^Het Geheim': kunst uit de kelder CLAUSIAANSE KITSCH )UITSE HONDEN BIJTEN, NEDERLANDSE OOK h( ft KWARTET KUNST T15/K15 door G. Kruis ftien vreemde vogels in het Museum voor Stad en Lande te Gro- igen, een tentoonstelling ter gelegenheid van het feit, dat die stad iehonderd jaar geleden ontzet werd: 'Het Geheim', Duitse schilder- ost van allegorie en symboliek 1970-1900. s me niet duidelijk wat dat met elkaar te maken heeft, behalve dat menige bezoeker er waarschijnlijk meermalen 'ontzet' zal i' lugdeinzen voor wat hier aan troep te zien is. armee ik helemaal niet beweer, het hier om een slechte tentoon- ling gaat. 't Is zelfs een uitermate iende, zeer goed voorbereide en eleide presentatie. Maar om dat maal te kunnen genieten, moet je van tevoren een catalogus kopen waarvoor 15,- echt niet te duur die tevoren bestuderen en dan de tentoonstelling bezoeken, onvoorbereid bezoek zal vooral menigeen, die geregeld exposi- afloopt, een klap in 't gezicht Want (en dat zeggen de samen- Iers) wat er nu in Groningen gt, daarvan heeft hij altijd geleerd het er niet behoort te hangen, ilderijen, die het moeten hebben een verhaal, kunnen zoal niet zijn en als die verhalen dan nog srpreteerd worden als door de :en van dit illustere vijftiental, er weinig meer over dan (op best) wat elegant geschilderde jtische dramatiek. >m verdwenen die schilderijen k successievelijk in de kelders musea en de namen van de litenaars op enkele uitzonderingen zoals Hans Thoma, Max Klinger, nz von Stuck en Max Slevogt ar die hoort er eigenlijk helemaal bij) haalden de internationale itgeschicdcnis niet of verdwenen langzamerhand uit. behoorden ze allemaal tot de en, de zeer groten in hun land. hun tijd. Enkelen van hen wer- zelfs in de adelstand verheven en, dat is tekenend vóór die tijd, dat waren de meest bizarre. Die tijd: de machine begon goed om zich heen te grijpen, handige en har de jongens die het zagen, grepen hun kansen, werden veel te snel rijk en bouwden zichzelf paleizen. En in paleizen, ook in parvenupaleizen ho ren schilderijen. Daarvoor zorgden de kunstenaars. Met veel gevoel, vooral voor de 'smaak' van de, op sentimente le ontspanning beluste nieuwe rijken. Zo schilderden ze zelf enorme villa's bij elkaar, van waaruit zij neerkeken op het gewone volk en dat was ieder een. Zij waren de aristooraten van de geest. Ze gedroegen zich ook uiterlijk als vorsten. Maar voelden zich veel meer verheven. Max Klinger één van hen! vertrouwt aan zijn dagboek toe: 'Bach Beethoven Mozart Kant Schopenhaurer Nietzsche Schumann Wagner Brahams Böklin Feuerbaoh Hoe armzalig zijn met hen vergele ken toch de 'groten der aarde', de vorsten'. En het publiek trapte er weer in en vereerde ze als zódanig. Franz von Stuck (dat 'von' schilderde hij ertus sen) was een molenaarszoon die op 26 jarige leeftijd al beroemd was als schilder. Door één doek, 'Paradijs- wachter' een engel met een brandend zwaard, van het type, dat je in* de kunst van het Derde Rijk maar dan wel zonder vleugels geregeld terugvond. Ter gelegenheid van zijn 50ste verjaardag trok er een fakkelop- Hans Thoma: 'Tritonen', 1900 tocht langs zijn 'romeinse' villa. Hij maakte er later zelf een schilderij van, waarop hij zichzelf afbeeldt als een donkere vlek op het balkon, onbe reikbaar, hoog boven de mensen ver heven. Toen hij gestorven was. werd hij (op zijn wens) gekleed als een Romein opgebaard in zijn atelier, twintig academiestudenten hielden er met fakkels de wacht.Dat was in 1928. Vandaar dat ik het aanhaal. Want het blijft op deze tentoonstelling niet al leen bij een beetje griezelige geëxal teerde mystiek, zoals bij Gabriel von Max met zijn half verteerde maagden. Albert von Keiler met zijn gekruisig de martelaressen, zijn gelukkige want dode non en meer van dien aard. Tussen de regels door doemt steeds weer die in dezelfde tijd door Nietz sche geconcipieerde Übermensch op. Maar, zoals samensteller