Pleidooi voor ervaren leek met gezond verstand /at de regering wil met de )on- en inkomstenbelasting: Invoering begin januari lijkt haast onmogelijk Hoe de techniek de samenleving uit het oog verloor ^joUW/KWARTET ZATERDAG 9 SEPTEMEBER 1972 BINNENLAND T9/K9 IE FISCUS N ZIJN CHIJVEN h )or A. D. Poot t de zaken die de huidige regering nog voor de verkiezingen hoopt ücaai te doen, blijkt volgens het werklijstje van het kabinet ook te be- het wetsontwerp dat moet leiden tot fundamentele wijziging Ltbog i de tariefstructuur van de loon- en inkomstenbelasting. Gegeven oil? korte tijdsbestek waarbinnen de Tweede Kamer dit wetsvoorstel land oet hebben behandeld, komt ons dit zeer ambitieus voor. Te meer ar de regering heeft gesteld dat de behandeling vóór 1 oktober rond oet zijn, wil men voldoende gelegenheid hebben de invoering per januari 1973 te realiseren. Daar komt nog bij dat de voorgestelde jziging van de structuur van het tarief zoals uit het voorlopig rslag blijkt vooral voor de progressieve drie (PvdA, D'66 en 10 K) van een zodanige importantie wordt geacht dat men tégen be- indeling daarvan is voor de verkiezingen.' het voorlopig verslag, dat de Ka- over het wetsvoorstel uitgebracht rit, blijkt dat ook bij de regerings- op bepaalde punten bezwa- bestaan tegen het wetsontwerp, t name waar het betreft de belas- idruk van de middengroepen, voor ke groep ondanks de toezegging in h I regeerakkoord nog te weinig is laan om van reële verlichting te lti v eken. Ook zal er nog gesleuteld 23 oen te worden aan de vrijstellin- voor de werkende gehuwde vrouw die voor de onvolledige gezinnen, idt men er rekening mee dat de ;ecretaris eerst half september Jodf memorie van antwoord gereed zal ben en de oppositiepartijen alles en doen de behandeling tot na de bezingen uit te stellen dan is het i zeker dat invoering per 1 janua- 173 onmogelijk wordt, ar gaat het nu allemaal om? Het dige tarief met zijn vele tariefklas- Wil men vervangen door een aan- blokken van inkomens, in het intwerp schijven genoemd. De in- jens binnen deze blokken worden ienzelfde percentage belast. Iede- ilastingplichtige start met zijn ling in de laagste schijf en ft vervolgens door tot de totale hem geldende belasting is vast- Iteld. Bgezien onze belastingheffing nog ]ds uitgaat van het zogenaamde agkrachtprincipe, dienen er dus de onderscheiden groepen van ingplichtigen afzonderlijke vrij ingen te zijn, in het wetsontwerp belastingvrije som genoemd. Eerst I aftrek van deze belastingvrije som prdt het tarief toegepast. Deze me de is noodzakelijk aangezien het svoorstel een tarief voor allen met differentiatie naar de ver- ellende categorieën belastingplich- elastingvrij fen tracht deze differentiatie te be ten door invoering van de volgen- I belastingvrije sommen: leende gehuwds vrouw 1.250 huwden jonger dan 35 jaar 3.625 jehuwden ouder dan 35 jaar 1 onvolledige gezinnen 4.875 «itcde man 6.250 'at zijn hiervan de consequenties? Verbetering van de belastingpositie de werkende gehuwde vrouw, it de hierboven genoemde belas- ije som zal de buitenshuis wer- ide gehuwde vrouw als zelfstandige astingplichtige worden aangemerkt nor haar inkomsten uit tegenwoordi gs e arbeid. Een samenvoeging met het -:= nkomen van de man zal niet meer e| 'laatsvinden, waardoor onevenredige rogressie wordt vermeden. Aangezien et merendeel van de werkende ge- uwde vrouwen alleen in de loonbe- isting zal worden betrokken, zal een effing in de inkomstenbelasting voor e meesten achterwege kunnen blij- en. Fiscale tegemoetkoming voor on- h'olledige gezinnen waarvan de kost- Winnaar of kostwinstcr buitenshuis werkt. Onder onvolledige gezinnen zijn Ie verstaan: weduwnaars en we duwen met kinderen, gescheiden echt genoten en andere ongehuwden met mm ecllt op kinderaftrek. Beschouwt men het voorgestelde ta- r'ef voor weduwen en weduwnaars ■li ®et