irieduizend vierkante
leter kunst in Epe
Boekenetalage
/KWARTET ZATERDAG 13 MEI 1972
Kunst T15/K1S
G. Kruis
:ht
laatste jaren nogal stil ge-
om kunsthandelaar-kunst-
tor Roelof Lenten. Al in
tijd hoorde je niet meer van
nstellingen in zijn Nijmeeg-
rij en ook veel kunstenaars,
geregeld over de vloer
t, zullen node zijn bezoeken
vaak resulteerden in een
ankopen gemist hebben.
Lenten had heel andere
aan zijn typisch Drent-
tioofd. Zaken waar'ie het al
het prille begin van zijn
landelaarschap steeds weer
ad.
hij enthousiast aan het werk
jn galerij, (die hij had geves
een met geleend geld gekochte
nakerij, annex winkel) uit-
met een grote overdekte tuin-
tentoonstellingen hield, kun-
s en veilingen bezocht en ook
sten maakte, broedde hij intus-
zijn grote idee: een soort
intrum met velerlei mogelijk-
ergens midden in Nederland,
het kon, niet te ver van Duits-
erover begon liet je hem
't klonk allemaal nogal her-
mmerig en onbereikbaar. En
hij had toch een uitstekende
laar als je hem na verloop van
er eens ontmoette, brandde hij
ch gegeven moment toch weer
\er zijn kunstcentrum, dat ach-
helemaal geen hersenschim
maar dat vanmiddag feestelijk
i wordt aan de Weerdsweg 9-11
bij Deventer,
aan de voet van het talud van
|iwe E 8 IJsselbrug als die
imber klaar is, ben je in een
Amsterdam, of Rotterdam
a gebouwencomplex van zo'n
leafarieduizend vierkante meter
djn door een evengrote tuin, die
gd werd door de (nu pas)
de ecoloog Louis le Roy uit
.veen. 't Wós een oude boerde-
>etïo ziet het er (van buiten) nog
m beetje uit. Binnen vooral
Itte architect B. van Aalderen
Adfoden wonderen. Er werd niets
p beloop gelaten, niets half of
artistiek gedaan. Liever dan
uwvallig gedeelte zo goed mo-
te restaureren, werd de hele
eergehaald en opnieuw opge-
■gi. Dat is de grote zaal gewor-
ör de toekomstige specia-
ponstellingen. En voor concer-
jtoneel. Want een paar honderd
l gaan er wel in, zeker als je
t hebt, waarvan een deel ook
Vreden is met een plaatsje op
nd. Overigens ligt het helemaal
p Lenten's bedoeling er een
k of super-modieuze toestand
maken.
Dat is nu al te zien, er is smaakvol,
practisch en degelijk verbouwd en
alles, ook de inrichting, was een rui
me week voor de opening, al helemaal
klaar. Tot en met de prijskaartjes.
Bij het binnenkomen sta je in een
grote zaal met werk uit de Romanti
sche en Haagse School. Er vlakbij zijn
drie prentenkabinetjes, waar eigen
tijdse grafiek, maar ook, om een voor
beeld te noemen, oude Engelse koper
gravures hangen. Dan is er nog een
iets kleinere zaal met vooral buiten
landse im- en (ook een paar vroege)
expressionisten, een brede corridor
met veel grafiek en aquarellen en dan
tenslotte die grote zaal, waar nu
hoofdzakelijk eigentijdse kunst geëx
poseerd wordt.
'Iedereen', zegt Roelof Lenten, 'die
geïnteresseerd is in de kunst van 1800
tot heden, kan hier in principe te
recht. Kijk, ik dacht dat er gewoon
behoefte was aan een dergelijk cen
trum, dat nu eens niet gespecialiseerd
is in een bepaalde tijd of stijl. Een
plaats waar mensen van alles kunnen
zien, nèt als in een museum, en het
dan nog kunnen kopen óók. Want
daar is dit idee toch eigenlijk vooral
uit gegroeid: als je een museum be
zoekt, moet je eens kijken hoeveel
reprodukties daar verkocht worden.
Je ziet bij Kröller-Mliller of het Rijks
museum in Amsterdam bijvoorbeeld,
de mensen met stapels tegelijk de
deur uitgaan. Dat prikkelt je. die
mensen zijn immers allemaal poten
tiële kopers.
