Een uitstekende preek van George McGovern
Hoe lang bent u
nu al getrouwd?
incyimerika
vandaag
BeroepingswerI
Van Riel krijgt
ongelijk over steun
aan de dagbladen
TROUW KWARTET ZATERDAG 4 NOVEMBER 1972
KERK T2/X
NIEMAND KAN IN VREDE LEVEN
VOORDAT WIJ ALLEN GEHEELD ZIJN
Wat doet de christen in de
poiltiek? In hoeverre kan hij
ingaan op de boze wereld
waar hij een deel van is? Welke
kansen heeft hij om in die
duisternis zijn licht te laten
schijnen, zo effectief dat hij ten
minste een wal kan opwerpen
tegen het kwade, zo niet het
koninkrijk Gods laten aanbreken
op aarde? Hoe realistisch moet
hij daarvoor zijn, tot hoeveel
compromissen bereid, of
hoe idealistisch?
Dit zijn vragen die voor
de Amerikaanse christen die ernst
maakt met zijn geloof, minstens even
urgent zijn als voor de Nederlandse,
ook al staat hij dan niet voor het
probleem of hij een confessionele
partij moet aanhangen of niet, want
zulke organisaties bestaan hier nu
eenmaal niet.
In het algemeen is het Angelsaksische
christendom doortrokken geweest van
een sterker optimisme, een groter
geloof dat het mogelijk was een
betere wereld te verwerkelijken dan
wij ten onzent kennen. De ombuiging
van de eschatologie naar het
horizontale vlak is eigenlijk in
Amerika al zo oud als de eerste
blanke kolonisatie. De puriteinen
hebben al geloofd, dat zij hun
nederzetting moesten maken tot een
stad op een berg, zoals hun leider
John Winthrop zei; dat in de nieuwe
prof. j. w. schulte nordholt
wereld een nieuwe gemeenschap zou
worden gesticht, een nieuwe hemel en
een nieuwe aarde, om een ander van
hun leiders, Edward Johnson, te
citeren. Het is niet onjuist om het
Amerikaanse roepingsbesef, het gevoel
een missie te hebben in de wereld, te
dateren in dat edele begin.
Al te menselijk
Maar de geschiedenis van Amerika
heeft aangetoond, hoe gevaarlijk die
hemelse zending veraardsen kon. hoe
menselijk, al te menselijk- de vrome
dromen uitgewerkt konden worden in
het vlak van compromis en
huichelarij en hebzucht en macht.
Daarmee wil ik niet zeggen dat de
droom dwaasheid was, want hij heeft
net zo goed ten goede gewerkt als ten
kwade, hij heeft Amerika opgescheept
met een ambivalentie die naar mijn
inzicht de wezenlijke grootheid van
dat verscheurde, hunkerende,
hartstochtelijke land uitmaakt. Want
er is wel veel wreedheid en
gewinzucht in het verleden van de
Verenigde Staten te vinden, maar ook
veel humanitair élan, veel
gewetensonderzoek, veel pogingen om
opnieuw te beginnen.
Christenen in de nieuwe wereld
hebben gepacteerd met de slavernij
en de industriële uitbuiting, met de
rassendiscriminatie en het
imperialisme, net als overal, net als
bij ons. Maar christenen hebben ook,
door hun consciëntie gedreven, de
slavernij bestreden, de 'Social Gospel'
gepredikt, voor de gelijke rechten van
de negers gestreden en geprotesteerd
tegen de oorlog. Er zijn wel historici
tegenwoordig die uitvoerig kunnen
aantonen, dat de christenen,
tenminste in grote meerderheid, altijd
achter de feiten hebben aangelopen,
altijd de bestaande orde omarmd, en
er is soms haast iets calvinistisch in
de absolute veroordeling waarmee die
moderne marxisten ons te lijf gaan:
tezamen zijn zij afgeweken, allen zijn
zij onnut geworden.
Te gemakkelijk
Maar mij is dat.
tenminste op dat historische vlak
waarop ik met hun discussieer, te
gemakkelijk, eigenlijk te onmenselijk.
