DE TEDERE HUMOR VAN NADOKOV KUNST KOPEN VAN AMSTERDAM TOT LAGE MIERDE POËZIE ALS VERPOZING Poëziekroniek door R. L. K. Fokkema frROU W/KWARTET ZATERDAG 2 DECEMBER 1972 KUNST T13/K15 door J. van Doorne Het thans in het Nederlands ver schenen 'Glorie' van Vladimir Nabokov behoort tot zijn vroege werken. Nabokov werd in het oude St. Petersburg in 1899 ge boren. Hij emigreerde in 1919, ging naar Oxford, waar hij insec- tenkunde studeerde, woonde van 1922 tot 1937 in Berlijn, later, tot 1940 in Parijs, waarna hij naar de Verenigde Staten ging. Van 1948 tot 1956 was hij hoog leraar in het Russisch. Behalve in het Russisch, heeft hij in het Engels geschreven. 'Glorie' be hoort tot de in zijn moedertaal ge schreven romans; het boek kwam in 1932 te Berlijn tot stand. De hoofdfi guur is een jonge Russische emigrant, die met zijn moeder uit Rusland naar Europa vlucht, het Westelijke dan altijd, en gaat wonen in Zwitserland. De jongen studeert drie jaar in Cam bridge. Dat alles lijkt op het leven van Nabokov zelf. Toch is het boek niet in de echte zin biografisch, ook al zijn er ongetwijfeld eigen beleve nissen in verwerkt. Het boek heeft niets te maken met een 'Hoe het mij verging nadat ik uit Rusland was gevlucht'. Het is geen historisch docu ment. maar een vrije roman. De hoofdfiguur heet Martin Edel weiss; zijn grootvader was een Zwit ser, die in de jaren 1860 als huisle raar naar Rusland was gekomen, daar was blijven hangen en tot welstand was gekomen. Martins vader was een huidarts, die het met Martins moeder niet erg vinden kon en op zichzelf ging wonen. Hij was al dood voordat de revolutie uitbrak. Martins moeder, een geestige, mooie vrouw, vlucht per schip via de Zwarte Zee naar Zwitser land, waar haar zwager, een vermo gend man. haar en Martin liefdevol ontvangt. Reeds het feit, dat Nabokov van zijn hoofdfiguur een halve Zwit ser maakte, kan er op wijzen, dat het hem niet te doen geweest is, het jammerlijk lot van een uit zijn vader land verdreven jonge Rus te verbeel den. In een 'Woord vooraf waarschuwt hij recensenten op het gevaar dat zij lopen, als zij al te diepzinnig zijn boek beoordelen willen. Hij wijst er met zijn bekende onnavolgbare humor op, dat de man die Martin creëerde, er geniale trucs op na houdt, onder meer, dat Martin niet politiek geïnte resseerd is. Geen politiek alzo, geen getuigenis, geen document van mense lijkheid. Slechts een roman, die een mens tekent, die toevallig emigrant, vluchteling is. Martin is een hartvero- verende figuur. Hij is groot, sterk, knap en heel begaafd. Maar niet geni aal. Hij heeft geen speciale talenten. Hij heeft in zijn jeugd geen trauma's opgelopen, ook al zijn zijn ouders dan gescheiden gaan leven. Hij houdt van zijn naasten, vooral als dat vrouwen zijn, maar weet ook vriendschap te waarderen. Hij gaat er bepaald niet onder gebukt, dat hij op de zak van zijn rijke oom in Engeland gaat stu deren en hij is dan ook maar matig dankbaar. Maar hij is geen snob. Kort en goed, Martin is een vrije jongen. Hij dagdroomt veel en ziet kans. vele van die dagdromen tot werkelijkheid te maken. Hij zoekt het avontuur vanwege de glorie. Hij maakt zijn daden tot daden, die hun doel in zichzelf hebben. Het gaat hem om de glorie van die daden. En dan aller eerst een glorie in zijn eigen ogen. Want Martin mist eerzucht. Hij heeft één gebrek; hij kan niet goed tegen zijn verlies. En dat bevalt hem hele maal niet. Hij vindt het niet alleen vervelend dat hij soms bang is te verliezen, hij is bang voor die bang heid. Hij mist de moed om bang te zijn. Nabokov heeft met grote liefde, sub tiele humor en verbluffend talent het grote kind, dat