En nu kan je natuurlijk wel een
heleboel argumenten aanvoeren tegen
de kunsthandel, op de idealistische
toer gaan, maar zo lang er nog geen
redelijk alternatief is, zal kunst ver
handeld moeten worden. Op een eer
lijke manier'. Lenten doet dat alle
maal zonder inmenging van buitenaf.
Hij wilde, en wil niet gesubsidieerd
worden, heeft zelfs nooit de befaamde
25 pet rijksaankoopsubsidie aange
vraagd. Als kunsthandelaar zit ook de
contraprestatieregeling hem nogal
hoog. Niet omdat hij kunstenaars een
minimum inkomen zou misgunnen,
maar heel gewoon om het te controle
ren feit, dat hij al sinds jaren al geen
kunstenaar in zijn zaak kreeg, die
werk kwam aanbieden.
'Vroeger gebeurde dat nogal eens.
Dan kwamen ze met iets voor laat ik
maar zeggen, vier, vijfhonderd gul
den. Later kwamen ze dan in de
Lenten in zijn kunstcentrum
regeling en dan zochten de mensen
van de contraprestatie bijvoorbeeld
drie schilderijen uit voor duizend gul
den per stuk. Daar is niet tegen op te
boksen. Op die manier krijg je ook
een soort prijsbepaling van het rijk
en dat werkt dan weer door op de
aankoopsubsidie. Als je 't gewoon op
een goede zakelijke manier doet, is
iedereen beter uit en kun je dezelfde
of zelfs nog lagere prijzen vragen als
met die rijkskorting.'
En daarbij krijgen de mensen, die in
Een deel van het kunstcentrum.
Epse een kunstwerk kopen, ook nog'-
es een soort garantie: niet helemaal
tevreden met de aankoop, dan iets
anders voor hetzelfde geld. Keus is er
genoeg, tussen erg veel moois. En als
je er namen vindt, die niet zo bekend
in de oren klinken, heeft dat niets
met 'twèède keus' te maken. Wat de
'oudere' kunst betreft: Lenten had ze
altijd 'in huis', die namen, Breitner,
de Marissen, Mauve, Roelofs, Weissen
bach of noem maar op. Maar hij
heeft nooit schilderijen ge- of ver
kocht alleen, zoals'ie dat plastisch uit
druk 'om die verrekte namen'. Hij
koopt, wat hij mooi vindt, grote naam
of kleine naam, populair (nu) of niet.
Daarom hangen er nu, naast Tholen,
Mesdag of Neuhuys, ook werken van
kunstenaars als A. S. van Praag, J. G.
van Jole, Peter Job of W. G. F.
Jansen; namen, die je op moet zoeken
in 'Scheen', maar schilderijtjes, die er
kwalitatief niet om liegen, die punt
gaaf blijken.
Zo is het ook met de eigentijdse
kunst, gevariëerd en zeer uiteenlo
pend, van zeer bekende, bekroonde, 'n
beetje bekende en nog volledig
onbekende kunstenaars. Oude en jon
ge. Gekocht omdat ze hem 'wat de
den'. Omdat'ie ze mooi vond. Of inte
ressant. Of om een andere reden op
vallend. Als het maar kwaliteit heeft.
En menig kunstenaar heeft dezelf
de verzuchting geslaakt als Lenten
op bezoek geweest was: Die pikt altijd
het beste eruit.
Dat is zijn talent een goeie neus
voor kunst waar hij nu meer dan
ooit zal moeten gaan woekeren. Want
er zal daar aan de Weerdsweg, onder
de rook van Deventer en een paar
meter beneden het straks langssuizen-
de verkeer, heel wat moeten omgaan
om die kunstboerderij draaiende te
houden. Maar ik heb niet het idee,
dat Roelof Lenten daarover loopt te
tobben. Wèl een beetje over het ge
brek aan belangstelling van bijvoor
beeld de 'officiële' mensen: museum-
functionarissen en andere culturele
ambtenaren. 'Want' zegt hij, 'er zou
toch over gepaat moeten kunnen wor
den hier ook schilderijen of wat dan
ook uit museumcollecties te expose
ren. En ik zou ook wel eens willen
neuzen in wat er allemaal van de
regeling staat. Daar zou toch ook van
alles mee te doen zijn? En weet je
waar ik ook steeds over loop te den
ken? Over een museumtocht met een
grote helicopter, misschien nog te
duur. maar dat moet toch te doen
zijn.
En tenslotte, grijnzend: 'Maar 'k zal
nu eerst maar eens proberen me hier
waar te maken.
