Een uitstekende preek van George McGovern Hoe lang bent u nu al getrouwd? incyimerika vandaag BeroepingswerI Van Riel krijgt ongelijk over steun aan de dagbladen TROUW KWARTET ZATERDAG 4 NOVEMBER 1972 KERK T2/X NIEMAND KAN IN VREDE LEVEN VOORDAT WIJ ALLEN GEHEELD ZIJN Wat doet de christen in de poiltiek? In hoeverre kan hij ingaan op de boze wereld waar hij een deel van is? Welke kansen heeft hij om in die duisternis zijn licht te laten schijnen, zo effectief dat hij ten minste een wal kan opwerpen tegen het kwade, zo niet het koninkrijk Gods laten aanbreken op aarde? Hoe realistisch moet hij daarvoor zijn, tot hoeveel compromissen bereid, of hoe idealistisch? Dit zijn vragen die voor de Amerikaanse christen die ernst maakt met zijn geloof, minstens even urgent zijn als voor de Nederlandse, ook al staat hij dan niet voor het probleem of hij een confessionele partij moet aanhangen of niet, want zulke organisaties bestaan hier nu eenmaal niet. In het algemeen is het Angelsaksische christendom doortrokken geweest van een sterker optimisme, een groter geloof dat het mogelijk was een betere wereld te verwerkelijken dan wij ten onzent kennen. De ombuiging van de eschatologie naar het horizontale vlak is eigenlijk in Amerika al zo oud als de eerste blanke kolonisatie. De puriteinen hebben al geloofd, dat zij hun nederzetting moesten maken tot een stad op een berg, zoals hun leider John Winthrop zei; dat in de nieuwe prof. j. w. schulte nordholt wereld een nieuwe gemeenschap zou worden gesticht, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, om een ander van hun leiders, Edward Johnson, te citeren. Het is niet onjuist om het Amerikaanse roepingsbesef, het gevoel een missie te hebben in de wereld, te dateren in dat edele begin. Al te menselijk Maar de geschiedenis van Amerika heeft aangetoond, hoe gevaarlijk die hemelse zending veraardsen kon. hoe menselijk, al te menselijk- de vrome dromen uitgewerkt konden worden in het vlak van compromis en huichelarij en hebzucht en macht. Daarmee wil ik niet zeggen dat de droom dwaasheid was, want hij heeft net zo goed ten goede gewerkt als ten kwade, hij heeft Amerika opgescheept met een ambivalentie die naar mijn inzicht de wezenlijke grootheid van dat verscheurde, hunkerende, hartstochtelijke land uitmaakt. Want er is wel veel wreedheid en gewinzucht in het verleden van de Verenigde Staten te vinden, maar ook veel humanitair élan, veel gewetensonderzoek, veel pogingen om opnieuw te beginnen. Christenen in de nieuwe wereld hebben gepacteerd met de slavernij en de industriële uitbuiting, met de rassendiscriminatie en het imperialisme, net als overal, net als bij ons. Maar christenen hebben ook, door hun consciëntie gedreven, de slavernij bestreden, de 'Social Gospel' gepredikt, voor de gelijke rechten van de negers gestreden en geprotesteerd tegen de oorlog. Er zijn wel historici tegenwoordig die uitvoerig kunnen aantonen, dat de christenen, tenminste in grote meerderheid, altijd achter de feiten hebben aangelopen, altijd de bestaande orde omarmd, en er is soms haast iets calvinistisch in de absolute veroordeling waarmee die moderne marxisten ons te lijf gaan: tezamen zijn zij afgeweken, allen zijn zij onnut geworden. Te gemakkelijk Maar mij is dat. tenminste op dat historische vlak waarop ik met hun discussieer, te gemakkelijk, eigenlijk te onmenselijk. Ik wil wel de tragiek in de zondeval van het christendom op zovele terreinen erkennen, of