dr. H. W. van Os heel terecht opmerkt, met die mythische gestalte van Nietzsche kun je verschillende kanten uit, terwijl de hier bedoelde schilders de problema tiek sterk vereenvoudigden. Daarop voortbordurend komt Van Os tot de conclusie dat in een bepaald cultuur patroon de agressie eerst in mythi sche gestalten moet zijn opgeroepen voordat zij politieke werkelijkheid wordt. Nou en wat dat betreft ontbreekt het veel van wat hier te zien is bepaald niet aan (een meestal zelfs opdringe rige) zeggingskracht. Want als de eer ste verbazing ik kan het niet anders noemen geweken is en als je wat langer en nog eens door die met attributen uit die tijd 'versierde' zalen dwaalt, krijg je toch wel een bedrukt gevoel. Alsof er iets op je loert, iets druiperigs, iets onreins. Welke duistere drijfveren brengen ie mand Von Max (denk ik nü) Hugo Claus er toe zo'n doek te schilderen als de 'Kindermoordenares' en wie zou het het gekocht hebben, dit fraai geschil derde (want hun vak verstonden ze) stuk afschuwelijkheid? Maar tóén schreef men (R. Muther, The History of Modern Painting): een jonge vrouw die aan de oever van een eenzame vijver, volgegroeid met riet, haar kind met een naald door het hart steekt en met een plotseling oplaaiend gevoel van moederliefde het stijve lijfje van het kind kust, aleer zij het aan het water toevertrouw' En hoe reageer je dan verder? Muther deed het zo: 'Hier stemt het sombere troosteloze karakter van het landschap schitterend overeen met de handeling en het bleke lichaam van het kind werkt als een heldere, bijtende kleur vlek op het donkergroene oeverriet. Een onthullend staaltje van pure par venu-kunst, een religieus onderwerp doet het meestal wel 'Maria Magdale- na aan de voeten van de gekruisigde' en 't is hier onder handen genomen door Carl Strathmann. 't Gaat om het weelderige naakte lijf van Maria Mag- dalena. dat gevoelig en tegelijkr/- tijd zeer aantrekkelijk ligt te kronke len tussen de veelkleurige bloemen aan de voet van het kruis, waarvan je maar een klein stukje, tot de knieën, zie!.Naast de bijbel, vaak zeer eigenzinnig gebruikt, levert de histo rie en de mythologie stof genoeg voor het in die tijd zo zeer noodzakelijke wellustige schilderijenbloot. Hans Makart met zijn 'Cleopatra op de Nijl', een zeer groot schilderij van een schip vol volle vrouwen en stoere donkere mannen. Max Klinger wiens grafiek er vol van is. Zijn schilderijen trouwens ook: met bloemen en krij gertje spelende volwassenen (bij wie altijd wel wat afzakt) of zeegodinnen in de branding, waarvoor duidelijk Duitse burgermevrouwen, die ook wel eens een verzetje wilden, model ston den. Bij Hans Thoma zijn het ook al weer in de golven dartelende volup tueuze Najaden en debiele Tritonen die duiken steeds op Franz von Stuck gooit er wat vechtende Centau ren, 'n dreigend kijkende, met een slang omwonden 'Zonde' en een paar Sfynxen, waarvan er een zich niet bepaald ondoorgrondelijk gedraagt, te genaan. Plus een portret van zichzelf en zijn vrouw, in die volgorde, als Caesar met zijn keizerin. Ook Arnold Böoklin, die nog niet helemaal verge ten is, kan met zijn 'Blauwe Venus', 'Vestaalse Maagd' of de allegorie 'Zorg en Armoede' (twee vrouwen uiteraard. Armoede toch mollig, halfgekleed, schuldbewust. Zorg: streng, vermanend en hooggesloten) mij niet warm maken voor deze kunst. Integendeel,'als je nagaat waar het allemaal toe heeft geleid, lopen de rillingen je over de rug. door J. van Doorne Op de achterkant van 'Het jaar van de kreeft', het nieuwste boek van Hugo Claus, staat te lezen, dat er een totale en fatale liefde in be schreven staat, die ontroering en afschuw wekt. Claus zou de intiem ste en aangrijpendste liefdesroman in de Nederlandse taal geschreven hebben. n' loltl Böcklin: 'Zorg en Armoede', 1890 Franz von Stuck: 'Franz en Mary von Stuck', 1900. Vergeet het maar. Ik vind het zijn slechtste boek. Het is ongeloofwaar