeglijkheid van het morele denken in Zweden, die volgens velen niets minder dan een morele crisis betekent. In het moderne Zweden is zo een uiterst materialistische mentaliteit ontstaan en wordt de werkelijkheid sterk in economische termen bekeken. De sociaal-democraten lieten een eco nomische mengvorm ontstaan. Daarbij kon het bedrijfsleven tot op grote hoogte zijn gang gaan. De staat stuur de bij en ontving van de loontrekkers in de bedrijven het geld waarmee de slachtoffers van het particuliere be drijfsleven konden worden gesteund. In een sociaal-democratische context kon een produktieapparaat blijven draaien volgens strikt kapitalistische regels. Het systeem bracht economi sche welvaart, maar maakte sociale brokken. De werknemers werden met steun van de vakbonden opgejaagd tot opperste produktiviteit, efficiëncy en vaardigheid. Wie bekwaam was en in het raderwerk paste, was verzekerd van een hoog inkomen. En materiële welstand was de graadmeter voor ach ting, voor sociale status. Wie echter niet kon meekomen, en zich geen buitenhuis, boot, auto en buitenlandse reis kon veroorloven, leed status-ver- lies. Daarom werkte de gemiddelde Zweed hard in zijn sociaal-democrati sche welvaartsstaat. De sociaal-demo craten zorgden er voortreffelijk voor, dat wie in de welvaartsjacht mislukte, sociale bijstand kreeg. Maar daling van status werd niet door sociale voorzieningen gedekt. Geen wonder, dat de Zweedse werkne mers, ook die in topfuncties, onder zware druk leven. Jan Ording, top functionaris van de Zweedse raad voor volksgezondheid (Socialstyr ei sen) maakt zich daar zorgen over. 'De maatstaven waarmee wij welzijn me ten, zijn altijd gekoppeld geweest aan het bruto nationaal produkt, aan eco nomische groei. Er wordt altijd alleen in economische termen over welzijn gepraat. Men heeft zich nooit druk- gemaakt over de sociale gevolgen van de economische groei, over de schade die de intermenselijke betrekkingen lijden en over het onvermogen van velen om zich, anders dan met pep middelen, te ontspannen. Dit staat nooit op de miljoenennota geboekt'. Duizenden Zweden houden zich over eind in de jacht naar materiële welvaart door intensief peppillen te gebruiken. Uit deze groep komen verslaafden voort Nog meer verslaaf den komen uit de groepen die het tempo niet kunnen bijbenen, zich niet kunnen aanpassen omdat zij uit een zwak milieu afkomstig zijn of weinig opleiding hebben gehad. Het worden de drop-outs van de hooggeïndustria- liseerde samenleving, een groep die steeds groter wordt. Het zijn veelal jongeren die niet in het systeem kunnen, maar vaak ook niet willen opereren, en die een leven gaan lei den aan de zelfkant van de maatschappij. 'De voortgaande verstedelijking en in dustrialisatie heeft ontworteling tot gevolg. De geborgenheid in het land schap en in de werkplaats zijn de mensen kwijtgeraakt', zegt Gustav Griehsel, chef jeugdzaken van de afde ling maatschappelijk werk in de nar cotica-sectie van de Stockholmse Maria- polikliniek. 'Ook het familie- en ge zinsleven is aan ontbinding onderhe vig. De familie van meer dan één generatie, waarin allen, ondanks ver schil in leeftijd, met elkaar omgingen, is verdwenen. In zo'n familie vonden ook de niet-aangepasten geborgenheid. In veel moderne families zien de familieleden elkaar nauwelijks en bestaat er bijna geen contact. Ook een cultureel en godsdienstig fundament ontbreekt. Het individu mist het ver trouwen in het heden en de toe komst'. Wat Zweden mist, is de vroegere invloed van de kerk, zegt Griehsel. De lutherse staatskerk bestaat nog en de Zweed laat zich dopen en bevestigen. Maar het is een formaliteit. Slechts weinigen bezoeken de kerk, die als staatsinstelling niet erg populair is. 