EPORTAGE VER EEN 1ARDSE HEL UmhlülSROTUIiM Burt Lancaster: een zachtmoedige held k ans 1de t van ermann WARTET ZATERDAG 17 JUNI 1972 Kunst TOB K19 !jr J. van Doorne 23 delijk in het begin van de winter 1939-1940 stierf in een straf- j Wladiwostok de Russische dichter Osip Emiljewitsj Mandel- ij was jood en christen. Hij was in 1891 in Warschau geboren ti 1 algemeen beschouwd als een van de grootste dichters, zo ui grootste, van zijn generatie. werd hij gearresteerd omdat ie (edicht geschreven had waar- >pi fel werd aangevallen. Hij datzelfde jaar gedeporteerd stadje in het zuiden van keerde na drie jaar naar (waar hij gewoond had) te- 'i d na enkele maanden op- jarresteerd en sitierf in een iemand weet onder welke om- .„den, niemand kent de datum ijden en zelfs staat de plaats 31 maal vast. ri n van de vele miljoenen die tussische regering zijn omge- r's uwe, Nadjezjda Mandelstam en het is haar gelukt haar over de jaren '34-'39 naar m te doen overbrengen. Die zijn thans in het Neder- ^"jrschenen. Mandelstam heeft van haar tp^rinneringen aan gebeurtenis- lersonen een ontroerend en boek samengesteld. Het ei n diepe indruk op me ge- 11 Iet boek is veel meer dan ;en relaas van feiten; het ei i rampzalige situatie van de 'r de intelligentsia in het Stali- Rusland. Vooral het leven n^urs. In Rusland is de kunst de literatuur een staatszaak: moet het regime dienen, in hij niet staat maken op de i die schrijvers ten deel val- jj ïelstam, die aanvankelijk ze- afwijzend stond tegenover tlistisch regime, herkende in si kkeling van de binnenlandse al spoedig verschrikkelijke, trekken. Hij wilde als chris- :eker niet onttrekken aan het ;ijn land en volk, maar hij niet doen als ogendienaar leider en een leiding die zich it bedronken. Hij leerde in- als een socialistische staat zijn doctrines niet baseert -istelijk-humanistische idee _le tot de enkele mens, hij tot J ^deformeert. yamentele kritiek die in dit rI|de communistische staat ge- irdt, maakt het boek tot een van grote waarde, unmunistische filosofie komt acte grootheid voor: het schrijfster wijst er, mede man te citeren op, dat er is. In abstracte zin dan. Het It gevormd door de individu- [gaat om de enkele mens. De meest gruwelijke zaken werden ge woon door ze te verdedigen als zijnde ten gunste van het volk. De werkelijkheid was nog erger. De revolutie had gebruik gemaakt van terreur en geweld om het verdorven tsaristische regime te vernietigen. De consolidering van de revolutie ging eveneens gewelddadig. Het geweld werd tot methode. De nieuwe macht hebbers vam Stalin af tot de gering ste ambtenaar, niet geremd door een christelijk-humanistische ethiek, offer den miljoenen op om het staatsbestel onaantastbaar te maken en bedronken zich aan de macht. Hun methodiek was perfide: aanbrengen, verraden en verklikken werden tot deugdzame handelingen verheven. Voor het min ste geringste werden mensen gedepor teerd en in kampen opgesloten, waar zij stierven als ratten. Gezinnen wer den uit elkaar gerukt. Wie een fami lielid had dat in de molen van de ongerechtigheid was geraakt, had wei nig hoop meer op een (altijd betrek kelijk) vrij leven. Om futuliteiten kreeg men straf en die straf stond in geen enkele verhouding tot wat ge beurd of gedaan was* Men kon doodge woon als staatsgeevaarlijk beschouwd worden: om afkomst, om ontwikke ling. Het ging allemaal om de staat, het volk, het socialisme. De door macht bedwelmde priesters van die afgoden vochten ieder voor hun plaats, hun positie. Zij verteerden elkaar menig maal, maar nieuwe priesters namen hun plaats in. De bureaucratie groeide in Rusland uit tot een grotesk monster. Wat Kafka in zijn 'Het proces' beschrijft, groeide onder Stalin tot realiteit. Werkelijk onvoorstelbare gebeurtenis sen worden in