Werkboek van Huub Oosterhuis Kuyper at bij Anna thuis vandaag Beroepings- werfc Alledag in Israël TROUW/KWARTET ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1972 OMTRENT DE DOOD door drs. A. Schippers Wat moet je antwoorden, als iemand je vraagt: mijn man is overleden, zal ik hem in de hemel of op de nieuwe aarde ooit weerzien? Kun je op deze vraag ook als christen iets meer terugzeggen dan: dat weet geen mens? En wat be tekent zo'n antwoord? Houdt het de vrager alleen maar in onzekerheid of wil het zeggen: dat is nog een verrassing? En mag je dan van het evangelie toch verwachtingen wekken bij elkaar? In de bundel Omtrent de dood x) heeft professor dr. P. J. Schoonen- berg over deze verwachtingen een opstel geschreven onder de titel 'En het leven van de toekomstige wereldtijd'. Hij wil het liever niet hebben over het hiernamaals. Het hiernamaals en alle woorden met 'na' suggereren, dat de toekomst, die het evangelie belooft, op de zelfde wijze voor onszelf nA onze dood ligt als de 21e eeuw voor de mensen, die haar binnentreden, nA het jaar 2000 ligt Daarom wil Schoonenberg liever spreken over het leven, dat we verwachten o- ver de dood heen Als ik hem goed begrepen heb, wil Schoonenberg de verwachting niet zo zeer richten op een overwinning van de menselijke eindigheid. Het gaat hem om de door het evangelie beloofde overwinning op de dood. Voor veel mensen vallen die twee dingen ondertussen samen. Voor hen betekent juist het feit. dat mensenleven behalve een begin ook een einde heeft, dat het weg raakt. Beëindigd is in hun ogen hetzelfde als verloren. En de dood wordt in deze visie dan ook pas overwonnen, als er na dit leven nog een ander leven komt, waar door de dood hoogstens zoiets als een voorlopig einde wordt. Invalspoort De narigheid is, dat deze hiema- maals-verwachting ook de invals poort is geworden voor een massa kerkelijke onverschilligheid ten aanzien van de gang van zaken in de wereld. Schoonenberg gaat ui terst voorzichtig te werk. Er zijn ook verontschuldigingen aan te voeren voor een kerk, die zich met haar hoge hemelverwachting zo ge makkelijk bij aards leed en aards onrecht neerlegt en Schoonenberg noemt de verontschuldigingen stuk voor stuk. Maar hij geeft ronduit toe. dat de geschiedenis van de kerk in dit opzicht ook door schuld getekend is, omdat zovelen zich bij de moeilijkheid om iets voor anderen te doen hebben neer gelegd en slechts hebben verwezen naar de hemel. Vooral deze schuld maakt de christelijke boodschap omtrent het eeuwig leven onge loofwaardig. Iets. veel van de onge loofwaardigheid zou worden wegge nomen. als zij die het sterkste van de uiteindelijke hoop doordrongen zijn, zo handelden, dat daaruit hoop voor dit leven ontstond. Schoonenberg wil nu echter vanuit dit verlangen om de wereld meer bewoonbaar te maken niet terecht komen bij wat hij, met een toespe ling op de 'Sadduceeën, die zeggen dat er geen opstanding is', een sadduceeseh christendom noemt. Een christendom dat de handen zo vol heeft aan het hiernümaals, dat het daardoor eigenlijk geen enkele belangstelling meer over heeft voor het leven van de toekomstige wereldtijd. Schoonenberg voelt zich met de mensen van dit saddu- ceeisch christendom wel degelijk verbonden, in een oecumene van hoop die gekoesterd wordt voor deze tijd en deze wereld. Maar hij voelt zich gedrongen om verder te gaan. We mogen beslist méér ho pen. Méér hoop Voor deze meerdere hoop beroept hij zich op Marcus 12 vers 18 tot 27, het twistgesprek tussen Jezus en de Sadduceeën over de opstan ding. De Sadduceeën hebben met hun voorbeeld van de vrouw die zeven maal trouwde