'De kerk in Zweden heeft aan invloed ingeboet. Dit instituut hield de men sen regelmatig voor wat goed en ver keerd is, en zette hen aan tot barm hartigheid jegens hun medemensen. Die invloed is vrijwel volledig ver dwenen. Er is onverschilligheid ontstaan. De mensen helpen hun me demens niet meer op straat. In een groot warenhuis in Stockholm zag ik dat een aangeschoten man van de roltrap viel en bloedend op de grond gleed. De mensen verdrongen zich om de man, maar niemand stak een vin ger uit", vertelt Griehsel. 'De voortschrijdende industrialisatie schaadt het medemenselijke contact. Je krijgt het ook in andere landen, als men er niet vroegtijdig iets aan doet Wij hebben hier zeer gerieflijke huizen. We doen meer dan vroeger. We bouwen monumentaal, zoals de Mariapolikliniek hier. Dat had veel eenvoudiger gekund. Maar over mede menselijke contacten wordt in Zweden alleen maar gepraat. Ze praten over meer gelijkheid. Maar in wezen ge beurt er niets. Het is allemaal theo rie. Het evenwicht verdwijnt steeds meer. Dat valt op de duur niet meer te genezen', zegt Griehsel bitter. 'Op het gebied van de gelijkschake ling is men hier zeer ver gegaan, althans op papier. Wij zijn niet in staat de mensen op de been te hou den, die in stilte luidkeels om hulp roepen. Maar de mensen die in het openbaar het hardst schreeuwen, krij gen het meest. Dat is een factor die het onmogelijk maakt, dat alles eer lijk wordt verdeeld. Voorschriften kunnen hierin geen verandering bren gen, als de mensen zelf niet bereid zijn er iets aan te doen'. De bitterheid van Griehsel, een Su- deten-Duitser die de Zweedse natio naliteit heeft, vloeit voort uit het feit dat Zweden weinig aandacht besteedt aan de sociale begeleiding van alcoho listen, narcotica-gebruikers en psychisch gehandicapten. Hij vertelt dat na zeer veel moeite was besloten iets voor deze sociaal misdeelden te doen, maar dat de Zweden zelf weinig voor dit 'moeilijke' werk voelen. In de Zweedse instellingen voor maatschappelijk werk onder alcoholis ten en druggebruikers zijn tal van genaturaliseerde buitenlanders te werkgesteld. Griehsel is één van hen; Jan Ording van Socialstyrelsen is een Noor; de medische chef op de afde ling van Griehsel is een Oostenrijker; en op de personeelslijst bij de Volks gezondheid komen talrijke buitenland se namen, zelfs in topfuncties, voor. Arm gevoelsleven Het gebrek aan sociale bewogenheid en medemenselijkheid in Zweden wordt voor een belangrijk deel door de opvoeding bepaald. Een van de grootste problemen hier is dat een intens gevoelsleven ontbreekt, zegt Griehsel. 'Ouders en kinderen hebben weinig emotionele binding met elkaar. Er zijn geen uitbarstingen van woede en verdriet, maar ook geen liefkozingen. Emotionele problemen vormen het begin van vele jeugdpro blemen in Zweden'. Jan Ording, narcotica-chef van de Raad voor Volksgezondheid, vertelt: 'Wij hebben problemen met groepen jongeren die teleurgesteld en passief zijn. Zij doen niets. Het is vernieti gend als je reusachtige groepen hebt die werkelijk verveeld zijn en het leven moe zijn. En dit is geen genera tieprobleem. Er zijn massa's gezinnen waar de moeder thuis, in de uitge strekte voorsteden met hun grote grij ze huizenblokken, zich doodverveelt en geen enkel contact heeft met anderen. De jongeren vooral missen een licha melijk en geestelijk emotioneel con tact. Zij voelen zich er onzeker, onvei lig en eenzaam door'. 