Werkboek van
Huub Oosterhuis
Kuyper at bij Anna thuis
vandaag
Beroepings-
werfc
Alledag in Israël
TROUW/KWARTET ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1972
OMTRENT
DE
DOOD
door drs. A. Schippers
Wat moet je antwoorden, als
iemand je vraagt: mijn man is
overleden, zal ik hem in de
hemel of op de nieuwe aarde
ooit weerzien? Kun je op deze
vraag ook als christen iets
meer terugzeggen dan: dat
weet geen mens? En wat be
tekent zo'n antwoord? Houdt
het de vrager alleen maar in
onzekerheid of wil het zeggen:
dat is nog een verrassing? En
mag je dan van het evangelie
toch verwachtingen wekken
bij elkaar?
In de bundel Omtrent de dood x)
heeft professor dr. P. J. Schoonen-
berg over deze verwachtingen een
opstel geschreven onder de titel
'En het leven van de toekomstige
wereldtijd'. Hij wil het liever niet
hebben over het hiernamaals. Het
hiernamaals en alle woorden met
'na' suggereren, dat de toekomst,
die het evangelie belooft, op de
zelfde wijze voor onszelf nA onze
dood ligt als de 21e eeuw voor de
mensen, die haar binnentreden, nA
het jaar 2000 ligt Daarom wil
Schoonenberg liever spreken over
het leven, dat we verwachten o-
ver de dood heen
Als ik hem goed begrepen heb, wil
Schoonenberg de verwachting niet
zo zeer richten op een overwinning
van de menselijke eindigheid. Het
gaat hem om de door het evangelie
beloofde overwinning op de dood.
Voor veel mensen vallen die twee
dingen ondertussen samen. Voor
hen betekent juist het feit. dat
mensenleven behalve een begin
ook een einde heeft, dat het weg
raakt. Beëindigd is in hun ogen
hetzelfde als verloren. En de dood
wordt in deze visie dan ook pas
overwonnen, als er na dit leven
nog een ander leven komt, waar
door de dood hoogstens zoiets als
een voorlopig einde wordt.
Invalspoort
De narigheid is, dat deze hiema-
maals-verwachting ook de invals
poort is geworden voor een massa
kerkelijke onverschilligheid ten
aanzien van de gang van zaken in
de wereld. Schoonenberg gaat ui
terst voorzichtig te werk. Er zijn
ook verontschuldigingen aan te
voeren voor een kerk, die zich met
haar hoge hemelverwachting zo ge
makkelijk bij aards leed en aards
onrecht neerlegt en Schoonenberg
noemt de verontschuldigingen stuk
voor stuk. Maar hij geeft ronduit
toe. dat de geschiedenis van de
kerk in dit opzicht ook door
schuld getekend is, omdat zovelen
zich bij de moeilijkheid om iets
voor anderen te doen hebben neer
gelegd en slechts hebben verwezen
naar de hemel. Vooral deze schuld
maakt de christelijke boodschap
omtrent het eeuwig leven onge
loofwaardig. Iets. veel van de onge
loofwaardigheid zou worden wegge
nomen. als zij die het sterkste van
de uiteindelijke hoop doordrongen
zijn, zo handelden, dat daaruit
hoop voor dit leven ontstond.
Schoonenberg wil nu echter vanuit
dit verlangen om de wereld meer
bewoonbaar te maken niet terecht
komen bij wat hij, met een toespe
ling op de 'Sadduceeën, die zeggen
dat er geen opstanding is', een
sadduceeseh christendom noemt.
Een christendom dat de handen zo
vol heeft aan het hiernümaals, dat
het daardoor eigenlijk geen enkele
belangstelling meer over heeft
voor het leven van de toekomstige
wereldtijd. Schoonenberg voelt
zich met de mensen van dit saddu-
ceeisch christendom wel degelijk
verbonden, in een oecumene van
hoop die gekoesterd wordt voor
deze tijd en deze wereld. Maar hij
voelt zich gedrongen om verder te
gaan. We mogen beslist méér ho
pen.