de bedoeling om de voorstelling van een toe komstig leven belachelijk te ma ken, zoals wel blijkt uit hun vraag: en met wie zal zij nu in de opstanding getrouwd zijn?. Het op vallende is nu, dat Jezus niet rea geert met een beschrijving van wat er dan wel voor leven na de op standing zal zijn. Eigenlijk geeft Jezus bij Marcus niets anders dan een verwijzing naar God. De Sad duceeën kennen de kracht Gods niet. Je zou kunnen zeggen: zij denken te miezerig over God. God blijft immers ook eeuwen na hun dood de God van Abraham. Izaak en Jakob. Hij is ook na hun dood de levende God voor hen, of, zoals Lucas het schrijft, voor Hem leven zij allen. Als het evangelie opstanding be looft, wordt alle aandacht opgeëist voor de vindingrijkheid en de kracht van God. Daar wordt zo maar te klein over gedacht. Het zelfde verwijt, dat Jezus in Marcus de Sadduceeën maakt, komen we dan ook weer tegen bij Paulus. Deze besluit zijn polemiek met de groep in de gemeente van Korin- te, die niet wil horen van opstan ding van doden, ook met: sommi gen hebben geen besef van God (1 Korintiërs 15 vers 34). Het is niet toevallig, dat onze moeite om over de opstanding te spreken gelijk opgaat met de moei te die wij hebben om bevrijdend over God te spreken. Hopen op de overwinning over de dood is in het evangelie hetzelfde als hopen op God. Dit is helderder dan ooit in het evangelie van Jezus' opstanding. Daar is geen mens bij geweest. Het is ook niet een achteraf vast te stellen historisch feit. Als matroos N. van een getorpedeerd schip la ter opduikt en werkelijk matroos N. blijkt te zijn, kan men conclu deren, dat hij aan de schipbreuk ontsnapt is. ook al kan hij dit zelf niet navertellen. Bij Jezus conclu deert men niet dat Hij aan de dood ontsnapt is door in dit leven te blijven, men concludeert dat Hij leeft met het leven dat voor ons alleen in belofte en hoop erkend kan worden. God die de doden opwekt, treedt dan ook niet op als een Lückenblisser, een gatenvuller. Hij is niet degene die onze eindigheid, waaraan we zelf niets kunnen ver wrikken. tot slechts een voorlopige eindigheid maakt. De belofte van opstanding doet niets af aan de getermineerdheid van mensenle ven. Ieder mensenleven heeft een begin en het heeft een einde en daar gaat niets van af. De belofte van het evangelie wekt verwachtin gen voor dit eindige leven ook over de dood heen. En deze ver wachting komt niet in mindering op onze ervaring van de eindigheid van het mensenleven. Het evangelie vraagt niet om een sacrificium intellectus, in de nega tieve zin van het woord: het opof feren van het verstand. Tekenend voor de geest waarin het opstel van Schoonenberg is geschreven, is, dat hij meteen laat volgen: 'Wel kan hier worden opgemerkt, dat in de hele polemiek teg'en zulk een offer de term 'sacrificium' al tijd negatief verstaan wordtr als het vernietigen, zoals bij een brand offer. Bedenkt men echter, dat de grondtendens in alle offers niet de vernietiging maar de toeheiliging is en dat er ook offers zonder vernietiging van de offergave zijn, dan kan het geloven een 'sacrifici um intellectus' heten in de zin van een toeheiliging van ons denken aan God, een binnentreden in Gods sfeer met heel ons denken. God echter bewerkt ons heil en openbaart zichzelf op menselijke wegen, overal .duidelijk in Israël, het duidelijkst in Jezus Christus. Gods goddelijkheid bestaat juist daarin dat Hij op die menselijke wegen altijd verder gaat dan wij, dat Hij 'door de kracht, welke in ons we r ktbij machte is oneindig meer te volbrengen dan al wat wij kunnen vragen of be vroeden' (Ef. 3 vers 20).' Toetsen Schoonenberg trekt