SRAËLS LEIDERS VERDEELD OVER DE TOEKOMST
KHWKVARTET ZATERDAG 16 DECEMBER 1972
BUITENLAND
T9/K.11
"DWARS DOOR ALLES
1EEN WIL JE IMMERS
EN BEETJE LEVEN'
Wie het gevoel heeft, dat zijn land niets meer te bieden heeft, emigreert.
In Zweden hebben steeds meer mensen dit gevoel. In 1970 trokken 7386
Zweden weg, in 1971 waren het er 8196 en in de eerste negen maanden
van 1972 al 6561. Zweden is voor het eerst sinds 1929 weer een land
met meer emigranten dan immigranten.
;a
[tober ging een groep van 163
met een chartervliegtuig naar
6. Zij behoren tot de ongeveer
den die dit jaar naar dat land
trekken. Andere emigranten
aar de VS, Denemarken of
itsland en gepensioneerde
willen nogal eens hun oude
ten in het goedkopere Spanje
igal. Het zijn niet de laagst
n en niet de slechtsten die
verlaten. Er zijn artsen, inge-
technici, en hooggeschoolde
i's bij. Het zijn meest jonge
- tussen de 20 en 35 jaar.
hun motieven? Het Zweedse
Epressen vroeg het aan de
die in oktober naar Australië
Ze noemden de te hoge
bezwaren tegen het Zweedse
het gevoel dat de
appelijke structuur in Zweden
ïun mogelijkheden beperkt en
ik in de weg staat,
önnholm, een 33-jarige bouw-
s emigreerde uit verzet tegen
omische situatie en omdat hij
onnig klimaat wil wonen. 'Als
weden wil werken, word je
oond maar gestraft'. Gunnar
Dn (33): 'Zweden is. te duur
i'. Per Stolt (26) telecom-
ietechnicus 'Ik betaal maar
nt belasting in Australië'. Gun-
rgman (30), ingenieur: 'Ik
n Australië 17 procent belas-
in Zweden 50'. Göran Persson
laboratoriumassistent vindt
n in Australië goedkoper, het
beter en denkt dat hij er
onder pressie zal hoeven te
Gunnar Magnusson (43) is
r en had een eigen adviesbu-
heeft alles verkocht en trekt
iw en vier kinderen weg. 'Er
en wrange sfeer in Zweden'
ie ondernemingen hebben er
komst', zei hij. Rolf Aelsson,
:ige ingenieur: 'Ik reis naar
omdat ik absoluut genoeg
de huidige ontevredenheid in
lg en de voortdurende jacht
tus'. Josef Coster, 35 jaar en
'Wij zijn niet tevreden met
lisatiepol itiek in Zweden en
met de belasting. En wij zijn
over de ontkerstening op de
5 Zweedse emigranten is be-
klein. Zij vormt echter een
aa$e van ontevredenen in Zwe-
autoriteiten praten liever
r de emigratie en het kost
oeite, cijfers te pakken te
reacties van de emigranten
rji lat ze niet alleen over hun
welzijn ontevreden zijn,
els ook over het geestelijke
in Zweden. Er wordt gespro-
r de maatschappelijke struc-
ir het gevoel dat men onder
druk moet werken en over
!g*e bare mentaliteit. De emigratie
Jden voornamelijk een ge-
de economische recessie en
doosheid verbergt een
de sociale crisis, die zorgwek-
entale gevolgen heeft.
ijkflri
gei
ondersteboven en binnenstebuiten is
gekeerd, en dat haar daarna nooit de
rust is gegund om tot zichzelf te
komen. Steeds heeft de ideologie van
de verandering haar voortgedreven.
In de sociologische geschiedenis van
Zweden vond de eerste revolutie
plaats omstreeks 1807. Zweden was in
dat jaar vrijwel uitsluitend een land-
bouwsamenleving, waarin de bevol
king hoofdzakelijk op het platteland
leefde. Tot 1807 hadden de Zweedse
boeren zo'n duizend jaar lang onver
anderd in collectieve dorpen gewoond.