Méér hoop
Voor deze meerdere hoop beroept
hij zich op Marcus 12 vers 18 tot
27, het twistgesprek tussen Jezus
en de Sadduceeën over de opstan
ding. De Sadduceeën hebben met
hun voorbeeld van de vrouw die
zeven maal trouwde de bedoeling
om de voorstelling van een toe
komstig leven belachelijk te ma
ken, zoals wel blijkt uit hun vraag:
en met wie zal zij nu in de
opstanding getrouwd zijn?. Het op
vallende is nu, dat Jezus niet rea
geert met een beschrijving van wat
er dan wel voor leven na de op
standing zal zijn. Eigenlijk geeft
Jezus bij Marcus niets anders dan
een verwijzing naar God. De Sad
duceeën kennen de kracht Gods
niet. Je zou kunnen zeggen: zij
denken te miezerig over God. God
blijft immers ook eeuwen na hun
dood de God van Abraham. Izaak
en Jakob. Hij is ook na hun dood
de levende God voor hen, of, zoals
Lucas het schrijft, voor Hem leven
zij allen.
Als het evangelie opstanding be
looft, wordt alle aandacht opgeëist
voor de vindingrijkheid en de
kracht van God. Daar wordt zo
maar te klein over gedacht. Het
zelfde verwijt, dat Jezus in Marcus
de Sadduceeën maakt, komen we
dan ook weer tegen bij Paulus.
Deze besluit zijn polemiek met de
groep in de gemeente van Korin-
te, die niet wil horen van opstan
ding van doden, ook met: sommi
gen hebben geen besef van God (1
Korintiërs 15 vers 34).
Het is niet toevallig, dat onze
moeite om over de opstanding te
spreken gelijk opgaat met de moei
te die wij hebben om bevrijdend
over God te spreken. Hopen op de
overwinning over de dood is in het
evangelie hetzelfde als hopen op
God.
Dit is helderder dan ooit in het
evangelie van Jezus' opstanding.
Daar is geen mens bij geweest. Het
is ook niet een achteraf vast te
stellen historisch feit. Als matroos
N. van een getorpedeerd schip la
ter opduikt en werkelijk matroos
N. blijkt te zijn, kan men conclu
deren, dat hij aan de schipbreuk
ontsnapt is. ook al kan hij dit zelf
niet navertellen. Bij Jezus conclu
deert men niet dat Hij aan de
dood ontsnapt is door in dit leven
te blijven, men concludeert dat Hij
leeft met het leven dat voor ons
alleen in belofte en hoop erkend
kan worden.
God die de doden opwekt, treedt
dan ook niet op als een
Lückenblisser, een gatenvuller. Hij
is niet degene die onze eindigheid,
waaraan we zelf niets kunnen ver
wrikken. tot slechts een voorlopige
eindigheid maakt. De belofte van
opstanding doet niets af aan de
getermineerdheid van mensenle
ven. Ieder mensenleven heeft een
begin en het heeft een einde en
daar gaat niets van af. De belofte
van het evangelie wekt verwachtin
gen voor dit eindige leven ook
over de dood heen. En deze ver
wachting komt niet in mindering
op onze ervaring van de eindigheid
van het mensenleven.
Het evangelie vraagt niet om een
sacrificium intellectus, in de nega
tieve zin van het woord: het opof
feren van het verstand. Tekenend
voor de geest waarin het opstel
van Schoonenberg is geschreven,
is, dat hij meteen laat volgen:
'Wel kan hier worden opgemerkt,
dat in de hele polemiek teg'en zulk
een offer de term 'sacrificium' al
tijd negatief verstaan wordtr als
het vernietigen, zoals bij een brand
offer. Bedenkt men echter, dat de
grondtendens in alle offers niet de
vernietiging maar de toeheiliging
is en dat er ook offers zonder
vernietiging van de offergave zijn,
dan kan het geloven een 'sacrifici
um intellectus' heten in de zin van
een toeheiliging van ons denken
aan God, een binnentreden in
Gods sfeer met heel ons denken.