Ik wil wel de tragiek in de zondeval
van het christendom op zovele
terreinen erkennen, of laat ik liever
zeggen, maar dan ben ik al op een
ander vlak. de schuld, maar ik wil het
dilemma niet verge'en en zelfs en
vooral de grootheid niet van de
dwalende kinderen Gods. Als de
critici aankomen met de
zondagsschoolonderwijzer en
uitbuiter-kapitalist John Rockefeller,
dan kom ik met de zondaar en heilige
John Woolman, de quaker die de
slavernij bestreed. Enzovoorts, er is
een eindeloze dubbelheid en die is in
de hartstocht zelf gegeven.
Wat is politiek? Het afwegen tegen
elkaar van twee kwaden en het kiezen
van het minste kwaad? Of het
profetisch getuigen van het goede?
Kan de christen anders dan dwars op
het bestaande staan, moet hij niet als
hij meespeelt, zelf verzieken, zoals
Rockefeller (ik kan niet oordelen
over de vraag of die man het meende
met zijn geloof) of ondergaan, zoals
Woodrow Wilson, het voorbeeld bij
uitstek van de profeet in de politiek?
Blijft hem een andere rol over dan
die van John Woolman, die van dp
mens die niet met het kwaad
meedoet, niet in het minste zelfs?
Maar waarom is dan de meerderheid
der christenen niet als hij? Wat voor
dubbelheid verlamt ons?
Het zijn allemaal oude vragen die ik
stel. ze zijn al zo dikwijls
opgeworpen, wie van ons worstelt er
niet mee? Maar ik kwam tot deze
overdenking door de
verkiezingsstrijd die ik hier, zij het
van terzijde, meemaak en ik geef u
het frappante voorbeeld van het
contrast waar ik zelf zo door
getroffen werd.
Christelijk College
In de eindeloze prairie, in een land
stadje zoals ze hier zoveel te vinden zijn,
ligt een 'College' (een onvertaalbare
term voor een Amerikaanse instelling
die het midden houdt tussen onze
middelbare school en universiteit)
van het type zoals er ook al weer in
Amerika honderden worden
aangetroffen. Een christelijke school,
aangeduid met een groot bord waarop
men al van verre leest: voor Christus
en zijn Koninkrijk. Hier sturen de
protestantse ouders, die grote
degelijke middenklasse van het
Amerikaanse continent, hun kinderen
vol vertrouwen naar toe. Hier vindt
men weinig of niets van de rebelse
geest en onzekerheid die de grote
universiteiten zo geteisterd heeft.
Hier gaat de jeugd elke morgen naar
de morgenwijding, hier beginnen de
klassen met gebed, hier is bijbelstudie
een verplicht vak. (Ja, dat alles
bestaat ook in Amerika, al leest men
er zelden over in onze kranten).
Politiek is de geest hier conservatief,
ronduit, enquêtes onder de studenten
geven een meerderheid voor Nixon,
en zij volgen daarin getrouw het
voorbeeld van de ouderen. Billy
Graham is een oud-leerling van dit
instituut en de vorige president van
het College, een oprecht en vroom
man, die zijn carrière begon als
zendeling, heeft eens uitgesproken dat
voor een christen de politieke keuze
alleen maar kon uitvallen ten gunste
van een onbelemmerd individualisme,
van de vrije ontplooiing van de
enkeling. Hij koos dan ook voor
Goldwater.
Maar dat wil helemaal niet zeggen dat
de geest hier bekrompen is. Er is hier
een echte openheid voor de
problemen van land en wereld, en zo
kon het gebeuren dat de
democratische kandidaat voor het
presidentschap, George McGovern,
hier hartelijk welkom werd geheten
en dat hij een rede mocht houden in
de kapel (in werkelijkheid een
enorme kerk die wel 2500 mensen kan
herbergen), waar anders de
morgenwijdingen worden gehouden
en die nota bene genoemd is naar de
zojuist vermelde oud-president. Dat
was voor hem uiteraard een boeiende
uitdaging, hij wist dat hij zich op het
terrein van de tegenstander begaf, en
Jonathan Edwards
dat hij het moeilijk zou kunnen
krijgen met zo'n weerbarstig gehoor.
Maar hij kweet zich van die moeilijke
taak op een bijzondere wijze.