het voorgestelde tarief voor ge- mJ huwden met eenzelfde aantal kinde- reiJ. dan kan men zich niet aan de indruk onttrekken dat met name de groep van weduwen en weduwnaars n liet wetsvoorstel wel gestraft Osjfwordt voor het verlies van hun part- ner. Zoals uit de hierbij afgedrukte voorbeelden blijkt, gaat 'n gehuwde j};J man wiens vrouw is overleden en die "og enige kinderen tot zijn last heeft, 1 er fiscaal op achteruit vergeleken bij de omstandigheid dat zijn gezin nog compleet was. Hetzelfde geldt overi gens ook voor een gescheiden man of "vrouw. Met andere woorden: de vrij- stelling is voor deze categorie in het t wetsontwerp te laag gesteld. f f- Verhoging van de belastingvrije voet, waardoor al degenen die alleen een uitkering AOW genieten, ook voor het jaar 1973 buiten de belas- e bngheffing blijven, j p d. De verlichting van de belasting- jj,: druk voor de middengroepen die in ütfl dit .wetsvoorstel moet zitten, is aan- vechtbaar. In de memorie van toelich- ggpi ting op het voorstel wordt dan ook jK gesteld dat door de noodzaak van optrekking van de belastingvrije voet i en de bejaardenaftrek en de noodzaak toelichting al min of meer begrensd waar men spreekt van: 'in het bijzon der de groepen tot en met de premie- grens te ontzien'. Aangezien men in ons land een aantal verschillende pre- miegrenzen kent, blijft de vraag: wel ke grens heeft men op het oog? De laagste, die voor de verplichte zieken fondsverzekering, of de premiegrens voor toepassing van premieberekening voor de algemene ouderdomswet of de grens voor de verzekeringen WW, ZW en WAO? Hoe komen de nieuwe tarieven te liggen? Ongehuwd, Jonger dan 35 jaar: 15.000 3.625 11.375 10.000 24% 2.400 440 1840 1.375 32% Ongehuwd, ouder dan 35 jaar: 15.000 vrij 4.875 10.125 eerste 10.000 24% 2.400 125 32% 40 2.440 Gehuwd zonder kinderen: vrij 18.000 6.250 eerste 11.750 10.000 24% 2.400 1.750 32% 560 2.960 Staatssecretaris mr. W. Scholten VOORBEELD: Belastbaar inkomen inkomen uit arbeid minus beroepskosten en betaalde premie AOWJ AWW 15.000 vrij 1.250 Gehuwd en 2 kinderen: 18.000 vrij 6.250 2 kinderen 1.000 de totale belastingopbrengst onaange tast te laten, het in het regeerakkoord vastgelegde punt tot verliching van de belastingdruk voor de middengroe pen in de huidige opzet beperkt is. Budgettair neutraal Omdat het wetsontwerp ervan uitgaat, dat de belastingopbrengst ongewijzigd moet blijven (budgettair neutraal ge noemd) betekent een belastingverlich ting voor de lagere inkomens verster king van de belastingdruk voor de hogere inkomens. De circa 400 mil joen gulden die de lagere inkomens groepen volgens het voorstel minder gaan betalen, zal nu dus moeten wor den opgebracht door de groepen met hoge inkomens en een deel van de middengroepen. De vraag blijft: welke groep ziet men als 'de middengroe pen'? Dit begrip wordt in de memorie van 24% belasting over 10.000 2.400 over restant ad 3.750 32% 1200 Totale belasting 3.600 Betaalt de man reeds een maximale premie AOW/AWW dan wordt de door de vrouw betaalde premie geres titueerd. Voor de in de zaak van haar man meewerkende vrouw wordt de rege ling: Bij een volledige dagtaak wordt het arbeidsinkomen gesteld op eenderde deel van de winst met een minimum van 3.000 gulden en een maximum van 15.000 gulden. Bij een halve dagtaak eenvijfde deel van de ivinst met een minimum van 3.000 gulden en een maximum van 9.000. Werkt de vrouw slechts in belangrij ke mate mee, dan geldt als inkomen 3.000 gulden. 