de 'Memoires' beschre ven. De Mandelstams gingen om met, of kenden persoonlijk de grote Russische auteurs van hun tijd. Ook vele kleine. Maar zij hebben Mandelstam niet kunnen redden van een tweede op niets gebaseerde, arrestatie die tot zijn dood leiden zou. Duidelijk wordt in dit boek de moei lijke positie waarin auteurs verkeer den. Wilden zij doorgaan met publice ren en daardoor hun bevoorrechte positie behouden, dan moesten zij het regime naar de ogen zien of verraad plegen aan eigen overtuiging en ta lent. Velen trachtten een tussenweg te vinden, die tot bloedeloze litera tuur leidde. Nadjezjda Mandelstam Mandelstam kon dat niet. Het boek is eveneens van waarde om de aantekeningen die grote figuren betreffen, zoals bijvoorbeeld Paster nak. Voorzichtig gezegd dragen zij niet bij tot hun verering. Maar me vrouw Mandelstam zegt ervan, dat men het hun niet kwalijk mag nemen dat zij soms transigeerden; ten tijde van de Stalinistische terreur stond protesteren gelijk met ondergang. De schrijfster wijst erop, dat de Stali nistische terreur niet zomaar uit de lucht is komen vallen: de besten van het Russische volk hebben de drei ging ervan te laat opgemerkt. Tot de fouten van denkers en schrijvers re kent zij dat zij zich verzoenen wilden met het Sowjet-regime. En dat niet uit lafheid, maar uit solidariteit met het bevrijde 'volk'. Die houding be reidde ongewild de terreur een grote kans. Het regime besliste dat het volk ideo logisch moest worden opgevoed. Dat werd fataal. Er groeide een generatie op, die geweld en wreedheid de nor maalste zaken ter wereld vond. Zij dienden immers het volk en zijn ideo logie? In onze tijd schijnt de terreur belang rijk te zijn afgezwakt. Maar de doe trine is gebleven, de ideologie. Daar om geloof ik, dat deze memoires niet alleen maar van historische waarde zijn, maar ook als waarschuwing en ontmaskering kunnen dienen. Vooral de kritiek op de Sowjet-geloofsleer, een kritiek die van het humanistische denken uitgaat, maakt dit boek van zo grote waarde. Het is van belang, er hier op te wijzen, dat de Mandelstams humanisme in hun boek zien als de uit het christendom voortgekomen le vensleer. Vandaar dat zij niet anti- marxistisch denken, maar wèl anti communistisch. De 'Memoires' zijn mevrouw Mandel stams eerste boek. Het werk is in vele korte hoofdstukken verdeeld, die soms een deel van de verhaalgang en soms een brok cultuurgeschiedenis geven. De stijl is levendig; de terughoudende manier van schrijven bewijst dat de schrijfster een grote geestelijke adel dom bezit. De vertaler heeft de schrijfster in Rusland opgezocht; van zijn gesprek ken met haar geeft hij aan het einde van het boek verslag. Een 'Aanhangsel' is toegevoegd; twee van Mandelstams gedichten die vaak in de memoires worden aangehaald, zijn daarin opgenomen; het eerste ge dicht was de aanleiding tot Mandel stams ondergang. Het boek is van verhelderende noten voorzien en van een uitgebreid naam register van de erin voorkomende per sonen, aangevuld met bio- en biblio grafische bijzonderheden. Ik heb bewondering voor de verta ling. Te vreemder vind ik het, dat de vertaler tientallen malen 'hun' schrijft, waar 'hen' op zijn plaats is. Nadjezjda Mandelstam: 'Memoires'. Uit het Russisch door Kees Verheul Bij G. A. van Oorschot te Amsterdam. Aantal pagina's 479. Gebonden. Met vijf pagina-grote portretten. Prijs 35. J. Klei ihreef de sportjournalist j eereboom een boekje over nstra (ik vraag me af of in gerieve van jongere le- moet zetten: destijds een d voetballer). 