Stampvol
Toen McGovern de grote kerkzaal
binnenkwam, was die tot de nok
toe gevuld, de paden zelfs zaten
vol en honderden stonden. Over de
geest die er heerste kon nauwelijks
twijfel bestaan, velen hadden borden
met Nixon-leuzen meegebracht en van
de galerij wapperden portretten van
de president. Maar de spreker werd
daardoor niet in de war gebracht, hij
stak onvervaard van wal. en had,
beginnend met een grapje, al gauw
het hele gehoor tot rustige aandacht
gebracht. Mijn vader, zei hij. wilde
mij naar dit College sturen, maar er
was geen geld, het was in de crisistijd
en ik moest kandidaat voor het
presidentschap worden voor ik hier
eindelijk werd toegelaten.
Daarmee begon hij zijn verhaal, een
rede die diepe indruk maakte, omdat
ze zo direct was afgestemd op zijn
gehoor. Over de politiek in engere zin
sprak hij niet. de gebruikelijke aanval
op Nixon bleef achterwege. Nee, wat
de spreker deed, was het probleem
stellen van de christen in de politiek,
dat maakte zijn betoog zo bijzonder.
Ik zal niet trachten samen te vatten
wat hij zei. maar er liever zoveel de
ruimte dat toelaat, uit citeren, want
ik geloof dat juist de directheid ervan
zo relevant is, niet alleen voor hel
gehoor daar bijeen, maar voor alle
christenen.
McGovern begon met te vertellen dat
zijn vader, dominee in de Wesleyan
Methodist Church, een man met een
evangelisch fundamentalistisch geloof,
hem had grootgebracht volgens
strenge regels. 'In ons gezin werd niet
gedronken, gerookt, gedanst of
kaartgespeeld In alle oprechtheid
moet ik zeggen dat ik een dergelijk
wettisch leven beschouw als niet
helemaal terzake in de wereld van
Wi?
John Wesley
vandaag en als een niet
noodzakelijkerwijze positief element
in een christelijke opvoeding.
Bijbellezen
Maar dat was niet het hele
beeld. In ons huis kwam het
gezin iedere morgen samen om de
bijbel te lezen Wij brachten de
zondag door in de zondagsschool, in
de kerk Aan die ervaringen
ontleen ik sommige van de meest
levendige en wezenlijke
herinneringen van mijn verleden. Het
dagelijks onderwijs uit de bijbel en
een voortdurend bezig zijn met de
zaken van het geloof, maakten een
onuitwisbare indruk op mij.
De bijbel leert dat regeringen er zijn
om de mensen te dienen, niet dat
mensen de dienaren van hun
door A. J. Klei
Het dorp moest een nieuwe dominee
hebben.
De beroepingscommissie had het oog
laten vallen op kandidaat Dinges. Die
had al een paar keer bij hen gepreekt
en dat was prima bevallen. Niet meer
zo'n piepjong kereltje, maar iemand
die zijn woordje behoorlijk kon doen.
De commissie besloot eens nader met
de veelbelovende man kennis te gaan
maken.
Vroeger had je dat zo niet, maar
tegenwoordig waren die mensen lang
voordat ze de pastorie konden intrek
ken, al hoog en breed getrouwd. Dat
deden ze vaak halverwege hun studen
tentijd.
Broeder Jansen, het meest uitgeslapen
commissielid, vond dat eigenlijk maar
niks. Je wist op die manier nooit of
ze soms niet..Nou ja, hij zou wel
opletten.
'Komt u boven', riep een vrolijke
vrouwenstem, toen de broeders com
missieleden aangebeld hadden bij een
smalle deur in de vrij drukke straat,
van de stad, waar het jonge stel
woonde.
Bovenaan de trap zagen ze mevrouw
Dinges staan. Wel een vlot iemand
maar gelukkig niet zo hippie-achtig.
schoot het dankbaar door de keur
meesters heen.
Naast haar stond een kind van een
jaar of vier, vijf, met lang haar
natuurlijk, je kon niet zien of het een
jongen of een meisje was.
Broeder Pietersen hurkte vriendelijk
bij het kind neer en vroeg: 'Hoe heet
je, zusje?'