13.750 eerste 10.750 10.000 24% 2.400 750 32% 240 2.640 Onvolledig gezin met 2 kinderen: 18.000 t>rij 4.875 2 kinderen 1.000 van de eerste 10.000 24% van de volgende 6.250 32% 7.500 40% 11.250 50% 13.750 56% 16.250 61% 20.000 65% 40.000 68% van elke volgende gulden 70% De bejaardenaftrek voor gehuwden gaat van ƒ1.088 naar 1.150 en voor ongehuwden van 544 naar 575. Regeling kinderaftrek Voorgesteld wordt, de kinderbijslag buiten het belastbare inkomen te hou den. Deze behoeft dan niet meer bij de aangifte te worden opgegeven. Dit betekent wel dat de bestaande kinder- aftrekregeling niet meer kan worden gehandhaafd. Men stelt derhalve een technische wijziging van de bestaande aftrekregeling voor. die er op neer komt. dat men voor zover dit nodig is. het verschil tussen het bedrag van de huidige in de belastingtabellen uitgedrukte kinderaftrek en dat van de kinderbijslag overbrugt. Het wets ontwerp komt dan tot het navolgende voorstel voor loontrekkenden: bij 1 kind een aftrek van 500 bij 2 kinderen in totaal 1.000 bij 3 en 4 kinderen in totaal 1.500 bij 5 en meer kinderen in totaal 2.000 Dat bij drie en vier kinderen een zelfde aftrek geldt, houdt verband met de opbouw van de kinderbijslag die voor het vierde kind aanzienlijk hoger is dan voor het derde, aldus de memorie van toelichting. De vraag blijft of het gerechtvaardigd is, de kinderaftrek tot vijf kinderen te be perken. Kinderaftrek zelfstandigen Voor belastingplichtigen die voor het eerste en tweede kind geen kinder bijslag ontvangen, en voor de kleine zelfstandigen geldt een kinderaftrek van: bij 1 kind een aftrek van 1.000 bij 2 kinderen in totaal 2.000 bij 3 en 4 kinderen in totaal 2.500 bij 5 en meer kinderen in totaal 3.000 Hoe wordt de belastingheffing van de werkende vrouw? Zij wordt uitslui tend zelfstandig belast voor haar inko men uit tegenwoordige arbeid Hoofdinkomen van de vrouw Voor het geval dat de gehuwde vrouw als kostwinster of als inbrengster van het hoofdinkomen is aan te merken, kan, indien het inkomen van de man lager is dan 6.250 (de voor de gehuwde man geldende belastingvrije som) op gezamenlijk schriftelijk ver zoek aan de inspecteur om verwisse ling van de belastingvrije som worden gevraagd. Dit kan met name voorko men bij studentenhuwelijken. Is het voorgestelde systeem eenvoudig en doorzichtig? Eenvoudig is het wel. Of het voor de grote massa van belastingplichtigen doorzichtiger is geworden, valt te be twijfelen. Door de verschillende belas tingvrije sommen kan de leek het spoor bijster raken. Hij moet, wil hij zijn belastingverplichtigen zelf becij feren, er wel even voor gaan zitten. Een aflezen in een tabel zonder meer is er niet meer bij. Door het schijvensysteem worden ex tra inkomsten die binnen een zelfde inkomensgroep vallen, minder zwaar belast dan voorheen. Dit geldt met name voor overwerk. Ook kan men eenvoudiger de fiscale gevolgen over zien van bijverdiensten of het gaan werken van de echtgenote. eerste OM 24% 2.400 2.125 32% 680 3.080 Gehuwd zonder kinderen: vrij 30.000 6.250 eerste 23.750 10.000 24% 2.400 volgende 13.750 6.250 32% 2.000 rest 7.500 40% 3.000 7.400 Gehuwd met 2 kinderen: 30.000 vrij 6.250 2 kinderen 1.000 volgende rest Onvolledig gezin met 2 kinderen: 30000 vrij 4.875 2 kinderen 1.000 7.250 22.750 10.000 24% 2.400 12.750 6.250 32% 2.000 6.500 40% 2.600 7.000 Nieuwe begrippen Het belastbare inkomen blijft op de zelfde wijze samengesteld worden als tot dusverre, rekening houdend met be roepskosten, renten, persoonlijke ver plichtingen, giften en buitengewone lasten. Het inkomen waarover het tarief wordt berekend, wordt genoemd: de belastbare som, dit is in het algemeen gesteld: het (oude) belastbare inko men verminderd met de voor de be lastingplichtige geldende belasting vrije som (inkomensaftrek per catego rie) en eventuele extra aftrekken. 