Waan- |leruda en Ten Berge n het spoor van indianen UW/KWARTET ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1972 KUNST T13/K13 ill df Claes Oldenburg's 'The Mouse leum', na Ben Vautier's jnoire', (De Kast)na Paul k's 'Ark pyramid dedicated opgedragen aan) Daniel en ip Berrigan', na Christian anski's foto-galerij, kwam ik ip de Documenta 5 te Kas- - toch nog vrij onverwacht cht in dat deel van de Neue >rie Schone Aussicht waar h chillende uitingen van gees- Ha ieken (Bildnerei der Geistes- Ku iken) te zien zijn. egrj J n tu er lopend wordt je dan o.a. fronteerd met (vooral) foto's eige Hermann Nitsch, van Amulf Rudolf Sc'nwarzkogler, Giinter of Lucas Samaras, 'n Beetje cru t ik toen denken aan een i raak van 's werelds top-charlatan nog steeds) Salvador Dali in ^imemoires 'Mijn leven als genie': ""■fenige \erschil tussen mij en een s, dat ik niet gek ben'. Zo, en nu naar de Documenta. Claes nburg noemde ik dus. Van hem er een klein paviljoen, klein raard ten opzichte van deze stermanifestatie, en dat heeft in Ivlucht gezien de vrolijke luren van een Mickey Mouse-kop. en vitrines met een grote «elheid zaken en zaakjes, echt (of e manier van Oldenburg) .maakt. Kinderspeelgoed, stukken Q met chocola van kunststof, 'n dat gevallen en weer opgeraapt an plastic of iets dergelijks lzeBaard>. 'n w.c.-tje gemaakt van VOC &®ep (en misschien is dat nu ock wel weer nep), een e nrich-kaas, poppetjes, een di ehuis, kortom een rzichtelijke, onuitputtelijke •lheid troep, waar niemand n ,e n Oldenburg en jschijnlijk hijzelf ook niet raad Dat's dus het persoonlijke im' van Oldenburg, een naar die, populair gezegd, toch ;t een en ander op zijn naam staan. Al was het alleen maar 1 dee op de plaats van dat lijke Amerikaanse vrijheidsbeeld iper-ventilator neer te zetten, oemf een frisse wind it Ben Vautier had ik het al r. Die schijnt zo belangrijk ht te worden, dat hij in beide n sitiegebouwen vertegenwoordigd i de Neue Galerie met een kast in zich alles bevindt wat hij, gesigneerd heeft. En dan volgt, catalogus, een nauwkeurige jiiming, reet data: 'Ich habe s ert den Begriff Alles, 1958; Ich nr' signiert die Kunst. 1959: en va de dood, in 1960. de ziekten, in lfde .laar. het einde der wereld l 7e juni 1961. de tgeschiedenis. de andere tenaars, het vuile water, de n, andere dingen en dat zit dan laai symbolisch in de kast, die toals hij verrukt meedeelt dat ook maar iemand iets kan ;n ruilde voor een (machine. moet je door Paul Thek's unide', die je via een duister ikencj gangetje bereikt: een el een beetje vreemde kranten- •en ruimte, een tafeltje, met en wijn, orgelmuziek. Langs ellend plankier kom je dan in jegolfd landschap van zand, met iwii ii grote, brandende kaarsen. Aan jg^ant een boot met een hertachtig i4 k (de ark?), ergens anders een kist Thek's in was of kunststof ,?u' ;oten lichaam tussen een partijtje ïisti Ook noe een in 't donker maar tut* ieetje zichtbare, in ieder geval jselijk grote tuinkabouter op een stilletje en ook hier weer een kast kooi vol fferpen. vooral dingen die r Hi.ik nooit bewaard worden. Heel Rebecca Horn: 'Zwarte horens', lichaamsplastiek kort een associatie: de zolder van oma. Dan Christian Bolanski. de hoogmoedige, die voor "ons, bezoekers van de Documenta zijn jeugd reconstrueerde: 'Ik probeerde alles terug te vinden wat zich in de periode tussen mijn geboorte en mijn zesde jaar afgespeeld had'. Ook nog: 'Veranderingen in mijn gezicht gedurende 5 jaar en 3 maanden. En: het foto-album (met niet minder dan 150 foto's) \an de familie D. En na enige, al eerder beschreven, omzwervingen door de beeldenwereld der vroomheid, sta je dan midden tussen de creatie en soms zeer artistieke uitingen van geesteszieken, die in verschillende gevallen met naam en toenaam genoemd worden. Overigens maar goed dat het duidelijk aangeduid werd, anders zou het me (hier) echt niet opgevallen zijn. Daarvoor heeft men, grondig als altijd, hier het Waldau-museum uit Bern (dat is ingericht op de zolder door G. Kruis van- de Psychiatrische Universiteitskliniek) gereconstrueerd. Alles staat en hangt heel dicht