laat ik liever zeggen, maar dan ben ik al op een ander vlak. de schuld, maar ik wil het dilemma niet verge'en en zelfs en vooral de grootheid niet van de dwalende kinderen Gods. Als de critici aankomen met de zondagsschoolonderwijzer en uitbuiter-kapitalist John Rockefeller, dan kom ik met de zondaar en heilige John Woolman, de quaker die de slavernij bestreed. Enzovoorts, er is een eindeloze dubbelheid en die is in de hartstocht zelf gegeven. Wat is politiek? Het afwegen tegen elkaar van twee kwaden en het kiezen van het minste kwaad? Of het profetisch getuigen van het goede? Kan de christen anders dan dwars op het bestaande staan, moet hij niet als hij meespeelt, zelf verzieken, zoals Rockefeller (ik kan niet oordelen over de vraag of die man het meende met zijn geloof) of ondergaan, zoals Woodrow Wilson, het voorbeeld bij uitstek van de profeet in de politiek? Blijft hem een andere rol over dan die van John Woolman, die van dp mens die niet met het kwaad meedoet, niet in het minste zelfs? Maar waarom is dan de meerderheid der christenen niet als hij? Wat voor dubbelheid verlamt ons? Het zijn allemaal oude vragen die ik stel. ze zijn al zo dikwijls opgeworpen, wie van ons worstelt er niet mee? Maar ik kwam tot deze overdenking door de verkiezingsstrijd die ik hier, zij het van terzijde, meemaak en ik geef u het frappante voorbeeld van het contrast waar ik zelf zo door getroffen werd. Christelijk College In de eindeloze prairie, in een land stadje zoals ze hier zoveel te vinden zijn, ligt een 'College' (een onvertaalbare term voor een Amerikaanse instelling die het midden houdt tussen onze middelbare school en universiteit) van het type zoals er ook al weer in Amerika honderden worden aangetroffen. Een christelijke school, aangeduid met een groot bord waarop men al van verre leest: voor Christus en zijn Koninkrijk. Hier sturen de protestantse ouders, die grote degelijke middenklasse van het Amerikaanse continent, hun kinderen vol vertrouwen naar toe. Hier vindt men weinig of niets van de rebelse geest en onzekerheid die de grote universiteiten zo geteisterd heeft. Hier gaat de jeugd elke morgen naar de morgenwijding, hier beginnen de klassen met gebed, hier is bijbelstudie een verplicht vak. (Ja, dat alles bestaat ook in Amerika, al leest men er zelden over in onze kranten). Politiek is de geest hier conservatief, ronduit, enquêtes onder de studenten geven een meerderheid voor Nixon, en zij volgen daarin getrouw het voorbeeld van de ouderen. Billy Graham is een oud-leerling van dit instituut en de vorige president van het College, een oprecht en vroom man, die zijn carrière begon als zendeling, heeft eens uitgesproken dat voor een christen de politieke keuze alleen maar kon uitvallen ten gunste van een onbelemmerd individualisme, van de vrije ontplooiing van de enkeling. Hij koos dan ook voor Goldwater. Maar dat wil helemaal niet zeggen dat de geest hier bekrompen is. Er is hier een echte openheid voor de problemen van land en wereld, en zo kon het gebeuren dat de democratische kandidaat voor het presidentschap, George McGovern, hier hartelijk welkom werd geheten en dat hij een rede mocht houden in de kapel (in werkelijkheid een enorme kerk die wel 2500 mensen kan herbergen), waar anders de morgenwijdingen worden gehouden en die nota bene genoemd is naar de zojuist vermelde oud-president. Dat was voor hem uiteraard een boeiende uitdaging, hij wist dat hij zich op het terrein van