Martin is, gestalte gegeven. Hij heeft een psychologische roman van de eerste orde geschreven. Daarbij moet gezegd worden, dat de beschrijving van het décor meesterlijk is. Evenals in 'Maschenka' geeft hij beschrijvingen van het landschap die even boeiend zijn als de scènes vol spannende handeling. Hij moet een groot minnaar van natuurschoon zijn en hij is een groot schrijver, want hij verveelt nimmer in de gedetailleerde uitbeelding van de natuur. Zijn hu mor. die vooral uitkomt in de be schrijving van de omgang van zijn figuren met elkaar, is ogenschijnlijk argeloos en grenst aan milde spot. Behalve zijn angst voor zijn soms optredende lafheid, lijdt Martin aan nog iets heel anders: hij is durend verliefd op een bepaald meisje, een knap Russinnetje, evenals hij een emigrée. Maar zij moet hem niet. Wel blijft ze door alles heen zijn vriendin. Maar meer ook niet Zij is het tweede grillige kind, dat Nabokov in het boek gestalte geeft. Martins liefde voor de duvel Sonia, een lieve flirt, grillig als het weer in Nederland, is in 'Glorie' volstrekt ondramatisch, en dat werkt bevrijdend, door Martins belevenissen heen geweven. En dan is er de wereld van de emigré's, die mede getekend wordt en wel op even geestige wijze als de rest. Nu is het niet zo, dat 'Glorie' een humoristisch boek is. Integendeel. Het is een heel knap boek, dat een figuur tekent die bepaalde daden doet omwille van de schoonheid van die daad. En die figuur krijgt dan. mét wat hem omringt, een verfijnde vreugde schenkende, vertederende ge stalte. Dat gaat op voor wat het dramatische betreft, maar ook voor het tragische einde, waarbij Nabokov met zijn onnavolgbare vindingrijk heid, toch "/eer een vraagteken zet. Wat is namelijk het geval? De met een Zwitsers paspoort toegeruste Mar tin Edelweiss (kan men een naam bedenken die meer Zwitsers is?) krijgt het in zijn hoofd, illegaal de Russische grens te overschrijden, al is het maar voor een enkele dag. Hij had als Zwitser een visum kunnen krijgen. Maar nee, hij wil het illegaal doen. Nabokov is niet bezweken voor de verleiding om Martin te begiftigen met een durend heimwee naar zijn geliefd vaderland. Hij suggereert zelfs niet, dat een dergelijk heimwee Mar tin onbewust tot zijn roekeloosheid zou hebben aangespoord. Als Martin wilde, kon hij er immers legaal en zonder enig gevaar in? Het is alleen maar zo. dat voor Martin zulk een illegale grensoverschrijding het groot ste waagstuk is. Martin had er altijd al van gedroomd, een groot avontu rier te worden. Welk kind droomt daar niet van? Welnu, hij grijpt zijn kans, krijgt een visum voor Riga in Letland, toen, tussen de beide grote oorlogen, nog een vrij land. Het laat ste dat zijn vrienden en bekenden weten, is dat hij uit Berlijn vertrok ken is. Wat er van Martin geworden is, krijgen we niet te horen. Niemand krijgt het te horen. Martin is in zijn glorie verdwenen. Een open einde, dat de auteur in staat stelde, zijn Martin in een volgend boek doodleuk te laten opdraven. Hij heeft dat niet gedaan en dus moeten we conclude ren. dat Nabokov zijn Martin heeft laten schieten. Waarom ook niet? De daad van zelfbevestiging was vol bracht; het gevolg is niet belangrijk meer. 