op elkaar. Er zijn prachtige, door Adolf Wölfi (aangeduid als het beroemdste 'geval' van het museum) beschilderde kasten, die afgeladen zijn met allerlei voorwerpen. Deze tot de rand gevulde kamer wordt nu plotseling een voorbeeld genoemd van de schizofrene behoefte een vlak of ruimte volledig 'vol' te maken. (Vollstandige Raumausfüllung). Overigens is die ruimte heel zinnig (o, ironie) 'vol'- gemaakt, de kleuren zijn mooi, in de ware zin van het woord, de composities vooral die van Wölfi vaak ook min of meer symmetrisch en van een zekere ordening, zoals ook de kasten niet -zomaar bijeengeveegde zaken bevatten, zoals bijvoorbeeld die van Paul TJiek. maar allerlei zeer verschillende voonverpen die door. verpleegden werden gemaald.. Daar zijn ontroerende dingen bij? maar waarschijnlijk vooral voorwerpen waaraan je op een manifestatie als deze voorbijloopt, maar die destijds wellicht de artsen geholpen hebben de patiënt te helpen. Wezenlijk functioneel dus. 't Ging ook even bij het gadeslaan van al die op 'weer eens iets anders' beluste gezichten van de passanten door me heen: moet dat nou echt? Moeten al dit soort dingen, al die tragische afspiegelingen van mislukte levens zo maar te kijk liggen, voor wie toevallig langskomt? Achteraf heb ik het zelf ook gebruikt, als directe aanleiding zelfs voor dit artikel. Want dat is nog niet ten einde: ik noemde immers nog een paar namen. Namen van kunstenaars, die hier hun persoonlijke mythologie presenteren. Wat je daar voorgeschoteld krijgt, doet je meermalen verlangen naar de in ieder geval diep-menselijke sfeer van het Waldau-museum. Goed, voordat een ander het zegt, zeg ik het zelf: er gebeurt van alles en dat moet je laten zien, als museum, als galerie en zeker dus op zo'n manifestatie als de Documenta. En daar horen dus ook de vaak veel meer dan levensgrote foto's bij van de misselijkmakende 'Aktionen' van Hermann Nitsch, zoals en nu noem ik waarachtig lang de ergste niet het met zijn allen een weliswaar geslacht, maar daarna toch gekruisigd schaap uit elkaar scheuren. 'Abreaktionsspiel' noemt Nitsch dat. Of wijlen Rudolf Schwarzkogler die. hopen lijk door middel van een soort trucfotografie, maar zelfs dat betwijfel je bij het zien van die verschrikkelijke foto's, laat zien welke afgrijselijke dingen je allemaal met een menselijk lichaam kunt doen. Arnulf Rainer bekrast alleen zijn eigen foto's, waarop hij zich al enigszins misvormd heeft door het gebruik van banden en touwen, met vet oliekrijt, maar dat is ook al erg genoeg. Dan is er nog een kunstenaar, een zekere Vito Acconci uit New York, die laat zien hoe hij zijn geslachtsdeel in poppekleertjes hult. Dat roept om een toelichting. Dan, zegt de meester, 'spreek ik tot hem; ik wil een onafhankelijk wezen, een andere persoon van hem maken Maar n.eneer Accioni uit New York is toch evengoed maar vertegenwoordigd op de Documenta, die, zo las ik ergens, kan gelden als een betrouwbare graadmeter voor het huidige internationale kunstklimaat. Inderdaad, 't gebeurt allemaal. Panamarenko maakt nog steeds zijn gekke luchtschepen, die nooit zullen kunnen vliegen en zo'n ding neemt hier een ontzagwekkende grote zaal in beslag. Yoko Ono is toch een naam. zou ik /o zeggen, wie kent haar niet (door John en de blote billen-film). Daarom is ze ook hier met een 'Painting tot be stepped on'. een schilderij dus (vrij vertaald) om overheen te lopen. Maar dat blijkt bij nader inzien al uit 1961 te stammen. Haar nieuwste hier getoonde werk is trouwens ook al zes jaar oud. Maar ze is nog steeds 'in the scene' en daar blijkt het hier toch wel voor een groot deel om te gaan. De kunstenaars zelf hadden overigens heel weinig in de melk te brokkelen. In sommige gevallen werden ze helemaal buiten de organisatie gehouden. De samenstellers kozen vaak uit particuliere collecties vooral wat ze nodig hadden om hun argumenten, naar voren gebracht in de zevenpondscatalogus, kracht bij te zetten. Kassei heeft vele vragen opgeroepen. Een van de belangrijkste: Wat zou toch de mensen bezielen, die iedere keer weer, met alle vreemde en wonderbaarlijke zekerheden van dien, vaststellen wat precies de kunst van vandaag is. Die anderen mededelen wat ze moeten appreciëren en wat nietMisschien een idee: maak dat zeil eens uit! Arnalf Rainer: 'Verfomfaaide zelfportretten' 'n)r Ad Zuiderent 't® a de Chileense dichter Pablo uda vorig jaar de Nobelprijs literatuur kreeg, steeg .