Zij hadden hun huizen langs de
dorpsstraat, omringd door bouwland,
zo beschrijft de Amerikaan Frederic
Fleisher het oude systeem in zijn
boek The New Sweden. Dat bouwland
was in vele kleine stukjes versnip
perd. Tedere dorpsbewoner had een
smalle strook van elke akker en hij
kon in zijn dorp maximaal honderd
van zulke stroken bezitten', aldus
Fleisher. De boeren in de collectieve-
intelingen
sis staat niet los van het feit
Zweedse samenleving in de
tweehonderd jaar twee maal
door Chris Blankenburgh
dorpen ploegden, zaaiden, hooiden en
oogstten tezelfder tijd en gezamenlijk.
Zij waren afhankelijk van elkaar. Dit
had invloed op hun hele bestaan.
Huwelijken en andere festiviteiten of
pléchtigheden waren gemeenschapsza
ken. De dorpsbewoners zorgden voor
elkaar en ook voor de bejaarden en
invaliden.
Het bebouwen van de vele versnipper
de stukjes grond was echter zeer
inefficiënt. Tijdens het bewind van
koning Gustav IV, begin vorige eeuw,
werd een totaal nieuw landbouw
systeem ingevoerd. Het was het 'ens-
kifte-stelsel', dat een grondige herver
kaveling met zich bracht en tevens
een bijzonder drastische ingreep bete
kende, in het collectieve dorpsleven:
de eerste sociale omwenteling in Zwe
den. De Zweedse historicus Ingvar
Andersson schrijft erover: 'De voor
uitgang van het moderne Zweden
heeft veel te danken aan het 'ehskifte-
systeem' dat een meer intensieve en
efficiënte produktie mogelijk maakte
en de duizend jaar oude dorpsgemeen
schap openbrak. Hierbij werd zowel
het uiterlijk van het Zweedse platte
land als ook het leven en de cultuur
van de Zweedse boer gewijzigd'.
Fleisher beoordeelt de omwenteling
minder positief. Hij haalt enkele
Zweedse historici aan, volgens wie 'de
boeren, nadat zij van de dorpsstraat
waren verdreven en op geïsoleerde
hofsteden waren ondergebracht, in
zichzelf gekeerd en eenzaam werden.
De Zweden werden argwanend jegens
hun buren en concurrentiezucht en
trots weerhielden hen er vaak van
vriendschap te sluiten. Er ontstond
een duidelijk onderscheid tussen
grondbezitters en niet-grondbezitters.
De laatsten waren verstoken van ieder
recht op zeggenschap in de districtsza
ken'. Het is veelzeggend, dat het alco
holisme in Zweden omstreeks die tijd
een maatschappelijk probleem werd.
Deze eerste sociale omwenteling werd
vrij korte tijd later gevolgd door ccn
snelle industrialisatie. Daarmee ging
een massale trek naar de stad
gepaard. Wie het boek 'Bericht uit
een Zweeds dorp' van de schrijver
Sture Hallberg leest, wordt getroffen
door de vele keren dat mensen die in
de eerste helft van deze eeuw leefden,
moesten verhuizen en van werk ver
anderen. De Zweedse industrialisatie,
die na 1880 doorzette, schudde de
samenleving opnieuw door elkaar op
een moment dat ze de slag van de
eerste omwenteling te boven begon te
komen. Er was eigenlijk geen tijd om
te wennen aan nieuwe vormen van
samenleven. Onder de sociaal-demo
craten, die in 1932 aan het bewind
kwamen, kwam de noodzakelijke rust
er evenmin. Zij begonnen een nieuw
hervormingsprogramma uit te voeren,
dat een sociaal-democratische, anti-ka
pitalistische samenleving moest creë
ren. Het gebeurde weliswaar geleide
lijk, wat de aanpak van de particulie
re ondernemingen betreft. Maar op
het terrein van de seksuele moraal,
de positie van man en vrouw, het
onderwijs en de huwelijkswetgeving
werd ook een nieuw normenstelsel in
gevoerd. En in de door omwentelingen
geatomiseerde, door individuen gevul
de samenleving met een sterk collec
tieve traditie, werd de nieuwe moraal
snel aanvaard. Men was niet in staat
zich er tegen te verzetten. De nieuwe
generaties waren totale verandering
van kinds af aan gewend en voor hen
bestond niets vasts, waaraan tegenar
gumenten konden worden ontleend.