dig, vervelend en lijkt hier en daar bedenkelijk veel op wat vroeger een keukenmeidien-romian genoemd weird. Er zijn geen keukenmeiden meer, dus ik discrimineer naet. Zo nu en dan dacht ik: met Claus kun je lachen. Maar dat heeft bij Claus vermoedelijk niet vóór gezeten. Wat is het geval? Een al wat oudere, gescheiden, in de maatschappij zeer geslaagde zakenman 'valt' op een ge trouwd kapstertje, moeder van een kleuter. Pierre wordt hopeloos verliefd op Toni. Toni is een slonzig vrouwtje, een beetje uitgezakt, ze heeft dunne benen en slappe borsten, vettig piek haar. Het enige mooie aan haar is haar wit en gaaf gebit. Dat is een fijn psychologisch trekje, dat mag de lezer niet ontgaan. Die Claus todh. Alhoewel Pierre voor zijn bed de beschikking had over een fraaie secre taresse, wordt Pierre op werkelijk ziekelijke wijze aangetrokken door zijn Toni. of liever, door andermans Toni. Het verslag van hun verhouding vormt de roman. Toni blijkt frigide te zijn. maar dat verandert een beetje door het zo nu en dan samenzijn met Pierre. Zonder met Pierre te breken en zonder van haar man af te gaan, ziet Toni kans een aantal minnaars te hebben. Telkens stoot zijn Pierre van zich af en telkens lokt ..ij hem weer naar zich toe. Tenslotte breekt zij definitief. Maar Pierre blijft haar trouw. Tenminste Maar dat zullen we zo zien. Hugo Claus onthoudt aan zijn lezers een aantal onsmakelijke notities be treffende die delen van Toni, die in het dagelijks leven bedekt zijn, niet. Weer 'n fijn trekje. De lezer moet dar 'mr beseffen hoe groot zijn. Pierre's liefde voor Toni is. Nu is Toni naar de regelen van de pseudo-wetenschap (Of moet ik zeg gen pseudo-religie?drie astrologie heet. een Kreeft. Telkens weer bena dert zij mannen, verovert z._, stoot ze af. krabbelt weer terug. Dat gebeurt om de paar bladzijden. Pierre, die zijn slonsje met dure ge schenken overlaadt, wordt om zijn liefde bespot door zijn andere vrien den en vriendinnen. Maar zij is en blijft zijn grote liefde. Nu maakt Claus de fout, ergens in het begin van het boek te schrijven: 'Later, toen zij dood was, zou hij denkenAlthans, iets van die aard. Het irriteert me altijd als een auteur op zijn verhaal vooruitloopt. Toen ik deze opmerking combineerde met een terloopse notitie betreffende een knobbeltje, en eraan dacht dat Toni een Kreeft was, dacht ik: ze zal toch niet aan kanker doodgaan? Dat zou al te goedkoop zijn. Maar ja hoor, Toni sterft aan kanker. Niet zolang nadat zij met Pierre gebroken had. Als Pierre dan haar as ziet verstrooi en, een handeling waaraan heel wat woorden worden verspild, denkt hij: 'Ik zal nooit meer met iemand over jou spreken. Ik zal voortaan altijd alleen slapen. Alleen met jou'. Wij zijn dan op bladzijde 325 aangeland. Dat is niet zo best voor Pierre's vrouw, want hij is intussen, vol hun kering naar zijn Toni, met een opval lend mooie diplomatendochter ge trouwd, heeft een dochtertje, is WD- er geworden (hij was al lid van de Rotary), woont te Wassenaar in een 'bonkige' villa. En dat alles heeft Pierre zich toegeëigend, om toch maar de grootte en diepte van zijn liefde voor zijn kapster te kunnen demonstreren. Want zie, niettegen staande al dat heerlijks blijft hij haar trouw, zelfs tot over het graf. Maar laat me Pierre niet verwijten wat ik Hugo verwijten moet. Dat deze kitsch het modeverschijnsel van de platte woorden vertoont, be hoeft nauwelijks gezegd te worden. Het is nu eenmaal zo, dat sommige auteurs er niet van op de hoogte zijn, dat voor de geslachtsdelen en voor de sexuele liefdedaad goede Nederlandse woorden zijn. Kwajongens vinden het leuk om hun sexuele onrust te ontladen door het op schuttinjmuren zetten van woor den die ze thuis en op school niet zeggen mogen. Ze houden daar mee op ais ze volwassen zijn. Misschien zijn die auteurs wel niet volwassen. Hoe het zij, het verschijnsel is patho logisch. Hugo Claus: 'Het Jaar van de kreeft'. Literaire reuzenpocket no. 396. 