^raard de belangstelling voor werk. Die belangstelling be- d al in ruime mate, gezien rele vertalingen van dit werk. w zijn eindelijk ook in ons taal- ed sinds vorig najaar twee ilingen in boekvorm ver- ginen. De Antwerpse hoog- ^{j ar Willem Bossier vertaalde m bundel 'Veinte Poemas de y una Canción desespera- als Twintig liefdesgedichten 2ti een wanhoopszang (1). Van 2W land van de bekende vertaler f Verspoor verscheen een boi imlezing van 24 gedichten uit omvangrijke oeuvre van Ne- onder de titel De toppen to Macchu Picchu en andere ge iten (2). 188 d bundels elkaar nauwelijks am lappen Verspoor nam één ge- "ln it uit 'Veinte Poemas etc.' op zo tei chten ook de inleidingen van bei- li*1 vertalers de poëzie van Neruda .btj uit een verschillende hoek. Ver- ^t(Jor schrijft een stukje literatuurge- mi edenis, Bossier gaat vooral in op j ieven, stijl en andere aspekten ;te de door hem vertaalde gedichten. hm iindelijk lijkt mij Verspoor een tr vertaler Bossier is vaak no- ^oos archaïserend en verkort het 'oord 'de' hinderlijk vaak door de weg te laten. Bossiers inleiding j5i rentegen brengt Neruda's poëzie tot de lezer dan die van Ver spoor. Beide inleiders wijzen op Neruda's Zuidchileense afkomst, waardoor zijn poëzie meer dan andere Spaanstalige poëzie doordrenkt is met regen, nevel, wind en vochtigheid. Vooral in de oudere poëzie is de natuur van be lang. In 'Twintig liefdesgedichten etc.' van 1924 daterend, speelt naast de dichter en diens geliefde deze natuur een hofdrol. Volgens Bossier is dit een typisch indiaanse trek. Het zich verwant voelen met wind, bossen, sterren en aarde is essentieel in deze gedichten. Daardoor neemt Neruda's poëzie vaak kosmische, expressionisti sche afmetingen aan. Toch blijft hij in deze bundel erg menselijk en valt er een zeer alle daags verhaal uit samen te vatten: een man en een vrouw ontmoeten elkaar regelmatig in de schemering en brengen de nacht samen door; hun verhouding is echter niet blijvend, want de vrouw blijft weg, de liefde verdwijnt en de man vertrekt tenslot te. Van deze doodgewone werkelijk heid maakt Neruda dramatische poë zie, vooral door de rol die hij de natuur en vooral de nachtelijke natuur toekent, zoals aan het ein de van het dertiende liefdesgedicht: Ik hou van wat ik niet bezit. En jij verwijlt zo ver. Mijn onbehagen worstelt met de trage schemeruren. Maar kijk, daar komt de nacht en hij begint voor mij te zingen. De maan doet haar ronde droomschild draaien. De grootste sterren staren mij aan met jouw ogen. En daar ik je bemin, willen de den nen in de wind Je naam bezingen met hun bladeren van ijzerdraad. Toen hij dit schreef, was Neruda twintig jaar en deze bundel maakte hem beroemd in het hele Spaanstalige gebied. Maar zijn roem was al eerder begonnen, want reeds op veertienjari ge leeftijd publiceerde hij in literaire tijdschriften, en toen hij negentien was, werd zijn eerste bundel op één lijn gesteld met het werk van Gabrie- la Mistral, die in 1945 de Nobelprijs kreeg. Meer dan in 'Twintig liefdesgedichten etc', valt in 'De toppen van Macchu Picchu' op dat Neruda een dichter is die de hele wereld in poëzie kan omzetten. In dit werk is zijn geliefde niet langer één persoon, maar de onderdrukte Amerikaanse mens van alle eeuwen, de slaven, of zoals hij ze noemt 'Juan Steenhouwer, zoon van Wiracocha, Juan Koudeter, zoon van de groene ster, Juan Barrevoets, kleinkind van de turkoois'. Hij wil dat deze onderdrukten zich van hun dode staat bewust worden en met hem mee zullen stijgen naar de toppen van het bestaan. In de cyclus 'De toppen van Macchu Picchu' worden deze top pen van het bestaan gevormd door de legendarische verloren stad van de Inca's, die in Peru op drieduizend meter hoogte ligt, Macchu iicchu, ofwel: de aloude