niet zelf met zoveel woorden deze conclusie, maar ik geloof wel dat het in zijn geest is om te zeggen, dat je iedere verwachting van leven over de dood heen kunt toetsen op het effect, dat zij heeft voor het leven hier en nu. Wie naar het evangelie hoopt op leven over de dood heen, kan niet anders dan hoop koeste ren voor deze wereld en in die verwachting heeft hij voorlopig nog genoeg te doen voor de be woonbaarheid van deze wereld. Daarbij gaat het niet om twee dingen: of iets verwachten voor deze tijd of het houden op het eeuwige leven. Het gaat om één ding: niet te miezerig denken over God. Of om het met de woorden van Schoonenberg te zeggen: 'Elke echte hoop, maar zeker die op een uiteindelijke toekomst, doet een beroep op ons godsbesef, en zal sterker zijn naarmate we God erva ren hebben. Dat het zAl geschie den, dat onze dromen waar zullen zijn, dat waarborgt ons besef van God. En dit besef wordt niet ge wekt doordat God ons aangepraat wordt in onze nood, maar doordat wij de vervulling van ons leven als zijn gave leren verstaan. Wie uit het geschenk van menselijke liefde kan begrijpen, hoe Jezus liefde predikte en verwerkelijkte, die kan het woord van Johannes 'God is liefde' innerlijk tot het zijne maken. En dan kan hij vertrou wen. dat die Liefde gevend blijft, waar al onze mogelijkheden haar grens vinden, in onze noden nü en bij de dood'. x) Drs. A. Schippers, gereformeerd studentenpredikant te Amsterdam, schreef dit artikel naar aanleiding van het opstel 'En het leven van de toekomstige wereldtijd' van prof. dr. P J. Schoonenberg s.j. m de bundel 'Omtrent de dood' (uiig Romen. Roermond), waarin vooris publiceren: G. J. F. Bouritius to ver: hiernamaalsvoorstellingen bui ten het christendomH. H. Ber ger (over het rijk van de vrij heid), en W J Berger (over: pas toraat aan stervenden). Voor de priester-dichter Guido Ge- zelle, die een eeuw vóór Huub Oosterhuis leefde, was de moeder kerk met haar hiërarchie onaan tastbaar, een 'werk van gezetelde pkusen, Gods eigen beworp'. Gezel les persoonlijke tragiek speelde zich af in haar schaduw en leidde niet tot een zelfstandige opstelling tegenover haar. Zijn solaas was de natuur, het Vlaamse landschap. Ge zelles zwarte toog misstond niet tussen klaprozen en korenbloemen; over zijn brevier fonkelde de zon en het papier ving impressionis tisch groene weerschijn van lom mer en gras. De ideale algemene norm bleef: harmonie, en de artis tieke vorm werd (in majeur) be paald door de idylle en (in mi neur) door de elegie. Een enkele maal was er een extatische uit schieter, waren er 'blijde stonden nog in 't leven', wanneer hij 'van tranen dronk onmachtig ril (de) te gronde/ En in een storm van lief. de en vreugde stik (te)'. Maar in zijn dichterlijke subjectiviteit ver toonde Gezelle moderne trekken. Ook Huub C-sterhuis is priester dichter. Ook bij hem is het moder ne zijn dichterlijke subjectiviteit. Ook hij kent het conflict tussen persoonlijkheid en de gevestigde kerkelijke orde. Maar de norm 'harmonie' is onmogelijk geworden en de idylle ondenkbaar. Het schaarse contact met natuurresten is 'recreatie' gaan heten. Hij zoekt dan ook niet de natuur, maar de mensen, vooral in de stedelijke onnatuur. Zijn vroomheid heeft de traditionele roomse vormen door broken. want hem obsedeert niet de empirische kerk. maar de fi guur van Jezus: niet de officiële kerkleer, maar de oudste documen ten van de kerk: de brieven en evangeliën. Hij wil en dat be grijp ik zo goed naar de bron nen terug. Deze bespreking gaat namelijk over Oosterhuis' jongste publicatie: Zien, soms even (Uitgeverij Ambo B.V.. Bilthoven, 198 blz., 9.75). Op blz. 89 leest men: 'Zou het nog ooit mogelijk zijn. die woorden 'kruis-verlossing-bloed' uit hun bal lingschap terug te voeren, en ze opnieuw te verstaan, zo veelbelo vend en bevrijdend als ze oor spronkelijk bedoeld zijn?' Dit is geen puur-wetenschappelijke be langstelling, hij is er zelf met ziel en lijf, met huid en haar bij betrokken. Want Jezus heeft hem aangeraakt. 