God echter bewerkt ons heil en
openbaart zichzelf op menselijke
wegen, overal .duidelijk in Israël,
het duidelijkst in Jezus Christus.
Gods goddelijkheid bestaat juist
daarin dat Hij op die menselijke
wegen altijd verder gaat dan wij,
dat Hij 'door de kracht, welke
in ons we r ktbij machte is
oneindig meer te volbrengen dan
al wat wij kunnen vragen of be
vroeden' (Ef. 3 vers 20).'
Toetsen
Schoonenberg trekt niet zelf met
zoveel woorden deze conclusie,
maar ik geloof wel dat het in zijn
geest is om te zeggen, dat je
iedere verwachting van leven over
de dood heen kunt toetsen op het
effect, dat zij heeft voor het leven
hier en nu. Wie naar het evangelie
hoopt op leven over de dood heen,
kan niet anders dan hoop koeste
ren voor deze wereld en in die
verwachting heeft hij voorlopig
nog genoeg te doen voor de be
woonbaarheid van deze wereld.
Daarbij gaat het niet om twee
dingen: of iets verwachten voor
deze tijd of het houden op het
eeuwige leven. Het gaat om één
ding: niet te miezerig denken over
God. Of om het met de woorden
van Schoonenberg te zeggen: 'Elke
echte hoop, maar zeker die op een
uiteindelijke toekomst, doet een
beroep op ons godsbesef, en zal
sterker zijn naarmate we God erva
ren hebben. Dat het zAl geschie
den, dat onze dromen waar zullen
zijn, dat waarborgt ons besef van
God. En dit besef wordt niet ge
wekt doordat God ons aangepraat
wordt in onze nood, maar doordat
wij de vervulling van ons leven als
zijn gave leren verstaan. Wie uit
het geschenk van menselijke liefde
kan begrijpen, hoe Jezus liefde
predikte en verwerkelijkte, die kan
het woord van Johannes 'God is
liefde' innerlijk tot het zijne
maken. En dan kan hij vertrou
wen. dat die Liefde gevend blijft,
waar al onze mogelijkheden haar
grens vinden, in onze noden nü en
bij de dood'.
x) Drs. A. Schippers, gereformeerd
studentenpredikant te Amsterdam,
schreef dit artikel naar aanleiding
van het opstel 'En het leven van
de toekomstige wereldtijd' van
prof. dr. P J. Schoonenberg s.j. m
de bundel 'Omtrent de dood' (uiig
Romen. Roermond), waarin vooris
publiceren: G. J. F. Bouritius to
ver: hiernamaalsvoorstellingen bui
ten het christendomH. H. Ber
ger (over het rijk van de vrij
heid), en W J Berger (over: pas
toraat aan stervenden).
Voor de priester-dichter Guido Ge-
zelle, die een eeuw vóór Huub
Oosterhuis leefde, was de moeder
kerk met haar hiërarchie onaan
tastbaar, een 'werk van gezetelde
pkusen, Gods eigen beworp'. Gezel
les persoonlijke tragiek speelde
zich af in haar schaduw en leidde
niet tot een zelfstandige opstelling
tegenover haar. Zijn solaas was de
natuur, het Vlaamse landschap. Ge
zelles zwarte toog misstond niet
tussen klaprozen en korenbloemen;
over zijn brevier fonkelde de zon
en het papier ving impressionis
tisch groene weerschijn van lom
mer en gras. De ideale algemene
norm bleef: harmonie, en de artis
tieke vorm werd (in majeur) be
paald door de idylle en (in mi
neur) door de elegie. Een enkele
maal was er een extatische uit
schieter, waren er 'blijde stonden
nog in 't leven', wanneer hij 'van
tranen dronk onmachtig ril (de) te
gronde/ En in een storm van lief.
de en vreugde stik (te)'. Maar in
zijn dichterlijke subjectiviteit ver
toonde Gezelle moderne trekken.