de tegenstander begaf, en Jonathan Edwards dat hij het moeilijk zou kunnen krijgen met zo'n weerbarstig gehoor. Maar hij kweet zich van die moeilijke taak op een bijzondere wijze. Stampvol Toen McGovern de grote kerkzaal binnenkwam, was die tot de nok toe gevuld, de paden zelfs zaten vol en honderden stonden. Over de geest die er heerste kon nauwelijks twijfel bestaan, velen hadden borden met Nixon-leuzen meegebracht en van de galerij wapperden portretten van de president. Maar de spreker werd daardoor niet in de war gebracht, hij stak onvervaard van wal. en had, beginnend met een grapje, al gauw het hele gehoor tot rustige aandacht gebracht. Mijn vader, zei hij. wilde mij naar dit College sturen, maar er was geen geld, het was in de crisistijd en ik moest kandidaat voor het presidentschap worden voor ik hier eindelijk werd toegelaten. Daarmee begon hij zijn verhaal, een rede die diepe indruk maakte, omdat ze zo direct was afgestemd op zijn gehoor. Over de politiek in engere zin sprak hij niet. de gebruikelijke aanval op Nixon bleef achterwege. Nee, wat de spreker deed, was het probleem stellen van de christen in de politiek, dat maakte zijn betoog zo bijzonder. Ik zal niet trachten samen te vatten wat hij zei. maar er liever zoveel de ruimte dat toelaat, uit citeren, want ik geloof dat juist de directheid ervan zo relevant is, niet alleen voor hel gehoor daar bijeen, maar voor alle christenen. McGovern begon met te vertellen dat zijn vader, dominee in de Wesleyan Methodist Church, een man met een evangelisch fundamentalistisch geloof, hem had grootgebracht volgens strenge regels. 'In ons gezin werd niet gedronken, gerookt, gedanst of kaartgespeeld In alle oprechtheid moet ik zeggen dat ik een dergelijk wettisch leven beschouw als niet helemaal terzake in de wereld van Wi? John Wesley vandaag en als een niet noodzakelijkerwijze positief element in een christelijke opvoeding. Bijbellezen Maar dat was niet het hele beeld. In ons huis kwam het gezin iedere morgen samen om de bijbel te lezen Wij brachten de zondag door in de zondagsschool, in de kerk Aan die ervaringen ontleen ik sommige van de meest levendige en wezenlijke herinneringen van mijn verleden. Het dagelijks onderwijs uit de bijbel en een voortdurend bezig zijn met de zaken van het geloof, maakten een onuitwisbare indruk op mij. De bijbel leert dat regeringen er zijn om de mensen te dienen, niet dat mensen de dienaren van hun door A. J. Klei Het dorp moest een nieuwe dominee hebben. De beroepingscommissie had het oog laten vallen op kandidaat Dinges. Die had al een paar keer bij hen gepreekt en dat was prima bevallen. Niet meer zo'n piepjong kereltje, maar iemand die zijn woordje behoorlijk kon doen. De commissie besloot eens nader met de veelbelovende man kennis te gaan maken. Vroeger had je dat zo niet, maar tegenwoordig waren die mensen lang voordat ze de pastorie konden intrek ken, al hoog en breed getrouwd. Dat deden ze vaak halverwege hun studen tentijd. Broeder Jansen, het meest uitgeslapen commissielid, vond dat eigenlijk maar niks. Je wist op die manier nooit of ze soms niet..Nou ja, hij zou wel opletten. 'Komt u boven', riep een vrolijke vrouwenstem, toen de broeders com missieleden aangebeld hadden bij een smalle deur in de vrij drukke straat, van de stad, waar het jonge stel woonde. Bovenaan de trap zagen ze mevrouw Dinges staan. Wel een vlot iemand maar gelukkig niet zo hippie-achtig. schoot het dankbaar door de keur meesters heen. Naast haar stond een kind van een jaar of vier, vijf, met lang haar natuurlijk, je kon niet zien of het een jongen of een meisje was. Broeder Pietersen hurkte vriendelijk bij het kind neer en vroeg: 'Hoe heet je, zusje?' Het bleek een ventje te zijn, dat gewoon Jan heette. 