'De Bezige Bij'. Aantal pagina': 329. Prijs 14.90. oor Ad Zuiderent ■on literatuur weerspiegelt de dieper liggende leiideuzen en stromingen van de samenleving tarin ze ontstaat, en de schrijver is een individu dat door een gelukkige combinatie van licliaine- ke en geestelijke eigenschappen beschikt qver antennes die hem in staat stellen te voelen en te terpreteren wat er om hem heen gebeurt, en aldus een tussenpositie in te nemen tussen het le ft en degenen wier antennes deze golven niet opvangen. In mijn ogen vormen de Nederlandsi* blijvers een trouwe afspiegeling van een maatschappij zonder diepgaande conflicten en wrij' ir- Idus laat de Portugees José Rentes Carvalho zich uit over de Neder- odse maatschappij en onze litera ir in zijn onlangs verschenen Waar die andere God woont En hij vervolgt: 'Welke auteur i het in Nederland nog wagen een #*|>rt.stnehtelijke liefdesgeschiedenis schrijven? Avontuur, opstand. *m en eer. behoren tot hel verle- n, en in de boeken vindt men het einigc dat nog rest: sex, bij voor- Nr in platvloerse taal, geanaiy- Krd tot in alle bestaande of deuk je aberraties; God, of de afwezig lid van God. beide hypothesen uit werkt tol voorbij de grenzen waar erder lezen gelijk staat met het ■il^keiinen van een geestesziekte: of Motte de eindeloze variaties in en poëzie op het thema verve- De schrijver woont al sinds in Nederland en beoordeelt ons °'k op een heel wat minder vr.cn- dc'ijke manier dan al die buitenlan ders die ons ow c! strijken vanwege Rembrand c' Deltaplan of het Paradijs vcu'1 ('e Jeugd. Onze zwakste p'ckken de middelma tigheid en de zelfgenoegzaamheid, legt Rentes de Carvalho met een scherpe pen biool. W e di! boek leest, ''rijgt de indruk dat de eer- lijks'e dichtregel u'1 onze literatuur wel de oproep van Nicolaas Beels moet zijn: 'Dankt allen God en weest verblijd, omdat gij Nederlan ders zijt.' Een portret van de zelfge noegzame landgenoot .die eigenlijk vindt dat al'r- volkeren naar iV'r'ei- :nds mode' porog vi-1 zouden mor- 'eu worden e i da.' de Ne."'e w'.izon van g Vovrn ver pad» ren. de mocratie badr.*n -a,naval vie ren de beste zijn. onlbreekt in dil boek niet. Overigens is de auieur niet alleen negatief in zijn soms te opper vlakkige oordeel: waar Rentes de Carvalho over Amsterdam ol hel onderwijs schrijft, is hij vol lof. Haar als zijn eigen ervaringen in koffiehandel (bedrog op grote schaal) of bouwwereld (racisme en andere vormen van onbeschofthod) ler sprake komen, is er reden voor een naf'onaal schaamrood op onze ka'.vn Da! dan weer mag pi aalsma ken voor een herkennende glimlach, als de Nederlandse gezelligheid ter s irake komt: Dive Hollandse gezelligheid heeft, bil mijn weten, geen equivalent o de -•r-ccn Wat hier opvalt, e i ie beginnen is de plechtigheid (i 'feu eid, de freurigiru- \oo.:r 'cker'.o d dat hel gesprek on- r i jrie'ijk zai gaao over God. de >o. ek. dc prijzen, de vakantie In de tweede piaats (n el overal, maar het is m" toch we! vaak opgeval' •n zelfs als er ruimte genoeg is, b ijven de mensen uren achter elkaar op hun stoel zitten Wie opstaat doet dat met het vaste voornemen naar de wc te gaan. want opstaan zonder dat oogmerk roept onmiddellijk de vraag op: 'Ga je weg?' Blijven staan is 'ongezellig'. In naam van diezelf de gezeli'gheid tenslotte is het niet gewenst sterk tegendraadse menin gen te verkondigen, en mocht het al eens zover komen dan wordt de spelbreker met een 'nou, nou!' of 'tut. tut!' tot de orde geroepen.' Enerzijds levert Rentes de Carvalho pr vé-anekdoten en observaties in de trant van Bert Haanstra's film 'Ailo- man Aan de andere kant fungeeri hij als een geweten van de Neder- lander, vooral wanneer het om onze houding ten opzichte van buiten landse werknemers gaat. Met een subtiliteit die dit onderwerp in een voor Nederlandse lezers herkenbaar daglicht moet plaatsen, noemt hij hen echter