'Een kleine 'e weliswaar, in afwach- Q het driedelige werk, dat .udwig de wereld zal in- j maar goed, het begin is aar gaat het om', zo spotte sd Bomans, voor wie de jning van deze vrucht van »om's vlijt de aanleiding tot een fraaie satire. Bo- ^as ook erg dankbaar dat Peereboom ons ervoor ïuwde, in Lenstra de Über- i te zien of hem te hinde- -t onze buitensporige ado- tijk', schreef Bomans, 'dat e verdienste van dit boek- het maat houdt. Peere- [ervalt niet in de fout, die ing van Eckermann's ge en met Goethe somtijds be- dat hij in hem een über- ziet 'mans vijftig jaar werd, heeft zelf geïnterviewd: uw leven geslaagd?' mate'. dus tevreden op de afgelopen euw terug?' uiterste voldoening irmiggelt vijftig werd, had dit vraaggesprek: Carmiggelt is vijftig gewor- Jar blijft de tijd. Ik stapte bij inen met de blijde tred van die eindelijk eens een vak- dervragen gaat. En werkelijk, oad zich terdege voorbereid, 'd voor het raam een Chinese e bekijken en ik moest hem er porren, eer hij uit zijn bakker werd. 'Een Kwin Yu fci hij afwezig, 'vermoedelijk tweede dynastie.' Omslagfoto van 'Herinneringen aan Godfried Bomans' 'Je bent zeker dol op Chinese kunst?' 'Och, ik geef er eigenlijk geen bal om. Maar het is belangrijk, in wat voor toestand een interviewer zijn slachtoffer aantreft en zo'n prent doet het altijd Bomans schreef ook een bijdrage voor het liber amicorum 'Simon Carmig gelt vijftig jaar'. Daaruit de volgende flarden: 'Het verschil tussen Carmiggelt en mij is, dat hij niets te zeggen heeft en het heel aardig zegt, terwijl ik eigenlijk nog minder te vertellen heb, maar het zó doe, dat de mensen het wel drie maal moeten overlezen, voor ze merken dat er niets staat. Het is een gave. Daarom hoef je je nog niet op de borst te slaan Daarom ga ik ook heel gewoon met hem om. Ik bel aan, ik eet een hapje mee Het gebeurt wel, dat Carmiggelt een van zijn eigen stukjes aan mij voor leest. Vaak durft hij niet, maar dan roep ik uit mezelf: 'Komaan Simon, de pudding is op, nu een cursiefje', want zo noemt hij die dingen. Dan moet je zien, hoe hij begint te glun deren! Ook zijn vrouw en kinderen beginnen te stralen, maar er komt toch ook iets angstigs in hun blik, dat begrijp je. 'tis of ze denken: hoe haalt vader het in zijn hersens om die rommel uitgerekend aan meneer Bo mans voor te lezen? Maar dacht je, dat ik iets liet merken? Ik pas wel op. Geen van die luitjes ziet, dat ik me eigenlijk rot zit te vervelen. Ik lach royaal mee bij die passages, waarvan ik vermoed dat ze geestig bedoeld zijn en soms sla ik mp op dp knieën van pret, och, 't kost zo weinig en je doet er die mensen zo'n gewel dig plezier mee Dat was Bomans, de man die als geen ander de kunst verstond van het dóórprikken van gelegenheidspraat en uitgerekend de nagedachtenis van hém eren we met een boek*), dat wel niet bol staat van gelegenheids praat maar dat toch op een belang rijk deel van z'n ruim driehonderd pagina's verhalen herbergt waaraan elke zin voor betrekkelijkheid ont breekt. Wie de inleiding van nog geen drie pagina's achter de rug heeft, weet dan al dat Bomans een nationale figuur, een begenadigd schrijver, een briljante dit en dat was, wiens foto's we eerbiedig als ikonen hebben te bekijken (want waarom zou samensteller en inleider Van der Plas anders de mensen die thuis nog een foto van Bomans had den liggen en die voor dit boek afstonden, bedanken voor hun bijdra ge aan de 'iconografie'?). Begrijp me goed, ik schaar me onver kort onder de schare bewonderaars van Godfried Bomans, de rij boeken die ik van hem in de kast heb staan verschaffen me regelmatig veel en groot genoegen, en toen ik de citaten waarmee dit verhaal begint, opzocht knoopte ik er prompt een paar uur Bomans-lezen aan vast. Ik ben ook graag bereid met een ernstig gezicht uiteenzettingen te beluisteren of te lezen, waarin uitgelegd wordt wie er nu precies achter die satiren en dwaasheden schuilging en waaröm- ie er zich achter wenste te verstop pen. En ik weet ook drommels goed dat Bomans