top. Ook in deze stad leefden weliswaar slaven, maar de dichter hoopt door hen als voorbeeld te nemen, de onder drukten van zijn eigen tijd wakker te maken. Hoe deze onderdrukten hun bestaan ondergaan, beschrijft Neruda in het derde gedicht van de cyclus: Het bestaan, gelijk maïs, korrelde weg in onverzadigbare silos van de vergeefse daden, de mie zerige voorvalletjes, van negen tot vijf, zes. en ieder stierf niet één dood maar tal van doden: dag in dag uit een kleine dood, stof, vorm en lampje dat in de modder van de voorstad dooft: een kleine dood met botte vleugelslag trad tot een ieder in met korte stoot, het was de mens beknot in brood of mes, de herder en de zoon der havenkaden, of de obscure voerder van de ploeg schaar en wie zijn weg door taaie straten knaagt. Zij allen teerden weg wachtende op hun dood, hun korte dagdood, en hun wrange uitputting was elke dag weer als een zwarte drinkbeker die zij trillende tot zich namen. Neruda's ouders gingen als pioniers onder de Auracanos-indianen wonen om met hen in vrede te leven. Elders in Amerika worden indianen nog steeds als beesten afgeslacht. Nog dit jaar kon men in deze krant lezen dat enkele Columbianen beweerden niet te weten dat indianen geen jachtwild waren, maar mensen. Neruda is één van de schrijvers die door hun leven tussen twee beschavingen in dit geval de latijnse en de indiaanse in staat zijn beide beschavingen in hun waarde te laten, te bekritiseren en lief te hebben. Hij maakt in poëzie onder meer duidelijk dat het pre- Columbiaanse Amerika niet exotischer is dan het huidige. Deze belangstelling voor de autochto ne bevolking van Amerika is ook bij andere schrijvers te merken. In ons land vindt men deze vooral bij H. C. ten Berge. In zijn bundel Personages (1967) staat de cyclus 'Ondergang van TenochtitlSn', waarin aan de hand van mexicaanse zangen, spaanse ge- schiedschrijvingerv en andere teksten Pablo Neruda het grote keerpunt in de amerikaanse geschiedenis opgeroepen vordt: de verovering van Mexico door Cotez en het verdwijnen van de oude Azteken- stad Tenochtitilén. Ook in het door hem geredigeerde tijdschrift Raster heeft Ten Berge regelmatig aandacht besteed aan indi aanse teksten. Hij heeft zelf verhalen over raven, coyotes, beren enzovoorts vertaald en toegelicht en tevens werk opgenomen van Engelstalige dichters die zich ook met indianenteksten be zighouden. Van zijn hand is onlangs in boekvorm 'Poëzie van de Azteken (3) versche nen. Deze bundel bevat sakrale poëzie van de Nahua-indianen. Dramatische en lyrische krijgs- en bloemenliederen worden voor een volgende uitgave aangekondigd. De nederlandse lezer is meer vertrouwd met Zeus, Apollo en Athene dan met Quetzalcoatl, Thaloc en TenochtitlSn. Maar door een uitga ve als de hier besprokene raakt hij op een plezierige manier een beetje met deze laatsten vertrouwd. Ten Berge voorziet elk van de hymnen van een toelichting omtrent de rol van de hierin genoemde goden en rituelen en omtrent de rituele functie van de hymne zelf. Vergelij king met motieven uit de europese literatuur vermijdt hij, om te voorko men, dat deze europese motieven de azteekse overwoekeren. Dat ook zon der toelichting deze poëzie te waarde ren valt, moge blijken uit onderstaan de 'Zang van hem die op het schild wordt geboren': Op zijn schild, uit de zwangere buik werd de krijger gebaard; de grote krijger werd op zijn schild uit de zwangere buik geboren hij voert het bevel op de berg van de slang, dichtbij de berg plaatste hij zijn schild als een masker; zogezegd toont zich niemand zo man nelijk als hij! de aarde gaat uitgelaten schokken ivie plaatst zijn schild als een mas ker? 1) Pablo Neruda. Twintig liefdesge dichten en een wanhoopszang (vert. door Willem Bossier)'. Orion-N.V. Descléc de Brouwer. 45 biz. prijs 5,90. 2) Pablo Neruda. De toppen van Macchu Picchu en andere gedichten (vert. door Dolf Verspoor). De Arbei derspers. 65 biz. prijs ƒ9,50. 3>' II. C. ten Berge. Poëzie van de Azteken. De Bezige Bij. 88 biz. prijs 12,50. Literaire Reuzenpocket nr. 398.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 13