'Glorie' vind ik een kostelijk boek. een heerlijk leesboek, boeiend, grillig, geestig, gevoelig en vol tedere humor. Vladimir Nabokov: 'Glorie'. Oorspron kelijke titel: 'Glorie'. Russische titel: 'Podvig'. Uit hel Engels door R. Klip huis. Bij H. Meulenhoff te Baarn. Aantal pagina's 202. Gebonden. Prijs 14,90. Vladimir Nabokov In deze tijd waarin de dichters ons argwanend maken jegens on ze gevoelens, of laten zien hoe een uniform mensbe.eld ontplooi ing belemmert, of hoe ontoerei kend de taal eigenlijk is, of hoe weinig wij eigenlijk van de wer kelijkheid weten, is het een ver ademing verpozende poëzie te le zen zoals Kees Winkler die schrijft in zijn bundel Gedichten. Bij verschijning van zijn tweede bundel Freud is een voyeur (1967) schreef ik dat de beste gedichten door toon, sentiment en sfeer zwemen naar de lande lijkheid van de Vecht, maar dat hij geen pruikenpoëzie schrijft die van de ongemakken des le vens niets wil weten. In de nieuwe bundel, waarin ook de beste gedichten uit de iweede zijn opgenomen, schrijft Winkler bij het beluisteren van een pianoconcert van [Mo/art op de Zondagmorgen: Dit kon een 18e eeuwse ochtend we zen ik zet mijn pruik op en ga wal lezen terwijl mijn vrouw het gezicht blan ket Behalve deze inleving, waarbij muziek en stemming harmoniëren, is er bij Winkler een andere harmonie, die van Natuur (met een hoofdletter) en mens, weersgesteldheid en humeur stemmen vaak ook overeen: 'Blauw is de herfst, blauw mijn humeur', staat in Oktober; daarnaast heeft hij lust in tuinieren wat hij gemeen heeft met Judy, zijn vrouw, die vaak 'koetelt in de tuin'. Ook werkt hij, geschaard rond de haard met Tante en Oom, 'naarstig aan zijn rijmen.' En wan neer de Zon in April gefladder van vlinders, gekwinkeleer van vogels doet ontstaan, met het gevolg ook dat Judy 'haar zonnepakje' aantrekt is het decor opgetrokken voor een ge rust leven: Zo is de sfeer landelijk, het leven gemakkelijk het dichten een pretje, de zon een festijn rondom het familiehuis koeren de tor tels een vakantie om in gelukkig ie zvn Deze blijde openhartigheid schrijft ie mand van wie 'Gedichten' het volgen de signalement verstrekken. De dich ter heeft zijn jeugd en vrijages in Hoorn doorgebracht en beleefd, heeft medicijnen gestudeerd in Amsterdam, werkt aldaar op een instituut, woont in Buitenveldert en voelt zich met recht 'een huisman in den dop' die met plezier 'Judy's ontbijtje' verzorgt, graag iemand over de lieve rug streelt, maar zich bijtijds bepaalt tot het onderwerp van gesprek, de lente driemaal toeterend begroet en spele vaart. Het mooiste gedicht vind ik nog steeds Impromptu, dat allereen voudigst een oud thema bespeelt. In hel Bosplan op de speelwei zalen wij gedachteloos Dp de vijver voeren kano's in de koepel zalen mensen Ik vroeg aan Judy waar wij heengaan maar zij wist hel evenmin' Intussen is hiermee niet alles gezegd, de andere kant van het leven, de ongemakkelijke, tonen 'Gedichten' ook. Behalve Judy is Hetty in de bundel aanwezig, van wie de dichter gescheiden is. Het gedicht Schejding is overigens totaal geen bitter ge dicht. terwijl de gedichten over bezoe ken aan zijn kinderen eveneens op een vreemde wijs zijn getoonzet. Ook 'vreemd aangedaan' voelt de dichter zich in de Valeriuskliniek, waar hij 'zielsvervreemd en zonder lach' eens lag Thans schrijft hij 'Dichters zijn hun eigen psychiaters'; zij 'varen wel bij een tikkeltje schizofrenie' en het bedroeft hem alleen dat hij niet met Judy kan spreken over 'de genietin gen der schizofrene loge/het is onin- voelbaar en angstig tegelijk/om dee. te hebben aan een grandioos concept.' Tweespalt op een ander vlak tonen de gedichten Postgiro 1090400. het num mer van het Medisch Comité Vietnam, en Zelfverwijt. Het ene gedicht ein- d.gt met 'doe wat', het andere dal direct erop Volgt, handelt over gebrek aan solidariteit met een alcoholist die hij een lift geeft 'waarom, waarom nam ik hem niet in huis?' schrijft ikler. De gedichten getuigen op •schillende manieren ervan dat vi.chten voor Winkler geen roeping is, maar eerder 'markering van de levens weg'. Voor