de laatste tijd af en toe door zo'n barrière heenbrak, zijns on danks misschien: ik denk nu aan die dagboeknotities van een ontredderde Bomans op Rottumerplaat. Maar lieve deugd!, dit hoeft toch nog niet mee te brengen dait we nu ook bepaalde eigen aardigheden van hem op een serene hoogte neerzetten? In deze herinne ringen aan Bomans komt bijvoorbeeld zijn zin voor genootschapje-spelen ter sprake. Best, natuurlijk hoort dat er bij, maar mag je dan in een bepaald geval niet zeggen dat je dit of dat gewoon een beetje kinderachtig vindt? Er staan ook enge dingen in dit boek, die regelrecht een gevolg zijn van laat ik met Bomans zeggen: de fout van Eckermann. De arts W. J. Huygen heeft het erover dat Bomans veel rookte en praat nu over 'de niet te dragen straf voor mijn verzuim als arts' omdat hij, Huygen, z'n vriend niet 'met alle macht van dit gevloekte gif' had afgehouden. Glazenier Joep Nicolas denkt dat Bomans 'in de een zaamheid van zijn prachtige duinen- tuin (-) vaak de zucht van de Gekrui sigde (moet) hebben geslaakt: Eloï, Eloï. Lama Sabachtani'. Collega Her man van Run kan het ook fraai: 'Bang voor de droesem in zichzelf schonk hij uitsluitend de klare wijn van mooie woorden.' En de schrijven de componist Wouter Paap vertelt hijgerig dat Bomans bepaalde passa ges uit een muziekstuk 'tot de bodem' wenste te 'doorproeven.' 'kHad nog een paar dingen aange streept, maar ik ben nu mijn irritatie over al die verhoogde tonen wel kwijt en tenslotte is het er mij om te doen. dit boek met enige nadruk aan te bevelen in de aandacht van de lief hebbers van Bomans. Er staan name lijk voldoende waardevolle bijdragen in. Om te beginnen attendeer ik op het geweldige opstel van Harry Mu- lisch, dat uit de Haagse Post hierheen gehaald werd. Daarna komt, voor mij althans, de knappe analyse die Kees Fens eerst in De Volkskrant en nu hier geeft. Rex Bomans is bezig met ^Godfried en zijn vader'. Een citaat: 'Dan denk ik weer aan de vele wande lingen die wij met vader rondom Haarlem maakten. En voor alles her inner ik mij zijn onvergetelijke verha len Is Godfried die vader verge ten? Ik weet het niet. Ik geloof dat hij gebiologeerd is geweest door de vaderfiguur, die blijkbaar zijn eigen ontwikkeling an jongen tot man in de weg stond.' Carmiggelt zegt dat hij het feit 'dat men déze man nimmer een letterkundige prijs heeft gegeven, zeer potsierlijk (heeft) gevonden.' Antwerpens burgemeester Craeybeckx ('wiens naar heel anders gespeld, wordt dan een Hollander in zijn on eindige onschuld vermoeden kan', merkte Bomans op in 'Een Hollander ontdekt Vlaanderen'), deze burge meester dan zag 'iets aarzelends. iets terughoudends, iets zwevends' in de 'wijze van gaan' van Bomans. Jan Lokin belicht ook even de figuur van mevrouw Bomans, dr. W. A. M. Pe ters vertelt over de Nijmeegse tijd, Van der Plas zelf is doende met 'het mysterie Bomans' (en nuchterder dan zijn opgewonden inleiding voorin 't boek zou doen vermoeden), Harry Prenen is natuurlijk present en er zijn posthume bijdragen van Lodewijk van Deyssel en Anton van Duinker ken, alsmede een bibliografie, punktu- eel verzorgd door mej A. M. de Meijer en twintig pagina's beslaand. Een en ander moge voldoende zijn om de begeerte naar 'Herinneringen aan Godfried Bomans' aan te wakke ren. En laten we niet in de fout van Eckermann vallen en de nagedachte nis van Bomans niet hinderen (d.w.z. schaden) door buitensporige adoratie. Want daaraan onttrekt hij zich van daag in zijn werk nóg. 