Door de snelle verandering waren
normen en waarden vluchtig gewor
den. 'Er bestaat geen absolute
waarheid, maar tenminste twee of
drie denkbare waarheden, afhankelijk
van welke opvattingen men heeft en
hoe men een ingewikkelde werkelijk
heid uitlegt', zei premier Olof Palme
in 1962 in een rede. Zo'n uitspraak is
tekenend voor de beweeglijkheid van
het morele denken in Zweden, die
volgens velen niets minder dan een
morele crisis betekent.
In het moderne Zweden is zo een
uiterst materialistische mentaliteit
ontstaan en wordt de werkelijkheid
sterk in economische termen bekeken.
De sociaal-democraten lieten een eco
nomische mengvorm ontstaan. Daarbij
kon het bedrijfsleven tot op grote
hoogte zijn gang gaan. De staat stuur
de bij en ontving van de loontrekkers
in de bedrijven het geld waarmee de
slachtoffers van het particuliere be
drijfsleven konden worden gesteund.
In een sociaal-democratische context
kon een produktieapparaat blijven
draaien volgens strikt kapitalistische
regels. Het systeem bracht economi
sche welvaart, maar maakte sociale
brokken. De werknemers werden met
steun van de vakbonden opgejaagd tot
opperste produktiviteit, efficiëncy en
vaardigheid. Wie bekwaam was en in
het raderwerk paste, was verzekerd
van een hoog inkomen. En materiële
welstand was de graadmeter voor ach
ting, voor sociale status. Wie echter
niet kon meekomen, en zich geen
buitenhuis, boot, auto en buitenlandse
reis kon veroorloven, leed status-ver-
lies. Daarom werkte de gemiddelde
Zweed hard in zijn sociaal-democrati
sche welvaartsstaat. De sociaal-demo
craten zorgden er voortreffelijk voor,
dat wie in de welvaartsjacht mislukte,
sociale bijstand kreeg. Maar daling
van status werd niet door sociale
voorzieningen gedekt.
Geen wonder, dat de Zweedse werkne
mers, ook die in topfuncties, onder
zware druk leven. Jan Ording, top
functionaris van de Zweedse raad
voor volksgezondheid (Socialstyr ei
sen) maakt zich daar zorgen over. 'De
maatstaven waarmee wij welzijn me
ten, zijn altijd gekoppeld geweest aan
het bruto nationaal produkt, aan eco
nomische groei. Er wordt altijd alleen
in economische termen over welzijn
gepraat. Men heeft zich nooit druk-
gemaakt over de sociale gevolgen van
de economische groei, over de schade
die de intermenselijke betrekkingen
lijden en over het onvermogen van
velen om zich, anders dan met pep
middelen, te ontspannen. Dit staat
nooit op de miljoenennota geboekt'.
Duizenden Zweden houden zich over
eind in de jacht naar materiële
welvaart door intensief peppillen te
gebruiken. Uit deze groep komen
verslaafden voort Nog meer verslaaf
den komen uit de groepen die het
tempo niet kunnen bijbenen, zich niet
kunnen aanpassen omdat zij uit een
zwak milieu afkomstig zijn of weinig
opleiding hebben gehad. Het worden
de drop-outs van de hooggeïndustria-
liseerde samenleving, een groep die
steeds groter wordt. Het zijn veelal
jongeren die niet in het systeem
kunnen, maar vaak ook niet willen
opereren, en die een leven gaan lei
den aan de zelfkant van de
maatschappij.
'De voortgaande verstedelijking en in
dustrialisatie heeft ontworteling tot
gevolg. De geborgenheid in het land
schap en in de werkplaats zijn de
mensen kwijtgeraakt', zegt Gustav
Griehsel, chef jeugdzaken van de afde
ling maatschappelijk werk in de nar
cotica-sectie van de Stockholmse Maria-
polikliniek. 'Ook het familie- en ge
zinsleven is aan ontbinding onderhe
vig. De familie van meer dan één
generatie, waarin allen, ondanks ver
schil in leeftijd, met elkaar omgingen,
is verdwenen. In zo'n familie vonden
ook de niet-aangepasten geborgenheid.
In veel moderne families zien de
familieleden elkaar nauwelijks en
bestaat er bijna geen contact. Ook een
cultureel en godsdienstig fundament
ontbreekt. Het individu mist het ver
trouwen in het heden en de toe
komst'.
Wat Zweden mist, is de vroegere
invloed van de kerk, zegt Griehsel. De
lutherse staatskerk bestaat nog en de
Zweed laat zich dopen en bevestigen.