Adriaan Venema. Homosexualiteit in
de Nederlandse literatuur. Paris-Man-
teau, 1972. Grote Marnix-pocket 65.
Prijs ƒ12,90
Adriaan Venema heeft uit het werk
van meer d>an tachtig (merkwaardiger
wijs vnl. twintigste-eeuwse) schrijvers
fragmenten gekozen, die op de een of
andeie manier een of ander facet van
wat men zou kunnen noemen homo-
erotiek behandelen. Dat ik me zo vaag
uitdruk, is Venema's schuld. Nergens
legt hij uit wat wel en wat geen
homo-sexualiteit moet heten. De
bloemlezing bevat dan ook teksten
van heel verschillende aard, die op
een wilde, ondoordachte manier maar
op de grote hoop zijn gegooid. Het
typeert Venema's werkwijze. De ene
keer zegt hij b.v. naar volledigheid te
streven, bij een andere gelegenheid
lapt hij die volledigheid aan zijn
laars.
De presentatie van de gebloemleesde
teksten moet hoogst verwarrend ge
noemd worden. Venema houdt van 27
januari tot en met 4 juni van een
zeker jaar een dagboek bij. waarin hij
haast elke dag een of meer fragmen
ten opneemt. Hij stoort zich noch ran
chronologie, noch aan inhoudelijk
verband.maar stort in complete wille
keur (hij is nu eenmaal emotioneel,
zegt hij zelf, alsof dat een excuus is
voor zo'n rommelige structuur) zijn
dubieus gekozen teksten uit, gelar
deerd met praatjes voor de vaak. Dat
hij zich met een boek als dit begeeft
op terreinen waarvan hij blijkbaar
niet het minste benul heeft (van
lietaruur, van literatuurhistorie, van
sociale en culturele context van lite
raire teksten, etc.) weerhoudt Venema
niet allerlei klinkklare onzin te ver
kondigen met een wel heel doorzich
tig aplomp. Wie immers de kwatrij
nen van J. I. de Haan terecht
prijst, maar diens proza 'Pijpelijntjes
'verzwijgt, doet maar alsof hij zijn
auteurs kent. Wie niet vermeldt dat
Vestdijks 'Een Alpenroman' een van
de meest omvangrijke Nederlandse ro
mans is over een lesbische liefde,
kent gewoon zijn literatuur niet. Wie
wel ander werk van Marnix Gijsen,
maar uitgerekend niet diens 'De lange
nacht' vernoemt, begin ik, met reden
me dunkt, te wantrouwen. Het is
werkelijk onvoorstelbaar hoe Venema
zo'n dagboek gepubliceerd krijgt, waar
in over de geciteerde teksten nauwe
lijks één eigen, zinnig woord als com
mentaar gezegd wordt. Het meeste
mag men zich ergeren aan de hum
bug. waarmee sommige keuzen bere
deneerd worden; bijvoorbeeld bij een
gedicht van Hans Lodeizen: 'het
mooiste gedicht, dat naar mijn me
ning in de jaren veertig is geschre
ven'.
Dit boek zou 'voor het volk' geschre
ven zijn (lees, samengesteld zijn), en
dan vooral voor het nog grote aantal
mensen dat 'niet wil inzien, dat de
homo-erotische liefde even groots en
intens kan zijn als de heterosexuele'.
Nu, dat zie ik heel goed in maar
ondanks pleitbezorger Venema, die
niet alleen in zijn scheppend proza
(vgl. de slechte roman 'Een sterfgeval
in Duitsland'), maar nu ook al in zijn
bloemlezingen een slordig en niet
overtuigend auteur is.
T.v.D.
3 W
lerechtshof van Massachu-
erklaarde in 'n besluit, vast-
op 7 juli 1966, dat 'The
Lunch' (De naakte lunch)
illiam S. Burroughs niet ob
is. Met het opheffen van de
eleggingen van obsceniteit
:onclusie dat het boek onder
cherming valt ^an het Eer-
nendement van de U.S.A.-
wet, hetzag het Gerechtshof
assachusetts een eerder be
an de rechtbank van Boston
Istad van de staat Massa-
ts) en nam de dreiging van
itenban op het boek weg.
'enstaande valt te lezen in
ndix 2 van bovengenoemd
lat onder de titel 'Naakte
j' thans in Nederland ver
in is.