'Herinneringen aan Godfried Bo mans', onder redactie van Michel van der Plas. Uitg. Elsevier, Amsterdam/ Semper Agendo, Apeldoorn; 303 pag. (waarvan 32 fotopagina's); prijs 17,50. door dr. H. S. Visscher Burt Lancaster is op maat geknipt voor de rol van de sterke held, de 'he-man'. Hij was dat ooit ook in een film als Zinnemanns 'From here to eternity', waar hij te midden van alle slapheid en verveling van Pearl Harbour de stoere zwijger en de atletische minnaar was. Hetgeen niet wegneemt dat hij daar uiteindelijk met zoveel duizend andere Amerikanen in Pearl Harbour toch ook de verliezer was, dank zij de verraderlijke luchtaanval van de Japanners. Maar vooral ia latere films heeft Lancaster een andere 'image' opge bouwd: geen zwijgende, stoere held, maar een zachtmoedige 'un derdog': een mens die een al dan niet duidelijk verleden met zich draagt en tengevolge daarvan in een min of meer vernederde posi tie verkeert. In 'The birdman of Alcatraz' was hij de tot levenslang veroordeelde gevangene, die tij dens zijn gevangenschap een aan doenlijke liefde met vogels op bouwde en een wijs en zachtmoe dig vogelkenner van naam werd. In Frank Perry's sterk symbolische film 'The swimmer' was hij de vreemde en vervreemde 'held', die op weg is naar zijn huis via de privé-zwembaden van zijn rijke vrienden en kennissen, en tenslot te ontdekt, dat zijn huis een tries te en zeer verlaten woning is ge worden. De film eindigt met het beeld van Lancaster, ineengedoken als een hoop ellende, midden in een leeg en verlaten vertrek.In Frankenheimers 'The gypsy moths' is hij een ouder wordende para chutespringer, die met twee andere parachutespringers shows op het Amerikaanse platteland geeft: een vermoeide man, voor wie het alle maal niet zo heel erg meer hoeft, en die tenslotte te pletter slaat doordat hij te laat zich weet te bevrijden uit de illusie van ge wichtsloosheid tijden sde 'vrije val'. In zijn nieuwste film, 'Valdez is coming', is hij een uiterst zacht moedige en nederige held: een Mexicaanse politieman, die door de blanke establishment uit de hoogte behandeld wordt en zich dat gedul dig laat aanleunen, totdat hij het opneemt voor de Indiaanse vrouw van een neger, die door hem per ongeluk wordt doodgeschoten tij dens een belegering van diens huis. De belegering geschiedt op aanwijzing van de trotse en niets ontziende hereboer Tanner, die de neger ten onrechte als een moordenaar heeft aangewezen. De regie van de film is in handen van de van het toneel afkomstige regis seur Edwin Sherin en men kan niet zeggen, dat Sherin zich al als een volmaakt filmmaker ontpopt. Het scenario rammelt nogal eens, de situering met name die van de lokaties in het gebergte, tijdens de tweede helft van de film is, dankzij een ontoereikende monta ge, vrij onduidelijk, en ook verlie zen zijn personages zich nogal eens in weinig functionele handelingen. Maar opzet en idee zijn op zichzelf interessant, zoals ook de mise-en- scène in het eerste deel van de film. Ongetwijfeld zal Lancaster daar de hand in gehad hebben; hij is niet, zoals Paul Newman en Marlon Brando, een man die erop uit is om zelf te regisseren, maar hij heeft de macht en het kapitaal om uit te zoeken wèt hij spelen wil en hij wil dan ook nog wel eventjes vertellen, hoe het alle maal moet. Lancasters generatie is niet bang om oud te worden. In 'Valdez is coming' is Lancaster-Valdez oud vanaf het eerste moment waarop de camera hem oppikt als hij op een boerenwagen meerijdt naar de beschieting van de hut van de neger. Hij ziet er ongeschoren en shabby uit een vermoeide held, maar zijn ogen zijn heel helder en klaar en allerminst uitgeblust. Dat is hijzelf ook niet, naar heel duide lijk blijkt uit het zwaar sarcasti sche samenspraakje dat hij met zijn vriend Diego ten tonele voert om de schijnheiligheid van de blanke establishment te parodië ren. Het is zonneklaar dat hij, zelf een Mexicaan, het opneemt voor de verdrukte minderheden: de belaag de neger, de ongenaakbaar zwijgza me Indiaanse, zijn Mexicaanse vrienden. Maar hij verdraagt alles, totdat