'Toen ik onder nul, onder-ik was. en rilde van ont goocheling heeft hij mij aangespro ken, mij voor de keuze gesteld: wil je dood blijven, of wil je levend worden? Hij ram mij zoals hij mij aantrof, beschuldigde mij niet van mijn verleder, maar vroeg mij: wil jc het zo, of zou je het anders willen; identificeer je je met wat achter je ligt dan ben je niet geschikt voor het koninkrijk gods of identificeer je je met de toekomst? Maar is er dan toe komst, vroeg ik'' Hij antwoordde ga met mij mee' (90). Hem lokt (en ook dat versta ik zo door dr, C. Rijnsdorp Huub Oosterhuis goed) de oorspronkelijke vrijheid. 'In alle oudste dokumenten van de christelijke traditie wordt tastend gezocht naar zulke formuleringen die de herinnering aan hem kun nen bewaren. Van veel verschillen de kanten wordt zijn leven bena derd. in veelstemmige getuigenis sen die elkaar overlappen, varië ren; aanvullen, korrigcren. met een vrijheid die wij ons waar- schijn lijk niet meer kunnen inden ken (cursivering van C.R.). Er wordt nog nergens een systemati sche theologie opgezet; er is nog niet één woord waarin hij hele maal begrepen kan worden; niet één visie die ten koste van andere visies en intuïties wordt doorge drukt. Dat gebeurt pas later. door A. J. Klei 'En weet je wat zo heerlijk is. hoorde Anna de Savornin Lohman een Haagse dame tegen haar moe der zeggen. Anna spitste haar oren en vernam dat de heerlijkheid hieruit bestond, dat een Haagse dominee de zaak zó geregeld had dat in de komende belijdenisdienst bij de avondmaalsviering de doch ter van deze Haagse mevrouw 'he lemaal onder haar eigen clubje' zou blijven. Dit vertelt Anna (nichtje van de bekende staatsman jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman en dochter van de koloniale bewindsman jhr. mr. M. A.) in haar in 1909 ver schenen 'Herinneringen'. Zij maakt zich vervolgens kwaad over 'de openbaringen van wereldzin in die voorname christenkringen'. Niet waar?. het avondmaal is juist voor orthodoxe protestanten een belij den van gelijkheid in schuld voor God en dan heb je hier. .'t feit dat die dominee, een orthodoxe mode-dominee van 't zuiverste water, aan zulken jam merlijken hoogmoed zijn zegel hechtte, door dc meiden- en bur- germeisjestoevloed van de Paaseh- aanneming-dagen handig te lei den naar andere Avondmaalstafels dan die welke hij had apart gehou den voor zijn freuletjes-troepje. Jonkvrouwe Anna verhaalt verder dat het in de politiek niet beter gaat. Ze weet van anti-revolutionai re leiders die in de tweede kamer 'om gelijk te krijgen' een deel van een brief voorlezen die- als ze hem helemaal hadden voorgelezen, een tegengestelde indruk zou hebben gemaakt. En dat wordt dan bewon derend taktiek genoemd!, roept Anna dc Savornin Lohman veront waardigd uit. Ze noemt noch de naam van die Haagse dominee noch van die a.r. leiders en ze verzucht: 'Helaas, helaas, ik zag zooveel van dien aard dat ik niet kan zeggen, omdat de betrokkenen nog leven'. Van één dergenen, wier wereldse gezindheid zij gispt, geeft ze wel de naam en ze vertelt ook waarom: 'De komst van dominee Kuyper die ik weet niet meer tot welk politiek doel in onze woonplaats moest wezen, en met eenige hem vergezellende geestverwanten bij ons