'n Stomme vraag! stelde broeder Jan sen in zichzelf vast. Hij keek zijn collega bestraffend aan en stelde daar op zijn vraag aan Dinges jr: 'Hoe oud ben jij?' De kleine Jan was vier jaar. Mooi, dat weten we dus. bedacht broe der Jansen tevreden. Later onder de koffie, terwijl de an deren de deugden van de vakante gemeente bespraken, zag hij zijn kans schoon voor vraag twee: 'En me vrouwtje, hoe lang bent u nu al getrouwd. Dit is een fragment uit een streekro man en dat fragment heb ik zelf verzonnen, daartoe geïnspireerd door de volgende passage uit 'Een boekje open over de dominees' van ds D. J. Karres (uitg. Sijthoff. Leiden, 175 Pag. prijs 10.-): Een keurmeester op de kuisheid had een getrouwd stel eerst precies naar de leeftijd van hun zoontje gevraagd en later in het gesprek zo langs zijn neus weg naar hun trouwdatum en je zag hem rekenen. Want stel je voor dat hun dominee op zijn kope ren bruiloft al een zoontje van twaali zou hebben- Er zit meer voer streekromans in het boekje van Karres, bijvoor beeld als het he over de speciale preektoon: regeringen zijn. Als het Nieuwe Testament bijvoorbeeld spreekt van het gehoorzamen aan de overheid, dan wijst het erop dat de machten door God zijn ingesteld met de bedoeling het goede te doen voor het volk. Het is in dit licht dat ik de verantwoordelijkheid heb leren verstaan van het politieke ambt, en de gelegenheid om te dienen die het biedt. Maar wij moeten ook een kernpunt daarin verstaan: wat wij van de regering verwachten, kan niet alleen maar van de regering komen. De grootste uitdagingen van onze eeuw kunnen niet met puur politieke oplossingen worden beantwoord. De oorlog in Indo-China zou op dit moment kunnen worden beëindigd door de president van de Verenigde Staten. Maar hoe staat het met de geestelijke gesteldheid die ons in deze oorlog bracht? Wat moeten we zeggen over de ongevoeligheid van hen die ons de wekelijkse verlieslijsten gaven die ons hebben geleerd dat één dood een tragedie is, maar duizend een statistiek? Wat over de tranen, gestort over de dood van Amerikanen, terwijl maar al te velen onverschillig schenen over de dood van zovele Vietnamezen? Wat over de wapens van massa-vernietiging die ons geloof in de heiligheid van het mensenleven ontkennen? Wij moeten vrede sluiten. Maar wij moeten ook deze achtergronden in ons nationale karakter veranderen, die ons op een dwaalweg leiden, weg van de waarheid dat de mensen van Vietnam net als wij Gods kinderen zijn. Binnen in ons Als predikant kan ik niet alle problemen van dit land oplossen. Geen president, geen politieke leider kan dat. Want onze diepste problemen zitten binnen in ons niet in het volk in zijn geheel maar in ieder van ons. Christenen hebben daarom een verantwoordelijkheid om te spreken over die geestelijke achtergronden die ten slotte de toestand van de stoffelijke wereld bepalen. De meeste Amerikanen hunkeren naar een zin en waarde in hun leven. Daar ligt de allereerste taak voor hen die in de kerk zijn maar die kan niet worden gescheiden van wat er buiten de kerk gebeurt. Sommige christenen geloven dat wij veroordeeld zijn om te leven met de onmenselijkheid