Het bleek een ventje te zijn, dat
gewoon Jan heette.
'n Stomme vraag! stelde broeder Jan
sen in zichzelf vast. Hij keek zijn
collega bestraffend aan en stelde daar
op zijn vraag aan Dinges jr: 'Hoe oud
ben jij?'
De kleine Jan was vier jaar.
Mooi, dat weten we dus. bedacht broe
der Jansen tevreden.
Later onder de koffie, terwijl de an
deren de deugden van de vakante
gemeente bespraken, zag hij zijn kans
schoon voor vraag twee: 'En me
vrouwtje, hoe lang bent u nu al
getrouwd.
Dit is een fragment uit een streekro
man en dat fragment heb ik zelf
verzonnen, daartoe geïnspireerd door
de volgende passage uit 'Een boekje
open over de dominees' van ds D. J.
Karres (uitg. Sijthoff. Leiden, 175
Pag. prijs 10.-):
Een keurmeester op de kuisheid had
een getrouwd stel eerst precies naar
de leeftijd van hun zoontje gevraagd
en later in het gesprek zo langs zijn
neus weg naar hun trouwdatum en
je zag hem rekenen. Want stel je
voor dat hun dominee op zijn kope
ren bruiloft al een zoontje van twaali
zou hebben-
Er zit meer voer streekromans
in het boekje van Karres, bijvoor
beeld als het he over de speciale
preektoon:
regeringen zijn. Als het Nieuwe
Testament bijvoorbeeld spreekt van
het gehoorzamen aan de overheid, dan
wijst het erop dat de machten door
God zijn ingesteld met de bedoeling
het goede te doen voor het volk. Het
is in dit licht dat ik de
verantwoordelijkheid heb leren
verstaan van het politieke ambt, en
de gelegenheid om te dienen die het
biedt.
Maar wij moeten ook een kernpunt
daarin verstaan: wat wij van de
regering verwachten, kan niet alleen
maar van de regering komen. De
grootste uitdagingen van onze eeuw
kunnen niet met puur politieke
oplossingen worden beantwoord. De
oorlog in Indo-China zou op dit
moment kunnen worden beëindigd
door de president van de Verenigde
Staten. Maar hoe staat het met de
geestelijke gesteldheid die ons in deze
oorlog bracht? Wat moeten we zeggen
over de ongevoeligheid van hen die
ons de wekelijkse verlieslijsten gaven
die ons hebben geleerd dat één
dood een tragedie is, maar duizend
een statistiek? Wat over de tranen,
gestort over de dood van Amerikanen,
terwijl maar al te velen onverschillig
schenen over de dood van zovele
Vietnamezen? Wat over de wapens
van massa-vernietiging die ons geloof
in de heiligheid van het mensenleven
ontkennen? Wij moeten vrede
sluiten. Maar wij moeten ook deze
achtergronden in ons nationale
karakter veranderen, die ons op een
dwaalweg leiden, weg van de
waarheid dat de mensen van Vietnam
net als wij Gods kinderen zijn.
Binnen in ons
Als predikant kan ik niet alle
problemen van dit land oplossen.
Geen president, geen politieke
leider kan dat. Want onze diepste
problemen zitten binnen in ons
niet in het volk in zijn geheel
maar in ieder van ons. Christenen
hebben daarom een
verantwoordelijkheid om te spreken
over die geestelijke achtergronden die
ten slotte de toestand van de
stoffelijke wereld bepalen. De meeste
Amerikanen hunkeren naar een zin
en waarde in hun leven. Daar ligt de
allereerste taak voor hen die in de
kerk zijn maar die kan niet
worden gescheiden van wat er buiten
de kerk gebeurt.
Sommige christenen geloven dat wij
veroordeeld zijn om te leven met de
onmenselijkheid van mens tegen mens
met armoede, oorlog en onrecht
'en dat wij het kwade niet kunnen
beëindigen omdat het onvermijdelijk
Er zit een kern van waarheid nog
steeds in het verhaal van een oude
vrouw, die ineens niet meer naar de
kerk ging. Naar de reden daarvan
gevraagd gaf ze ten antwoord: 'Omdat
mijn geitje dood is.' Bij het doorvra
gen naar het verband van dit feit met
haar wegblijven kwam de merkwaar
dige, maar begrijpelijke verklaring:
'Als ik onze dominee hoor moet ik
alsmaar aan mijn geitje denken.'