'De Zweden vragen zich af, of ze het handhaven van het hoogste welvaarts niveau als doel moeten blijven stel len, of meer rekening moeten 'houden met de kwaliteit van het bestaan, de 'quality of life' zoals de Amerikanen het noemen', zegt David Wirmark, een liberaal parlementslid. Vele jon geren willen 'terug naar de natuur'. De 'groene golf' de vlucht uit de grote steden, de natuur in is een belangrijk sociaal verschijnsel in Zwe den. Over de schaduwkanten van de hoog- geïndustrialiseerde welvaartsstaat wordt in dit land, ook op politiek niveau, uitvoerig gediscussieerd. Het is een discussie die óók van belang is voor samenlevingen die Zweden ach terna dreigen te gaan. 'Man vill ju leva lite dessemellan zingt het Zweedse zangeresje Anni- Frid Lyngstad. 'Dwars door alles heen wil je immers een beetje leven Dit is het achtste en laatste deel van een serie. g- id »r Michael Stein vrouw de eerste minister, er is een iram uit Amman'. 'eer?' derde deze week. 'Een gelukkig en 'htbaar nieuwjaar voor allen in Israël n de bevrijde gebieden Hoessi'. wil hij?' hemel moge het weten, mevrouw. Gis- n zond de Jordaanse minister van inlandse zaken bloemen aan Abba met een begeleidend briefje: 'Naar «op, geheel de Uwe, Sala Aboe Zeid'. zouden toch de mogelijkheid niet ge moeten uitsluiten dat hun houding ns ons iets aan het verzachten is. chien erkennen zij die verandering niet openlijk, maar er zijn toch wel aantal aanwijzingen voor'. chetste Ephraïm Kisjon de Israëli- Kronkel eind september de ver ging tussen Golda Meir en koning ssein van Jordanië. Kisjon, die als goed iot de buitenlandse politiek van zijn ring door dik en dun pleegt te steu- is nu kennelijk ook aan het eind van geduld. Hij besloot zijn stuk met de ende dialoog: Heeft u zijn (Hoesseins) advertentie n de ochtendbladen gezien, mevrouw 'erste minister?' rvoor heb ik geen tijd', hop luidt in grote zwarte letters: [AI MET MIJ. En daarna: IK WIL N ARAFAT, IK WIL GEEN OOR- IK WIL NIETS. IK WIL ALLEEN AR DAT U MET MIJ PRAAT', dat alles?' Zouden we hem niet één of ander oord moeten geven?' I niet. ik wil eerst duidelijke taal van horen'. jaar lang heeft de Israëlische regering 'n alle mogelijke bochten gewrongen net pijnlijke dilemma te omzeilen, welke concessies men aan de Arabieren moest doen, indien dezen zich tot een vrede bereid verklaarden. En iedere keer opnieuw werd een definitie over het te voeren beleid uitgesteld, met een beroep op de krijgshaftige uitspraken van de Arabische buurlanden en hun steun aan de Palestijnse commando's. Die politiek van afwachten, zonder een definitieve keuze te doen, maar intussen wel 'nieuwe feiten te scheppen' binnen de bezette gebieden, heeft waarschijnlijk haar langste tijd gehad. Hoofdoorzaak is de strijd, die binnen de Arbeiderspartij de belangrijkste partij van het land is ontbrand over de opvolging van Golda Meir als penemier na de algemene verkiezingen van volgend jaar oktober. De kwestie van de opvol ging is hoogst actueel geworden, omdat Golda Meir tot dusver geweigerd heeft op haar besluit terug te komen, volgend jaar op 75-jarige leeftijd af te treden. De strijd om de opvolging wordt vooral uitgevoch ten met de toekomst van de bezette gebie den als inzet. Sinds jaren voeren vice-premier en minis ter van onderwijs Yigal Allon en de minister van defensie Mosje Dajan een verbitterd gevecht om het premierschap. Zij kunnen elkaar niet luchten of zien, zodat zich het komische schouwspel voor doet, dat een voorstel van de één automa tisch door de ander wordt bestreden. De twee heren werken dan ook niet of nau welijks met elkaar samen. Omdat Golda Meir ieder van hen op een speciale manier behandelt, bleven zij beiden tot dusver voor de regering behouden. Aangezien Al lon vroeger een linkse afsplitsing van de Arbeiderspartij heeft geleid en Dajan een rechtse, zijn zij eigenlijk alle twee voor