van mens tegen mens met armoede, oorlog en onrecht 'en dat wij het kwade niet kunnen beëindigen omdat het onvermijdelijk Er zit een kern van waarheid nog steeds in het verhaal van een oude vrouw, die ineens niet meer naar de kerk ging. Naar de reden daarvan gevraagd gaf ze ten antwoord: 'Omdat mijn geitje dood is.' Bij het doorvra gen naar het verband van dit feit met haar wegblijven kwam de merkwaar dige, maar begrijpelijke verklaring: 'Als ik onze dominee hoor moet ik alsmaar aan mijn geitje denken.' Zo'n streekroman kan uit het volle leven van vandaag gegrepen zijn, ge tuige wat ds. Karres schrijft over voorkeuren van een gemeente: Met haar (de vrouwelijke kandidaat, ajk) deelt, vooral in een kleinere gemeente, haar ongehuwde mannelij ke collega in deze achterstelling. 'Wat moet zo'n jonge man alleen in die grote pastorie? Wat moet dat worden met onze jonge, huwbare meisjes op catechisatie?' Met als nieuw argu ment: 'Hij kan wel homofiel zijn en straks met een vriend gaan samenwo nen in onze pastorie, het heiligste huis van ons dorp je weet nooit tegenwoordig.' Ds. Karres heeft natuurlijk niet be doeld met zijn boekje voer voor streek romans te geven. Waarom kwam het dan toch zo'n beetje als zodanig bij mij over? Door de tuttige illustraties? Dat niet alleen natuurlijk, want zó bepalend zijn die plaatjes niet. Door de prettige en onbevangen manier waarop ds. Karres schrijft? Dat vooral niet, ik ben alleen maar dankbaar dat hij er geen opgeschroefd en gewich- tigdoenerige toontje op nahoudt. Wat dan? Ik vermoed dat mijn ge dachte aan voer voor streekromans hiervandaan komt: ds. Karres lijkt zich vooral te richten tot aanstaande 'gewone' dominees. Kijk es, wenkt hij ze bij elkaar, kijk es: zo ongeveer gaat het allemaal toe, zo kijken de mensen tegen je aan en zus of zo kom je over.Kortom hij zegt een heleboel van wat een (oud-)directeur van het hervormde opleidingsinstituut Nieuw Ruimzicht te zeggen heeft. Als ik me goed herinner ben ik brokstukken van dit boek al eerder tegengekomen in het blad van Nieuw Ruimzicht. Maar nu dit alles staat in een boekje dat deel uitmaakt van een reeks die de buitenwacht wil informeren over bepaalde beroepen, komen allerlei op merkingen op je af als streekroman achtige vanzelfsprekendheden en soms zelfs als knussigheden. Nog eens, dit boek is levendig ge schreven, het heeft benul, daar niet van, maar de auteur doet alsof er geschreven staat dat de poorten der hel de dóminees niet zullen overwel digen maar dót staat er niet. Ik zou in dit boekje méér hebben willen horen doorklinken van de vragen en de uitdagingen van en voor het domi neesschap anno 1972. Ook al zie ik mèt ds. Karres 'de predikant van 'de oude stempel' nog een lang leven bescho ren.' is. Maar dat gezichtspunt heb ik in de bijbel niet aangetroffen. Veranderde mensen kunnen de maatschappij veranderen en de woorden van de bijbel roepen ons duidelijk op om ons in te zetten voor die verandering. Terwijl wij weten dat het Koninkrijk Gods niet voortkomt uit het programma van een politieke partij, weten we ook dat als iemand honger lijdt, we hem voedsel moeten geven, als iemand dorst lijdt, we hem te drinken moeten geven, als hij een vreemdeling is, dat we hem moeten ontvangen, als hij naakt is, dat we hem kleden, als hij ziek is dat we hem verzorgen, en als hij in de gevangenis zit dat we hem bezoeken. 