Zo'n streekroman kan uit het volle
leven van vandaag gegrepen zijn, ge
tuige wat ds. Karres schrijft over
voorkeuren van een gemeente:
Met haar (de vrouwelijke kandidaat,
ajk) deelt, vooral in een kleinere
gemeente, haar ongehuwde mannelij
ke collega in deze achterstelling. 'Wat
moet zo'n jonge man alleen in die
grote pastorie? Wat moet dat worden
met onze jonge, huwbare meisjes op
catechisatie?' Met als nieuw argu
ment: 'Hij kan wel homofiel zijn en
straks met een vriend gaan samenwo
nen in onze pastorie, het heiligste
huis van ons dorp je weet nooit
tegenwoordig.'
Ds. Karres heeft natuurlijk niet be
doeld met zijn boekje voer voor streek
romans te geven. Waarom kwam het
dan toch zo'n beetje als zodanig bij
mij over? Door de tuttige illustraties?
Dat niet alleen natuurlijk, want zó
bepalend zijn die plaatjes niet. Door
de prettige en onbevangen manier
waarop ds. Karres schrijft? Dat vooral
niet, ik ben alleen maar dankbaar dat
hij er geen opgeschroefd en gewich-
tigdoenerige toontje op nahoudt.
Wat dan? Ik vermoed dat mijn ge
dachte aan voer voor streekromans
hiervandaan komt: ds. Karres lijkt
zich vooral te richten tot aanstaande
'gewone' dominees. Kijk es, wenkt hij
ze bij elkaar, kijk es: zo ongeveer gaat
het allemaal toe, zo kijken de mensen
tegen je aan en zus of zo kom je
over.Kortom hij zegt een heleboel
van wat een (oud-)directeur van het
hervormde opleidingsinstituut Nieuw
Ruimzicht te zeggen heeft. Als ik me
goed herinner ben ik brokstukken
van dit boek al eerder tegengekomen
in het blad van Nieuw Ruimzicht.
Maar nu dit alles staat in een boekje
dat deel uitmaakt van een reeks die
de buitenwacht wil informeren over
bepaalde beroepen, komen allerlei op
merkingen op je af als streekroman
achtige vanzelfsprekendheden en soms
zelfs als knussigheden.
Nog eens, dit boek is levendig ge
schreven, het heeft benul, daar niet
van, maar de auteur doet alsof er
geschreven staat dat de poorten der
hel de dóminees niet zullen overwel
digen maar dót staat er niet. Ik
zou in dit boekje méér hebben willen
horen doorklinken van de vragen en
de uitdagingen van en voor het domi
neesschap anno 1972. Ook al zie ik mèt
ds. Karres 'de predikant van 'de oude
stempel' nog een lang leven bescho
ren.'
is. Maar dat gezichtspunt heb ik in
de bijbel niet aangetroffen.
Veranderde mensen kunnen de
maatschappij veranderen en de
woorden van de bijbel roepen ons
duidelijk op om ons in te zetten voor
die verandering. Terwijl wij weten
dat het Koninkrijk Gods niet
voortkomt uit het programma van een
politieke partij, weten we ook dat als
iemand honger lijdt, we hem voedsel
moeten geven, als iemand dorst lijdt,
we hem te drinken moeten geven, als
hij een vreemdeling is, dat we hem
moeten ontvangen, als hij naakt is,
dat we hem kleden, als hij ziek is dat
we hem verzorgen, en als hij in de
gevangenis zit dat we hem bezoeken.
'Want voor zover gij dit aan de
minsten van mijn broederen hebt
gedaan, hebt ge dat mij gedaan'. Dat
is het wat de Bijbel zegt. Niemand
van ons kan in vrede leven, voordat
wij allen geheeld zijn'.