dineerde, heeft, dat is de hoofdzaak die Ik mij van zijn be zoek herinner, op mij toen reeds een zeer teleurstellenden indruk nagelaten, omdat ik hem In zijn geheelc optreden en doen zoo dóór en dóór wereldsch vond. Het geldt hier een persoon wiens leven In het openhaar, wiens bekendheid, ik mag o p! zeggen, om in zijn eigen (89). En wanneer de kerk Jezus Christus confessioneel in haar greep (en dus naar zij onbewust wil: in haar macht) gekregen heeft, stamelt de dichter op bl. 103 'Negenentwintig namen voor Jezus van Nazareth' oude en nieuwe, mooie en rare en misschien vindt Jezus zelf de rare wel de mooiste, want het is de taal der wederlief de. Achter alle elementen waaruit dit 'werkboek' (38) is samengesteld, zoals bewerkingen van psalmen, aantekeningen over Jezus van Na zareth, citaten uit de oude Staten bijbel, aforismen, kwatrijnen, para belen, vrije en strofische gedich ten, schetsmatige notities, leeft de kreet van de vader udt het evange lie: 'Ik geloof Heer kom mijn ongelovigheid te hulp!' Deze per soonlijke geloofsworsteling door breekt de dubbele barrière van de objectieve kerk en de weerstand die de voorhanden taal biedt aan zijn oorspronkelijk dichterschap. Zo is er een onverbrekelijke een heid tussen worstelend gelovige en dichter. Hier is een authentiek christelijk dichterschap dat geen propaganda voert voor een kerk of geloofsgemeenschap, maar oproept tot dienst aan God en de naaste. En zijn kritiek op de kerk komt voort uit het evangelie zelf; ze is nok zelfkritiek. Oosterhuis is geen profeet met nu en dan dichterlijke accenten maar een dichter met nu en dan profetische accenten. Boeiend is ook de opzet van het boek met het fragmentarische als werkmethode en doel. Ook voor deze werkwijze heb ik enorme be langstelling. Bij Pascal waren de aantekeningen en invallen middel tnt het nimmer bereikte doel: een grote systematische apologie. Maar vooral de tweede helft van dp negentiende eeuw ontdekt het fragmentarische als artistiek doel In zichzelf, denk b.v. aan Nietzsche en bij ons Van Deyssel; ook de wijsgeer Nicolai Hartmann heeft de vaste wil fragmentarisch te blij ven. Men stelt zich op tegen de grote architectonische vorm; het is 't protest van de romantiek tegen het bevroren classicisme maar ook van die enkeling die zich zijn waar de bewust is, tegen de collectivi teit die hem dreigt te verstikken. 'Wakker geworden, benen uit bed. handen in zijn haar meende hij toch, dat hij zich woorden herin nerde. En hoe meer hij nadacht, hoe zekerder hij dat meende. Hij kleedde zich aan, at en dronk en begon te schrijven' (146). 'Een werkboek.Geschreven om iets vast te houden, opnieuw te vinden. Epn boek als een ritueel. Bidden: geschreven extase, nauwkeurige be vlieging. Dit was wat ik wilde, wat mij gezegde wat tussen lachen en huilen ik heb gehoord en gezien' (38). 'Dit dat ja nee voortjagend voortgedreven/ niet kunnen willen toch zo moeten leven/ overal ner gens niemand op het spoor./ Dan jij. ik hoor je stem. ik zie soms even' (8). Halve, hele en dubbele woorden voor goede verstaanders. Anna de Savornin Lohman op het omslag van 'De Ware Jacob', een politiek-lilerair spotblad dat van 1902 lot 1910 verscheen. smaak te spreken, wiens b e - roemdheid, mij het recht geeft zijn naam voluit te noemen bij het vertellen van mijn indruk dienaangaande. Hij voerde bijna al leen het woord: zij die hem verge zelden hingen aan zijn lippen als aan die van een Godheid: hij Het hen trouwens ook niet de gelegen heid zich te uiten; het met zorg toebereide diner smaakte hem bul- tegengewoon goed, en zijn hele ver schijning was daardoor niet die van een voor