'Want voor zover gij dit aan de minsten van mijn broederen hebt gedaan, hebt ge dat mij gedaan'. Dat is het wat de Bijbel zegt. Niemand van ons kan in vrede leven, voordat wij allen geheeld zijn'. Belijders In het vervolg van zijn rede, die ik hier vertaal, kwam McGovern met voorbeelden van christenen die met de daad het evangelie beleden. Hij noemde de grote prediker Jonathan Edwards, die zich als proefpersoon vrijwillig liet inenten tegen de pokken, en door die daad van liefde zijn leven offerde, John Wesley, die voor de armen van Londen ziekenhuizen stichtte, William Wilberforce, die de slavernij met succes bestreed. En hij ging voort: 'Heden moet het geweten van ons volk opnieuw tot ontwaken worden gebracht. Wij moeten komen tot een fundamentele herbeleving van onze zedelijke en geestelijke waarden als wij onze ware bestemming willen herwinnen. Een dergelijk ontwaken kan ons bevrijden van onze meedogenloze toegewijdheid aan stoffelijke overvloed, waarin er teveel bevrijden van een blind vertrouwen is voor te weinig burgers en te weinig voor anderen. Het kan ons bevrijden van een blind vertrouwen op gewapende macht. Het kan ons bevrijden van een leerstellig geloof in de redding door de techniek. Een dergelijk ontwaken kan ons medeleven met anderen weer doen opvlammen, kan ons ertoe brengen onze harten weer te richten op het heD6tellen van wat er verkeerd is, kan de waarden in ere herstellen die alleen de richtlijnen van ons leven kunnen zijn en ons tot geluk kunnen brengen. Wij moeten in onze eigen ziel kijken om de uitweg te vinden uit de crisis in onze maatschappij. Zoals zo dikwijls het geval was voor Gods volk in de bijbelse tijden, moeten ook wij luisteren naar de woorden van de profeten. Het Nieuwe Testament zegt ons: 'Wees niet gelijkvormig aan de wereld, maar wordt zelf veranderd door de vernieuwing des geestes'. Sommige christenen hebben die tekst misbruikt als een voorwendsel om zich af te zonderen van het bestaan rondom. Maar het punt is dat ons denken, onze vooruitzichten en onze actie niet moeten worden gevormd door de wisselende meningen van de wereld, maar dat zij geworteld moeten zijn in het uitzicht dat God geeft. En wij moeten het goede nieuws van dat uitzicht uitdragen in de wereld. Jezus-beweging Het politieke proces is in zekere zin de weerspiegeling en kanalisering Van geestelijke processen. Er zijn bemoedigende tekenen in ons land dat wij een nieuwe opwekking beleven. Het intellectualistische gepraat van God-is-dood lijkt nu zo onbelangrijk als een voorbije gril en dat was het ook. In plaats daarvan roepen de 'Jezus-beweging' en dergelijke manifestaties van geestelijke honger miljoenen terug tot het geloof. In de officiële kerk en daarbuiten zijn wij getuige van een geestelijk zoeken van toenemendp intensiteit. Zelfs zij die onzeker zijn over het doel van dat zoeken, zijn er zeker van dat een diepere waarheid noodzakelijk is. Anderen dwalen door een innerlijke wildernis om het geloof te hervinden Amerika werd gesticht als deel van een geestelijke pelgrimstocht. Het ontstond uit een edel visioen over het menselijk bestaan. De eerste kolonisten noemden hun land Nieuw Engeland omdat zij een nieuwe orde wilden vestigen. In het zegel van de Verenigde Staten schreven onze voorvaderen de wooiden: 'Een nieuwe orde voor de eeuwen'. En op dat zegel ondersteunt een nyramide die het symbool is van stoffelijke welvaart, een symbool dat geestelijke kracht uitdrukt. De nieuwe orde van Amerika moest worden gebaseerd op een overvloed die de mensen moest vrij