■Nederland die gewend zijn aan
^ur, waarin opzettelijke obsce-
worden aangewend om de
verbazen, te schokken of te
en tevens om de omzet te
teren (immers: een bepaald
lan publiek is op sensatie uit),
J het misschien vreemd vinden
laakte Lunch!' in een Ameri-
j staat het risico liep van een
fcidingsverbod. Laten we echter
fergeten, dat de Verenigde Sta-
n moralistische bovenlaag heb-
als eerste en voornaamste
de sexuele ontsporing ziet.
Lunch' is geschreven door
S. Burroughs, lid van het
dat de wereld aan zovele
machines geholpen heeft. Vijf-
iar is hij verslaafd geweest aan
•llrugs. Hij heeft er al eerder
pschreven in 'Junkie'.
houdt het midden tussen
jïman en een reportage. Het
f uit ten eerste een introductie
auteur (Verklaring: Getuigenis
fende een ziekte), ten tweede
fote reeks van dromen, herinne-
I en nachtmerries, ten derde
mix I: 'Brief van een meester-
Jfde aan gevaarlijke drugs,' een
Ivan de hand van Burroughs,
leeerd in 'The British Journal
Idiction' (verslaafdheid); ten
Appendix II, dat het verslag
'an de rechtszitting, die besliste
over het lot van het boek en ten
vijfde een nawoord van de vertalers.
Men kan dus in waarheid van een
document spreken.
De vertalers hadden met bijzondere
moeilijkheden te kampen. Zij, Keith
Snell en Erwin Garden, wijzen er op
dat het oorspronkelijke boek vol
'slang' zit en dat zij grote moeite
hebben gehad met de inhoud. Zij zijn,
meen ik, afgaande op de Nederlandse
vertaling, uitstekend geslaagd. Eén
ding begrijp ik niet; zij zeggen dat zij
tijdens het vertalen bij herhaling on-
der de tafel zijn gerold van het
lachen en dat zij hun buik moesten
vasthouden om ernstigere aandoenin
gen te voorkomen. Ik heb nergens om
gelachen, alhoewel ik toch een red-
lijk vermogen heb tot het onderken
nen van humoristische aspecten van
de werkelijkheid.
Het toegepaste procédé van het eigen
lijke boek is ingewikkeld en zal de
doorsnee-lezer, meen ik, niet aanspre
ken. De hoofdfiguur is ene William
Lee. Burroughs doet deze Lee verslag
geven van zijn ellenden (een ware
hellegang) op grond van aantekenin
gen die Burroughs gemaakt heeft tij
dens zijn verslaving en ontwennings
kuren. Wie angst heeft voor vieze of
ruwe woorden, wie angst heeft voor
het beschrijven van obsceniteiten,
moet dit (toch al niet boeiende) boek
niet ter hand nemen. Want het geeft
inzicht in een totale desorganisatie en
desintegratie van de mens. Het is of
men een geest in ontbinding ontmoet.
De normale driften zijn los van het
geheel en los van hun zin geraakt en
vervullen de geest met onvoorstelbaar
afstotende voorstellingen en herinne
ringen. Letterlijk niets staat meer op
zijn plaats.
Dat het boek niet boeiend is, komt
mede door dat procédé. Alles is door
elkaar heen gehaald. Bij herhaling
wisselen werkelijkheid en verbeel
ding, wisselen ook de personen. Zij
vloeien in elkaar over. Er is intrige
noch draad, behalve dan het verlan
gen naar de drug, de junk.
Met moeite heb ik het volstrekt onsa
menhangend (bewust onsamenhan
gend besohreven) middendeel gelezen.
Een stroom van heterofiele en homo
fiele verworden dromen, gemengd
met paranoïde waanvoorstellingen en
voorstellingen waarin faecaliën een
rol spelen is nu juist niet geschikt
om een lezer te boeien. Er is in dit
deel geen schoonheid, geen goedheid.
geen hoop. Slechts ellende.
Ik geloof, dat het boek van grote
waarde is voor medici in het alge
meen en voor psychologen in het
bijzonder.
Het is niet zo, dat het boek alle
aspecten van de drugverslaving behan
delt.
Dat geldt alleen als ik de diepere
oorzaak van de verslaving tot een
aspect rekenen mag. Burroughs houdt
zich in zijn boek niet bezig met de
psychologische oorzaken, die tot ge
volg kunnen hebben dat iemand naar
de drug grijpt.