Ook Huub C-sterhuis is priester
dichter. Ook bij hem is het moder
ne zijn dichterlijke subjectiviteit.
Ook hij kent het conflict tussen
persoonlijkheid en de gevestigde
kerkelijke orde. Maar de norm
'harmonie' is onmogelijk geworden
en de idylle ondenkbaar. Het
schaarse contact met natuurresten
is 'recreatie' gaan heten. Hij zoekt
dan ook niet de natuur, maar de
mensen, vooral in de stedelijke
onnatuur. Zijn vroomheid heeft de
traditionele roomse vormen door
broken. want hem obsedeert niet
de empirische kerk. maar de fi
guur van Jezus: niet de officiële
kerkleer, maar de oudste documen
ten van de kerk: de brieven en
evangeliën. Hij wil en dat be
grijp ik zo goed naar de bron
nen terug.
Deze bespreking gaat namelijk
over Oosterhuis' jongste publicatie:
Zien, soms even (Uitgeverij Ambo
B.V.. Bilthoven, 198 blz., 9.75).
Op blz. 89 leest men: 'Zou het nog
ooit mogelijk zijn. die woorden
'kruis-verlossing-bloed' uit hun bal
lingschap terug te voeren, en ze
opnieuw te verstaan, zo veelbelo
vend en bevrijdend als ze oor
spronkelijk bedoeld zijn?' Dit is
geen puur-wetenschappelijke be
langstelling, hij is er zelf met ziel
en lijf, met huid en haar bij
betrokken. Want Jezus heeft hem
aangeraakt. 'Toen ik onder nul,
onder-ik was. en rilde van ont
goocheling heeft hij mij aangespro
ken, mij voor de keuze gesteld: wil
je dood blijven, of wil je levend
worden? Hij ram mij zoals hij mij
aantrof, beschuldigde mij niet van
mijn verleder, maar vroeg mij: wil
jc het zo, of zou je het anders
willen; identificeer je je met wat
achter je ligt dan ben je niet
geschikt voor het koninkrijk gods
of identificeer je je met de
toekomst? Maar is er dan toe
komst, vroeg ik'' Hij antwoordde
ga met mij mee' (90).
Hem lokt (en ook dat versta ik zo
door dr, C. Rijnsdorp
Huub Oosterhuis
goed) de oorspronkelijke vrijheid.
'In alle oudste dokumenten van de
christelijke traditie wordt tastend
gezocht naar zulke formuleringen
die de herinnering aan hem kun
nen bewaren. Van veel verschillen
de kanten wordt zijn leven bena
derd. in veelstemmige getuigenis
sen die elkaar overlappen, varië
ren; aanvullen, korrigcren. met
een vrijheid die wij ons waar-
schijn lijk niet meer kunnen inden
ken (cursivering van C.R.). Er
wordt nog nergens een systemati
sche theologie opgezet; er is nog
niet één woord waarin hij hele
maal begrepen kan worden; niet
één visie die ten koste van andere
visies en intuïties wordt doorge
drukt. Dat gebeurt pas later.
door A. J. Klei
'En weet je wat zo heerlijk is.
hoorde Anna de Savornin Lohman
een Haagse dame tegen haar moe
der zeggen. Anna spitste haar oren
en vernam dat de heerlijkheid
hieruit bestond, dat een Haagse
dominee de zaak zó geregeld had
dat in de komende belijdenisdienst
bij de avondmaalsviering de doch
ter van deze Haagse mevrouw 'he
lemaal onder haar eigen clubje'
zou blijven.