inkapseling hoedt de dichter zioh, Liever 'railleert' hij 'een beetjen': die raillerende toon behoedt deze poëzie voor zelfgenoegzaamheid en al te burgerlijke mentaliteit en maakt 'De dichter' tot een aanstekelijk por tret: Stil staat de wereld om mij heen de stad ratelt als een betonmolen tweetonig het gegier van de zieken auto het tikken van de klok in de kamer In de kamer afgezonderd van de stad staat stil de wereld om mij heen een glas en een fles op tajel ik drink op de toon van de herfst Het stilleven binnen bevalt mij buiten laat niets je met rust ik kijk naar mijn wijnglas en de fles stijgt als muziek in mij omhoog Was ik alleen gebleven in dit leven ik zou een vrouw zoeken als de mijne die als een were ld om mij heen staat beschermend en liefelijk Kees Winkler, Gedichten. G. A. van Ooischot, Amsterdam 1972. 88 blz. door G. Kruis Mensen kopen kunst omdat ze tot het establishment behoren en daar hoort kunst nu eenmaal bij. Mensen kopen kunst omdat ze tégen het establishment zijn en daarvan kunnen ze dan blijk ge ven door kunst te kopen van kun- het blijft een feit, dat men over het algemeen wèl iets moois aan de muur wil hebben (laat ik het maar even bij de 'versierende' functie van kunst hebben) zolang het niet te veel kost. Vandaar de recordomzetten van de zg. schilderijengroothandels, met andere, minder vriendelijke woorden, de han del in kitsch. Gewone kitsch, vakkun dige kitsch en soms zelfs edelkitsch. stenaars die daarook tegen zijn. Ze doen het omdat een landschapje of stilleventje zo gezellig staat boven het dressoir of het nieuwe bankstel. Ze doen het (soms ook wel eens)] om de buren die alleen maar reprodukties hebben hangen de ogen uit te steken met hun echte 'olie op linnen'. Ze doen het omdat ze er niet buiten kunnen of, omdat ze zomaar, vaak heel toevallig, plotseling tegen iets aanliepen, dat ze gewoon willen heb ben. Zoals die twee heren die aan de kant van een stille weg een schilder bezig zagen, 't Is een waar gebeurd verhaal, al noem ik geen namen. Ze stapten uit een dure auto en keken, eerst wat schamper, maar daarna steeds meer geboeid, naar het doek, dat de schilder onder handen had. Enthousiasme: dat schilderij wilden ze zo meenemen. En of de schilder nu al verklaarde dat het een opdracht was, dat maakte allemaal niets uit. hij moest zijn prijs maar noemen en die zou zo op tafel komen. Direct, zonder meer, die opdrach t moest hij maar vergeten, zij waren tot alles bereid. Toen kwam het bod: ze zouden hem Lief voor boven 't dressoir honderd, ja honderd gulden, zo in 't handje gevenHet was een op dracht van vijftienhonderd gulden Zeer kort daarna verdween een auto van minstens dertig mille in een kwaadaardige stofwolk. Het voorbeeld is wat extreem en da teert van enkele jaren geleden, maar Je hoeft geen enquete te houden om vast te durven stellen, dat meer dan 90 procent van het publiek zijn 'hand geschilderde' wandversieringen van de lijstenwiükel betrekt. In die winkels brengt men niets nieuws; zonder eni ge artistieke pretentie past men zich aan bij de smaak en desnoods de wansmaak van de klanten. Het is gewoon een winkel, er heerst een ongedwongen koopsfeer omdat men er Iets gaat üitzoeken, wat men nodig denkt te hebben. Iets, dat je net als een meubelstuk over enkele jaren weer eens vervangt door iets nieuws. Laat ik nu vooropstellen, dat niemand een ander kan voorschrijven wat hij mooi, fijn of goed moet vinden. Over smaak, noch wansmaak valt te twis ten. Maar met kunst-kopen bedoel ik toch iets heel anders. Kunst kopen is niet alleen maar iets moods kopen, want op alleen maar iets moois raak je op den duur ook uitgekeken. Er moet nog