het aardsche onver schilligen profeet, zooals ik mij hem min of meer had voorgesteld, maar veel meer van een zeer zelf verzekerd, zeer met elgen-lk Inge nomen en zeer van zijn eigen be- teekenis overtuigd, in wereldschen zin zeer begaafd man'. Anna de Savornin Lohman was in haar tijd een bekend feministe. Zij schreef ook verscheidene romans en één ervan heette 'Vragensmoe- de'. Recensenten meenden dat het optreden van 'den Amsterdam- schen leider' in dit verhaal niet los te denken viel van de kwesties, die Kuyper met haar oom had. maar Anna volstond met in de herdrukken van 'Vragensmoede' te verwijzen naar wat in De Kroniek van 14 februari 1897 stond: 'Mejuffrouw Lohman heeft waar schijnlijk wel wat anders te doen dan haar pen voor de politieke bedoelingen van haar familie te gebruiken'. Ik kan niet nalaten een enkel zinnetje uit die curieuze roman te citeren. Een van de hoofdfiguren. Huberte Werner, had het hoofdarti kel van De Standaard gelezen en ze zegt dat ze het magnifiek vond. Dan kijkt een gast in huize Wer ner, meneer Van Uytweerde, een beetje verbaasd op. Huberte ont moet. .dien blik, en een licht-spotten- de glimlach gleed om haar trotsch- gevormden mond'. Overigens ziet meneer Van Uyt weerde een pagina verder al dat Huberte. .niet alleen mooi was, maar ook lieflijk'. Ik kwam bij Anna de Savornin Lohman terecht naar aanleiding van een gesprek, waarin zowel de vrouwenbeweging en de hippies als de wereldraad van kerken en An gola voorkwamen. Op een gegeven moment cirkelden we zo'n beetje om de opmerking dat de mensen vroeger zo goed wisten wat 'we relds' was: dansen, naar de bio scoop gaan, kaarten, boeken van Ali Smeding lezen enz., met voor twijfelgevallen de Antwoordman van de NCRV achter de "hand, maar dat we nu sinds jaren toch wel weten dat de zaak niet beke ken is met het nalaten van bepaal de dingen, maar dat het een kwes tie van gezindheid is, en dat zag je ook bij de wereldraad waar ze niet zullen zeuren over bloterigheid of zoiets maar wel over Mozambi que.. En toen haalde ik frCule Anna uit de boekenkast; die had al drommels goed in de gaten dat je tot en met in een plechtige avond maalsdienst bijzonder werelds kon zijn. Natuurlijk, er zijn altijd mensen geweest die niet alleen met de mond beleden dat de zonde in je eigen hart woont. Maar je staat tot vandaag toe, nu we 't dan zo precies weten van die gezindheid, soms versteld over de gemakkelij ke 'wereldsheid' van mensen, die vooral niet werelds (we houden dit woord nu maar aan) willen zijn. In het algempen valt op te merken dat allerlei actie tegen werelds on recht niet in de eerste plaats uit de kerk. maar van mensen aan de rand of buiten de rand van de kerk komt. De kwestie van de milieuvervuiling bijvoorbeeld is niet vanuit de kerkeraadskamer aangekaart. En pas als we allemaal aan 't hoofdschudden toe zijn, doet de kerk mee. Goed, we lopen niet meer met een boog om de bioscoop heen en we lezen zonder blikken of blozen wil de boekwerkjes, maar we zeuren wél over hoge huren en idem prij zen en we doen dat heel wat harder dan over de Turken in Rotterdam. En hoe ons tweede huisje er bij staat gaat ons meer ter harte dan het lot van de men sen in Oeganda, we kijken misprij zen naar hippies die hun kindje onbekommerd over het gras van het Vondelpark laten kruipen, maar vinden het heel gewoon als iemand zijn kinderen dagenlang meezeult in een broeierige auto, op weg naar een nog gerieflijker vakantie-oord. Om met Anna de Savornin Loh man te spreken: allemaal openba ringen van wereldzin, en net als zij zien wij 'veel van dien aard'. TOEN GEDACHT GOD NOACH Ongeveer een half jaar