maken van materiële zorgen, omdat zij hun leven en dat van hun gezinnen een geestelijke zin konden geven. In de Amerikaanse visie werd het leven beschouwd als meer dan een uitputtende poging om het bestaan te rekken, als meer dan materieel gemak en succes. Stad op een berg Onze voorvaderen richtten zich op tegen de eeuwige nacht en bevestigden dat er een doel is in het leven dat mensen vervulling en glorie kunnen vinden in hun dromen. £n de wens van onze voorvaderen' was dat de wil van God zou zegevieren. Wij zijn van hun pelgrimsweg afgedwaald, als verloren schapen. Maar ik geloof dat wij de oude reis opnieuw kunnen beginnen. In 1630 preekte John Winthrop op het dek van het schip Arabella tot de eerste Puriteinen. Hij zei: 'Wij zullen zijn als een stad op een berg, de ogen van alle mensen zullen op ons zijn gericht, zodat, als wij in onoprechtheid wandelen met onze God in dit werk dat wij hebben ondernomen en Hij Zijn hand van ons aftrekt, wij een schande en een scheldwoord zullen zijn in de hele wereld'. Ik geloof dat wij nog altijd in waarheid en gerechtigheid kunnen wandelen, met de grote erfenis dde de onze is sinds de dagen dat de Puriteinen deze kusten bereikten. Maar dat kan alleen door een strijd die ons allen in het hart raakt en die daar beslist wordt. De profeet geeft ons de belofte van God: 'Als mijn volk dat naar mijn naam genoemd is, zich verootmoedigt en bidt en mijn gelaat zoekt en zich afkeert van zijn verdorven wegen, dan zal ik van den hemel hen verhoren en hun zonden vergeven en dit land genezen'. Wat moeten we dus doen? Wat is uw verantv/oordelijkheid en de mijne? Micha stelde en beantwoordde dezelfde vraag in een tekst die ik sinds mijn kindertijd onthouden heb en waar ik telkens toe ben teruggekeerd: 'Wat vraagt de Heer van u dan dat gij de gerechtigheid doet en de barmhartigheid liefhebt en wandelt in ootmoed met uw God'. Dank u en God zegene u'. Dat was dan de rede van de politicus, de oud-predikant, de democratische kandidaat voor het presidentschap. George McGovern. Het is een stuk dat men misschien zou kunnen analyseren op zijn dogmatische inhoud, zijn Amerikaanse karakter, zijn zendingsbewustzijn en wat niet al. En ik zou het te zijner tijd wel eens aan studenten willen voorleggen als vergelijkingsmateriaal met vroegere uitingen van datzelfde bewustzijn. Maar wat ik op dit ogenblik wilde doen, v/as het alleen maar doorgeven. Gewoon omdat ik zelf er zo diep van onder de indruk was, omdat ik het zo'n uitstekende preek vond. 'DE HULP' De aartsvader van het geloof staat nie', altijd op dezelfde hoogte. Dat blijkt duidelijk uit het verhaal dat wij te horen krijgen vlak nadat God Abrara zo duidelijk gezegd heeft dat hij op zijn beloften kan vertrouwen. Het is ook geen kleinigheid. Abrara zal de vader van een groot volk worden, het wordt telkens herhaald, maar de werkelijkheid is anders. 'Sa- rai' nu, de vrouw van Abram, schonk hem geen kinderen.' Het is nog steeds zo gebleven als het al voor Abrams roeping vermeld is. Van Sarai is niets te verwachten. Zij moet de bittere nood van de aartsvader gezien heb ben. zijn dagelijkse vertwijfeling en vragen en ze zal hem ter hulp komen. Geheel volgens de regels van die tijd biedt ze hem haar slavin Hagar aan, een Egyptische, misschien wel beho rend tot de geschenken die ze daar gekregen heeft. Wat kan de geplaagde man anders doen dan luisteren. Heeft hij lang tegengesproken? Heeft hij haar voorgehouden dat men geloven moet ook al is de weg stikdonker? We lezen er niet van. 