Dit vertelt Anna (nichtje van de
bekende staatsman jhr. mr. A. F.
de Savornin Lohman en dochter
van de koloniale bewindsman jhr.
mr. M. A.) in haar in 1909 ver
schenen 'Herinneringen'. Zij maakt
zich vervolgens kwaad over 'de
openbaringen van wereldzin in die
voorname christenkringen'. Niet
waar?. het avondmaal is juist voor
orthodoxe protestanten een belij
den van gelijkheid in schuld voor
God en dan heb je hier.
.'t feit dat die dominee, een
orthodoxe mode-dominee van 't
zuiverste water, aan zulken jam
merlijken hoogmoed zijn zegel
hechtte, door dc meiden- en bur-
germeisjestoevloed van de Paaseh-
aanneming-dagen handig te lei
den naar andere Avondmaalstafels
dan die welke hij had apart gehou
den voor zijn freuletjes-troepje.
Jonkvrouwe Anna verhaalt verder
dat het in de politiek niet beter
gaat. Ze weet van anti-revolutionai
re leiders die in de tweede kamer
'om gelijk te krijgen' een deel van
een brief voorlezen die- als ze hem
helemaal hadden voorgelezen, een
tegengestelde indruk zou hebben
gemaakt. En dat wordt dan bewon
derend taktiek genoemd!, roept
Anna dc Savornin Lohman veront
waardigd uit. Ze noemt noch de
naam van die Haagse dominee
noch van die a.r. leiders en ze
verzucht:
'Helaas, helaas, ik zag zooveel van
dien aard dat ik niet kan zeggen,
omdat de betrokkenen nog leven'.
Van één dergenen, wier wereldse
gezindheid zij gispt, geeft ze wel
de naam en ze vertelt ook waarom:
'De komst van dominee Kuyper die
ik weet niet meer tot welk
politiek doel in onze woonplaats
moest wezen, en met eenige hem
vergezellende geestverwanten bij
ons dineerde, heeft, dat is de
hoofdzaak die Ik mij van zijn be
zoek herinner, op mij toen reeds
een zeer teleurstellenden indruk
nagelaten, omdat ik hem In zijn
geheelc optreden en doen zoo dóór
en dóór wereldsch vond. Het geldt
hier een persoon wiens leven In
het openhaar, wiens bekendheid, ik
mag o p! zeggen, om in zijn eigen
(89). En wanneer de kerk Jezus
Christus confessioneel in haar
greep (en dus naar zij onbewust
wil: in haar macht) gekregen
heeft, stamelt de dichter op bl. 103
'Negenentwintig namen voor Jezus
van Nazareth' oude en nieuwe,
mooie en rare en misschien vindt
Jezus zelf de rare wel de mooiste,
want het is de taal der wederlief
de.
Achter alle elementen waaruit dit
'werkboek' (38) is samengesteld,
zoals bewerkingen van psalmen,
aantekeningen over Jezus van Na
zareth, citaten uit de oude Staten
bijbel, aforismen, kwatrijnen, para
belen, vrije en strofische gedich
ten, schetsmatige notities, leeft de
kreet van de vader udt het evange
lie: 'Ik geloof Heer kom mijn
ongelovigheid te hulp!' Deze per
soonlijke geloofsworsteling door
breekt de dubbele barrière van de
objectieve kerk en de weerstand
die de voorhanden taal biedt aan
zijn oorspronkelijk dichterschap.
Zo is er een onverbrekelijke een
heid tussen worstelend gelovige en
dichter. Hier is een authentiek
christelijk dichterschap dat geen
propaganda voert voor een kerk of
geloofsgemeenschap, maar oproept
tot dienst aan God en de naaste.
En zijn kritiek op de kerk komt
voort uit het evangelie zelf; ze is
nok zelfkritiek. Oosterhuis is geen
profeet met nu en dan dichterlijke
accenten maar een dichter met nu
en dan profetische accenten.