Maar het is een formaliteit. Slechts
weinigen bezoeken de kerk, die als
staatsinstelling niet erg populair is.
'De kerk in Zweden heeft aan invloed
ingeboet. Dit instituut hield de men
sen regelmatig voor wat goed en ver
keerd is, en zette hen aan tot barm
hartigheid jegens hun medemensen.
Die invloed is vrijwel volledig ver
dwenen. Er is onverschilligheid
ontstaan. De mensen helpen hun me
demens niet meer op straat. In een
groot warenhuis in Stockholm zag ik
dat een aangeschoten man van de
roltrap viel en bloedend op de grond
gleed. De mensen verdrongen zich om
de man, maar niemand stak een vin
ger uit", vertelt Griehsel.
'De voortschrijdende industrialisatie
schaadt het medemenselijke contact.
Je krijgt het ook in andere landen,
als men er niet vroegtijdig iets aan
doet Wij hebben hier zeer gerieflijke
huizen. We doen meer dan vroeger.
We bouwen monumentaal, zoals de
Mariapolikliniek hier. Dat had veel
eenvoudiger gekund. Maar over mede
menselijke contacten wordt in Zweden
alleen maar gepraat. Ze praten over
meer gelijkheid. Maar in wezen ge
beurt er niets. Het is allemaal theo
rie. Het evenwicht verdwijnt steeds
meer. Dat valt op de duur niet meer
te genezen', zegt Griehsel bitter.
'Op het gebied van de gelijkschake
ling is men hier zeer ver gegaan,
althans op papier. Wij zijn niet in
staat de mensen op de been te hou
den, die in stilte luidkeels om hulp
roepen. Maar de mensen die in het
openbaar het hardst schreeuwen, krij
gen het meest. Dat is een factor die
het onmogelijk maakt, dat alles eer
lijk wordt verdeeld. Voorschriften
kunnen hierin geen verandering bren
gen, als de mensen zelf niet bereid
zijn er iets aan te doen'.
De bitterheid van Griehsel, een Su-
deten-Duitser die de Zweedse natio
naliteit heeft, vloeit voort uit het feit
dat Zweden weinig aandacht besteedt
aan de sociale begeleiding van alcoho
listen, narcotica-gebruikers en
psychisch gehandicapten. Hij vertelt
dat na zeer veel moeite was besloten
iets voor deze sociaal misdeelden te
doen, maar dat de Zweden zelf weinig
voor dit 'moeilijke' werk voelen. In
de Zweedse instellingen voor
maatschappelijk werk onder alcoholis
ten en druggebruikers zijn tal van
genaturaliseerde buitenlanders te
werkgesteld. Griehsel is één van hen;
Jan Ording van Socialstyrelsen is een
Noor; de medische chef op de afde
ling van Griehsel is een Oostenrijker;
en op de personeelslijst bij de Volks
gezondheid komen talrijke buitenland
se namen, zelfs in topfuncties, voor.
Arm gevoelsleven
Het gebrek aan sociale bewogenheid
en medemenselijkheid in Zweden
wordt voor een belangrijk deel door
de opvoeding bepaald. Een van de
grootste problemen hier is dat een
intens gevoelsleven ontbreekt, zegt
Griehsel. 'Ouders en kinderen hebben
weinig emotionele binding met
elkaar. Er zijn geen uitbarstingen van
woede en verdriet, maar ook geen
liefkozingen. Emotionele problemen
vormen het begin van vele jeugdpro
blemen in Zweden'.
Jan Ording, narcotica-chef van de
Raad voor Volksgezondheid, vertelt:
'Wij hebben problemen met groepen
jongeren die teleurgesteld en passief
zijn. Zij doen niets. Het is vernieti
gend als je reusachtige groepen hebt
die werkelijk verveeld zijn en het
leven moe zijn. En dit is geen genera
tieprobleem. Er zijn massa's gezinnen
waar de moeder thuis, in de uitge
strekte voorsteden met hun grote grij
ze huizenblokken, zich doodverveelt en
geen enkel contact heeft met anderen.
De jongeren vooral missen een licha
melijk en geestelijk emotioneel con
tact. Zij voelen zich er onzeker, onvei
lig en eenzaam door'.