Belijders
In het vervolg van zijn rede,
die ik hier vertaal, kwam
McGovern met voorbeelden van
christenen die met de daad het
evangelie beleden. Hij noemde de
grote prediker Jonathan Edwards, die
zich als proefpersoon vrijwillig liet
inenten tegen de pokken, en door die
daad van liefde zijn leven offerde,
John Wesley, die voor de armen van
Londen ziekenhuizen stichtte, William
Wilberforce, die de slavernij met
succes bestreed. En hij ging voort:
'Heden moet het geweten van ons
volk opnieuw tot ontwaken worden
gebracht. Wij moeten komen tot een
fundamentele herbeleving van onze
zedelijke en geestelijke waarden als
wij onze ware bestemming willen
herwinnen. Een dergelijk ontwaken
kan ons bevrijden van onze
meedogenloze toegewijdheid aan
stoffelijke overvloed, waarin er teveel
bevrijden van een blind vertrouwen
is voor te weinig burgers en te
weinig voor anderen. Het kan ons
bevrijden van een blind vertrouwen
op gewapende macht. Het kan ons
bevrijden van een leerstellig
geloof in de redding door de
techniek. Een dergelijk ontwaken kan
ons medeleven met anderen weer
doen opvlammen, kan ons ertoe
brengen onze harten weer te richten
op het heD6tellen van wat er verkeerd
is, kan de waarden in ere herstellen
die alleen de richtlijnen van ons
leven kunnen zijn en ons tot geluk
kunnen brengen.
Wij moeten in onze eigen ziel kijken
om de uitweg te vinden uit de crisis
in onze maatschappij. Zoals zo
dikwijls het geval was voor Gods volk
in de bijbelse tijden, moeten ook wij
luisteren naar de woorden van de
profeten. Het Nieuwe Testament zegt
ons: 'Wees niet gelijkvormig aan de
wereld, maar wordt zelf veranderd
door de vernieuwing des geestes'.
Sommige christenen hebben die tekst
misbruikt als een voorwendsel om
zich af te zonderen van het bestaan
rondom. Maar het punt is dat ons
denken, onze vooruitzichten en onze
actie niet moeten worden gevormd
door de wisselende meningen van de
wereld, maar dat zij geworteld
moeten zijn in het uitzicht dat God
geeft. En wij moeten het goede
nieuws van dat uitzicht uitdragen in
de wereld.
Jezus-beweging
Het politieke proces is in zekere zin de
weerspiegeling en kanalisering Van
geestelijke processen. Er zijn
bemoedigende tekenen in ons land
dat wij een nieuwe opwekking
beleven. Het intellectualistische
gepraat van God-is-dood lijkt nu zo
onbelangrijk als een voorbije gril
en dat was het ook. In plaats daarvan
roepen de 'Jezus-beweging' en
dergelijke manifestaties van
geestelijke honger miljoenen terug tot
het geloof. In de officiële kerk en
daarbuiten zijn wij getuige van een
geestelijk zoeken van toenemendp
intensiteit. Zelfs zij die onzeker zijn
over het doel van dat zoeken, zijn er
zeker van dat een diepere waarheid
noodzakelijk is. Anderen dwalen door
een innerlijke wildernis om het
geloof te hervinden
Amerika werd gesticht als deel van
een geestelijke pelgrimstocht. Het
ontstond uit een edel visioen over het
menselijk bestaan. De eerste
kolonisten noemden hun land Nieuw
Engeland omdat zij een nieuwe orde
wilden vestigen.
In het zegel van de Verenigde Staten
schreven onze voorvaderen de
wooiden: 'Een nieuwe orde voor de
eeuwen'. En op dat zegel ondersteunt
een nyramide die het symbool is van
stoffelijke welvaart, een symbool dat
geestelijke kracht uitdrukt. De nieuwe
orde van Amerika moest worden
gebaseerd op een overvloed die de
mensen moest vrij maken van
materiële zorgen, omdat zij hun leven
en dat van hun gezinnen een
geestelijke zin konden geven. In de
Amerikaanse visie werd het leven
beschouwd als meer dan een
uitputtende poging om het bestaan te
rekken, als meer dan materieel gemak
en succes.