Boeiend is ook de opzet van het
boek met het fragmentarische als
werkmethode en doel. Ook voor
deze werkwijze heb ik enorme be
langstelling. Bij Pascal waren de
aantekeningen en invallen middel
tnt het nimmer bereikte doel: een
grote systematische apologie. Maar
vooral de tweede helft van dp
negentiende eeuw ontdekt het
fragmentarische als artistiek doel
In zichzelf, denk b.v. aan Nietzsche
en bij ons Van Deyssel; ook de
wijsgeer Nicolai Hartmann heeft
de vaste wil fragmentarisch te blij
ven. Men stelt zich op tegen de
grote architectonische vorm; het is
't protest van de romantiek tegen
het bevroren classicisme maar ook
van die enkeling die zich zijn waar
de bewust is, tegen de collectivi
teit die hem dreigt te verstikken.
'Wakker geworden, benen uit bed.
handen in zijn haar meende hij
toch, dat hij zich woorden herin
nerde. En hoe meer hij nadacht,
hoe zekerder hij dat meende. Hij
kleedde zich aan, at en dronk en
begon te schrijven' (146). 'Een
werkboek.Geschreven om iets
vast te houden, opnieuw te vinden.
Epn boek als een ritueel. Bidden:
geschreven extase, nauwkeurige be
vlieging. Dit was wat ik wilde, wat
mij gezegde wat tussen lachen en
huilen ik heb gehoord en gezien'
(38). 'Dit dat ja nee voortjagend
voortgedreven/ niet kunnen willen
toch zo moeten leven/ overal ner
gens niemand op het spoor./ Dan
jij. ik hoor je stem. ik zie soms
even' (8).
Halve, hele en dubbele woorden
voor goede verstaanders.
Anna de Savornin Lohman op het omslag van 'De Ware Jacob', een
politiek-lilerair spotblad dat van 1902 lot 1910 verscheen.
smaak te spreken, wiens b e -
roemdheid, mij het recht
geeft zijn naam voluit te noemen
bij het vertellen van mijn indruk
dienaangaande. Hij voerde bijna al
leen het woord: zij die hem verge
zelden hingen aan zijn lippen als
aan die van een Godheid: hij Het
hen trouwens ook niet de gelegen
heid zich te uiten; het met zorg
toebereide diner smaakte hem bul-
tegengewoon goed, en zijn hele ver
schijning was daardoor niet die
van een voor het aardsche onver
schilligen profeet, zooals ik mij
hem min of meer had voorgesteld,
maar veel meer van een zeer zelf
verzekerd, zeer met elgen-lk Inge
nomen en zeer van zijn eigen be-
teekenis overtuigd, in wereldschen
zin zeer begaafd man'.
Anna de Savornin Lohman was in
haar tijd een bekend feministe. Zij
schreef ook verscheidene romans
en één ervan heette 'Vragensmoe-
de'. Recensenten meenden dat het
optreden van 'den Amsterdam-
schen leider' in dit verhaal niet
los te denken viel van de kwesties,
die Kuyper met haar oom had.
maar Anna volstond met in de
herdrukken van 'Vragensmoede' te
verwijzen naar wat in De Kroniek
van 14 februari 1897 stond:
'Mejuffrouw Lohman heeft waar
schijnlijk wel wat anders te doen
dan haar pen voor de politieke
bedoelingen van haar familie te
gebruiken'.
Ik kan niet nalaten een enkel
zinnetje uit die curieuze roman te
citeren. Een van de hoofdfiguren.
Huberte Werner, had het hoofdarti
kel van De Standaard gelezen en
ze zegt dat ze het magnifiek vond.
Dan kijkt een gast in huize Wer
ner, meneer Van Uytweerde, een
beetje verbaasd op. Huberte ont
moet.
.dien blik, en een licht-spotten-
de glimlach gleed om haar trotsch-
gevormden mond'.