'De Zweden vragen zich af, of ze het
handhaven van het hoogste welvaarts
niveau als doel moeten blijven stel
len, of meer rekening moeten 'houden
met de kwaliteit van het bestaan, de
'quality of life' zoals de Amerikanen
het noemen', zegt David Wirmark,
een liberaal parlementslid. Vele jon
geren willen 'terug naar de natuur'.
De 'groene golf' de vlucht uit de
grote steden, de natuur in is een
belangrijk sociaal verschijnsel in Zwe
den.
Over de schaduwkanten van de hoog-
geïndustrialiseerde welvaartsstaat
wordt in dit land, ook op politiek
niveau, uitvoerig gediscussieerd. Het
is een discussie die óók van belang is
voor samenlevingen die Zweden ach
terna dreigen te gaan.
'Man vill ju leva lite dessemellan
zingt het Zweedse zangeresje Anni-
Frid Lyngstad. 'Dwars door alles heen
wil je immers een beetje leven
Dit is het achtste en laatste deel van
een serie.
g-
id
»r Michael Stein
vrouw de eerste minister, er is een
iram uit Amman'.
'eer?'
derde deze week. 'Een gelukkig en
'htbaar nieuwjaar voor allen in Israël
n de bevrijde gebieden Hoessi'.
wil hij?'
hemel moge het weten, mevrouw. Gis-
n zond de Jordaanse minister van
inlandse zaken bloemen aan Abba
met een begeleidend briefje: 'Naar
«op, geheel de Uwe, Sala Aboe Zeid'.
zouden toch de mogelijkheid niet ge
moeten uitsluiten dat hun houding
ns ons iets aan het verzachten is.
chien erkennen zij die verandering
niet openlijk, maar er zijn toch wel
aantal aanwijzingen voor'.
chetste Ephraïm Kisjon de Israëli-
Kronkel eind september de ver
ging tussen Golda Meir en koning
ssein van Jordanië. Kisjon, die als goed
iot de buitenlandse politiek van zijn
ring door dik en dun pleegt te steu-
is nu kennelijk ook aan het eind van
geduld. Hij besloot zijn stuk met de
ende dialoog:
Heeft u zijn (Hoesseins) advertentie
n de ochtendbladen gezien, mevrouw
'erste minister?'
rvoor heb ik geen tijd',
hop luidt in grote zwarte letters:
[AI MET MIJ. En daarna: IK WIL
N ARAFAT, IK WIL GEEN OOR-
IK WIL NIETS. IK WIL ALLEEN
AR DAT U MET MIJ PRAAT',
dat alles?'
Zouden we hem niet één of ander
oord moeten geven?'
I niet. ik wil eerst duidelijke taal van
horen'.
jaar lang heeft de Israëlische regering
'n alle mogelijke bochten gewrongen
net pijnlijke dilemma te omzeilen,
welke concessies men aan de Arabieren
moest doen, indien dezen zich tot een
vrede bereid verklaarden. En iedere keer
opnieuw werd een definitie over het te
voeren beleid uitgesteld, met een beroep
op de krijgshaftige uitspraken van de
Arabische buurlanden en hun steun aan
de Palestijnse commando's.
Die politiek van afwachten, zonder een
definitieve keuze te doen, maar intussen
wel 'nieuwe feiten te scheppen' binnen de
bezette gebieden, heeft waarschijnlijk
haar langste tijd gehad.
Hoofdoorzaak is de strijd, die binnen de
Arbeiderspartij de belangrijkste partij
van het land is ontbrand over de
opvolging van Golda Meir als penemier na
de algemene verkiezingen van volgend
jaar oktober. De kwestie van de opvol
ging is hoogst actueel geworden, omdat
Golda Meir tot dusver geweigerd heeft op
haar besluit terug te komen, volgend jaar
op 75-jarige leeftijd af te treden. De strijd
om de opvolging wordt vooral uitgevoch
ten met de toekomst van de bezette gebie
den als inzet.
Sinds jaren voeren vice-premier en minis
ter van onderwijs Yigal Allon en de
minister van defensie Mosje Dajan een
verbitterd gevecht om het premierschap.