de partij-bureaucratie van het midden als premier onacceptabel, temeer omdat de benoeming van de één als onmiddellijke consequentie het uittreden uit de regering van de ander ten gevolge heeft en wel licht zelfs een hernieuwde scheuring bin nen de partij. Voor de gemiddelde partij-functionarissen zou de machtige minister van financiën, Pinhas Sapir, dan ook de ideale opvolger van Golda Meir zijn. Hij kent alle politieke kneepjes van het vak en zou zeer waar schijnlijk zowel Dajan als Allon binnen de regering kunnen houden. Maar Sapir heeft nu eenmaal voortdurend gezegd dat hij liever uit een zeer hoog raam wil springen dan premier te zijn en hij heeft bovendien aangekondigd, dat hij bij vertrek van Golda Méir ook geen gewone ministers functie meer wil accepteren. Hoewel der gelijke betuigingen in de politiek meestal het omgekeerde doel beogen, gelooft men bij hoge uitzondering ditmaal Sapirs verze keringen ten volle. Als vierde kandidaat komt de minister van buitenlandse zaken Abba Eban naar voren, omdat hij altijd het midden van de partij trouw is gebleven en in het buitenland groot prestige geniet. Maar bij het grote publiek in Israël is hij allesbehalve popu lair en bij het leger zelfs gehaat, omdat men hem gebrek aan politieke visie en prima-donna-allures verwijt, overdekt met een Oxford-accent. Bovendien worden zijn leiderscapaciteiten in twijfel getrokken. De vier hoofdpersonen hebben in de afge lopen weken duidelijk gemaakt, hoe funda menteel oneens zij het met elkaar zijn over de toekomst van de bezette westelijke Jordaan-oever, waar de stad Hebron ligt, die zowel voor de joden, als voor de moslims heilig is, omdat volgens Genesis Abraham de vader van Israël en Ismaël. zich daar een graf kocht. De woordenstrijd ging echter vooral tussen Dajan enerzijds en Sapir anderzijds, met Eban en Allon in de tussenpositie, maar meer tegen Dajan dan tegen Sapir. Dajan wil, dat de westelijke Jordaan-oever nog minstens tien tot vijftien jaar onder Israëlische bezetting blijft, aangezien dat veel meer waard is dan welk vredesver drag met Jordanië ook. Zo'n vredesverdrag kan volgens hem trouwens toch niet geslo ten worden, aangezien de eisen van Israël en die van Hoessein te zeer uiteenlopen. Dus moet Israël zich als de enige de facto- regering in dat gebied beschouwen en daar 'feiten scheppen'. Die feiten zijn dat Israël en de westelijke Jordaan-oever zo veel mogelijk met elkaar verstrengeld wor den en dat de bevolkingen van die gebie den zo veel mogelijk economische contac ten met elkaar onderhouden, zonder dat de Palestijnen in dat gebied hun politieke en culturele contacten met de rest van de Arabische wereld afbreken. De Palestijnen blijven volgens Dajans visie Jordaanse staatsburgers en kunnen als zodanig deel nemen aan het politieke leven in Trans- Jordanië. Sapir vindt-dit een feitelijke annexatie en is daar fel op tegen, omdat demografisch gezien het Joodse karakter van de staat Israël hierdoor gevaar loopt. Blijkens re cente statistieken zal de Arabische bevol king van Israël zonder de bezette gebieden in 1990 minstens 17,5 pet. uitmaken en misschien zelfs naar de twintig pet. oplo pen. Als Israël nu ook nog dichtbevolkte Arabische gebieden annexeert, is de stich ting van de staat Israël volgens Sapir voor niets geweest. Opnieuw leven Joden dan in een land, waar zij een minderheid worden of dreigen te worden. Sapirs op vatting wordt door zeer velen gedeeld, o.a. door Golda Meir zelf, die onlangs opmerk te dat zij geen staat wilde, waarin iedere Jood elke ochtend telde, hoeveel Arabie ren er die nacht geboren waren om de onderlinge krachtsverhoudingen na te gaan. Allon is het met Sapir