5.875 24.125 eerste 10.000 24% 2.400 14.125 volgende 6.250 32% 2.000 7.875 volgende 7.500 40% 3.000 rest 3.75 50% 187 7.587 De heer A. D. Poot is belastingadvi seur N.C.v.B. (Nederlands College van Belastingadviseursen administrateur van de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Van onze redacteur wetenschappen Het gebeurt zo vaak: iemand be klimt een spreekgestoelte en gaat staan uitleggen wat er in deze samenleving is foutgelopen en hoe we dat weer recht moe ten breien. En als hij klaar is denk je, ach, er zit wel wat in, maar zo simpel is het toch niet, en wat schieten we hier eigen lijk mee op. Vorige week ging dat allemaal nèt even anders. Minder nadrukkelijk, bijvoorbeeld. De man die het spreekgestoelte in het Haagse Con gresgebouw beklom, kwam helemaal niet uitleggen hoe de samenleving moet worden rechtgebreid, alleen maar hoe het Koninklijk instituut van ingenieurs (dat zijn 125ste ver jaardag vierde) in de toekomst zin vol kan voortbestaan. Daarvoor vond hij het nodig, eerst een uiteenzetting te geven over de wanverhouding tussen techniek en samenleving, hoe die er gekomen is en wat we eraan zouden kunnen doen. En die uiteenzetting was aller minst simpel en een heleboel men sen hadden kennelijk het idee dat ze erg zinvol was. Niet iedereen na tuurlijk, in de wandelgangen waren ook wel knorrige geluiden over 'dat verhaal van Beek' te beluisteren. Maar in het verdere verloop van de vergadering werd het stilzwijgend als basis voor discussie aanvaard. En omdat dr. ir. W. J. Beek al eens eerder een opmerkelijke ontwikke ling op gang bracht (daarover straks meer), is er alle reden zijn verhaal over de techniek en de samenleving wat nader te bekijken. De kernvraag die Beek zich stelde, is 'Hoe dragen we ertoe bij dat de samenleving echt met de techniek Leert leven, met de economische, sociale en culturele gevolgen, opdat het totaal een gewenste uitkomst is en niet het toevallig resultaat van vele, onzekere want in afzonde ring ondernomen technische in spanningen'. De techniek dus, doel gericht gebruikt als materiële onder steuning van de gemeenschap, nadat we het eerst samen over die doelen eens zijn geworden. Die komen nu nog maar al te vaak niet eens ter sprake: 'Ontwikkeling als som van vele kleine dagelijkse beslissingen doet zich voor als vanzelfsprekend. Het dient het gemak van de één en de beroepszekerheid van de ander, totdat de proef op de som eens niet wil uitkomen.' Dat klinkt mooi en verstandig, maar waarom is het nou zo vreselijk moeilijk, de zaken inderdaad ver standiger aan te pakken? Om te beginnen is het moeilijk om nuchter en zonder vooroordeel met elkaar over die doelen te praten. Maar er is meer aan de hand. Cultuur De techniek heeft de hebbelijkheid, niet in maar néést onze samenleving te staan. In de woorden van dr. Beek: de techniek is geen cultuur drager. De tekenen daarvan zijn al eenvoudig in het onderwijs aan te treffen. 'Op de lagere school leren onze kinderen hoe Groningen leeft van aardappelmeel, suikerbiet en stro karton, soms hoe Nederland inko men geniet van het aldaar gevonden aardgas, maar zelden wat er rond Delfzijl gaande is.' 'Zo leren ze ook van de Zuidholland se boeren, over bloemen, bollen, groente, fruit en vee, maar niet: dat de zonen van die boeren in Hoog vliet wonen en in Europoort wer ken. Behalve degenen wier vaders het als kleine boeren niet maakten en één 5 twee generaties geleden verpauperd in Rotterdam-Zuid neer streken.' Op de huishoudscholen kunnen onze dochters nog leren hoe de beerput moet zijn ingericht op zekere af stand van de waterput, zonder enig inzicht te verkrijgen in de huidige problemen van watervoorziening en watergebruik, of van de verwerking van vast en vloeibaar afval. Ze leren bij de natuurkunde over de tangen ten-boussole, maar niet hoe een strijkijzer of een broodrooster werkt, laat staan dat ze zelf een stekker kunnen repareren.' Geschiedenis Maar het onderwijs is niet het enige stuk cultuur waar de techniek (be halve voor toekomstige technici) een beetje verwaarloosd wordt. Ook de geschiedschrijving laat het afwe ten, en dat is jammer, want bij het sturen van de ontwikkeling kan his torisch inzicht erg nuttig zijn. In een fraai betoogje demonstreert dr. Beek dat de grondgedachte van de benzinemotor nog steeds dezelfde is als die van de hoepel, en dat het nuttig zou kunnen zijn om van dat duizenden jaren oude idee af te stappen. Zo zouden er meer voorbeelden te geven zijn, zegt hij, waar de tech niek vervolmaakte wat voor de hand lag, in plaats van andere mogelijk heden te doordenken en die uit te proberen. 