Nu noemt de auteur verslaving zuiver
lichamelijke afhankelijkheid. Hij
heeft liet uitsluitend over junk, de
algemene term voor opium en/of zijn
derivaten. De auteur heeft het in vele
vormen gebruikt, van morfine, heroï
ne, opium tot palfium toe. Al wat hij
zegt, geldt niet voor marihuana, LSD
of enig andere drug van de halluci
nogeen groep. Hij heeft het ook niet
over drugs als alcohol, koffie of ta
bak. Hij heeft het uitsluitend over de
junk, die lichamelijke afhankelijkheid
veroorzaakt. Het is niet zo, dat hij
andere drugs niet gevaarlijk vindt, ze
spelen echter niet mee bij het bezien
van zijn verslaving aan opium en de
derivaten (afleidingen).
De verslaving is absoluut. Erger dan
honger en dorst. Dat weten de hande
laren. Een verslaafde is tot alles in
staat, als hij maar aan zijn junk kan
komen. Op pagina 8 van zijn voor
woord zegt de auteur, dat junk het
schuim is van monopolie en bezit. Op
pagina 9 kan men dit vinden: 'Junk is
het ideale product.de volmaakte
handelswaar. Je hoeft niet te praten
om het aan de man te brengen. De
klant zal door een riool kruipen en
smeken om te kopen.De junkhan
delaar verkoopt zijn product niet aan
de gebruiker, hij verkoopt de gebrui
ker aan zijn product. Hij verbetert en
vereenvoudigt zijn handelswaar niet.
Hij verlaagt en vereenvoudigt zijn
klant. .Hij betaalt zijn personeel met
junk.'
Het is duidelijk, dat de auteur vóór
alles waarschuwt tegen het gebruik
van de zogenaamde hard drugs. Hij
ziet het als een ziekte, die bestreden
moet en kan worden. Het ethisch
aspect verwaarloost hij. Dat iemand
zich niet aan de verslaving mag over
geven, is niet iets dat hem gedreven
heeft tot het schrijven van dit boek.
Ik acht dit een verdienste. Hij heeft
zich aan zijn onderwerp gehouden:
het beschrijven van de ellende van de
ziekte. Wel raakt hij zijdelings het
sociaal probleem aan, door te wijzen
op de perfide rol van de handelaar.
Handelen in junk is voor Burruoghs
het handelen in gevaarlijke bacillen
of viri.
Hij geeft geen ethisch, laat staan
juridische gevolgtrekkingen. Die moe
ten de lezers maar maken. Duidelijk
onderscheidt hij de gevolgen van het
gebruik van de zogeheten hallucino
geen groep, die hallucinaties ten gevol
ge heeft, dus bewustzijnsverruimende
middelen zijn. wellicht slécht voor
het lichaam en de geest, doch niet
verslavend. Men kan ermee ophouden
zonder schadelijke gevolgen. De hard
drugs echter verruimen het bewust
zijn niet, doch vernietigen het. De
daaraan verslaafde wil niets meer,
zelfs niet eten of zijn afscheiding
verzorgen. Hij wil echt niets meer.
Hij bestaat, meer niet. Als dan zijn
lichaam honger krijgt naar de junk,
zal hij alles doen om die honger te
stillen: moorden, verraden, zichzelf
vernederen, faecaliën eten, als hij
naar junk krijgt. Hij is geen mens
meer, erger, hij is een volstrekt gede
natureerd dier.
Dc grote verdienste van dit boek is,
dat het dót de lezer duidelijk maakt.
Niet het verlangen naar genot, naar
een vermeend of zelden gevonden ge
not, drijft hem. Dus niet het verlan
gen naar geluk. Wat een verlangen
van het gemoed is. Dat drijft, ten
onrechte misschien, de gebruiker van
de hallucinogeen groep. Nee, het is
het stillen van een aan de pijn ver
wante gewaarwording, die de verslaaf
de aan hard drugs drijft tot het ten
koste van alles verwerven van de
begeerde junk. Hij is hopeloos ziek.
Het gebruiken van hard drugs is voor
de verslaafde wat voor een zieke het
niet-beleven van pijn is. Het is een
negatief geluk.
Heeft het boek wetenschappelijke
waarde? Ik denk van wel, om dat het
omstandig beschrijft, wat de verslaaf
de voelt bij het verlangen naar junk
en wat hij beleeft tijdens de ontwen
ning. Burroughs ziet weinig heil in
quarantaine, wat dan betekent, dat de
verslaafde op rantsoen wordt gesteld,
een rantsoen dat steeds verminderd
wordt. Plotselinge onthouding zou
dood of krankzinnigheid betekenen.