is verlopen sedert 'alle kolken der grote water diepte' braken en 'de sluizen des hemels' geopend werden. In de grote mand van boomstammen en takken gevlochten, de biezen kist in het groot, is een rest van de mensheid besloten. Een rest die naar de man Noach heet. In het gericht bewaard, maar niet op een koopje, niet in een luxe verblijf. Het ziet er ook voor de bewaarden benauwd genoeg uit. En dan lezen we na een indringende beschrijving van het oordeel: 'Toen gedacht God Noach en al het wild gedierte en al het vee.Al meteen springt dan in het oog dat het hier niet om denken alleen gaat. Ze waren, om zo te zeggen, geen ogenblik uit zijn gedachten gevallen, maar nu 'ge denkt" hij hen. Voor de eerste keer (zelfs Trommius leest erover heen) lezen wij dit woord met z'n diepe betekenis, tot diep in het Nieuwe Testament: Doet dit tot Mijn gedach tenis! Maar eerst gedenkt God de mens in het gericht. Een nieuwe scheppingsdag breekt aan. Opnieuw strijkt een wind over 'de aarde', d.w.z. over de waterchaos. Een nieuw begin van de levende God met zijn mensen. Hij wordt niet moe opnieuw te begin nen. Hij geeft het niet op, maar Hij gedenkt, Hij neemt opnieuw die mens op in zijn bedoelingen. Een broze mens, van wie straks gezegd gaat worden dat. ook na de grote vloed, 'het voortbrengsel van zijn hart boos is van zijn jeugd aan'. Het water zakt. Raaf en duif worden uitgelaten om de schipper naast God omtrent de situa tie te berichten en opnieuw een half jaar later is de aarde droog. Het leven kan opnieuw beginnen. Een nieuw leven, rustend in het gedenken van God, Opgenomen in zijn trouw en waarheid. Dat is het voor ons. Een leven, dat daarom alleen werkelijk menselijk geleefd kan worden in de erkenning van dit nieuw begin. Dit begin gedragen door genade. (Genisis 8,1-14). (Advertentie) WAT U ELDERS NIET LEEST! In het september-nummer 'Protestants Nederland' schrijft drs. K. Exalto over 'Oe cumenische huwelijkswaarde ring'; drs. D. Schouten over 'christelijke politiek'; ds. J. W. Verhey over 'protestantse kloos ters', enz. Vraagt een gratis exemplaar: Noordeinde 48a te Delft. NED. HERVORMDE KERK Beroepen: Te Voorthuizen en Wierden: W. Verboom te Benschop; te Broek op Langedijk: drs. H. van Hemmelink Geurs, kand. te Amsterdam-West, die dit beroep heeft aangenomen. Afscheid: van Lunteren: J. Bos te Otterloo; van Wemeldingen: K. Vene- ma te Ridderkerk. Intrede: te Vaassen: C. J. Baart uit Raamsdonk; te Hardegarijp: H. F. Venema uit St. Johannesga c.a.; te Waardenburg: kand. D. Lucas uit Utrecht; op 6 sept.: te Harskamp: D. Veldjesgraaf uit Wouterswoude. GEREF. KERKEN Beroepen: te Nunspeet: J. Rook te Gorredijk, laatst pred. te Bellflower. Intrede: te Rotterdam-Lombardijen: A. Bakker uit Duisburg-Ruhrort; te Er- melo: A. v. Asselt uit Dordrecht; te Groningen Noord/Oost: R. Klijnsma uit Wirdum (Fr.); te Dronten (miss. pred. kadiervorming Kebunen op Ja va): J. D. A. te Zwart, v.h. miss. pred. van Leeuwarden; te Berkum: kand. W. H. Duker uit IJmuiden. GEREF. KERKEN (VRIJG). Intrede: te Amersfoort-Centrum: drs. A. N. Hendriks uit Delft; te Amster dam-Zuid (b.v.), J. Verhoeff te Loos- drecht (b.v.) GEREF. GEMEENTEN Intrede: 6 sept.: te Boskoop, kand. A. Bak uit Moerkapelle. door E. E. Vardiman populaire informatiebron over het leven in Israël in de bij belse tijd. ruim 100 illustraties; meer-kleurendruk. gids waar u steeds naar zult grijpen. bestelnr. 10.901.9 prijs ƒ9.75 (excl. verzendkosten) 116 pagina's verkrijgbaar bij NEDERLANDS BIJBELGENOOTSCHAP Postbus 620 - Haarlem - tel. 023- 258201 en bij de boekhandel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 2