Stad op een berg
Onze voorvaderen richtten zich op
tegen de eeuwige nacht en bevestigden
dat er een doel is in het leven dat
mensen vervulling en glorie kunnen
vinden in hun dromen. £n de wens
van onze voorvaderen' was dat de wil
van God zou zegevieren. Wij zijn van
hun pelgrimsweg afgedwaald, als
verloren schapen. Maar ik geloof dat
wij de oude reis opnieuw kunnen
beginnen. In 1630 preekte John
Winthrop op het dek van het schip
Arabella tot de eerste Puriteinen. Hij
zei: 'Wij zullen zijn als een stad op
een berg, de ogen van alle mensen
zullen op ons zijn gericht, zodat, als
wij in onoprechtheid wandelen met
onze God in dit werk dat wij hebben
ondernomen en Hij Zijn hand van ons
aftrekt, wij een schande en een
scheldwoord zullen zijn in de hele
wereld'. Ik geloof dat wij nog altijd
in waarheid en gerechtigheid kunnen
wandelen, met de grote erfenis dde de
onze is sinds de dagen dat de
Puriteinen deze kusten bereikten.
Maar dat kan alleen door een strijd
die ons allen in het hart raakt en die
daar beslist wordt.
De profeet geeft ons de belofte van
God: 'Als mijn volk dat naar mijn
naam genoemd is, zich verootmoedigt
en bidt en mijn gelaat zoekt en zich
afkeert van zijn verdorven wegen, dan
zal ik van den hemel hen verhoren en
hun zonden vergeven en dit land
genezen'. Wat moeten we dus doen?
Wat is uw verantv/oordelijkheid en de
mijne? Micha stelde en beantwoordde
dezelfde vraag in een tekst die ik
sinds mijn kindertijd onthouden heb
en waar ik telkens toe ben
teruggekeerd: 'Wat vraagt de Heer
van u dan dat gij de gerechtigheid
doet en de barmhartigheid liefhebt en
wandelt in ootmoed met uw God'.
Dank u en God zegene u'.
Dat was dan de rede van de politicus,
de oud-predikant, de democratische
kandidaat voor het presidentschap.
George McGovern. Het is een stuk dat
men misschien zou kunnen analyseren
op zijn dogmatische inhoud, zijn
Amerikaanse karakter, zijn
zendingsbewustzijn en wat niet al. En
ik zou het te zijner tijd wel eens aan
studenten willen voorleggen als
vergelijkingsmateriaal met vroegere
uitingen van datzelfde bewustzijn.
Maar wat ik op dit ogenblik wilde
doen, v/as het alleen maar doorgeven.
Gewoon omdat ik zelf er zo diep van
onder de indruk was, omdat ik het
zo'n uitstekende preek vond.
'DE HULP'
De aartsvader van het geloof staat nie',
altijd op dezelfde hoogte. Dat blijkt
duidelijk uit het verhaal dat wij te
horen krijgen vlak nadat God Abrara
zo duidelijk gezegd heeft dat
hij op zijn beloften kan vertrouwen.
Het is ook geen kleinigheid. Abrara
zal de vader van een groot volk
worden, het wordt telkens herhaald,
maar de werkelijkheid is anders. 'Sa-
rai' nu, de vrouw van Abram, schonk
hem geen kinderen.' Het is nog steeds
zo gebleven als het al voor Abrams
roeping vermeld is. Van Sarai is niets
te verwachten. Zij moet de bittere
nood van de aartsvader gezien heb
ben. zijn dagelijkse vertwijfeling en
vragen en ze zal hem ter hulp komen.