eens, maar wil als ex-generaal zoveel mogelijke militaire ze kerheden scheppen, door de westelijke Jordaanoever via een cordon van Joodse nederzettingen langs de rivier de Jordaan af te sluiten, waarna het hele gebied, gedemilitariseerd en wel, aan Hoessein teruggegeven kan worden. Volgens Allon is het een illusie en onethisch van Dajan om te geloven dat de Palestijnen in de bezette gebieden op den duur met hün politieke onmondigheid genoegen zullen nemen. Binnen de Arbeiderspartij bestaat er nog een opvatting, die van de voormalige se cretaris-generaal Arjeh Eliav. Hij wil iets minder grenscorrecties dan de anderen. Israël moet volgens hem eindelijk het stre ven van de Palestijnen naar een eigen nationaal tehuis officieel erkennen. De Palestijnse staat moet in de westelijke Jordaan-oever en Trans-Jordanië worden ge vestigd, al dan niet onder de troon van koning Hoessein. Uiteraard wordt Dajan enthousiast ge steund door de rechtsnationalistische Ga hal-partij en het overgrote deel van de religieuze partijen. Hoewel hij als oorlogs held en als succesvol generaal bij het grote publiek nog steeds zeer populair is en bij directe stemming onmiddellijk tot premier zou worden gekozen, blijken zijn annexionistische voorstellen de laatste tijd op een steeds groter verzet te stuiten. De voormalige stafchef Haim Bar-Lew, die nu minister van handel en industrie is, heeft zich bijv. onlangs onomwonden tegen Da jan uitgesproken. Geleidelijk aan blijken zich steeds meer Israëli's zorgen te maken over het feit, dat de permanente bezetting van grote stukken Arabisch gebied, Israël tot een puur imperialistische staat dreigt te maken, met steeds scherpere klasse tegenstellingen en niet aflatende interne conflicten, omdat de Palestijnse bevolking maximaal tot veredelde gastarbeiders wordt gedegradeerd. Israël dreigt daardoor volgens hen tot een karikatuur te worden van wat de socialistische ideeën van het oorspronkelijke zionisme beoogden. Maar Dajans medestanders zeggen, dat het niets uitmaakt, of men Nabloes, Jericho en Hebron bezet, of Tel Aviv en Haifa, aangezien heel Israël door de Arabieren toch als 'bezet gebied' wordt beschouwd, terwijl het hele Palestina in feite 'Erets Jisraeel' is, het Land Israëls. Zo wordt het scheppen van de nieuwe feiten goedge praat. Maar niet door allen. Het blad Davar bijv., doorgaans spreekbuis van de regering, beschreef onlangs in een fel stuk de heimelijke stichting in het holst van do nacht van een militaire kibboets bij het plaatsje Akraba op de westelijke Jordaan- oever. Daar werd afgelopen zomer de oogst te velde door het leger met chemi sche middelen vernietigd. Toen het schan daal uitlekte en in het parlement ter sprake kwam, zei Dajan dat de officieren ter plaatse buiten hun boekje waren ge gaan, dat het leger daar vroeger 50 hecta re grond voor militaire oefeningen had gevorderd en dat de vernietigde gewassen illegaal door de inwoners van Akraba waren geplant Met verontwaardiging wees men toen van overheidszijde de vermoe dens van de hand, dat ook op die plek een nederzetting zou worden gesticht. Maar die is er dan nu wel degelijk gekomen. Ze heet Nahal-Gatit en heeft niet de beschik king over die 50 ha. gekregen, maar over 85 ha., deels overheidsland, deels gronden van in 1967 gevluchte Arabieren. Door dergelijke griezelige praktijken wor den soms ook patriottische Israëli's tot wanhoop gebracht. Hoe groot die wanhoop kan worden, blijkt uit het spionage-kom- plot, dat vorige week werd opgerold en waarin voor het eerst sinds de stichting /an de staat Israël Joden op ideële gronden tegen hun eigen land samenspanden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 11