iets bij komen en wat dat is, hangt van de koper af. Wat het ook is, of het nu met voorstelling, verfbehandeling materiaal, periode, compositie etc etc te doen heeft: het heeft altijd te maken met een bepaal- De andere werkelijkheid van Corneille. de geestelijke verwantschap. Kunst kopen is een volkomen persoonlijke zaak. Galeries, zaaltjes dus, waar kunst ge toond en uiteraard ook graag ver kocht wordt, zijn er momenteel te over in Nederland. Hoeveel het er nu zijn, zou ik op geen stukken na kunnen zeggen, dat wisselt met de week, maar in de officiële tentoonstel lingsagenda zijn er wel zo'n honderd- vijftig te vinden. Er zijn er meer en ze zijn overal. Niet alleen, zoals enke le jaren geleden, in de grote steden en de belangrijke provincieplaatsen, De schoonheid van het alledaagse, een Rotterdams stadsgezicht door Charles Kemper. maar ook, om zomaar een paar voor beelden te noemen in Abcoude, Broek in Waterland, Hooghalen of Lage Mierde. Over het algemeen zijn dat zeer gasifcvrije gelegenheden waar men blij is met zelfs het geringste zweempje belangstelling. Drempel vrees hóéft dus niet. En er lopen, zoals in een museum, geen suppoosten rond om er op te letten dat de geëxposeerde voorwer pen niet. aangeraasd worden. Wèl een galeriehouder of -houdster met wie je over die voorwerpen kan praten. En 20 procent rijkssubsidie. Overigens zijn ook die museumsup poosten geen boebazen. Dat moet wel even gezegd, omdat het de laatste tijd ook meer en meer voorkomt, dat er ook in, of althans via de musea kunst aangeschaft kan worden. Meestal blijft dat bij bemiddeling, maar steeds va ker worden er in de catalogussen, vooral in die van de kleinere musea, prijzen vermeld. En dat zijn er juist in deze tijd, de speciale feestelijke verkooptentoonstellingen. In een in terview van een paar jaar geleden zei Pierre Janssen, de directeur van Arn hems museum: 'De mensen moeten kunst kopen, zoals ze bloemen kopen. Je besteedt er een hoop geld aan (aan die bloemen), je zet ze voor je vrouw in een vaas en een week later zijn ze verlept. Maar dat dondert niks, ze waren het geld waard en 't was fijn dat je had. Er is ik kan dat niet genoeg herhalen bij verschrikkelijk veel mensen een authentieke behoefte eens iets anders te beleven. Het is aan de mensen, die in het 'apparaat' zitten, te zorgen, dat ze dat lukt!' Dat apparaat werkt op veel verschil lende manieren. Kunst is namelijk ook te huur, meestal met recht van koop. Er is een aantal stichtingen dat zich hiermee bezighoudt. Een van de meest bekende is de Stichting Beel dende Kunst in Amsterdam met 'filia len' elders. Dan zijn er de zogenaam de prentkringen, als 'Prent 190', die in 1965 startte, de 'Cercle Graphique Européen', een initiatief van o.a. het Prins Bernhardfonds en dan zijn er organisaties, die eens per jaar, bv. zoals 'Grafiek 72', een aantal kunste naars opdracht geven voor nieuwe prenten, waarvan de prijs zeer laag gehouden kan worden. Verder zijn er overal in het land nog plaatselijke initiatieven op dit gebied. En wat dat kopen betreft: veel men sen beweren steeds, dat kunst veel te duur is. Tussendoor kopen ze wel een tweede auto of liever een kleuren tv. Wat ze dus bedoelen te zeggen is, dat ze hun geld liever aan andere dingen uitgeven wat overigens hun goed recht is en dat kunst hen eigenlijk niet zo veel interesseert. Overigens kunst hoeft helemaal niet zo duur te zijn. De keus is ook veel groter dan menigeen denkt. Alleen in ons land zijn al zo'n ruime tweeduizend kun stenaars en het zou al heel vreemd moeten lopen als daar nou net 'uw kunstenaar niet bij zou zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 15