Zij kunnen elkaar niet luchten of zien,
zodat zich het komische schouwspel voor
doet, dat een voorstel van de één automa
tisch door de ander wordt bestreden. De
twee heren werken dan ook niet of nau
welijks met elkaar samen. Omdat Golda
Meir ieder van hen op een speciale manier
behandelt, bleven zij beiden tot dusver
voor de regering behouden. Aangezien Al
lon vroeger een linkse afsplitsing van de
Arbeiderspartij heeft geleid en Dajan een
rechtse, zijn zij eigenlijk alle twee voor de
partij-bureaucratie van het midden als
premier onacceptabel, temeer omdat de
benoeming van de één als onmiddellijke
consequentie het uittreden uit de regering
van de ander ten gevolge heeft en wel
licht zelfs een hernieuwde scheuring bin
nen de partij.
Voor de gemiddelde partij-functionarissen
zou de machtige minister van financiën,
Pinhas Sapir, dan ook de ideale opvolger
van Golda Meir zijn. Hij kent alle politieke
kneepjes van het vak en zou zeer waar
schijnlijk zowel Dajan als Allon binnen de
regering kunnen houden. Maar Sapir heeft
nu eenmaal voortdurend gezegd dat hij
liever uit een zeer hoog raam wil springen
dan premier te zijn en hij heeft bovendien
aangekondigd, dat hij bij vertrek van
Golda Méir ook geen gewone ministers
functie meer wil accepteren. Hoewel der
gelijke betuigingen in de politiek meestal
het omgekeerde doel beogen, gelooft men
bij hoge uitzondering ditmaal Sapirs verze
keringen ten volle.
Als vierde kandidaat komt de minister van
buitenlandse zaken Abba Eban naar voren,
omdat hij altijd het midden van de partij
trouw is gebleven en in het buitenland
groot prestige geniet. Maar bij het grote
publiek in Israël is hij allesbehalve popu
lair en bij het leger zelfs gehaat, omdat
men hem gebrek aan politieke visie en
prima-donna-allures verwijt, overdekt met
een Oxford-accent. Bovendien worden zijn
leiderscapaciteiten in twijfel getrokken.
De vier hoofdpersonen hebben in de afge
lopen weken duidelijk gemaakt, hoe funda
menteel oneens zij het met elkaar zijn
over de toekomst van de bezette westelijke
Jordaan-oever, waar de stad Hebron ligt,
die zowel voor de joden, als voor de
moslims heilig is, omdat volgens Genesis
Abraham de vader van Israël en Ismaël.
zich daar een graf kocht. De woordenstrijd
ging echter vooral tussen Dajan enerzijds
en Sapir anderzijds, met Eban en Allon in
de tussenpositie, maar meer tegen Dajan
dan tegen Sapir.
Dajan wil, dat de westelijke Jordaan-oever
nog minstens tien tot vijftien jaar onder
Israëlische bezetting blijft, aangezien dat
veel meer waard is dan welk vredesver
drag met Jordanië ook. Zo'n vredesverdrag
kan volgens hem trouwens toch niet geslo
ten worden, aangezien de eisen van Israël
en die van Hoessein te zeer uiteenlopen.
Dus moet Israël zich als de enige de facto-
regering in dat gebied beschouwen en
daar 'feiten scheppen'. Die feiten zijn dat
Israël en de westelijke Jordaan-oever zo
veel mogelijk met elkaar verstrengeld wor
den en dat de bevolkingen van die gebie
den zo veel mogelijk economische contac
ten met elkaar onderhouden, zonder dat
de Palestijnen in dat gebied hun politieke
en culturele contacten met de rest van de
Arabische wereld afbreken. De Palestijnen
blijven volgens Dajans visie Jordaanse
staatsburgers en kunnen als zodanig deel
nemen aan het politieke leven in Trans-
Jordanië.
Sapir vindt-dit een feitelijke annexatie en
is daar fel op tegen, omdat demografisch
gezien het Joodse karakter van de staat
Israël hierdoor gevaar loopt. Blijkens re
cente statistieken zal de Arabische bevol
king van Israël zonder de bezette gebieden
in 1990 minstens 17,5 pet. uitmaken en
misschien zelfs naar de twintig pet. oplo
pen. Als Israël nu ook nog dichtbevolkte
Arabische gebieden annexeert, is de stich
ting van de staat Israël volgens Sapir voor
niets geweest. Opnieuw leven Joden dan
in een land, waar zij een minderheid
worden of dreigen te worden. Sapirs op
vatting wordt door zeer velen gedeeld, o.a.
door Golda Meir zelf, die onlangs opmerk
te dat zij geen staat wilde, waarin iedere
Jood elke ochtend telde, hoeveel Arabie
ren er die nacht geboren waren om de
onderlinge krachtsverhoudingen na te
gaan.