'Traditie, gewoonte en sentiment hebben hun invloed op de Dr. ir. W. Beek markt, op het initiatief van onderne mer en onderzoeker, en dus op de ontwikkeling.' Er is nog een manier waarop de techniek haar opname in ons cul tuurpatroon en dus in onze samenle ving moeilijk maakt: zij spreekt een onbeholpen taal. 'Een graafmachine en een naaimachine hebben gemeen dat ze door een mens worden be stuurd: het zijn dus geen automaten. De sigarettenautomaat op de hoek van de straat is dus ook geen auto maat, evenmin echter is het een sigarettenmachine, want déérmee worden sigaretten gemaakt.' Eigenlijk, meent Beek, spreekt de techniek liever helemaal geen taal: 'De technicus vervat zijn mededeling in het ding en laat naar de bedoe-. ling raden. Iedere leek die wel eens probeerde technische gebruiksaan wijzingen te lezen, weet wat dat betekent. Hij moet zelf de relatie tot de dingen scheppen, zonder hulp van de techniek. De leek bepaalt dan ook de taal voor de techniek, niet de technicus.' Techniek? Tot dusver was dit een keurig filo sofisch betoog datbeschaafde ver ontrusting wekt, maar nu schakelt dr. Beek over naar een andere ver snelling, en gaan de stukken er afvliegen. Waar hebben we het ei genlijk over, vraagt hij zich af, wat is nu techniek? Ook dat is onduide lijk 'want onder techniek verstaan we tenminste drie heel verschillende zaken'. 'Ten eerste is techniek: ervaring met materie, verwerkt tot de moge lijkheid van herhaald nuttig ge bruik. vaak ("maar lang niet altijd) steunend op wetenschap. In deze beperkte betekenis is ons technisch onderwijs de techniek gaan zien. Dat was anders toen we nog spraken van 'kwekelingen voor nijverheid en handel', maar de tijden dat een ingenieursopleiding ook een maat schappelijke vorming van het indivi du was, zijn voorbij. Met de keuze van het onderwijs, slechts de weten schappelijke idee achter de geïso leerde ervaring te geven, werd de oriëntatie van de studie eerder indi- vidueel-intellectueel dan maatschap pelijk, en hield het beroep op, roe ping te zijn, met alle gevolgen van dien.' 'Ten tweede is techniek: produktie van goederen in een sociaal-economi sche organisatie. De industrie en de overheid kennen vrijwel uitsluitend déze betekenis van het woord. Ook dat is een beperking, waardoor veel onderzoek- en ontwikkelingswerk leidt tot meer van hetzelfde, vooral in de laboratoria die uit de algeme ne middelen worden gefinancierd.' (Dr. Beek is directeur van het Uni lever researchlaboratorium in Vlaar- dingen - red.) 'Tenslotte is techniek: het geheel van materiële hulpmiddelen en voorzieningen waarmee we onze sa menleving inrichten. Bijvoorbeeld: met de huidige stand van de tech niek zou de arts in zijn werk met minder routine-arbeid toekunnen. Of: de verlichtingstechniek is onder ontwikkeld. Met déze techniek maakt de leek kennis. Snel aan vaardt hij het nieuwe, nog sneller raakt hij eraan gewend. Die tech niek verandert zijn relatie tot zijn omgeving, zijn werk, zijn leveran cier, zijn arts, langzaam maar zeker en voor lang.' Juist omdat deze veranderingen bijna onomkeerbaar zijn, zegt dr. Beek, is de vraag naar de doelstellingen van de techniek in onze tijd actueel geworden, niet al leen voor de burger, maar ook voor overheid en industrie. Grote leken En nadat zo een paar sectoren van de maatschappij gepasseerd zijn, komt Beek aan zijn collega's en zichzelf toe. 