Zelf heeft hij baat gevonden bij een
kuur, waarbij apomorfine wordt toe-
William S. Burroughs
gediend. Volgens Burroughs is dat
een volstrekt goed middel. Apomorfi
ne is een braakmiddel, een derivaat
van morfine, dat ontstaat bij het
koken van zoutzuur met morfine. Het
heeft geen bedwelmende of pijnstil
lende werking, maar het werkt in op
de kleine hersenen om de stofwisse
ling te regelen en de bloedsomloop te
normaliseren op dusdanige manier dat
het enzymensysteem van verslaving
(de uitwisseling van intercellulaire
gegevens) wordt verwoest. Er kunnen
dus geen foute gegevens worden door
gegeven. Na enkele dagen zou, aldus
Burroughs, het enzymensysteem voor
normaal functioneren. Ik kan dat al
les niet beoordelen. Medici, met name
biologen, kunnen hier gezaghebbend
spreken. Ik geef slechts door wat deze
roman wil mededelen.
Zonder twijfel is, dat het boek van
waarde is inzoverre het het ziektever
schijnsel beschrijft. Dit alles lijkt niet
al te zeer op een literaire bespreking.
Maar laten we niet vergeten, dat in
de literatuur zich het ganse leven
openbaart. Literatuur is allang geen
verheven vermaak meer. Geen taal
kundig vermaak. Zij is de stem van
de mensheid, die hoe langer hoe meer
slachtoffer wordt van krachten, die
zijzelf niet vermoed heeft. Het avon
tuur van de mensheid is een hache
lijk avontuur.
Dat het verschijnsel van de verslaafd
heid een levensgroot, wereldwijd ge
vaar is, zal bij het lezen van dit boek
duidelijk zijn. Handelaars in junk zijn
groter misdadigers dan dieven en
moordenaars. Wat is nu de literaire
waarde van het boek? Dat weet ik
niet. Ik weet namelijk niet meer wat
literaire waarde is. liet begrip litera
tuur is niet of nauwelijks te omschrij
ven. Het boek fungeert literair als het
uitproberen van een procédé: het
doorelkaar heengooien van personen,
indrukken en herinneringen. Een vol
gens mij ondeugdelijk procédé, want
het vermindert het mededelen. Als
iemand gaat stamelen, weet ik mees
tal niet meer wat hij tegen me zeggen
wil. In dit boek wordt bewust gesta
meld. Dat maakt hel boek voor mij
als roman van weinig waarde, om dat
het stamelen bewust gebeurt. Er is
gebrek aan helderheid. Wie schrijft,
schildert niet en beeldhoudt niet. Hij
neemt geen moment, maar een tijds
duur. En die moet hij ordenen. Men
kan zeggen dat die tijdsduur zich
kenmerkt door wanorde. Wel, Bur
roughs is geslaagd in zijn opzet, dit
de lezer kenbaar te maken. Maar hij
is er niet in geslaagd, de lezer te
boeien, omdat de lezer in deze chaoti
sche beeldenreeks geen mogelijkheid
krijgt tot identificatie. Literatuur
mag niet verworden tot een crypto
gram. Het gaat immers niet om het
verstand van de lezer te oefenen,
maar om zijn hart te treffen.
Daarom vind ik het boek slechts be
langrijk vanwege het voorwoord en de
toevoegingen. Enkele zinnen in het
voorwoord hebben mij meer ontroerd
dan het gehele boek. Ik kan maar
niet van de nare gedachte af, dat de
roman-sec mede geschreven is terwille
van de commercie en terwille van de
modieuze literaire stromingen die ie
mand tot aanzien kunnen brengen zo
hij maar schokkend schrijft.
De titel vereist enige uitleg. Naakte
lunch wil zeggen: lunch, waarvan de
samenstelling bij de eter bekend is.
Een eter moet weten wót hij eet. Een
hard drugs-gebruiker moet weten
waar hij aan toe is.
William S. Burroughs: 'Naakte
Lunch'. Oorspronkelijke titel: The na
ked Lunch'. BIJ Mculenhoff te Am
sterdam. Vertaling: Joyce en Co
(Keith Snell en Erwin Garden). Pa
perback. Aantal pagina's 286. Prijs
17.50.