Overigens ziet meneer Van Uyt
weerde een pagina verder al dat
Huberte.
.niet alleen mooi was, maar ook
lieflijk'.
Ik kwam bij Anna de Savornin
Lohman terecht naar aanleiding
van een gesprek, waarin zowel de
vrouwenbeweging en de hippies als
de wereldraad van kerken en An
gola voorkwamen. Op een gegeven
moment cirkelden we zo'n beetje
om de opmerking dat de mensen
vroeger zo goed wisten wat 'we
relds' was: dansen, naar de bio
scoop gaan, kaarten, boeken van
Ali Smeding lezen enz., met voor
twijfelgevallen de Antwoordman
van de NCRV achter de "hand,
maar dat we nu sinds jaren toch
wel weten dat de zaak niet beke
ken is met het nalaten van bepaal
de dingen, maar dat het een kwes
tie van gezindheid is, en dat zag je
ook bij de wereldraad waar ze niet
zullen zeuren over bloterigheid of
zoiets maar wel over Mozambi
que.. En toen haalde ik frCule
Anna uit de boekenkast; die had al
drommels goed in de gaten dat je
tot en met in een plechtige avond
maalsdienst bijzonder werelds kon
zijn.
Natuurlijk, er zijn altijd mensen
geweest die niet alleen met de
mond beleden dat de zonde in je
eigen hart woont. Maar je staat tot
vandaag toe, nu we 't dan zo
precies weten van die gezindheid,
soms versteld over de gemakkelij
ke 'wereldsheid' van mensen, die
vooral niet werelds (we houden
dit woord nu maar aan) willen
zijn.
In het algempen valt op te merken
dat allerlei actie tegen werelds on
recht niet in de eerste plaats uit
de kerk. maar van mensen aan de
rand of buiten de rand van de
kerk komt. De kwestie van de
milieuvervuiling bijvoorbeeld is
niet vanuit de kerkeraadskamer
aangekaart. En pas als we allemaal
aan 't hoofdschudden toe zijn, doet
de kerk mee.
Goed, we lopen niet meer met een
boog om de bioscoop heen en we
lezen zonder blikken of blozen wil
de boekwerkjes, maar we zeuren
wél over hoge huren en idem prij
zen en we doen dat heel wat
harder dan over de Turken in
Rotterdam. En hoe ons tweede
huisje er bij staat gaat ons meer
ter harte dan het lot van de men
sen in Oeganda, we kijken misprij
zen naar hippies die hun kindje
onbekommerd over het gras van
het Vondelpark laten kruipen,
maar vinden het heel gewoon als
iemand zijn kinderen dagenlang
meezeult in een broeierige auto,
op weg naar een nog gerieflijker
vakantie-oord.
Om met Anna de Savornin Loh
man te spreken: allemaal openba
ringen van wereldzin, en net als
zij zien wij 'veel van dien aard'.
TOEN GEDACHT GOD NOACH
Ongeveer een half jaar is verlopen
sedert 'alle kolken der grote water
diepte' braken en 'de sluizen des
hemels' geopend werden. In de grote
mand van boomstammen en takken
gevlochten, de biezen kist in het
groot, is een rest van de mensheid
besloten. Een rest die naar de man
Noach heet. In het gericht bewaard,
maar niet op een koopje, niet in een
luxe verblijf. Het ziet er ook voor de
bewaarden benauwd genoeg uit. En
dan lezen we na een indringende
beschrijving van het oordeel: 'Toen
gedacht God Noach en al het wild
gedierte en al het vee.Al meteen
springt dan in het oog dat het hier
niet om denken alleen gaat. Ze waren,
om zo te zeggen, geen ogenblik uit
zijn gedachten gevallen, maar nu 'ge
denkt" hij hen. Voor de eerste keer
(zelfs Trommius leest erover heen)
lezen wij dit woord met z'n diepe
betekenis, tot diep in het Nieuwe
Testament: Doet dit tot Mijn gedach
tenis! Maar eerst gedenkt God de
mens in het gericht. Een nieuwe
scheppingsdag breekt aan. Opnieuw
strijkt een wind over 'de aarde', d.w.z.
over de waterchaos. Een nieuw begin
van de levende God met zijn mensen.