'En Abram luister de naar Sarai'. Als de slavin zwanger is misdraagt ze zich. Ze vergeet haar plaats. Misschien is ze jong en onerva ren in het leven en vermoedt ze niet welk onheil ze daarmee over zich haalt. Op Sarai's aanklacht bij Abram geeft hij haar opnieuw het recht op de slavin en de laatste krijgt het aan den lijve te voelen wat ze in haar overmoed gedaan heeft. Het wordt de Egyptische teveel en ze vlucht. Van het een komt het -ander. Wie de verkeerd ingeslagen weg niet verlaat komt met elke nieuwe stap dichter in de verwarring. Er is gelijk en onge lijk in het gedrag van de slavin. De engel van de Heer getuigt daarvan door haar terug te sturen en tegelijk door haar te vertellen van haar aan deel in de zegen van Abram. Haar zoon zal een geweldenaar, een onager, een wilde ezel zijn, een aggressievj gestalte. Haar terugkeer blijft onver meld. Ze baart een zoon, Ismaël. Op de achtergrond staat Abram. Hij moei gezien hebben, deze zegen is niet d( zegen. Dit is meer een voordeeltje behaald in ongeloof. Dat kan. maai het zet niet aan voor de toeko: Het maakt de weg alleen moeilijke (Genesis 16). NED. HERVORMDE KERK Beroepen te Sprang: J. Wieman ti Alblassérdam; te Huizum (Fr.): I Doorn. eerv. onth. pred. (sccr. Vei voor openb. onderw.) te Amsterdam. Aangenomen naar Den Ham (toez.) J. Kleinrensink, hulppred. te Dei Ham. Bedankt voor Nunspeet: J. de Olde t Rotterdam-Z. Beroepbaar: Mejuffrouw M. de Groot Zwedenburg 242, Den Haag. Intrede op 5 november te Bolsward L. A. Nell uit Steggerda; te Rotterdam IJsselmonde: J. Voordouw uit A;~ meer; te St. Jacobiparochie: K. Mi der uit Haaksbergen: te Broek Langedijk: drs H. Geurs, kand. Amsterdam; te Oost-Vlieland: G. Ho) ster. hulppred. aldaar. GEREF. KERKEN Intrede te Rozenburg: H. Bénard Hoornsterzwaag. GEREF. KERKEN (VRIJG.) Beroepen te Damwoude-Driesum en Garrelsweer-Ten Post: M. A. Groent veld, kand. te Utrecht. CHR. GEREF. KERKEN Beroepen te Rotterdam-West: II. - van der Ent te Katwijk aan Zee. Bedankt voor Zeist: J. Brons te Vei nen daal. Afscheid van Rotterdam-O.: W. Joode, ber. te Gorinchem. GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Elspeet: J. Mol te Hai dinxveld. Bedankt voor Krimpen aan den IJssei P. Blok te Dirksland. Van een onzer verslaggevers DEN HAAG Bij het geven va overheidssteun aan kranten wori niet gelet op de inhoud van (li kranten. Ook niet wanneer deze krai ten, tot ergernis van VVD-senator 1 van Riel 'geweld tegen de staat macht' zouden propageren. Dat staat in het antwoord dat mini ter Van Veen het liberale Kamerïi heeft gestuurd op vragen over boycot van de collegegelden en commentaren daarop in met name D Volkskrant. Op 24 augustus schrei dit blad in een commentaar dat 'st denten hun eigen verantwoordelij heid moeten nemen'. En dat stond i een passage over het al dan nii geoorloofd gebruik van geweld. Mr. Van Riel heeft uit dit comme taar afgeleid dat deze formulerii 'aan 's lands onderdanen te kenn< geeft dat zij zich onder bepaalde o: slandi-gheden van zekere vormen geweld mogen bedienen'. Op zij vraag of de minister dat er ook in i lezen heeft antwoord minister \i Veen kortweg: 'Wij constateren dat< bedoelde formulering zo opgevat to worden'. (ADVERTENTIE) WAARHEID EN EENHEID Orgaan voor hel gereformeerd level Uiig. Karsscn, Bodegraven, (vraagt proefnummer) Abonnement 17,50 p. J.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 2