geen buitenlandse werk nemers of gastarbeiders, maar emi granten. En als hij verband legl tussen onze massale bezorgdheid om Bialra of Bangla-Desj en onze mas sale afweerhouding tegenover Tur ken. Marokkanen en Portugezen, «•gt hij een dubbele moraal bloot, dC weinig reden biedt tot zelfgc- :i ii zaamheid. Dat dieper liggende tendensen en stromingen van de samenleving in de literatuur weerspiegeld worden, blijkt wel uit Duitse honden bijten van Wim Hazen (2). Want meer dan o\er Belgen, Fransen of Engelsen bestaan er in Nederland uitgespro ken opvattingen over Duitsers, voor al negatieve opvattingen. De hoofd persoon in Hazeu's boek is de Ne derlandse televisie-regisseur David Meier, die pogingen doet achter ge drag en denken van de Duitsers te komen Hij woont niet onder hen. maar komt wel regelmatig met hen in aanraking. Uiteraard speelt m zijn oordeel de tweede wereldoorlog een rol. maar in belangrijker mate het neo-nazisme en een persoon als Franz-Joseph Strauss, al wordt diens naam niet genoemd. Zijn persoonlijke ervaringen met Duitsers en vooral zijn relatie met de Duitse vrouw Julia maken het hem onmogelijk om zijn aanvanke lijke plan, een tèlevisie-documentai- re te maken, ten uitvoer te brengen. Hij besluit clan zijn denkbeelden en ervaringen op te schrijven. In ster kere mate dan het boek van Rentes de Carvalho is Duitse honden bijten een literair werk geworden, waarin met alleen het onderwerp van be lang is. maar ook de wijze waarop dit onderwerp gepresenteerd wordt. Meier heeft op zijn werkreizen altijd boeken bij zich, wat Hazeu de moge lijkheid biedt allerlei auteurs te ci teren: Rilke. Böll, Lukócs en Slauer- hoffs 'Dsjengis' onder andere. Zijn Duitsers ontmoet Meier niet alleen ra hun eigen land. maar ook in Roemenië, Denemarken en Zeeland. Hierdoor kan hij afwisselend met de neus bovenop Duitse problemen zit ten en ze op afstand bezien. De blik met de neus erbovenop is mij vaak te nadrukkelijk, omdat Ha zeu zijn werk dan overlaadt met details die elkaar verdringen. Maar zo gauw er enige afstand is ontstaan tussen zijn personages en Duitsland, is het beeld scherp. Ook waar Julia een rol speelt, wint Hazeu's boek voor mij aan waarde. Op knappe wijze is het liefdesverhaal van David en Julia tot rode draad in deze korte roman geworden. Davids ken nismaking met Julia, zijn gevoelens voor haar, zijn gevoelens via haar voor haar landgenoten, worden frag mentarisch en niet in chronologi sche volgorde meegedeeld, waardoor er voor de lezer voldoende overblijft om zelf in te vullen. Er wordt in Duitse honden bijten geen oplossing geleverd voor een probleem, omdat de hoofdpersoon moet erkennen dat. hij niet in staat is zijn probleem duidelijk te stellen. David Meier beseft uiteindelijk: 'Een neger kan zijn droefheid in agressie omzetten, omdat de vijand is te lokaliseren ('Soledad Brother', de gevangenisbrieven van George Jackson), maar mijn vijanden hou den zich schuil, vermommen zich. of moet ik meelopen in een protestop tocht langs een ambassade van een land waar ze nog een paar joden onderdrukken? Mijn vijand is wolk van besmette regen, is rivier van algen, is buik van voortplantingen. Ik ben mijn vijand, mij zal niets ontbreken, noch lust. noch over vloed aan kapitaal en aan vergif. Ik ben vijand, mijn liefde neemt af, mijn haat takelt af. mijn longen klappen dicht, zuurstof zal mij ont breken.' Zodat Duitse honden bijten meer dan een analyse van de Duit ser de zelfanalyse is van iemand die veel met Duitsers te maken heeft, die zich bedrogen voelt, maar die met weet wie hij dit bedrog verwij ten moet. 1José Rentes de Carvalho. Waar die andere God woont (oorspr. titel Com os holandeses. Vertaald door A. Willemsen. Teheninqen van Willem Meulenhofj, Amsterdam. 156 blz., prijs 12,50 2) Wim llu;cfi. !.'i: e houden bij ten Njoi.u. i- .■w/iuen- nuye..«i iu, o... prijs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 15