hij, na Tanner bij herhaling gemaand te hebben om een schade vergoeding voor de Indiaanse vrouw, 'gestraft' wordt doordat hij. met zijn armen vastgebonden op een primitief kruis, de wildernis wordt ingezonden. Aan symboli sche duidelijkheid laat dat niets te wensen over: de heilsmythe, die zo dikwijls a»n de basis van de 'wes tern' ligt, is onloochenbaar aanwe zig. Valdez verschijnt, na zijn 'kruisi ging' waar hij het als door een wonder levend vanaf brengt, in een geheel andere gedaante, vast besloten de door hem geëiste scha devergoeding van Tanner te incas seren: hij diept zijn oude, kleurige uniform op, dat hij vroeger als Apachenjager in dienst van het Amerikaanse leger gedragen heeft. In de mythologische structuur heet dat de epifanie: de godheid, eerst zo nederig en zwak, openbaart zich plotseling als de Hogere en de Machtige. De film bereikt dan in de observering van deze nieuwe Valdez geweldige visuele hoogte punten. Want hoe 'machtig' hij ook is met zijn 'olifantengeweer' en op hoe verschrikkelijke wijze hij ook huishoudt onder zijn ach tervolgers hij blijft een stram me oude held een aandoenlijk eenzame en pathetische figuur in zijn kleurige uniform. Dat uniform had hij ver weggestopt nadat hij de jacht op Apachen gestaakt had, omdat hij zoals hijzelf zegt, 'wij zer' geworden is. Hij heeft niet alleen het treurige lot van onder drukte minderheden ontdekt hij is zich bewust geworden dat hijzelf tot zo'n onderdrukte min derheid behoort. En dus pakt hij opnieuw zijn verschrikkelijke ge weer en gaat over tot geweld. Maar zijn doden vallen als verre, kleine figuurtjes in de weidse tota len van het landschap. De nadruk blijft liggen op de overwinnende kracht van zijn goedheid; de tegen standers met wie hij oog in oog komt te staan Tanner, diens maitresse en diens ruige opper man overwint hij niet door het geweld. Zelfs de psychopathische jonge blaag die Valdez voortdu rend op de hielen zit, zwicht daar voor, als hij de bewusteloos ge raakte Valdez naar later blijkt van diens martelkruis bevrijdt Het geweld is er niettemin onmiskenbaar. Als er een bepaal de grens van lijdzaamheid en dul den overschreden is, treedt het onherroepelijk, en dan plotseling legitiem geworden, aan de dag. Men herkent daarin de structuur van Peckinpah's grandioze studie van het geweld: 'The straw dogs'. David, de zachtmoedige held, de intellectueel, verdraagt wat hem wordt aangedaan met een einde loos geduld zozeer dat zijn vrouw hem lafheid verwijt. Maar er komt een punt waarop hij naar het geweld grijpt en dan doet hij het genadeloos en verschrikke lijk. Het is niet moeilijk om hier allerlei extreme politiek-ideologi- sche redeneringen van onze tijd lo te ontdekken. In beide films wordt bewust naar een punt toegewerkt, waarop het geweid opeens legitiem lijkt te zijn geworden. Het is gevaarlijk en ver warrend. In Peckinpah's film zegt David aan het slot dan ook, als hij in zijn auto door de mist rijdt, dat hij 'de weg niet meer weet'. In 'Valdez is coming' hinkt het scena rio op twee gedachten, door ener zijds te laten sterven zoals stervers in 'westerns' dat nu eenmaal doen: spectaculair maar op grote afstand en anderzijds door Valdez in de directe confrontatie met zijn tegen standers in de eerste plaats te laten winnen door zijn innerlijke kracht. Peckinpah is eerlijker, dat is wel duidelijk. Het is al gezegd: Sherin is een beginnend regisseur; hij weet zijn sterk en bloeiend aanvangende film niet tot het einde op hetzelf de peil te houden. Maar wel wist hij van Lancaster een merkwaardi ge en fascinerende zachtmoedige held te maken. En dat is dan weer eens heel wat anders dan de wreedaardige Italiaanse 'dollarban dieten' van de spaghetti-westerns.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 19