'Als technicus handelen we met vakmanschap binnen ons be roep. Als kiezer en als consument, zelfs als consument van technologi sche produkten, kortom als burger, handelen we als leek. We mogen misschien door ons vak echt inzicht hebben in het werken van een paar apparaten, maar ik zou ze de kost niet willen geven die bijvoorbeeld niet weten hoe ze hun auto zuiniger moeten afstellen. Dat is helemaal niet erg, maar wel erg leerzaam. Het gebied waarin we als leek opereren is altijd veel gro ter dan het gebiedje waarin we vakman zijn. Dit leidt tot een ogen schijnlijke tegenspraak: 'groot speci alist, nog groter leek'. Alleen veel zijdige ervaring kan die twee verzoe nen. Maar de praktijk in onze sa menleving is meestal anders: in het werk is de specialist weinig mobiel, en zijn ervaring is zeer eenzijdig.' En daar zit dan een van de hoofd punten van de moeilijke verhouding tussen techniek en samenleving: in de eenzijdig ervaren, in zijn specia lisme vastzittende technicus. Willen wc daar wat aan doen, zegt dr. Beek, dan moeten we al op school beginnen: Het algemeen vormend onderwijs probeert de leerling voor te berei den op hoe hij moet leven met specifieke bekwaamheden, en niét hoe hij moet leven als hij bepaalde specifieke bekwaamheden niet (of nog niet) bezit. Het onderwijs heeft zich erbij neergelegd dat de maat schappij vraagt naar specialistische kennis of training, en ogenschijnlijk zelden gebruik maakt van het gezon de verstand van ervaren leken. Dat had het onderwijs niet moeten doen. De opdracht voor lager en voortgezet onderwijs zou moeten zijn: hoe te leren leven als leek. als kiezer en als consument. En niet: hoe voor te bereiden op de volgende educatieve hindernis. De toets van dit onderwijs zou moeten zijn, of na de beroepsvorming, die altijd een zijdigheid meebrengt, eenvoud en gezond verstand voldoende overheer sen om harmonisch met de eenzij digheid van het specialisme te kun nen leven. Actie 'Om de relativerende zelfverzekerd heid te krijgen dat men zich met een beetje inspanning ook andere zaken kan eigen maken, en toch zijn voordeel kan blijven doen met wat men reeds leerde, is de praktijk een betere leermeester dan de school. Daarom vooral ook, dient de school se opleiding, ook de universitaire, niet zo lang te duren. Voor de goeden is het niet nodig, en voor de middelmatigen is het ongewenst Vooral hoogleraren schijnen te ver geten dat reeds snel in iemands ontwikkeling de maatschappelijke flexibiliteit, en dus het levensgeluk, meer wordt bepaald door wat men niét heeft gedaan dan door wat men al uit den treure heeft gedaan.' Dat dan, was de filosofie waar dr. ir. W. J. Beek zijn collega's mee confronteerde ('Hopelijk zijn er on der u, die inzien dat de zaken bij de naam noemen om duidelijkheid te krijgen, geen gebrek aan respeot betekent; integendeel!') En daaraan knoopte hij conclusies vast over wat het Koninklijk instituut van inge nieurs ter verbetering zou kunnen doen (niet erg veel, maar bepaald wel wat). En op dit punt mogen we wat verwachten, want dr. Beek heeft een reputatie dat hij onwaarschijnlijke dingen kan laten gebeuren. Die da teert van het vorige Klvl-congres, over 'mens en milieu', waar hij een tot dan toe nauwelijks mogelijk ge achte inventarisatie presenteerde van de hoeveelheid milieuverontrei niging in Nederland. Dat stuk is prompt verplichte literatuur gewor den voor iedereen die iets verstan digs over het onderwerp wil zeggen. Niet alleen stonden er onwaarschijn lijk veel gegevens in, maar er stond ook vrij precies in wat we niét weten en eigenlijk wel moeten we ten. Met de opmerking dat het KIvI daar eigenlijk eens op moest gaan studeren. En het opmerkelijke was, dat dat gebeurde. Er kwamen 180 vrijwilli gers, die zich verenigden in tien werkgroepen, en volgens de laatste berichten houden die werkgroepen zich aan het opgestelde tijdschema en zullen zij het komende halfjaar geleidelijk rapport gaan uitbrengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 9