Allon is het met Sapir eens, maar wil als
ex-generaal zoveel mogelijke militaire ze
kerheden scheppen, door de westelijke
Jordaanoever via een cordon van Joodse
nederzettingen langs de rivier de Jordaan
af te sluiten, waarna het hele gebied,
gedemilitariseerd en wel, aan Hoessein
teruggegeven kan worden. Volgens Allon
is het een illusie en onethisch van Dajan
om te geloven dat de Palestijnen in de
bezette gebieden op den duur met hün
politieke onmondigheid genoegen zullen
nemen.
Binnen de Arbeiderspartij bestaat er nog
een opvatting, die van de voormalige se
cretaris-generaal Arjeh Eliav. Hij wil iets
minder grenscorrecties dan de anderen.
Israël moet volgens hem eindelijk het stre
ven van de Palestijnen naar een eigen
nationaal tehuis officieel erkennen. De
Palestijnse staat moet in de westelijke
Jordaan-oever en Trans-Jordanië worden ge
vestigd, al dan niet onder de troon van
koning Hoessein.
Uiteraard wordt Dajan enthousiast ge
steund door de rechtsnationalistische Ga
hal-partij en het overgrote deel van de
religieuze partijen. Hoewel hij als oorlogs
held en als succesvol generaal bij het
grote publiek nog steeds zeer populair is
en bij directe stemming onmiddellijk tot
premier zou worden gekozen, blijken zijn
annexionistische voorstellen de laatste tijd
op een steeds groter verzet te stuiten. De
voormalige stafchef Haim Bar-Lew, die nu
minister van handel en industrie is, heeft
zich bijv. onlangs onomwonden tegen Da
jan uitgesproken. Geleidelijk aan blijken
zich steeds meer Israëli's zorgen te maken
over het feit, dat de permanente bezetting
van grote stukken Arabisch gebied, Israël
tot een puur imperialistische staat dreigt
te maken, met steeds scherpere klasse
tegenstellingen en niet aflatende interne
conflicten, omdat de Palestijnse bevolking
maximaal tot veredelde gastarbeiders
wordt gedegradeerd. Israël dreigt daardoor
volgens hen tot een karikatuur te worden
van wat de socialistische ideeën van het
oorspronkelijke zionisme beoogden.
Maar Dajans medestanders zeggen, dat het
niets uitmaakt, of men Nabloes, Jericho
en Hebron bezet, of Tel Aviv en Haifa,
aangezien heel Israël door de Arabieren
toch als 'bezet gebied' wordt beschouwd,
terwijl het hele Palestina in feite 'Erets
Jisraeel' is, het Land Israëls. Zo wordt het
scheppen van de nieuwe feiten goedge
praat. Maar niet door allen. Het blad
Davar bijv., doorgaans spreekbuis van de
regering, beschreef onlangs in een fel stuk
de heimelijke stichting in het holst van do
nacht van een militaire kibboets bij het
plaatsje Akraba op de westelijke Jordaan-
oever. Daar werd afgelopen zomer de
oogst te velde door het leger met chemi
sche middelen vernietigd. Toen het schan
daal uitlekte en in het parlement ter
sprake kwam, zei Dajan dat de officieren
ter plaatse buiten hun boekje waren ge
gaan, dat het leger daar vroeger 50 hecta
re grond voor militaire oefeningen had
gevorderd en dat de vernietigde gewassen
illegaal door de inwoners van Akraba
waren geplant Met verontwaardiging wees
men toen van overheidszijde de vermoe
dens van de hand, dat ook op die plek een
nederzetting zou worden gesticht. Maar
die is er dan nu wel degelijk gekomen. Ze
heet Nahal-Gatit en heeft niet de beschik
king over die 50 ha. gekregen, maar over
85 ha., deels overheidsland, deels gronden
van in 1967 gevluchte Arabieren.
Door dergelijke griezelige praktijken wor
den soms ook patriottische Israëli's tot
wanhoop gebracht. Hoe groot die wanhoop
kan worden, blijkt uit het spionage-kom-
plot, dat vorige week werd opgerold en
waarin voor het eerst sinds de stichting
/an de staat Israël Joden op ideële gronden
tegen hun eigen land samenspanden.