Geheel volgens de regels van die tijd
biedt ze hem haar slavin Hagar aan,
een Egyptische, misschien wel beho
rend tot de geschenken die ze daar
gekregen heeft. Wat kan de geplaagde
man anders doen dan luisteren. Heeft
hij lang tegengesproken? Heeft hij
haar voorgehouden dat men geloven
moet ook al is de weg stikdonker? We
lezen er niet van. 'En Abram luister
de naar Sarai'. Als de slavin zwanger
is misdraagt ze zich. Ze vergeet haar
plaats. Misschien is ze jong en onerva
ren in het leven en vermoedt ze niet
welk onheil ze daarmee over zich
haalt. Op Sarai's aanklacht bij Abram
geeft hij haar opnieuw het recht op
de slavin en de laatste krijgt het aan
den lijve te voelen wat ze in haar
overmoed gedaan heeft. Het wordt de
Egyptische teveel en ze vlucht. Van
het een komt het -ander. Wie de
verkeerd ingeslagen weg niet verlaat
komt met elke nieuwe stap dichter in
de verwarring. Er is gelijk en onge
lijk in het gedrag van de slavin. De
engel van de Heer getuigt daarvan
door haar terug te sturen en tegelijk
door haar te vertellen van haar aan
deel in de zegen van Abram. Haar
zoon zal een geweldenaar, een onager,
een wilde ezel zijn, een aggressievj
gestalte. Haar terugkeer blijft onver
meld. Ze baart een zoon, Ismaël. Op de
achtergrond staat Abram. Hij moei
gezien hebben, deze zegen is niet d(
zegen. Dit is meer een voordeeltje
behaald in ongeloof. Dat kan. maai
het zet niet aan voor de toeko:
Het maakt de weg alleen moeilijke
(Genesis 16).
NED. HERVORMDE KERK
Beroepen te Sprang: J. Wieman ti
Alblassérdam; te Huizum (Fr.): I
Doorn. eerv. onth. pred. (sccr. Vei
voor openb. onderw.) te Amsterdam.
Aangenomen naar Den Ham (toez.)
J. Kleinrensink, hulppred. te Dei
Ham.
Bedankt voor Nunspeet: J. de Olde t
Rotterdam-Z.
Beroepbaar: Mejuffrouw M. de Groot
Zwedenburg 242, Den Haag.
Intrede op 5 november te Bolsward
L. A. Nell uit Steggerda; te Rotterdam
IJsselmonde: J. Voordouw uit A;~
meer; te St. Jacobiparochie: K. Mi
der uit Haaksbergen: te Broek
Langedijk: drs H. Geurs, kand.
Amsterdam; te Oost-Vlieland: G. Ho)
ster. hulppred. aldaar.
GEREF. KERKEN
Intrede te Rozenburg: H. Bénard
Hoornsterzwaag.
GEREF. KERKEN (VRIJG.)
Beroepen te Damwoude-Driesum en
Garrelsweer-Ten Post: M. A. Groent
veld, kand. te Utrecht.
CHR. GEREF. KERKEN
Beroepen te Rotterdam-West: II. -
van der Ent te Katwijk aan Zee.
Bedankt voor Zeist: J. Brons te Vei
nen daal.
Afscheid van Rotterdam-O.: W.
Joode, ber. te Gorinchem.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te Elspeet: J. Mol te Hai
dinxveld.
Bedankt voor Krimpen aan den IJssei
P. Blok te Dirksland.
Van een onzer verslaggevers
DEN HAAG Bij het geven va
overheidssteun aan kranten wori
niet gelet op de inhoud van (li
kranten. Ook niet wanneer deze krai
ten, tot ergernis van VVD-senator 1
van Riel 'geweld tegen de staat
macht' zouden propageren.
Dat staat in het antwoord dat mini
ter Van Veen het liberale Kamerïi
heeft gestuurd op vragen over
boycot van de collegegelden en
commentaren daarop in met name D
Volkskrant. Op 24 augustus schrei
dit blad in een commentaar dat 'st
denten hun eigen verantwoordelij
heid moeten nemen'. En dat stond i
een passage over het al dan nii
geoorloofd gebruik van geweld.
Mr. Van Riel heeft uit dit comme
taar afgeleid dat deze formulerii
'aan 's lands onderdanen te kenn<
geeft dat zij zich onder bepaalde o:
slandi-gheden van zekere vormen
geweld mogen bedienen'. Op zij
vraag of de minister dat er ook in i
lezen heeft antwoord minister \i
Veen kortweg: 'Wij constateren dat<
bedoelde formulering zo opgevat to
worden'.
(ADVERTENTIE)
WAARHEID EN EENHEID
Orgaan voor hel gereformeerd level
Uiig. Karsscn, Bodegraven,
(vraagt proefnummer)
Abonnement 17,50 p. J.