Hij wordt niet moe opnieuw te begin
nen. Hij geeft het niet op, maar Hij
gedenkt, Hij neemt opnieuw die mens
op in zijn bedoelingen. Een broze
mens, van wie straks gezegd gaat
worden dat. ook na de grote vloed,
'het voortbrengsel van zijn hart boos
is van zijn jeugd aan'. Het water zakt.
Raaf en duif worden uitgelaten om de
schipper naast God omtrent de situa
tie te berichten en opnieuw een half
jaar later is de aarde droog. Het
leven kan opnieuw beginnen. Een
nieuw leven, rustend in het gedenken
van God, Opgenomen in zijn trouw en
waarheid. Dat is het voor ons. Een
leven, dat daarom alleen werkelijk
menselijk geleefd kan worden in de
erkenning van dit nieuw begin. Dit
begin gedragen door genade. (Genisis
8,1-14).
(Advertentie)
WAT U ELDERS
NIET LEEST!
In het september-nummer
'Protestants
Nederland'
schrijft drs. K. Exalto over 'Oe
cumenische huwelijkswaarde
ring'; drs. D. Schouten over
'christelijke politiek'; ds. J. W.
Verhey over 'protestantse kloos
ters', enz. Vraagt een gratis
exemplaar: Noordeinde 48a te
Delft.
NED. HERVORMDE KERK
Beroepen: Te Voorthuizen en Wierden:
W. Verboom te Benschop; te Broek
op Langedijk: drs. H. van Hemmelink
Geurs, kand. te Amsterdam-West, die
dit beroep heeft aangenomen.
Afscheid: van Lunteren: J. Bos te
Otterloo; van Wemeldingen: K. Vene-
ma te Ridderkerk.
Intrede: te Vaassen: C. J. Baart uit
Raamsdonk; te Hardegarijp: H. F.
Venema uit St. Johannesga c.a.; te
Waardenburg: kand. D. Lucas uit
Utrecht; op 6 sept.: te Harskamp: D.
Veldjesgraaf uit Wouterswoude.
GEREF. KERKEN
Beroepen: te Nunspeet: J. Rook te
Gorredijk, laatst pred. te Bellflower.
Intrede: te Rotterdam-Lombardijen: A.
Bakker uit Duisburg-Ruhrort; te Er-
melo: A. v. Asselt uit Dordrecht; te
Groningen Noord/Oost: R. Klijnsma
uit Wirdum (Fr.); te Dronten (miss.
pred. kadiervorming Kebunen op Ja
va): J. D. A. te Zwart, v.h. miss. pred.
van Leeuwarden; te Berkum: kand.
W. H. Duker uit IJmuiden.
GEREF. KERKEN (VRIJG).
Intrede: te Amersfoort-Centrum: drs.
A. N. Hendriks uit Delft; te Amster
dam-Zuid (b.v.), J. Verhoeff te Loos-
drecht (b.v.)
GEREF. GEMEENTEN
Intrede: 6 sept.: te Boskoop, kand. A.
Bak uit Moerkapelle.
door E. E. Vardiman
populaire informatiebron over
het leven in Israël in de bij
belse tijd.
ruim 100 illustraties;
meer-kleurendruk.
gids waar u steeds naar zult
grijpen.
bestelnr. 10.901.9
prijs ƒ9.75 (excl. verzendkosten)
116 pagina's
verkrijgbaar bij
NEDERLANDS
BIJBELGENOOTSCHAP
Postbus 620 - Haarlem - tel. 023-
258201
en bij de boekhandel